Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik denk niet dat iemand in deze zaal zich kan indenken dat we vandaag niet tot de eurozone zouden behoren. Nochtans beschikken we nog maar vijf jaar over de euro. Ik hoop dat hier over vijf jaar iemand de volgende retorische vraag komt stellen: kan iemand het zich voorstellen dat we niet tot de meest competitieve, tot de meest kennisgebaseerde economie van de wereld zouden behoren?
Dit gaat om hoop, en hoop doet leven, maar volstaat natuurlijk niet op zich. Net zoals we voor de euro eerst de Maastrichtnorm moesten halen en daartoe een hele hoop inspanningen moesten leveren, zo werd om de doelstelling te halen om tegen 2010 met Europa tot de meest competitieve en kennisgebaseerde economie op wereldvlak te behoren, de Lissabonnorm uitgewerkt. De Lissabonnorm bepaalt onder meer dat 3 percent van het bbp aan onderzoek en ontwikkeling moet worden besteed. Ook werd vastgelegd dat de overheid 1 percent dient te behalen.
Vlaanderen heeft de afgelopen jaren zijn verantwoordelijkheid opgenomen via het Innovatiepact. In dit pact onderschreven de overheden, het bedrijfsleven, de universiteiten en de onderzoeksinstellingen het formele engagement om gezamenlijke en complementaire inspanningen te leveren om de 3 percent te halen. Er werd een groeipad uitgezet om de norm tegen 2010 te halen.
Mijn hoop sloeg een beetje om in vrees toen ik op vrijdag 11 mei de Speurgids van het departement Economie, Wetenschapsbeleid en Innovatie, of EWI, onder ogen kreeg. De auteurs maakten zich zorgen over en plaatsten heel grote vraagtekens bij het halen van de norm. Een structurele verhoging van 60 miljoen euro in 2007 voor zowel de begrotingsprogramma's als voor de indexering van de kredieten, zou niet voldoende zijn om een reële stijging ten opzichte van vorig jaar te realiseren.
Integendeel, er lijkt zich zelfs een negatieve trend af te tekenen: een daling met 1,3 percent van 966 miljoen euro tot 953 miljoen euro qua rechtstreekse investering, wat staat voor 0,54 percent, en die daalt tot 0,51 percent. Als we het volledige Vlaamse aandeel bekijken, landen we op 0,69 percent, een daling met 0,04 percent. Veel belangrijker is dat dit ons terugwerpt op het niveau van 2002.
Het EWI wijt dit onder meer aan het wegvallen van een eenmalige investering van 150 miljoen euro en stelt in zijn rapport ook dat een stijging met 5,3 percent nodig is om een status-quo te bereiken. Uiteraard kunnen hier een aantal kanttekeningen bij worden geplaatst: er is de grote economische groei die het moeilijker maakt om bepaalde normen op percentsvlak te halen, er zijn de lastenverlagingen die we niet kunnen meetellen, er is het voorbeeld van Ierland dat heel weinig investeert vanuit de publieke sector, maar waar het bedrijfsleven veel investeert - en dat is niet het geval in Vlaanderen -, en er is het gegeven dat we geen onderzoek voor defensie subsidiëren - ik vraag me trouwens af of daar in Vlaanderen, met zijn lange pacifistische traditie, een draagvlak voor zou zijn.
In elk geval besluiten we uit het rapport dat het heel moeilijk zal zijn en dat er bijkomende structurele inspanningen nodig zullen zijn om de 3 percentnorm en vooral de 1 percent vanuit de overheid te halen.
Mevrouw de minister, bevestigt u de cijfers die in de EWI-Speurgids werden gepubliceerd? Hoe verklaart u die? Kunt u die duiden? Denkt u de Lissabonnorm te halen tegen 2010, en hoe denkt u die te realiseren? Waar denkt u het verschil te kunnen maken, gegeven de negatieve trendbreuk van dit jaar? Onderkent u een gelijkaardige evolutie in het bedrijfsleven? Hoe verhouden de inspanningen van het bedrijfsleven zich ten opzichte van die van de overheid? Overweegt u een heronderhandeling van het Innovatiepact, en welke zouden daarbij uw doelstellingen zijn?
Minister Moerman heeft het woord.
Ik wil beginnen met een kleine rechtzetting, mijnheer Van Malderen. U spreekt over de Lissabonnorm. Er is een Lissabonstrategie, die de Europese Raad heeft vastgesteld in 2000, en er is een Barcelonanorm die de Europese Raad heeft vastgesteld in 2001. Die Barcelonanorm houdt de kwantificatie in en bepaalt dat we in Europa streven naar 3 percent bbp, voor uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling tegen 2010.
Het Innovatiepact van 2003 is en blijft de budgettaire leidraad voor de verdere uitstippeling van het wetenschaps- en innovatiebeleid in deze legislatuur. Het Innovatiepact spreekt over nominale bedragen. Dat is iets anders dan procentuele aandelen. Als we mikken op een bepaald percentage van het bruto binnenlands regionaal product in het geval van Vlaanderen, dan schieten we op een bewegend doel, want als de economie aantrekt, wordt het bedrag dat tegenover een bepaald percentage staat, hoger.
In 2005 steeg de begroting Wetenschapsbeleid structureel met 55 miljoen euro, in 2006 was dat 50 miljoen euro, in 2007 was dat 59,45 miljoen euro en in 2008 zal dat 75 miljoen euro zijn. Daarnaast zijn er eenmalige injecties van tweemaal 75 miljoen euro voor het Vinnof, in 2005 en 2006. De Vlaamse overheid doet wel degelijk volgehouden inspanningen voor het O&O-beleid.
In de externe communicatie van het departement EWI naar aanleiding van de publicatie van de Speurgids werd er geen onderscheid gemaakt tussen de structurele evolutie van de uitgaven en de eenmalige uitgaven. Er wordt op een weinig genuanceerde manier gesproken over de daling van de inspanningen. In de tabellen 2 en 3 van de Speurgids wordt dat onderscheid wel gemaakt. Dat is trouwens ook gebeurd in de beleidsbrief 2007.
De wetenschappelijke analyse die het Steunpunt Onderzoek en Ontwikkeling Statistieken heeft gemaakt, de zogenaamde 3 percentnota, toont duidelijk aan dat de aangehouden inspanningen van de overheid wel degelijk hun vruchten afwerpen. Meer nog, in de categorie overheden in ons land is de Vlaamse overheid de enige die over de periode 2001-2005 groeit, zowel in relatief aandeel naar de 1 percent bbp, van 0,24 percent naar 0,28 percent, als aandeel, van 40,8 naar 48 percent.
Waar de andere overheden status-quo blijven in het beste geval of er relatief op achteruitgaan, zijn wij in aandeel gegroeid. Uitgedrukt in percentage van het BBRP, is voor 2007 een beperkte daling zichtbaar in O&O-uitgaven, wat te verklaren is door wat u zelf hebt aangehaald in uw vraag, namelijk dat u schiet op een moving target.
De hele Vlaamse Regering onderschrijft de Lissabondoelstelling en de Barcelonanorm van 3 percent. Het is evenwel duidelijk dat zowel de overheden als het bedrijfsleven hun uitgaven verder zullen moeten opvoeren, willen we die norm halen tegen 2010. Dat geldt trouwens voor de meeste Europese landen.
Ik wil erop wijzen dat geld bijstoppen een goede zaak is. Dat is een noodzakelijke voorwaarde, maar geen voldoende voorwaarde. Het is ook belangrijk dat de middelen die je erin stopt, op een zo efficiënt en doelmatig mogelijke manier aangewend worden, én dat er voldoende absorptiecapaciteit is. Om ervoor te zorgen dat we dit objectiveren, heb ik de opdracht gegeven om het hele Vlaamse innovatie-instrumentarium grondig door te lichten.
Mevrouw de minister, ik maak uit uw repliek op dat er toch enige ruis zit op de communicatie rond dit dossier. Het is een vaststelling dat ook in absolute cijfers de investering vanuit Vlaanderen daalt. Dat is uiteraard de facto te wijten aan het niet herhalen van een eenmalige uitgave, maar het is ook zo dat het aandeel in absolute cijfers daalt. Dat is een correctie op de economische groei en het probleem met de percentnorm dat daarrond bestaat.
De Barcelonanorm hoeft op zich geen fetisj te zijn. Ook in de Maastrichtnorm hebben we nog altijd niet alle criteria gehaald, maar we hebben wel toegang gekregen tot de eurozone. En dat is de essentie: we moeten als regio mee opschuiven in de richting van de kenniseconomie, de meest innovatieve en competitieve economie in de wereld.
Wij staan immers voor grote uitdagingen. Wij hebben het een aantal weken geleden gehad over 'werkbaar werk': de voorwaarde creëren die mensen toelaat om langer te werken om op die manier de kostprijs van de vergrijzing te betalen. Dossiers als Opel en Volkswagen hebben duidelijk aangetoond dat het niet langer volstaat om de hardst werkende werknemers van de wereld te zijn. Rapporten als dat over 'werkbaar werk' duiden aan dat qua flexibiliteit en prestatiedruk de limieten bereikt worden. We hebben dus nood aan een ander soort economie, een economie van de toekomst, een innovatieve economie die concurreert met zijn kennis en veel minder enkel en alleen op kostenconcurrentie speelt. Dat betekent dat we het wellicht over een andere boeg moeten gooien.
Mevrouw de minister, het verheugt mij dat u in uw antwoord zegt dat men de inspanningen inzake O&O zal doorlichten en evalueren. Ik denk dat daar nog een aantal zaken voor verbetering vatbaar zijn. We stellen vandaag vast dat een kmo ongeveer 40 mandagen nodig heeft om een dossier in te dienen bij de Europese Commissie. Dan kun je je afvragen of het als kwaliteitslabel niet volstaat om toegang te krijgen tot een Vlaamse subsidie. We mogen ook niet te veel in structuren denken. Wanneer we een initiatief nemen, mogen we niet denken dat dat automatisch in een hokje gestopt moet worden, en dat dat hokje dan automatisch een nieuwe instelling moet worden. We moeten wat meer horizontaal denken, denken in functie van synergieën.
U hebt allusie gemaakt op het feit dat de input vaak sneller stijgt dan de output. Laten we het voorbeeld van Ierland nemen, dat ook in de andere richting gebruikt kan worden. Je ziet daar dat lage overheidsinspanningen leiden tot hoge inspanningen van het bedrijfsleven. Het is een vraag naar efficiëntie van subsidies of - anders gezegd - naar het 'marginaal effect'.
Aangezien ook mevrouw Merckx het woord gevraagd heeft, vermoed ik dat we het daar in de commissie voor Economie nog uitgebreider over zullen kunnen hebben.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw de minister, toen ik de persmededeling van het EWI las, had ik een ambigu gevoel. Enerzijds vond ik het terecht dat zij waarschuwen dat we niet te zelfgenoegzaam moeten worden over onze inspanningen voor innovatie. Anderzijds ben ik blij met uw antwoord. U hebt de puntjes op de i gezet. Met cijfers kun je natuurlijk alles bewijzen, en ik vond het jammer dat het EWI de cijfers interpreteerde alsof er de laatste jaren geen enkele inspanning gedaan werd. U hebt daar goed op geantwoord.
Cijfers en kwantiteit zijn één zaak, maar de kwaliteit van het onderzoek is nog belangrijker.
We worden regelmatig geconfronteerd met het knelpunt dat Vlaanderen te weinig afgestudeerden heeft in wetenschappelijke richtingen. Daar moet absoluut aan gewerkt worden. Dat is de grondstof waarmee O&O kan gebeuren. We moeten ons daar meer dan ooit op toespitsen.
Met het oog op het percentage van amper 1,5 percent bij de particuliere bedrijven heeft ook Agoria een oproep gedaan om ons niet enkel toe te spitsen op de grote bedrijven maar ook op de kmo's. Mevrouw de minister, hoe ziet u de kwaliteit van O&O en de verbreding naar de kmo's? Welke mogelijkheden zijn er daartoe?
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw de minister, ik ben blij dat u het Innovatiepact blijft aanhouden. Ook in VIA, Vlaanderen in Actie, een actualisatie van het regeerakkoord, was dat uitdrukkelijk opgenomen. De aangehouden inspanningen zijn nodig.
De extra 60 miljoen euro waarin de begroting 2007 voorziet, is minder dan de VRWB in maart 2005 had berekend. Kunnen we, eventueel via een verschuiving binnen de timing, de engagementen van het Innovatiepact niet concreter maken? Kunnen we geen consensus bereiken om eventuele meevallers in de begroting prioritair aan te wenden voor wetenschap en innovatie?
Het evenwicht in de uitgaven is belangrijk. U hebt de VRWB ter zake om advies gevraagd. Weet u intussen al of dat evenwicht bereikt kan worden? Wanneer krijgen we zicht op het kwaliteitsonderzoek dat u hebt gevraagd?
Wat het geld voor wetenschap en innovatie betreft, weet u, mevrouw Merckx, dat er bepaalde afspraken zijn gemaakt over de beleidsruimte binnen de verschillende bevoegdheidsdomeinen. Helaas bevond ik me toen in een andere hoedanigheid. Ik heb aan die besprekingen niet deelgenomen. De bedragen die waren uitgetrokken, waren niet voldoende om te voldoen aan de jaarlijkse stijging van 60 miljoen euro, zoals bepaald door het Innovatiepact. Doordat we met z'n allen een tandje bij hebben gestoken, is dat wel gelukt.
In de tweemaal 75 miljoen euro voor het Vlaams Innovatiefonds was niet voorzien. Verder was ook niet voorzien in de 55 miljoen euro in 2005, noch in de 50 miljoen euro in 2006. Intussen heeft de Vlaamse Regering haar schouders gezet onder het onderzoeks- en ontwikkelingsbeleid. In het advies van de VRWB was berekend wat er bij een bepaalde economische groei procentueel nodig was. Dat blijkt echter meer te zijn dan in het Innovatiepact en bij de regeringsvorming was voorzien.
Ik heb een advies gevraagd over het evenwicht in de uitgaven, precies om die discussie te objectiveren. Binnen de stijging van de middelen zorgen we ervoor dat er een dubbel evenwicht wordt gehanteerd tussen de actoren. De middelen mogen niet uitsluitend naar de privésector gaan, maar ook niet uitsluitend naar de universiteiten en onderzoeksinstellingen uit de publieke sector.
En ten tweede moet er een evenwicht zijn in het type van onderzoek. Er moet niet uitsluitend op grensverleggend en fundamenteel onderzoek worden gefocust maar evenmin exclusief op toegepast onderzoek. Zowel de universiteiten als de privébedrijven stellen dat het onvoldoende is. We willen dit wat objectiveren, en daarom heb ik een advies aangevraagd betreffende de discussie over de evenwichten.
Wat de doorlichting van het instrumentarium betreft, herhaal ik wat ik daarnet aan de heer Van Malderen heb gezegd. We moeten niet alleen geld geven, het geld moet ook efficiënt worden besteed. We beschikken over een instrumentarium waarvan sommige onderdelen al decennialang meegaan. Ik denk aan het IWT, dat al bijna twintig jaar meedraait. Andere instellingen zijn jonger, sommige instrumenten zijn van een recentere datum. De overheid is verplicht om dat instrumentarium te laten doorlichten en na te gaan of het niet nog beter kan. Dat is de bedoeling van de doorlichting van het innovatie-instrumentarium, waarbij zowel mensen uit de publieke sector als mensen uit het bedrijfsleven en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven betrokken zijn. Ook daar moet er een evenwichtige samenstelling zijn.
Wat de beroepskeuze betreft, heeft de heer Van den Heuvel honderd percent gelijk. We proberen jongeren ervan te overtuigen voor wetenschappelijke studierichtingen te kiezen. Ik doe dat in allerbeste verstandhouding met mijn collega voor Onderwijs. Het heeft geen zin om naast elkaar heen te werken. Ik wil er geen technisch debat van maken, maar wens op de collectieve verantwoordelijkheid te wijzen. De keuze die jongeren maken, wordt beïnvloed door de raad die ze krijgen. De grootste invloed gaat van de ouders uit, gevolgd door rolmodellen in het beroep en de leerkrachten waarbij ze les volgen. Het is dus een collectieve verantwoordelijkheid. Daarnaast wordt door de Vlaamse overheid flink wat geld uitgetrokken om jongeren en vooral meisjes aan te zetten om meer exacte wetenschappen te studeren.
Het incident is gesloten.