Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
De heer Martens, verslaggever, verwijst naar het schriftelijke verslag.
De heer Matthijs heeft het woord.
Goedemorgen mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, de richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 "betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's" verplicht de overheden om een milieubeoordeling uit te voeren voor plannen en programma's die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. De richtlijn moest voor 21 juni 2004 zijn omgezet en op 21 juli 2004 in werking treden.
De omzetting van de richtlijn gebeurde ruimschoots op tijd bij decreet van 18 december 2002 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel IV betreffende het milieueffect- en de veiligheidsrapportage, bekend onder de afkorting DABM. Deze decreetswijziging werd door de Europese Commissie als onvoldoende beschouwd. De ingebrekestelling werd formeel op 13 december 2004 en bevestigd door een met redenen omkleed advies van 5 juli 2005. Dit ontwerp zal richtlijn 2001/42/EG correct omzetten.
Het ontwerp van plan-MER-decreet bakent het toepassingsgebied af in overeenstemming met richtlijn 2001/42/EG, waardoor men flexibeler te werk kan gaan dan vandaag het geval is door enkel die plannen en programma's te viseren die daadwerkelijk aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Dat is zeker een pluspunt.
Het tweede voordeel is dat men door niet meer te werken met lijsten, die aan voortdurende verandering onderhevig en vlug achterhaald zijn, beter kan inspelen op de veranderlijkheid van de wetgeving.
Een ander voordeel is dat men het plan-MER zal kunnen integreren in de opmaakprocedures van plannen en programma's in bestaande regelgeving, zolang men de verplichtingen die zijn opgelegd in de richtlijn 2001/42/EG naleeft. Kiest men niet voor het integratiespoor, dan gelden de bepalingen van dit ontwerp van plan-MER-decreet.
Momenteel, zoals het nu is, zijn bijna alle plannen of programma's plan-MER-plichtig en kan achteraf de ontheffing worden gevraagd. Met dit ontwerp is er een a-priori-afbakening van het toepassingsgebied, zodat plannen en programma's niet onnodig eerst een onderzoek tot milieueffectrapportage moeten uitvoeren.
Een belangrijke wijziging ligt eveneens op het niveau van de kennisgeving, dat nu volledig tegemoet komt aan de openbaarheidsvereisten van de richtlijn 2001/42/EG en aan het verdrag van Århus.
Dit ontwerp is dus op alle vlakken een verbetering van het huidige DABM-decreet, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
Wij besluiten samen met de minister dat dit decreet een goede zaak is voor het milieu omdat het bepaalt dat men al in de voorbereiding van plannen en programma's rekening moet houden met mogelijke effecten van uitvoering. Tevens is het een goede zaak voor het bedrijfsleven omdat overbodige procedures wegvallen en er een betere regelgeving zal zijn. Het democratische gehalte wordt met de verruimde openbaarheid gegarandeerd.
Het spreekt vanzelf dat het opstellen van een plan-MER in een zo vroeg mogelijk stadium moet gebeuren, vandaar dat men spreekt van een 'voorgenomen plan' of een 'voorgenomen programma'. Op dat moment kunnen nog alternatieven worden overwogen. De mogelijkheid wordt ook voorzien om, zelfs in gevallen waar het niet nodig is, vrijwillig een plan-MER op te maken om mogelijke effecten beter te kunnen inschatten.
CD&V is tevreden met de verbeterde omzetting van de Europese richtlijn, zonder strenger te zijn dan wat Europa vraagt. De minister is er nu wel in geslaagd om het decreet correct om te zetten, zoals de richtlijn vereist. Wij steunen dit decreet dan ook voluit.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Voorzitter, ik kan mij voorstellen dat de CD&V het eens is met de minister, maar de minister is er niet. Dit is een ontwerp van decreet. Ik stel voor dat wij even informeren waar de minister blijft.
De minister is onderweg. Ik stel voor nu even te schorsen tot de minister in ons midden is.
- De vergadering wordt geschorst om 10.14 uur.
- De vergadering wordt hervat om 10.22 uur.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte ministers, beste collega's. Ik wil een zeer korte tussenkomst houden aangezien we in de commissie al zeer uitgebreid hebben kunnen debatteren. Ik maak een samenvattende analyse.
Voor mij is deze aanpassing van het vervolgdecreet voor het plan-MER-decreet een decreet van de gemiste kansen. Dat heb ik al eerder gezegd. Het is ook voor mij een raadsel, mijnheer de minister, waarom het plan-MER-decreet niet met een grotere flexibiliteit en openheid ten aanzien van de toekomst is geschreven. Het lijkt wel alsof hier een afrekening moest worden gemaakt met de auteurs van het MER-decreet van het verleden. De treffendste illustratie van dit gebrek aan flexibiliteit is het feit dat enkel wordt gekozen voor een ad-hocbenadering en vooral dat niet in een decretale basis wordt voorzien om later, op basis van de opgedane ervaring, met een positieve lijst van plannen en programma's te werken.
Dat zeggen trouwens ook de SERV en de Minaraad in hun zeer omstandige adviezen.
Ik heb in de commissie begrip getoond voor het feit dat een grote lijst op korte termijn niet haalbaar is. We begrijpen dat, maar wat is er tegen het creëren van een decretale basis die dit op termijn mogelijk maakt? Het past zelfs in het ook door u zeer geëerde principe van vereenvoudiging, mijnheer de minister.
Zal dit ontwerp van decreet als het wordt goedgekeurd, de toets van Europa doorstaan? We vragen ons af of de gehanteerde definitie van het toepassingsgebied niet te beperkend is geformuleerd. Dat zou kunnen betekenen dat we te maken hebben met een omzetting die mogelijk niet volledig conform de Europese richtlijn is. Het ontwerp van decreet stelt dat "ieder plan of programma dat een kader vormt voor toekenning van vergunning voor een project plan-MER-plichtig is". De memorie van toelichting verduidelijkt dat dit niet geldt voor masterplannen of strategische plannen voor havens en evenmin voor een huishoudelijk afvalstoffenplan, structuurplan, mobiliteitsplan en dies meer. De minister stelt via een juridische spitsvondigheid: "Want deze plannen vormen geen kader voor toekenning van vergunning voor een project."
Dit is een zeer defensieve benadering van het instrument plan-MER. Het wordt eerder gezien als een noodzakelijk kwaad of bedreiging in plaats van een opportuniteit. De strategische plannen voor de haven waarop wel een plan-MER is losgelaten, hebben het tegendeel aangetoond in het verleden. We vragen ons af of de redenering van de minister juridisch wel klopt. Vormt het afvalstoffenplan niet mee een kader voor het afleveren van een vergunning voor een stortplaats? We zullen alvast via onze kanalen de Europese Commissie om verdere uitleg vragen.
Opmerkelijk was ook dat mijn gewaardeerde collega de heer Martens namens sp.a-spirit eigenlijk grotendeels dezelfde analyse maakte op enkele cruciale punten, maar zich jammer genoeg tijdens de stemming netjes aansloot bij de meerderheid en de drie amendementen van Groen! verwierp. (Applaus bij Groen!)
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, dames en heren, ik wil alle leden van de commissie danken voor hun inbreng in de discussie.
Mijnheer Daems, u stelt dat we zouden afrekenen met de auteurs van het MER-decreet. Dat is zeker niet het geval. U mag niet altijd op die manier de zaak benaderen want dat is ongezond, als u het mij vraagt. Op 13 december 2004 is er een formele ingebrekestelling gekomen van de Europese Commissie. Op 7 december 2006 dan was het Europese Hof van Justitie heel duidelijk. Mocht iemand al met de auteurs hebben afgerekend, dan ben ik dat niet maar de Europese Commissie en het Hof van Justitie.
Dat was er het probleem van de lijst. We hebben het daar in de commissie over gehad. Ik wil geen lijst decretaal betonneren, maar wel flexibel tewerk gaan. Op deze wijze kan dit worden gerealiseerd.
U vroeg of de problematiek van de implementatie van de richtlijn volledig is opgelost en of dit de toets van Europa zal doorstaan. U zult uw Europese kanalen aanspreken. Ik vind dat een beetje een eigenaardige redenering, maar ik heb begrepen dat u dit in andere dossiers ook hebt gedaan. Ik kan u daar uiteraard niet van weerhouden. Het is de Vlaamse wetgever die hier straks met kennis van zaken zal stemmen. Ik heb in de commissie ook onderstreept dat het mijn bedoeling is om, gezien de ingebrekestelling en de veroordeling, de richtlijn uit te voeren om er zeker van te zijn dat we met Europa geen problemen krijgen.
Een MER moet worden opgevat als een positieve zaak, en niet als een verplichte hindernis. De heer Martens heeft dat ook benadrukt. We hebben dat goed uitgepraat en de richtlijn zorgvuldig bekeken. Veel elementen zijn gewoon een letterlijke vertaling van wat in de richtlijn staat. U zegt dat er problemen zullen rijzen omdat de richtlijn niet volledig zou worden toegepast. Die bezorgdheid hoeft niet, wat de richtlijn is bijna letterlijk overgeschreven.
Tijdens de bespreking van artikel 36, paragraaf 6, is de discussie over de afvalstoffen gevoerd. Mijn juristen hebben uitgebreid geprobeerd om u ervan te overtuigen dat de verwijzing naar onder meer die paragraaf zorgt voor de juiste oplossing. Ik begrijp dat u bij uw standpunt blijft, maar ik kan u verzekeren dat dit juridisch grondig is onderzocht. Ik ben ervan overtuigd dat we de goede oplossing hebben, en ik hoop dat een meerderheid in dit parlement dat ook vindt.
Op basis van terechtwijzingen van de Europese Commissie en het Hof van Justitie hebben we wijzigingen aangebracht. Vandaag wordt de richtlijn ondubbelzinnig geïntegreerd in de Vlaamse regelgeving. Ik ga er bijgevolg van uit dat de goedkeuring van dit ontwerp van decreet ervoor zorgt dat de discussie met Europa van de baan raakt.
De heer Martens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik wil me eerst verontschuldigen voor het feit dat ik te laat ben aangekomen voor deze discussie: ik had niet verwacht dat het Vlaams Parlement dermate efficiënt zou vergaderen dat reeds om 10.15 uur het vijfde punt op de agenda zou worden besproken.
Ik heb wel nog de laatste opmerkingen van de heer Daems gehoord, en ook de repliek van de minister. Ik wil daaraan toevoegen dat de bedenkingen van Groen! ten dele ook de onze waren. We hebben echter dankzij een amendement daaraan in belangrijke mate kunnen remediëren. In dat amendement stellen we dat het onderzoek over het feit of een programma of een plan plan-MER-plichtig is, moet gebeuren in de fase waarin het ontwerp van het programma of plan wordt uitgewerkt. Dat garandeert dat het MER in een zeer vroeg stadium kan worden opgemaakt. Dit amendement werkt dus in hoge mate de kritiek weg. Het MER mag niet aan het eind van de beslissingsketen komen.
De minister zei in zijn repliek in de commissie nog dat hij een en ander zal verduidelijken in de omzendbrief. Het gaat dan over het tijdstip waarop het plan-MER moet worden opgemaakt en over het toepassingsgebied. Dat stelt ons gerust. Niets sluit uit dat in de omzendbrief al een shortlist wordt opgenomen van programma's en plannen die automatisch plan-MER-plichtig zijn. Een onderzoek geval per geval zal dan enkel nodig zijn voor programma's en plannen waarvoor maatwerk nodig is en waarvoor niet bij voorbaat kan worden vastgesteld of ze aanzienlijke milieu-effecten zullen veroorzaken. Het amendement en de engagementen die de minister aangaat, komen dus in belangrijke mate tegemoet aan onze bekommernissen.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik dank de minister voor de verduidelijking. Ik wil eerst reageren op wat de heer Martens zegt. Het feit dat die ontwerpplannen in een vroeg stadium worden opgemaakt, is goed.
Dat was trouwens ook het tweede amendement dat wij hebben voorgesteld en in die zin is een van mijn drie bezorgdheden opgelost. Maar mijn bezorgdheid over het toepassingsgebied en over de lijst blijft. Misschien zullen we er via een omzendbrief wel een mouw kunnen aan passen, maar wat me vooral stoort is dat u nu niet bereid bent om in een decretale basis te voorzien om een dergelijke lijst in de toekomst te ontwikkelen. Dat is een flexibel mechanisme dat men kan inschrijven in het decreet en dat solider is dan een omzendbrief.
Net als elke fractie hebben we via Europese parlementsleden vraagrecht. We zullen formeel om uitleg vragen aan de Europese Commissie. Dat is het democratische spel.
U bent een grote verdediger van het gold platingprincipe: we zetten Europese richtlijnen om, maar niet meer of niet minder. We verschillen daarover vaak van mening, vooral als de situatie in Vlaanderen ons er toe dwingt om verder te gaan dan Europa ons voorschrijft. Ik denk dat in het plan-MER een beetje meer ambitie aangewezen zou zijn. Vooral als men het plan-MER bekijkt als een positief instrument waarbij men in een heel vroeg stadium van besluitvorming zoveel mogelijk mensen probeert te betrekken en alle scenario's naast elkaar legt.
Ik wil alleen maar benadrukken dat het beter is de richtlijnen tijdig en correct uit te voeren. Dan worden we niet terechtgewezen en krijgen we ook geen veroordeling. Ik denk dat dat een belangrijke en goede aanpak is. In bepaalde omstandigheden kunnen we wel verdergaan, maar hier is het heel belangrijk om correct de richtlijn uit te voeren.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2006-07, nr. 1081/4).
De artikelen 1 tot en met 9 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.