Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Glorieux heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op 1 september 2005 is de veralgemeende regeling van de zone 30 in werking getreden. Recent heeft de Provinciale Hogeschool van Limburg met het steunpunt Verkeersveiligheid nagegaan wat het effect van de zone 30 was op de snelheid van de wagens. Het positieve nieuws is zeker en vast dat er een snelheidsverlagend effect werd vastgesteld, gaande van 0 tot 9 kilometer per uur. Dat toont zeker aan dat de maatregel op zich op zijn minst een effect heeft gehad.
Het minder positieve nieuws was misschien dat, op één uitzondering na, de snelheid nog altijd boven de 30 kilometer per uur lag. Ondanks het feit dat de meeste chauffeurs hun snelheid minderden, bleven ze nog altijd ruim boven die maximumsnelheid van 30 kilometer per uur.
Waarom is die snelheid van 30 kilometer per uur nu zo belangrijk? Hoe hoger de snelheid, hoe langer de remafstand wordt. Statistisch werd aangetoond dat iemand die 70 kilometer per uur rijdt, 45 meter nodig heeft om volledig tot stilstand te komen. Bij een snelheid van 50 kilometer per uur is dat 27 meter en bij 30 kilometer per uur 13 meter. Dat is meer dan twee keer minder lang dan wanneer de snelheid 50 kilometer per uur bedraagt. We weten ook dat de meeste kinderen die in het verkeer omkomen op weg zijn van en naar de school.
Ik kan nog andere cijfers geven. De kans dat voetgangers ten gevolge van een aanrijding overlijden is ongeveer 85 percent als de wagen 70 kilometer per uur rijdt. Als de snelheid 50 kilometer per uur is, dan is de kans 45 percent. Bij 30 kilometer per uur is de kans op overlijden 'slechts' 5 percent. Reden te meer dus om die snelheid van 30 kilometer per uur effectief af te dwingen.
Dat was trouwens ook een van de aanbevelingen van de auteurs van de studie van de Provinciale Hogeschool en het steunpunt. Via concrete, structurele ingrepen zou men automobilisten moeten dwingen om hun snelheid aan te passen en niet meer dan 30 kilometer per uur te rijden.
Gisteren werd in de commissie een goed voorstel gelanceerd door de heer Laurys. Hij dacht aan het invoeren van flexdrempels. Er zijn nog andere mogelijkheden, zoals wegvernauwingen, verschuivingen. Die oplossingen zijn natuurlijk niet overal mogelijk. Daarom wordt er vooral op aangedrongen om de zichtbaarheid van die schoolomgeving duidelijk te maken.
Een tijdje geleden heeft Test Aankoop aangetoond dat slechts 27 percent van de schoolomgevingen goed zichtbaar is. Daarmee wordt bedoeld dat een automobilist die zich in die zone begeeft, aan de omgeving duidelijk merkt dat hij in een zone 30 rijdt. Vaak is het niet voldoende alleen maar een verkeersbord te plaatsen.
Dat toont ook het belang van eye catchers aan. Zo zijn er de borden van de voetgangersbeweging Octopus. Er kunnen ook poorten worden geplaatst bij het binnenrijden van een zone van een schoolomgeving. Visueel moet het voor de automobilist zeer duidelijk zijn dat hij in een zone 30 rijdt, zodat hij achteraf niet met het excuus kan afkomen dat hij het bord niet had gezien.
In elk geval hebben de resultaten aangetoond dat de zone 30 op dit moment niet wordt gerespecteerd. Eigenlijk zijn er meer middelen nodig om die infrastructuuraanpassingen te realiseren. Het stelsel van gewestelijke toelagen via de module 10 van het mobiliteitsconvenant blijkt niet voldoende te zijn.
Mijnheer de minister, welke beleidsconclusies trekt u uit deze studie? Zult u bijkomende middelen vrijmaken voor die noodzakelijke structurele infrastructuuraanpassingen in de zone 30?
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, mijnheer Glorieux, u hebt het terecht over de verkeersveiligheid in de schoolomgeving. U verwijst, en wat mij betreft terecht, naar de problematiek van ongevallen en dergelijke. Hoe sneller men rijdt, hoe groter de remafstand en hoe groter de kans op ongevallen. Ik treed u volledig bij: we moeten er alles aan doen om de veiligheid in de schoolomgeving te maximaliseren. We hebben daartoe de 30 kilometerzone ingevoerd. De studie wijst uit dat handhaving heel belangrijk is en vraagt welke verdere infrastructurele maatregelen mogelijk zijn. De handhaving moet de nodige aandacht krijgen. Je kunt zoveel borden plaatsen als je wilt, als er niet wordt gehandhaafd, blijf je met het probleem zitten.
Wij leveren inspanningen op het gebied van infrastructuur. Wij hebben drie aanpakken. Er zijn de permanente zone 30 en de dynamische zone 30. En in bepaalde omstandigheden, omdat een gewestweg een doorstroming moet realiseren, is de invoering van een 30 kilometerzone niet aangewezen. Dat wil niet zeggen dat er dan geen andere maatregelen moeten worden gerealiseerd om de veiligheid van die schoolomgeving te maximaliseren. Ik treed hier volledig bij dat we maximale inspanningen moeten leveren om die verkeersveiligheid te realiseren, ook vanuit de infrastructurele mogelijkheden die wij hebben.
U verwijst naar de vraag die de heer Laurys gisteren stelde over de flexdrempels. Ik heb gezegd dat we bijkomend zullen onderzoeken of dat een oplossing is. Mijnheer Glorieux, u hebt ook terecht verwezen naar de Module 10, het mobiliteitsconvenant dat de mogelijkheid biedt om samen met de lokale besturen aanpassingen door te voeren. Ik hoop dat we nog meer dan in het verleden die Module 10 zullen kunnen toepassen. We hebben het daarover ook gehad in de commissie voor Openbare Werken, toen we het hadden over de problematiek van de vereenvoudiging, over heel die problematiek van de convenanten en de modules. De onteigeningen zullen wij naar het gewestelijke niveau trekken. Ik hoop dat we daar sneller kunnen overgaan tot de uitvoering van infrastructurele werken.
Die Module 10, waarnaar u terecht verwijst, biedt heel wat mogelijkheden. U vraagt bijkomende informatie, of er wel voldoende middelen zijn. Het gaat hier om het artikel 63 punt 01. In 2006 werd 8,8 miljoen euro uitgegeven in het kader van die Module 10. Mocht het probleem alleen budgettair zijn, kan ik u hier verzekeren dat ik dat oplos. Dat zit vervat in dat artikel 63 punt 01. Ik ga er van uit dat wanneer men maximaal die Module 10 toepast, ik daar ook de nodige budgetten zal voor uittrekken. Dat heb ik al in 2006 voor een bedrag van 8,8 miljoen euro gedaan.
Het is ook belangrijk om mee te geven dat er 645 scholen in kaart werden gebracht door het Agentschap Wegen en Verkeer, en dat er 275 scholen met een dynamische zone 30 zijn. Waar we een permanente zone 30 moeten invoeren, zullen we dat doen. Waar het beter en mogelijk is om een dynamische zone 30 in te voeren, moeten we een dynamische zone 30 invoeren. En waar er bijkomende infrastructurele ingrepen nodig zijn, zullen we dat ook verwezenlijken.
Heel belangrijk is dat de veiligheid primeert, zowel voor u, mijnheer Glorieux, als voor mij en ik denk voor heel het parlement. Wij zullen de nodige initiatieven nemen, samen met de lokale overheden en met de budgetten die we in de toekomst zullen hebben. Dat zal samen met de handhaving gebeuren, maar dat is een dossier dat mijn bevoegdheid overschrijdt. Dat is een federale bevoegdheid en, zoals u weet, zit ik hier, en ik zal er dan ook voor zorgen dat dit wordt uitgevoerd.
Dank u, mijnheer de minister, voor uw antwoord. Ik ben blij dat u de analyse onderschrijft. De erkenning van een probleem is natuurlijk altijd een eerste stap om het op te lossen. Maar ik blijf op mijn honger zitten. U zegt dat het budgettair zeker geen probleem is. Maar wat is dan het probleem? Hoe komt het dan dat een dergelijk onderzoek nog altijd vaststelt dat een overgroot deel van de automobilisten de zone 30 niet respecteert? Als het geen financieel probleem is en er dus niet te weinig middelen zijn om die infrastructurele maatregelen door te voeren, is het dan een probleem van politieke onwil? Ik weet het niet.
Er zijn een heleboel ingrepen die niet zo verschrikkelijk veel hoeven te kosten. De octopuspalen bijvoorbeeld, die flashy palen die duidelijk zichtbaar maken dat je je in een schoolomgeving bevindt, zie ik in Vlaanderen wel staan.
Ik ben dagelijks onderweg en ze staan bij veel meer schoolomgevingen nog niet. Dit zou een initiatief kunnen zijn om er op korte termijn voor te zorgen dat de schoolomgevingen op zijn minst zichtbaar zijn.
Mijnheer de minister, ik ben blij dat u de problemen onderschrijft en zegt naar oplossingen te zullen streven. Als het geen budgettair probleem is, wat is het dan wel en hoe zult u het oplossen?
Mijnheer Glorieux, mijn bevoegdheid betreft de gewestwegen en scholen in de nabijheid van een gewestweg binnen een straal van 150 meter. Er liggen ook heel wat scholen aan gemeentelijke wegen. De lokale overheid heeft ook een verantwoordelijkheid in deze.
Wat betreft de Module 10, als we met de lokale overheid samenwerken, dan doen we een investering van 100 of 50 percent naargelang de nabijheid van de gewestweg of niet. Ik ga ervan uit dat de lokale overheden samen met ons verder de nodige stappen zetten. Ik onderstreep dat de budgetten zeker voldoende moeten zijn. Als er te weinig signalisatie is, dan moeten we de gemeenten stimuleren om dit verder aan te pakken. Ook dat wil ik doen. Module 10 gaat specifiek over scholen op of in de nabijheid van een gewestweg.
Misschien moeten we gemeenten aansturen om effectief meer gebruik te maken van die module.
Dat zou kunnen.
Het incident is gesloten.