Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
De heer Van Nieuwenhuysen, verslaggever, heeft het woord.
Mijnheer de minister, mevrouw de minister, collega's, op dit ogenblik is het enige wettelijke internationale instrument tegen dopinggebruik in de sport, de overeenkomst ter bestrijding van doping van de Raad van Europa, die door dit land op 1 januari 2002 werd geratificeerd en in werking trad. Bij die overeenkomst zijn een veertigtal Europese landen betrokken. Van een mondiaal bereik is echter geen sprake.
De basis voor een mondiale aanpak werd gelegd naar aanleiding van de eerste wereldconferentie over doping in de sport in Lausanne, in 1999. In het verlengde daarvan werd in november 1999 het WADA, het wereldantidopingagentschap, opgericht, dat de promotie, coördinatie en waarneming op internationale basis van de strijd tegen doping in al zijn vormen als missie heeft. De Vlaamse overheid draagt daar jaarlijks overigens toe bij.
De Vlaamse Regering nam in 2003 de Verklaring van Kopenhagen tegen het gebruik van doping in de sport aan, die evenwel geen juridische afdwingbaarheid heeft. In 2005 werd op de 33e bijeenkomst van de algemene conferentie van de UNESCO de internationale conventie tegen doping in de sport goedgekeurd, die thans voorligt en die voor een wettelijk kader zorgt waarbinnen alle regeringen maatregelen kunnen nemen om doping uit de sport te bannen en die bijdraagt tot de harmonisering van de wereldwijde strijd tegen doping.
Voor het eerst zijn regeringen van over heel de wereld het eens geworden om het internationaal recht toe te passen in de strijd tegen doping. Die conventie is pas vorige maand in werking getreden. Zij maakt het mogelijk om 'de code' toe te passen en verplicht alle landen om maatregelen te nemen in overeenstemming met de principes ter zake. Die code heeft enerzijds tot doel om het basisrecht van iedere atleet te vrijwaren om deel te kunnen nemen aan sport die vrij is van doping. Anderzijds streeft de code naar harmonisering van de dopingbestrijding. Wat betreft de vier bijkomende internationale standaarden of normen die daartoe werden uitgewerkt en die de technische en operationele vereisten voor efficiënte dopingcontroles vastleggen, verwijs ik naar het schriftelijke verslag.
Minister Anciaux heeft nog benadrukt dat de principes van de code en van het verdrag nu al, weliswaar in fases, zoveel als juridisch mogelijk in de interne regelgeving worden ingebouwd. Bovendien zal eerlang een volledig nieuw decreet betreffende medisch verantwoord sporten worden ingediend, waarmee alle interne regelgeving in overeenstemming zou moeten zijn met de WADA-code en de UNESCO-conventie tegen dopinggebruik in de sport.
Alle commissieleden die het woord hebben genomen, stonden positief tegenover de conventie. Het Vlaams Belang steunt een krachtige aanpak in het antidopingbeleid, zowel binnen als buiten de sport. De heer Strackx maakte weliswaar enkele opmerkingen over onder meer de betrouwbaarheid van de dopingtests, het probleem van de valspositieve en valsnegatieve resultaten. Hij had ook wat bedenkingen bij de handelswijze van het WADA en de dubbele moraal van diegenen die enerzijds nultolerantie voorstaan inzake doping in de sport, maar anderzijds een gedoogbeleid propageren in de samenleving.
De heer Rogiers was van oordeel dat de overheid alle mogelijke inspanningen moet leveren, maar dat de sportwereld mee geresponsabiliseerd moet worden in de strijd tegen dopinggebruik. Mevrouw Poleyn onderstreepte dat het echte debat over het Vlaamse antidopingbeleid zal worden gevoerd bij de aanpassing van het decreet inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, waarvan daarnet al sprake was. Mevrouw Hoebeke stelde dat de VLD vooral wil zien dat sport ook echt sportief kan verlopen, met gelijke kansen op elk niveau. De verdienste van deze conventie ligt volgens haar in het feit dat ze een kader schetst en de principes uittekent voor internationale samenwerking in de strijd tegen dopinggebruik.
Het ontwerp van decreet werd unaniem goedgekeurd door de twaalf aanwezige commissieleden.
Mevrouw Poleyn, verslaggever, verwijst naar het schriftelijke verslag.
De heer Strackx heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw en mijnheer de minister, collega's, als pleitbezorger van een drugsvrije en dopingvrije samenleving zal het Vlaams Belang deze internationale conventie tegen het dopinggebruik in de sport goedkeuren. Inderdaad, drugs en doping hangen nauw samen. Weliswaar zijn alle dopingproducten geen drugs, maar alle drugs staan wel op de dopinglijst.
Het is goed dat ook de minister van Welzijn bij deze bespreking aanwezig is. Ik kom daar dadelijk nog op terug, mevrouw de minister, maar ik wens eerst even in te gaan op de actualiteit. Mijnheer de minister, collega's, als we doping efficiënt willen bestrijden, is het uiteraard belangrijk dat er geen of toch zo weinig mogelijk dopingzondaars door de mazen van het net glippen. Maar het is ook van belang dat er geen onschuldigen of mensen die te goeder trouw zijn, ten onrechte worden gestraft. Het probleem is dat veel dopingproducten ook medicijnen zijn of dat veel medicijnen ook kunnen worden misbruikt als dopingproduct. Nu is er wel een toestemming wegens therapeutische noodzaak voorzien, maar die procedure is eigenlijk voor de modale sporter veel te omslachtig. Al was het alleen al omdat die drie weken voor de sportmanifestatie moet worden aangevraagd.
De topsporters maken er dan weer gretig gebruik van. Zo zijn er al 453 Vlaamse topsporters die de toestemming hebben om een verboden product te gebruiken.
Minister Anciaux heeft het woord.
Mijnheer Strackx, als u gisteren de krant leest, moet u vandaag ook de krant lezen. U moet zich niet alleen baseren op de krant van gisteren.
Liefst één op vijf Vlaamse profrenners en eliterenners zonder contract rijdt rond met een dergelijk attest, meestal voor een medicament tegen astma. Mijnheer de minister, dat lijkt me een onwaarschijnlijk hoog aantal. Ook al zegt de commissie die hierover moet oordelen dat de redenen die ervoor worden aangehaald legitiem zijn.
Ik wou het echter vooral hebben over de modale sporter. De modale sporter, die toch een beetje aan zijn lot wordt overgelaten. Er is wel de dopinglijn, en op zich lijkt me dat een goed informatiekanaal, maar het is toch ook niet allemaal even consequent wat daar op staat. Ik ben gisterenavond nog eens op de dopinglijn gaan kijken. Ik las daar het volgende over deze toestemming wegens therapeutische noodzaak: "Voor de sporters die niet tot de elitegroep behoren, raden wij enkel die sporters die een behoorlijk grote kans maken op dopingcontrole aan om een aanvraag in te dienen. Zij kunnen trouwens, in tegenstelling tot de sporters die tot de elitegroep behoren, steeds een retroactieve aanvraag indienen. Wie heeft minder kans op een dopingcontrole en voor wie lijkt een aanvraag wegens therapeutische noodzaak ons niet echt aangewezen?"
Dan volgt er een opsomming: "Minderjarigen, sporters die aan sporten deelnemen die weinig of niet worden gecontroleerd (zie de lijst van de dopingstatistieken), sporters die hun sport voornamelijk recreatief beoefenen, sporters die hun sport op een lager competitief niveau beoefenen." En dan komt het, mijnheer de minister: "Weet wel dat een weigering na een retroactieve aanvraag aanleiding geeft tot een disciplinair dossier."
Wat is het nu? U raadt bepaalde sporters af om een aanvraag in te dienen omdat ze maar weinig kans lopen om te worden gecontroleerd, maar als ze toch tegen de lamp lopen, zijn ze wel zelf verantwoordelijk. Dit lijkt me toch behoorlijk dubbelzinnig en verre van consequent. U raadt mensen aan om zich niet te veel aan te trekken van het Dopingdecreet, maar ze zijn wel zelf verantwoordelijk. Als ze retroactief een aanvraag indienen die wordt geweigerd, dan zitten ze met een disciplinair dossier. Ik zou toch willen, mijnheer de minister, dat u deze passus op de website van de dopinglijn zou herbekijken want dit geeft aanleiding tot zeer grote rechtsonzekerheid bij bepaalde sporters.
Wie moet zich aangesproken voelen en wie niet? Wat is een lager competitief niveau? Is dat derde nationale? Is vierdeklassevoetbal een lager competitief niveau? Als u zoiets zegt, dan moet duidelijk zijn vanaf welk niveau er niet zal worden gecontroleerd. U zegt ook niet dat sommige sporten niet worden gecontroleerd. U zegt dat men op de lijst van de dopingstatistieken kan kijken en als de kans op controle niet al te groot is, dan moet het niet zo nauw worden genomen. Dat is niet duidelijk en mensen hebben nochtans nood aan duidelijkheid.
Voor de rest is de webstek van de dopinglijn overzichtelijk en wordt alles goed uitgelegd. Het is een goed initiatief, maar ik stel me de vraag wie die dopinglijn kent. Welke sporter heeft de reflex om eerst naar de lijst met verboden producten te gaan kijken vooraleer hij een medicament gebruikt? U zult zeggen dat het de taak is van de artsen die de medicamenten voorschrijven, maar er zijn heel wat mensen die, jammer genoeg en tegen elk medisch advies in, aan zelfmedicatie doen. Ik heb niet de indruk dat die de reflex hebben om eerst naar de dopinglijn te surfen en te kijken welke producten op de verboden lijst staan.
In artikel 7 van het decreet op de medisch verantwoorde sportbeoefening staat al sinds 1991 dat sportverenigingen hun leden minstens jaarlijks op de hoogte moeten brengen van de draagwijdte van het decreet en van het bestaan van de dopinglijn. Mijnheer de minister, vergeet het maar! Van alle sportverenigingen waarvan mijn kinderen lid zijn of zijn geweest sinds 1991 - en dat zijn er heel wat - heeft er nooit één enkele ook maar met een woord over het decreet of de dopinglijn gerept. Mijn kinderen hebben geen folder meegekregen, zelfs geen fotokopietje, helemaal niks! Het is duidelijk dat sportverenigingen het decreet systematisch aan hun laars lappen. Het zou goed zijn om hen daar nog eens uitdrukkelijk op te wijzen.
Ik blijf herhalen dat de beste werkwijze zou zijn op het geneesmiddel zelf een vermelding of symbool aan te brengen waarmee duidelijk wordt dat dit middel op de dopinglijst staat.
Aangezien deze dopinglijst voor de hele wereld geldt, kan het voor multinationale farmaceutische bedrijven geen probleem zijn om een symbool op de medicamenten aan te brengen. Zo zal iedereen weten of het product al dan niet op de dopinglijst staat en kan men achteraf niet langer beweren dat men iets heeft genomen waarvan men niet wist dat het op de lijst staat. Ik stel dus voor dat de minister ter zake een initiatief neemt.
Mijnheer de minister, collega's, het decreet over de medisch verantwoorde sportbeoefening is een krachtig wapen om de doping in de sport aan te pakken. Ons decreet gaat trouwens een stap verder dan de internationale conventie waarover we vandaag stemmen. Medisch verantwoord of gezond sporten, waarom zou alleen sporten op een gezonde, medisch verantwoorde manier moeten gebeuren? Het doet me daarom plezier dat ook de minister van Welzijn hier aanwezig is. Waarom is er bijvoorbeeld geen decreet op medisch verantwoord ontspannen, of een decreet op gezond uitgaan? Mag dat dan wél op een medisch onverantwoorde manier?
Als beleidsmakers is het ons aller taak ervoor te zorgen dat de bevolking zo gezond mogelijk leeft, sport, werkt en zich ontspant. Wat de sportbeoefening betreft staan we al heel ver, maar op andere vlakken - zeker op het vlak van de gezonde, drugsvrije ontspanning - is er nog veel werk aan de winkel. Ik wil dan ook tot besluit van deze tussenkomst ieder van u en in het bijzonder de ministers van Welzijn en Sport oproepen om inzake drugsbestrijding dezelfde vastberaden en ondubbelzinnige houding aan te nemen als vandaag met de dopingbestrijding gebeurt. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Anciaux heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega´s, het ontwerp van decreet houdende instemming met de internationale conventie tegen het dopinggebruik in de sport, opgemaakt in Parijs op 19 oktober 2005, werd op 8 februari na bespreking in de commissie unaniem goedgekeurd. Na mijn uiteenzetting in de commissie stelde ik reeds dat vandaag doping een van de grootste bedreigingen voor de sport vormt. Het is nefast voor de sporter, tegen de fair play en vervalst de resultaten van wedstrijden en competities. Het veroorzaakt onherstelbare schade aan de sport.
Met als uitgangspunt mijn beleidsnota Sport wens ik als lid van de regering niet besluiteloos toe te kijken en de zaken op hun beloop te laten. Daarom wil ik mijn beleid met betrekking tot dopingbestrijding in Vlaanderen verder op een lijn brengen met de aanpak van het Wereldantidopingagentschap, de Raad van Europa en de UNESCO. Dopingbestrijding is immers ook een internationale aangelegenheid. Het vergt een geharmoniseerde aanpak tussen staten en internationale sportfederaties.
Tot vandaag is de overeenkomst ter bestrijding van doping van de Raad van Europa het enige wettelijke internationale instrument tegen dopinggebruik. De verslaggever heeft dat al gezegd. In de praktijk geldt die overeenkomst niet overal, want slechts een veertigtal landen is lid van de Raad van Europa. Daarom stelt de olympische beweging een mondiale aanpak van het probleem voor. Aan de basis daarvan ligt de eerste wereldconferentie over dopinggebruik in de sport, die in 1999 in Lausanne doorging. Het belangrijkste besluit van die conferentie is de erkenning van de nood aan een onafhankelijk dopingorganisme.
Dat organisme is het Wereldantidopingagentschap of het WADA. Het is opgericht op 10 november 1999, als een foundation, volgens het Zwitsers recht. Het WADA heeft tot taak te zorgen voor de promotie, de co?rdinatie en de waarneming van de strijd tegen doping in al zijn vormen op internationaal vlak. De Vlaamse Gemeenschap en ik hebben actief bijgedragen aan de oprichting van dat agentschap.
Het agentschap is paritair samengesteld, bestaande uit afgevaardigden van de olympische beweging en de publieke overheden. De financiering van het agentschap gebeurt gemeenschappelijk. Ook de Vlaamse Gemeenschap draagt hier haar steentje toe bij. Jaarlijks wordt vanuit de begroting Medisch Verantwoord Sporten een bedrag gestort van ongeveer 70.000 euro aan dit WADA.
In 2003 werd door de Vlaamse Regering de Verklaring van Kopenhagen tegen het gebruik van doping in de sport aangenomen. Deze verklaring had tot doel het WADA en zijn werkingsinstrument te ondersteunen, met name de WADA-code. Het is echter enkel een politieke en morele overeenkomst ter ondersteuning van het WADA en is zeker niet juridisch afdwingbaar. Daarom werd internationaal opgeroepen tot een gezamenlijke aanpak op het vlak van onderwijs, informatie, onderzoek, controles en sancties met betrekking tot doping. Als gevolg hiervan werd tijdens de 33e bijeenkomst van de algemene conferentie van de UNESCO op 19 oktober 2005 de internationale conventie tegen doping in de sport unaniem goedgekeurd.
Deze conventie heeft belangrijke gevolgen voor de sport en vormt het antwoord van de publieke overheden op de talrijke oproepen van de internationale gemeenschap en de olympische beweging. De conventie zorgt voor een wettelijk kader waarbinnen alle regeringen maatregelen kunnen nemen om de doping uit de sport te bannen en verder een bijdrage te kunnen leveren aan de harmonisering van de strijd tegen doping wereldwijd. Voor het eerst zijn regeringen van over de hele wereld het eens geworden om het internationale recht toe te passen in de strijd tegen doping. Ik wil bijzondere aandacht vestigen op het feit dat deze conventie nog maar pas in werking is getreden, namelijk op 1 februari 2007, aangezien ze werd aanvaard door meer dan dertig leden, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor de inwerkingtreding van de conventie.
Enige toelichting bij deze UNESCO-conventie is vereist. De conventie werd zodanig opgesteld dat ze het mogelijk maakt om de code toe te passen en ze verplicht alle landen om maatregelen te nemen in overeenstemming met de principes hieromtrent. De code heeft enerzijds tot doel de bescherming van het basisrecht van de atleet om deel te nemen aan een sport die vrij is van doping. Ze wil bijgevolg de gezondheid, de rechtvaardigheid en de gelijkheid van alle sporters in de hele wereld waarborgen. Anderzijds streeft de code naar harmonisatie van de dopingbestrijding. In dit opzicht werden bijkomend vier internationale standaarden of normen uitgewerkt waarin de technische en operationele vereisten voor efficiënte dopingcontrole werden vastgelegd. Dat zijn: de internationale dopinglijst van het WADA, de normen van het verlenen van een toestemming wegens therapeutische noodzaak, de standaarden voor de dopinglaboratoria en de dopingcontroles.
De eerste twee standaarden, met name de dopinglijst en de toestemming wegens therapeutische noodzaak, maken integraal deel uit van de conventie omdat ze bindende voorwaarden opleggen aan de staten en de sportwereld. Ze zijn dus essentieel voor een internationale harmonisering van de strijd tegen doping in de sport. Het WADA zal elk jaar een nieuwe internationale lijst van verboden stoffen opstellen. Elk jaar kan die lijst ook aangepast worden. Het is dus niet zo evident om het op elke medische verpakking te melden, maar ik vind het wel een goed idee, alleen is het mijn bevoegdheid niet. Ik zal er zeker een brief over schrijven naar de bevoegde minister. Deze lijst wijzigt dus regelmatig omdat steeds nieuwe stoffen worden ontdekt en nieuwe methodes worden ontwikkeld.
De standaard betreffende de toestemming wegens therapeutische noodzaak biedt de sporter de mogelijkheid om zich voor legitieme medische doeleinden en onder strikte voorwaarden geneesmiddelen te laten voorschrijven die ook voorkomen op de dopinglijst. Elke wijziging van die standaarden kan snel in de bijlage van de conventie worden aangepast, hetzij na de goedkeuring van de Conferentie der partijen die toezien op de implementatie ervan, hetzij via een schriftelijke procedure.
De Conferentie van partijen is het beslissende orgaan van de conventie en is samengesteld uit lidstaten die de conventie al ratificeerden. De eerste vergadering van dit orgaan vond plaats begin februari laatstleden op de hoofdzetel van de UNESCO in Parijs. Tijdens deze eerste vergadering werd overgegaan tot de verkiezing van het bureau, met een voorzitter en vier vice-voorzitters en tot goedkeuring van de procedurevoorschriften. Verdere agendapunten waren onder meer het beheer van een financieel fonds en het goedkeuren van de meest recente internationale standaard, namelijk de dopinglijst 2007 van het WADA. Vertegenwoordigers van het WADA en de opvolgingsgroep Doping van de Raad van Europa speelden een adviserende rol in deze eerste vergadering van de Conferentie van partijen.
Een aantal bepalingen van de conventie voorzien in de financiering van initiatieven door de UNESCO. Zo werd op basis van artikel 17 van de conventie een fonds voor het bannen van doping in de sport ingesteld. Dit fonds is samengesteld uit bijdragen, giften of legaten afkomstig van lidstaten en privéorganisaties en kan worden gebruikt om de werkingskosten van de conventie te dekken.
Op dit ogenblik beschikken we over een fonds van ongeveer 300.000 dollar.
Ik wens te benadrukken dat de principes van de code en van dit verdrag nu al, weliswaar gefaseerd, zo veel als juridisch mogelijk in de interne regelgeving werden ingebouwd. De internationale dopinglijst van WADA is nu al overgenomen in de regelgeving via een uitvoeringsbesluit. Ook de bepalingen aangaande toestemming wegens therapeutische noodzaak zijn van kracht en werden ingebouwd in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005, houdende uitvoering van het huidige decreet medisch verantwoord sporten van 27 maart 1991.
Ik wil toch even ingaan op het aspect van toestemming wegens therapeutische noodzaak. Ik ben het ermee eens dat onschuldigen niet gestraft moeten worden, maar de toestemming wegens therapeutische noodzaak is voor iedereen toegankelijk. Het is niet zo dat het alleen topsporters zijn die op dit ogenblik aanvragen indienen. Van het totale aantal aanvragen is 25 percent van elitesporters afkomstig, dus 75 percent komt van niet-elitesporters. Dat schetst toch een ander beeld dan wat gisteren in de krant is verschenen.
Ik heb me daarover laten inlichten, want ik ben geen specialist, maar weet u hoeveel percent van de bevolking op dit ogenblik aan astma lijdt? Dat is 10 percent, en het is in fors stijgende lijn. Op zich is het dan niet verwonderlijk dat minstens 10 percent van de topsporters astmalijder is. Het is zelfs zo dat het percentage astmalijders binnen topsport door alle specialisten veel hoger wordt geacht, omdat het hier over inspanningsastma gaat. Ik ga het niet medisch uitleggen, want ik ben daar absoluut niet voor geschikt, maar het komt erop neer dat een topsporter veel meer zuurstof verwerkt dan een ander persoon en daardoor veel meer in aanmerking komt om inspanningsastma te krijgen.
Als we het aantal topsporters bekijken dat op dit ogenblik een uitzondering heeft gekregen - een 120-tal -, ligt dat zeker niet hoger dan 10 percent. Het is eigenlijk verwonderlijk laag, als we dat vergelijken met de lijsten in het buitenland.
De eerste keer dat ik dat hoorde, geloofde ik er ook geen snars van en dacht ik dat het een fantastische manier was om toch dopingproducten te nemen, want men gaat naar een huisarts en laat een medicament voorschrijven. Maar dat is niet meer het geval. Er zijn internationale standaarden en er is een controle-instituut. Het feit dat men nu op voorhand toestemming moet bekomen en men niet meer via de huisarts kan gaan, maar alles door specialisten wordt gecontroleerd, waarborgt dat het hier niet over misbruiken gaat.
Mijnheer Strackx, u hebt gelijk dat duidelijkheid zo veel mogelijk gewenst is. Niet alle wettelijke regels zijn door iedereen gekend. U weet ook dat we allemaal geacht worden om alle wettelijke reglementen en regels te kennen die verschenen zijn in het Belgisch Staatsblad. Laat me ervan uitgaan dat het een verplichting is, maar niet noodzakelijk de praktijk is voor iedereen.
De dopinglijn wordt blijkbaar toch vrij uitgebreid geconsulteerd. Daar zijn cijfers over, maar het is juist dat de communicatie daarover nog beter kan. Eens de grondige wijziging aan het decreet ook goedgekeurd is door het parlement - en dat gebeurt normalerwijs nog in het voorjaar - zal ik ook een grote campagne opzetten naar de sportclubs, om meer informatie te geven over het decreet.
Het nieuwe ontwerp van decreet medisch verantwoord sporten zal worden ingediend bij het Vlaams Parlement. Het advies van de Raad van State hebben we op 20 februari ontvangen. We zijn de laatste gegevens aan het verwerken en de tekst zal voor definitieve goedkeuring worden voorgelegd aan de regering, waarna die voor bespreking wordt ingediend in het Vlaams Parlement.
Dit nieuwe decreet vormt het sluitstuk van de gefaseerde aanpak, waarna alle interne regelgeving volledig in overeenstemming zal zijn met de WADA-code en de UNESCO-conventie tegen het dopinggebruik in de sport.
Maar ik wil verder gaan. U weet dat we niet alleen een antidopingbeleid - waar vandaag de nadruk op ligt - voeren, maar ook een medisch verantwoord sportenbeleid moeten ontwikkelen. Ik zal daar initiatieven voor nemen. U weet ook dat ik het decreet wil verruimen tot ethisch verantwoord sporten. We zullen daarover in de loop van het jaar nog voorstellen aan het parlement voorleggen.
Mag ik alle leden van de plenaire vergadering met aandrang verzoeken deze conventie goed te keuren zodat we in Vlaanderen opnieuw een leidinggevende rol in het antidopingbeleid kunnen opnemen en zelfs nog verder kunnen gaan dan wat vandaag internationaal de regel is. (Applaus)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2006-07, nr. 1048/1).
De artikelen 1 tot en met 3 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.