Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
De heer Decaluwe, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik verwijs naar het schriftelijk verslag. Diegenen die het verslag gelezen hebben, zullen gezien hebben dat de meeste fracties hun opmerkingen hebben voorbehouden voor deze vergadering.
De heer Verstrepen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, deze wijziging van de Mediadecreten is een eerste in een reeks wijzigingen die moeten volgen onder impuls van veranderende toepassingsgebieden, technieken, crossmediale ontwikkelingen en Europese regelgeving. Ik wil duidelijk stellen dat dit geen negatief dominoverhaal is. In de commissie voor Media hebben we het voorrecht om aan die evolutie te kunnen meewerken. Het is duidelijk dat we er niet op vooruit kunnen lopen, daarvoor is die media-evolutie in een te grote versnelling geraakt.
Men kan dit ontwerp van decreet kritisch bekijken, niet zozeer op het vlak van toepassingsgebied en inhoud, maar eerder op bevestiging van verkeerde beslissingen in het verleden en te strikte, deels achterhaalde, bestaande regelgeving. Een strikte houding en toepassing van de Vlaamse Mediadecreten zorgt op dit ogenblik reeds voor 'interpretatieverschillen'. Ik denk dat we als regelgever behoedzaam moeten optreden en partijoverschrijdend, zonder partijpolitieke spelletjes. Dit gaat niet alleen over de Vlaamse media, dit gaat ook over Europa dat gekozen heeft voor een verdere versoepeling vanuit een liberalere definitie. Vlaanderen is geen eiland en door geografische kleinheid, open grenzen, vrij verkeer en nieuwe datadigitale technieken, zullen vele initiatieven die hier een te strenge regelgeving ervaren, uitvlaggen naar andere staten in Europa met een soepeler wetgeving.
Dit kan men toepassen op wat we vandaag bespreken. Ook in de commissie voor Media hebben we daar uitgebreid over gediscussieerd. Niet iedereen heeft weet van dit dossier, daarom is het interessant om het hier te brengen.
Het kinderreclameverhaal was een eerste waarschuwing in deze evolutie. Het is bijna een symbool, want wat baat het om een strenge regelgeving op te leggen in Vlaanderen, als langs allerlei andere internationale telecomkanalen door buitenlandse groepen zoals Nickelodeon bijna de volledige Vlaamse markt voor kinderreclame wordt afgeroomd en doorgesluisd naar buitenlandse mediagroepen? Hier is de regelgeving te streng, waardoor de Vlaamse groepen niets kunnen ondernemen, want het gaat om grote bedragen op het vlak van reclamebudgetten.
Mijnheer de minister, het is nog net niet te laat en dit ontwerp van decreet komt daaraan tegemoet - in de hoop dat, als er meer budgetten naar Vlaanderen kunnen vloeien, de Vlaamse producenten en media hierdoor opnieuw kansen krijgen op het vlak van kinderprogramma's en -concepten. Ik zeg dit voorwaardelijk, want we kunnen natuurlijk niet inschatten wat het wordt.
De regels voor de allianties tussen de particuliere landelijke en regionale omroepen worden versoepeld. Ik heb, in alle eerlijkheid, nooit begrepen waarom de regionale radio-omroepen in het leven zijn geroepen in de vorige legislatuur. Mijnheer de minister, als ik stout ben - en u weet dat ik dat niet ben - zou ik durven stellen dat de toenmalige verantwoordelijke politici geprobeerd hebben om bepaalde ontevreden mediagroepen toch met iets te belonen, na het mislopen van een nationale licentie, en om de onvrede op de mediamarkt te doen bedaren.
We zien vandaag dat die beslissing niet de juiste keuze was, want niemand zat erop te wachten. De marktaandelen zijn trouwens zeer duidelijk.
De heer Vandenbossche heeft het woord.
Mijnheer Verstrepen, ik wil u even onderbreken. Uw stelling dat de beslissing die de politici, waar ik ook bij hoorde, toen hebben genomen, was ingegeven door de ongerustheid in de media, toont aan dat u de stukken uit die tijd niet hebt gelezen. Anders zou u gemerkt hebben dat was gepland dat we rond deze tijd opnieuw zouden ingaan op de toestand van de regionale radio's. In de stukken staat trouwens te lezen dat we er niet van overtuigd waren dat het zou lukken, zoals nu ook blijkt.
Ik heb de stukken wel gelezen, maar ik heb alleen vernomen - wat ik heel vreemd vond - dat iets werd voorgesteld waar niemand op zat te wachten, maar dat toch werd doorgedrukt. Ik heb niet gezegd dat het een vaststaand feit is, maar op dat moment zaten we aan de andere kant van het spectrum en wisten we welke groepen iets gingen krijgen en dat waren niet de groepen met een nationale licentie.
We zien vandaag dat het niet gewerkt heeft. Dan vraag ik me af waarom iets werd ingevoerd waarvan Concentra, Roularta enzovoort zeer tevreden waren, maar waarvan we zien dat we met die producten, waar geen hond op zat te wachten, 0,1 percent marktaandeel halen. Nadien zou er dan eens over nagedacht worden of het wel nodig is. Ik kan veel denksporen ontwikkelen die we eens kunnen proberen, om ze na twee of drie jaar, als het toch niet lukt en niemand erop zit te wachten, terug af te voeren. De administratieve diensten vinden dat misschien plezierig, maar de sector zelf vindt dat niet zo fijn.
De beslissing blijkt niet de juiste keuze te zijn geweest en er is een bijsturing nodig. Ik zal me voorzichtig uitdrukken, maar we kunnen toch vaststellen dat in de aanpassing concentratiekartels en het samengaan van bepaalde mediaproducten of groepen niet zo gevaarlijk zijn als men wil doen uitschijnen.
Schaalvergroting in het kleine Vlaanderen biedt meer kansen en investeringsmogelijkheden. Mijnheer de minister, ik vraag om vernieuwde aandacht te schenken aan - ik zou bijna zeggen monumenten - als lokale radio en internetradio of andere initiatieven, die het risico lopen om te verdwijnen omdat ze economisch niet rendabel zijn. U kunt natuurlijk niet voor alles een oplossing bedenken, maar ik vestig daar de aandacht op.
Er zijn wel spijtige randverschijnselen van de 'commerciële tak' van de openbare omroep van de VRT. Ik hoopte een en ander in de commissie te bespreken. Op het moment dat de minister het ontwerp van decreet in een vorm giet en we de besprekingen voeren, lanceert de VAR, met als hoofdaandeelhouder de VRT, een commerciële formule die ik niet meteen heb teruggevonden in de mediadecreten, waarin ze plotseling aan commerciële ontkoppeling doen. Een aantal mensen worden daar zenuwachtig van. Aan de ene kant krijgen we regionale omroepen die mogen samenwerken, maar aan de andere kant lanceert de VAR, met hoofdaandeelhouderschap van de VRT, een formule die net ingaat tegen het product dat nog gelanceerd moet worden op regionaal niveau, namelijk de samenwerkingsverbanden, omdat dat ontwerp van decreet nog niet in voege is. Dat vind ik vreemd. Ik zou daar graag meer duidelijkheid over krijgen. Misschien kunnen we dat in de commissie verder bespreken.
We kunnen niet anders dan decretale beperkingen uitvlakken, aanpassen en bijsturen omdat elke opheffing van beperking in het streven naar een open mediamarkt de competitiviteit, dynamiek en creativiteit zal doen toenemen. We mogen niet vergeten dat de VRT zo succesvol is geworden onder druk van privé-initiatieven. Het doorbreken van monopolies en strengere regelgeving waren stimuli voor de privésector die, omgekeerd, de VRT hebben gedwongen om competitief te worden en tot het product te komen dat de VRT vandaag is. U hoort me niet zeggen dat de VRT slecht bezig is, maar dat de VRT een goed product is. Dat is het niet dankzij de politiek. De politiek heeft er enkel voor gezorgd dat er een ander kader kwam waarbinnen de VRT kon werken. Ze heeft dat goed ingevuld.
Groen! wil immer en eeuwig een zeer strenge regelgeving, een strak keurslijf voor het prive-initiatief en sterke staatsmedia. Dat is een keuze zoals een andere. Ik stel me de laatste tijd heel veel vragen over de inmengingen van de linkerzijde bij de VRT op het vlak van management, strategische beslissingen en inhoudelijke toestanden. Dat zijn kleine akkefietjes voor sommigen, maar ik vraag me af of dat wel onze bevoegdheid is. Ik merk dat de linkerzijde, niet as such in de commissie, zich al te graag weer wil bemoeien met naar waar de VRT moet. Politisering heet dat zo mooi. Ik hoop dat het ancien régime niet terug is en gebruik wil maken van een reorganiserende VRT om politieke invloed te verwerven. Dat zou niet zo slim zijn, ik zou me daar meer dan ooit tegen verzetten. In de commissie, behalve bij Groen!, heb ik daar nog niet veel van gemerkt. Aan de linkerzijde op het publieke forum heb ik daar al heel veel van gemerkt.
Het nadeel van de te losse VRT-werkmiddelen is dat op het vlak van de commercialisering men de openbare omroep te veel ruimte heeft gegeven. Een reclamemarkt groeit niet oneindig. Een regio zoals Vlaanderen is beperkt in exploitatiemogelijkheden. Op Europese schaal praten we niet over nationale radio en televisie, maar over een regionale radio en televisie. De kwetsbaarheid van de commerciële mediagroepen in onze regio is bijgevolg groter in Vlaanderen dan pakweg in Nederland, Frankrijk, Duitsland of Luxemburg waar ze een pan-Europees medianetwerk hebben opgebouwd. Iedereen kent die groepen die ook hier meespelen, van CLT/RTL tot SBS. Ik pleit er niet voor dat er een absolute commercialisering komt en dat de VRT moet stoppen met knikkeren, maar we mogen blij zijn dat de Roularta's en de Persgroepen, de Vlaamse bedrijven dus, nog zoveel zin hebben om door te gaan in Vlaanderen en geen uitverkoop houden.
Want zoals u wel weet, is Vlaanderen zowat de enige blinde vlek op de grote kaart in Luxemburg van de CLT-RTL-groep. Hun invloed stopt net in Brussel. Bij Contact hebben ze nog wel wat te zeggen, maar daar houdt het min of meer op. De Roularta's en de Persgroepen, die de andere producten in handen hebben, zouden, als het wat moeilijker gaat op reclamevlak en ze het ene verlies na het andere optekenen, wel eens heel snel geneigd zijn om de keet te verkopen aan de andere grote groepen die erop azen. Ze bewegen zich op onze markt, want Vlaanderen is een interessante markt. We zijn niet zo klein. We moeten ons niet wegcijferen. We liggen in het centrum van Europa, wat zeer veel mogelijkheden biedt.
We moeten streven naar een Vlaamse schaalvergroting en media-investeringen met internationaal karakter en doorgroeimogelijkheden vanuit Vlaanderen. We moeten dat wat stimuleren en de zaken omdraaien. Dat is voor ons de basismotivatie voor een Vlaams mediabeleid. Ik reken ter zake op u, mijnheer de minister.
Een laatste niet onbelangrijk punt als gevolg van dit ontwerp van decreet is dat de openbare omroep geen sponsorvermelding mag uitzenden voor en na kinderreclames. Ik heb dat ook al aangehaald in de commissie. Reclame is al evenmin toegelaten. Ik lees het volgende: "De televisieomroep van de Vlaamse Gemeenschap kan enkel reclame brengen met het oog op zelfpromotie." Ze is "eveneens gemachtigd om sponsoring te brengen, maar niet vijf minuten voor en na kinderprogramma's". Twee woorden zijn daarin belangrijk: "televisieomroep" en "kinderprogramma's". Ik zou nog steeds willen weten hoe we die niet-reclameregel en niet‑sponsoringregel gaan toepassen op de andere producten van de multimediale VRT. Ik heb daar vragen bij. Hoe gaat men, als we uitgaan van de definitie van reclame zoals we die vandaag kennen, om met reclame of sponsoring op de websites, op de programmastreams, op de VRT-podcasts en videocasts, op video on demand via de internetomgeving, in een IP-omgeving, in de peer-to-peerplatformen. Dit jaar zullen een aantal mediaplatformen worden uitgerold die gebaseerd zijn op een crossmediaal platform. Als we dit letterlijk nemen, mag de VRT, volgens de gegevens die ik vandaag heb, reclame verkopen en plaatsen op die platformen. Elke toepassing ter zake of elke discussie die we daarover gaan hebben, is een opening ter interpretatie van wat nu reclame, een live-uitzending of een stream is. Ik kom hier geregeld op terug. Ik kan er alleen maar de aandacht op blijven vestigen. We moeten dringend werk maken van een herdefiniëring van de mediabegrippen. Wat zijn programma's? Wat zijn omroepen? Hoe omschrijven we een livetransmissie? Wat zijn radio- en televisiediensten? Wie mag wat en wie mag dat niet?
Ik zeg niet dat alles toegelaten moet zijn. Een minimale duidelijke regelgeving, met mogelijkheden voor iedereen, moet mogelijk zijn. We moeten eens duidelijk uitmaken waar Vlaanderen heen wil met de regelgeving voor digitale en multimediale toepassingen via de nieuwe of bestaande telecommunicatiekanalen. Ik denk dat dit deels zelfs geen toekomstdiscussie is. Ik denk dat er in de commissie een breed draagvlak bestaat om daarover te gaan discussiëren. U hebt dat hier zelf al aangehaald, net als de heer Decaluwe. Ik denk dus niet dat er daar sprake zal zijn van partijpolitieke spelletjes. Dit is geen toekomstdiscussie, maar een noodzakelijke hedendaagse discussie.
Ik geef enkele cijfers om aan te tonen dat we daar vandaag over moeten discussiëren en vrij snel initiatieven moeten nemen. Ik reken op u wat dat betreft en wil daar gerust mijn steentje toe bijdragen. Volgens de jongste cijfers luistert in Nederland op dit ogenblik 50 percent van de jongeren via de computer of de mp3 naar de radio. Dat is een grote massa. Als het in Nederland gebeurt, zal het in Vlaanderen ook gebeuren, zij het misschien wat later. Net zoveel internetgebruikers kijken naar programma's en video via YouTube en andere websites. Ik kan hier blijven voorbeelden opsommen, maar u weet dat ook, denk ik. Steeds meer mensen zijn vandaag op de ene of andere manier versneld interactieve mediaconsumenten geworden, ook in dit huis.
Het is belangrijk dat we daaraan voortwerken. Dit ontwerp van decreet is al een goede stap. Het is een eerste stap in wat hopelijk een vervolgverhaal zal zijn, een aangename docusoap, zoals die Zuid-Amerikaanse series. Ik hoop dat we nog veel afleveringen zullen zien, mijnheer de minister. Het Vlaams Belang zal het eerste stapje dat dit ontwerp van decreet is, steunen, zoals in de commissie. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn betoog zal voornamelijk gaan over een symbooldossier bij de actualisering van dit decreet: de schrapping van de vijfminutenregel bij kinderreclame op de Vlaamse commerciële omroepen. De schrapping is een noodzakelijk kwaad en druist wellicht in tegen alle waardevolle maatschappelijke argumenten. Voor ons is dit op-en-top realpolitik. We kunnen niet anders dan de regel schrappen als we willen dat in de toekomst in Vlaanderen nog investeringen in kinderprogramma's mogelijk blijven.
Omdat het een symbooldossier is, is het misschien goed om een korte geschiedenis te schetsen. De oudere collega's onder ons weten wellicht dat 20 jaar geleden het verbod om in de onmiddellijke nabijheid van kinderprogramma's reclamespots uit te zenden, werd geïntroduceerd in de wet van 6 februari 1987. De reclamereglementering was toen nog een federale materie. Toen de gemeenschappen jaren later bevoegd werden voor de reclame op radio en televisie, werd de bepaling 'onmiddellijk omgeving van kinderprogramma's' in onze Vlaamse decreten verduidelijkt. Dat gebeurde in 1991, toen we in Vlaanderen de vijfminutenregel invoerden om kinderen onder de 12 jaar te beschermen tegen een al te grote reclamedruk.
Toen werd bewust gekozen voor een strenger beleid dan voorgeschreven in de Europese richtlijn 'Televisie zonder grenzen'. De richtlijn is gebaseerd op het 'country of origin principle' waardoor de wetgeving van één lidstaat de omroepen regelt. We weten dat een lidstaat strengere bepalingen mag invoeren dan de richtlijn voorschrijft, maar die gelden dan alleen voor de omroepen die onder de wetgeving van de lidstaat vallen en niet voor de buitenlandse. Succesvolle buitenlandse kinderkanalen zoals Nickelodeon en Cartoon Channel moeten zich daardoor niets aantrekken van onze Vlaamse vijfminutenregel, een regel die in de EU een uitzondering is.
De heer Verstrepen wees er al op dat de regel ontegensprekelijk een oneerlijke situatie voor onze Vlaamse commerciële zenders tot gevolg heeft. Zij moeten met lede ogen aanzien dat de reclamemarkt wordt afgeroomd door het buitenland. Tegelijkertijd is het marktaandeel voor reclame bij kinderprogramma's van de Vlaamse commerciële omroepen verschrompeld. Belangrijk is dat ook Ketnet op de Vlaamse openbare omroep op een vrij spectaculaire manier marktaandelen heeft verloren aan de buitenlandse tv-omroepen voor kinderen.
De heer Stassen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer Decaluwe, u geeft wel een heel selectieve lezing van de geschiedenis van het dossier kinderreclame. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Ik zal even uw aandeel in het verhaal schetsen. Ongeveer 5 jaar geleden, toen minister Van Mechelen nog bevoegd was voor Media, werd tijdens een commissiebespreking het idee geopperd om de regel af te schaffen en te vervangen door een code van goede praktijken. U bent toen onmiddellijk naar de media gestapt en u had het daarbij over 'een schande' en 'een toegift aan de commercie'. U vroeg zich af wat de paars-groene meerderheid bezielde om de rechten van kinderen aan te tasten. Volgens u zou die meerderheid alles doen wat verkeerd was. De afschaffing van de vijfminutenregel en de vervanging door een code was slechts een idee van de toenmalige minister van Media.
Nu is alles blijkbaar anders, want nu zit u in de meerderheid. Nu wilt u de regels helemaal aanpassen. U moet mij nog overtuigen van wat er veranderd is tegen 5 jaar geleden. U zult zeggen dat ik niet naar de buitenlandse zenders kijk, maar ik weet dat er gevolgen zijn.
Er zijn andere mogelijkheden om de commerciële Vlaamse tv-zenders te beschermen, om ervoor te zorgen dat ze die oneerlijke concurrentie die er waarschijnlijk zal zijn, op te vangen.
Daarmee gaat u een regel afschaffen waarvan u toen hebt gezegd dat de afschaffing ervan het einde zou betekenen van een aantal morele waarden.
Over 5 jaar is een nieuwe grens bereikt en dan zult u weer schuiven. Als u daarmee begint, blijft u schuiven. U geeft toe aan de buitenlandse commerciële zenders, want daarover gaat het. Wij zeggen dat de grens nu is bereikt. We hebben andere middelen nodig om de Vlaamse zenders te ondersteunen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer Stassen, u maakt een fundamentele redeneringsfout als u zegt dat we zwichten voor de druk van buitenlandse commerciële zenders. Dat is niet zo. We moeten niet zwichten voor hun druk. Ze hebben al vrije baan. Ze kunnen reclame uitzenden voor, na, en zelfs tijdens kinderprogramma's. In de nobele doelstelling om op Europees niveau tot dit vergelijk te komen, om de Vlaamse commerciële zenders op voet van gelijkheid met de andere te behandelen, is de Vlaamse Regering niet gelukt. Het zou niet opgaan om in Vlaanderen te zeggen dat de Vlamingen zich op onze snelwegen aan 120 kilometer per uur moeten houden, en de Duitsers zo hard kunnen rijden als ze willen. Geef de Vlaamse commerciële zenders dezelfde mogelijkheden.
Ik hoor in het debat en lees in de toelichtende nota van de minister dat hij tracht tot afspraken te komen met die zenders. Binnen de huidige Europese contouren is dat het enige dat we kunnen doen.
De heer Verstreken heeft het woord.
Ik ben daar ook geen voorstander van, maar de tijden zijn veranderd. Ondertussen hebben we in Vlaanderen Nickelodeon, die kinderprogramma's uitzendt die constant worden onderbroken door kinderreclame. Ze worden vertaald, ondertiteld en uitgezonden vanuit Nederland. De geldstromen die in Vlaanderen zouden kunnen blijven, verdwijnen via Nederland naar Amerika. Daardoor krijgen we gewelddadige en actieprogramma's te zien op Nickelodeon.
De middelen uit de reclame die zouden vrijkomen, zouden we kunnen gebruiken voor de Vlaamse commerciële zenders. Die kunnen er creatieve dingen mee doen in eigen producties. Het resultaat na heel wat discussie is een goed en aanvaardbaar compromis.
Mijnheer Stassen, uw woorden verbazen me niet. Het was vrij voorspelbaar wat u zegt. We moeten wel mee evolueren. Ik geef toe dat we plooien, maar laat me uitleggen waarom. We hebben lang geprobeerd onze principes recht te houden. Als er haast niemand meer kijkt, en tegelijk de investeringen in Vlaamse kinderprogramma's spectaculair dalen, dan moeten we een manier zoeken om daaruit te komen.
Ik wil het nu hebben over het huidige ontwerp van een aangepaste Europese televisierichtlijn. Europa wil de bestaande Europese wetgeving versoepelen en uitbreiden. Onze wetgeving was al strenger dan de Europese.
Onze fractie pleit er hoe dan ook voor om niet zomaar alles over te nemen van Europa. We moeten strenger kunnen zijn waar mogelijk, en anders kunnen we aangepaste maatregelen voorstellen.
In de debatten voor de aanpassing van de richtlijn 'Televisie zonder grenzen' zijn er enorme pogingen gedaan - ook door de Vlaamse Regering en de minister van Media - om die vijfminutenregel tot een Europese regel te maken. Wij geven dat grif toe. Maar als je op een bepaald moment vaststelt dat je moederziel alleen in de arena staat, moet je op een andere manier oplossingen proberen te zoeken.
Deze concrete situatie heeft ons genoopt om aan echte realpolitik te doen: politiek, gebaseerd op praktische redenen en niet per se op de morele overwegingen.
Vandaar dat de vijfminutenregel wordt geschrapt uit het Mediadecreet. De laatste reclamesluis wordt dan misschien wel geopend, maar het zou wel opnieuw enkele goede kinderprogramma's op de Vlaamse commerciële televisie opleveren, zoals de heer Verstreken ook heeft gezegd. Dat is uiteindelijk de bedoeling.
Het voornaamste argument van de commerciële televisieomroepen voor de afschaffing van deze regel, was immers dat zij door deze reglementering de mogelijkheid misten om te investeren in kinderprogramma's. Met de nieuwe inkomsten van de kinderreclame moet dat nu mogelijk zijn.
Wij hebben ook gepraat met de commerciële jongens. Zij hebben zich geëngageerd om meer dan ooit te investeren in Vlaamse kinderproducties. Zij willen ook overleg plegen over een gedragscode over de kinderreclame, zodat niet om het even welke reclame getoond kan worden.
Dat zijn de kleine stappen die wij hier kunnen afdwingen. De vijfminutenregel verdwijnt inderdaad, maar in de plaats komen er hopelijk meer Vlaamse kinderproducties, mét een gedragscode over het type reclame dat rond die kinderprogramma's wordt uitgezonden.
De belangrijkste overweging voor de opheffing van de vijfminutenregel is echter de realiteit dat deze regel compleet uitgehold was en niet lang meer kon standhouden in het huidige televisielandschap. Ik heb mij daar zes jaar geleden met hand en tand tegen verzet, maar in zes jaar tijd is er enorm veel gebeurd. Europa heeft daar ook niet de rol van beschermende engel gespeeld, zodat we genoodzaakt waren om onze wetgeving op dit vlak aan te passen, teneinde onze Vlaamse commerciële omroepen te vrijwaren van een concurrentienadeel tegenover de buitenlandse. Het is realpolitik ten top. Ik zie met spijt in het hart een regel verdwijnen die ik jarenlang met hand en tand heb verdedigd.
Er zijn sowieso belangrijke argumenten voor de vraag naar bescherming van jonge kinderen tegen reclamedruk. Reclame werkt volgens het vernuftige principe dat ook de beelden die we onbewust in ons opnemen impact hebben. Volgens de huidige wetenschappelijke inzichten werkt ons onbewuste door conditioneringen en door associaties die worden gevormd en een bepaald gevoel geven. Dit beïnvloedt de keuzes die wij als consument maken. Dat weten de marketingmensen maar al te goed. Via ingenieuze technieken laten zij hun reclameboodschappen binnensijpelen in onze gedachten en branden op ons netvlies. Beïnvloeding is dan ook het hoofddoel van reclame.
Kinderen zijn bovendien belangrijke consumenten geworden. Door de differentiatie van het aanbod in onze supermarktrekken hebben kinderen nu ook hun eigen tandpasta, shampoo, koeken, et cetera. De reclame voor kinderen is steeds belangrijker, als gevolg van de marktsegmentatie. En dit moet verkocht worden.
Vroeger werd de norm bepaald door het gezin. De belangrijkste ambitie van het kind was ervoor zorgen dat zijn ouders hem graag zagen. Nu willen kinderen ook goed scoren bij hun vrienden. Respect van leeftijdsgenoten is voor deze nieuwe categorie bijzonder belangrijk. Om te overleven op school mag je niet uit de toon vallen. Een kind probeert in beide werelden goed te functioneren: bij zijn vrienden en bij het gezin. De prikkels van de affectieve reclamebeelden zijn zeker niet onschuldig en kunnen kinderen onder druk zetten, omdat ze willen meetellen.
Het staat bovendien als een paal boven water dat publicitaire televisiespots de meest effectieve reclamebeïnvloeding hebben. Over het algemeen genomen raken beelden een dieper, meer primair niveau in onze hersenen dan tekst dat doet. Voor het beïnvloeden van affectieve keuzes - wat iedere consumptieaankoop is - zijn beelden daarom effectiever.
De kracht van het beeld creëert het effect van de kwijlende hond van Pavlov. In de supermarkt is de kans groot dat een kleuter zijn wijsvingertje gebiedend uitstrekt naar dat ene potje yoghurt met het herkenbare dierenfiguurtje of dat een tiener aandringt op dat ene merk frisdrank.
Kinderen en jongeren zijn als consument een bijzonder belangrijke doelgroep voor reclamemakers en hun commerciële exploitatie start bij het televisiekijken.
We moeten waken over ons consumptiemodel. Consumptie is misschien wel de brandstof van onze economie die op haar beurt welvaart creëert, maar er zijn grenzen. We zijn meer dan consumenten. De kwetsbaarheid van het menselijk leven verdient respect. De economie belooft vrijheid en welzijn maar onderwerpt mensen aan vervreemdende, uitbuitende regimes van gehoorzaamheid, winstbejag en consumptie. Daaruit volgt frustratie voor de burger die ziet dat de overheid hem niet werkelijk vrij maakt. De werknemer loopt vast in de ervaring van zinloosheid van zijn bezigheden, en de consument wordt niet gelukkig door de consumptie. Dit doet de moderne mens vluchten voor zijn onvrijheid in allerlei vormen van - soms - stompzinnig amusement. Geen van deze vluchtwegen biedt bevrijding. De frustratie wordt daardoor nog groter, wat een zondebok nodig maakt. De rest van het verhaal is gekend. Iedere socioloog heeft het over de verzuring, het onveiligheidsgevoel en de antipolitiek.
In 1947 concludeerden Horkheimer en Adorno in hun 'Dialektiek van de Verlichting' dat de economieën er op uit zijn mensen te knechten tot consumenten. Dit is een pessimistische visie, die als verwittiging kan tellen. Daarom moeten we waken over ons consumptiemodel, wetende dat reclame het beïnvloedingsmiddel is dat aanzet tot consumptie.
Het wereldbeeld dat door publicitaire spots wordt gecreëerd, is overigens veel te mooi en kunstmatig voorgesteld. Jonge kinderen hebben veel ontzag voor dingen die afkomstig zijn van televisie en nemen die gemakkelijk aan voor waar. Recent nog blokletterde een Vlaamse kwaliteitskrant dat reclame kinderen stress geeft en hen depressief maakt. Volgens een Britse denktank zet reclame kinderen onder druk om te voldoen aan de beelden die getoond worden.
Reclame zou kinderen dicteren wat ze moeten zijn en wat ze moeten hebben, waardoor ze een laag zelfbeeld ontwikkelen.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mijnheer Decaluwe, uw toespraak klinkt me als muziek in de oren. Dit zijn allemaal elementen om dit ontwerp van decreet niet goed te keuren. Ik deel uw analyse. Het feit dat kinderen gestresseerd zijn op school heeft onder meer te maken met het feit dat ze alleen maar meetellen op basis van wat ze hebben. Alles is te koop, ook populariteit op school.
Gisteren surfte ik toevallig op de site van CD&V. Ik zag daar dat minister Vervotte samen met parlementsleden het Vlaamse land rondtrekt om te verduidelijken wat opvoedingsondersteuning is en om erop te wijzen dat die ondersteuning nodig is. Mijnheer Decaluwe, als u uzelf gelooft dan moet u het lef hebben om tegen dit ontwerp van decreet te stemmen. U stemt voor en maakt het daardoor alleen maar erger. Het klinkt misschien goed wanneer u zegt dat met al dat geld mooie programma's kunnen worden gemaakt. Maar wat voor zin heeft dat wanneer u daar tal van mensen mee in het ongeluk stort? Na zo'n mooi pleidooi kunt u alleen tegenstemmen.
Mevrouw Vogels, het is de bedoeling dat de Vlaamse industrie ook waardevolle Vlaamse kinderproducties maakt. Dat zal geen pulp zijn.
De heer Vandenbossche heeft het woord.
Ik ben een beetje verbaasd over de richting die deze discussie uitgaat. Reclame die zich tot kinderen richt, is absoluut niet beperkt tot de televisie. Bovendien is bekend dat de huidige vijfminutenregeling weinig of geen effect heeft. Of zijn er soms kinderen die de afstandbediening niet kunnen bedienen? Zij worden dus automatisch geconfronteerd met reclame op andere zenders.
De invoering van die regel heeft natuurlijk te maken met het feit dat een commerciële zender in Vlaanderen vrij laat is opgericht. Vlaanderen heeft toen - terecht - maatregelen genomen tegen reclame rond kinderprogramma's op VTM, die toen de enige commerciële zender was. We zaten toen trouwens in een totaal andere omgeving. U moet maar eens kijken naar de toenmalige VRT.
Mijn bemerking ligt in de lijn van wat de heer Vandenbossche bij de aanvang heeft gezegd. We mogen niet de illusie hebben dat de vijfminutenregel zal bepalen of kinderen al dan niet in contact komen met reclame. Mijnheer Stassen, ik heb daar in het verleden ook vaak vragen over gesteld. Tijdens die 5 minuten worden videoclips getoond waar die kinderen ook naar blijven kijken.
Zoals de heer Decaluwe heeft gezegd, gaat het ook over opvoeding. Men moet kinderen leren omgaan met reclame. Reclame is voor een groot stuk fictie. Mevrouw Vogels, in het verleden hebt u - terecht - gereageerd tegen het feit dat niet alleen kinderen maar ook vrouwen zich spiegelen aan modellen die nauwelijks te vinden zijn in de maatschappij.
Het onderwijs, dat ik echter niet te veel wil belasten, en de gezinnen moeten leren omgaan met reclame. We moeten de kracht van reclame onderkennen. Daar gaat het om en niet om die vijfminutenregel!
Zoals de heer Verstreken heeft gezegd, moeten we kansen bieden aan de eigen commerciële zenders om in producties te investeren. Dat is de essentie van dit ontwerp van decreet!
Mevrouw de voorzitter, ik denk niet dat men van mij filosofische beschouwingen gewoon is. (Opmerkingen)
Mijnheer Stassen, het is niet omdat men zes jaar geleden iets heeft gezegd, dat we nu geen rekening moeten houden met de veranderde situatie. Ik probeer hier uit te leggen waarom we niet anders kunnen en waarom we proberen begeleidende maatregelen te treffen.
Gewoonweg stellen dat kinderen geen onderscheid kunnen maken tussen reclame en programma's, zoals we vaak horen, is te simplistisch. Blijkbaar zijn het alleen de allerkleinsten tot de leeftijd van 5 jaar die volgens de wetenschap problemen kunnen hebben. Bovendien brengt een rapport van de Vlaamse Kinderrechtencommissaris een belangrijke nuance in het debat door aan te tonen dat er geen eensgezindheid is onder wetenschappers over de invloed van reclame op het gedrag van kinderen. Al naargelang de literatuur die men kiest, kan men zowel bewijzen dat kinderreclame schadelijk is, als stellen dat er geen reden is voor betutteling.
Wetenschappelijke bevindingen lenen zich gemakkelijk om argumenten te staven. Het blijft weliswaar belangrijk dat we ook in de politieke arena wetenschappelijke kennis aanwenden om een betere wereld te realiseren.
Hoe we onze kinderen en jongeren effectief, en beter dan vandaag, kunnen beschermen tegen de reclamedruk en tegen commerciële exploitatie, is een andere vraag. In deze geglobaliseerde en gemediatiseerde wereld kan een dergelijke maatschappelijke verantwoordelijkheid niet langer louter in decreetgeving worden gegoten via een eenvoudige verbodsbepaling, die toch niet wordt nageleefd.
We kunnen ook niet naast het feit dat naarmate de reclame in een steeds strakker keurslijf wordt gestoken, de adverteerders en reclamemakers hun strategieën veranderen en overgaan tot nog subtielere vormen van commerciële verleiding. Naar aanleiding van de toekomstige richtlijn en van de nieuwe mediatechnieken zullen we dat debat zeker nog moeten voeren.
Enkel een verbod op televisiereclame is zinloos, aangezien er meerdere marketingvormen zijn om kinderen te bereiken. Het is daarom belangrijk dat er een verantwoorde commerciële omgeving wordt gecreëerd en bestendigd, waarin alle betrokkenen hun verantwoordelijkheid dragen. Daarom roepen we ook op een gedragscode op te stellen.
Onze noorderburen lopen samen met het Verenigd Koninkrijk voorop op het gebied van reclame- en media-educatie.
Dit zou een aanzet kunnen zijn om bij de kinderen minstens een kritische instelling tegenover reclamemisbruiken in de media aan te brengen. Misschien kunnen ook de eindtermen in het onderwijs op een of andere manier worden aangepast aan een media-educatie van jongs af aan.
Uiteindelijk is het niet zo dat de vertrouwde aanpak, kiezen voor zelfregulering bij alle betrokkenen, automatisch succes oplevert. De realpolitik, mijnheer Stassen, dwingt ons ertoe om op een nuchtere manier de kosten en baten van de reclameregelgeving en de restricties voor ons Vlaamse mediabeleid te bekijken.
Ten slotte moet de richtlijn 'Televisie zonder grenzen' er ons niet van weerhouden om op een aantal punten te blijven opteren voor een Vlaams mediabeleid dat strenger is dan de Europese richtlijn opdraagt. Dat is ook een element van onze eigen Vlaamse culturele identiteit. Het nieuwe ontwerp, dat op dit ogenblik in de Europese mallemolen zit, heeft een aantal verdiensten. Al is het maar omdat het de voorschriften voor televisiereclame opmerkelijk vereenvoudigt. De daglimiet is afgeschaft, de reclamecategorieën zijn vereenvoudigd en de regels voor de onderbreking van programma's voor reclame zijn duidelijker gemaakt. Dit is dan ook de meest spraakmakende vernieuwing van deze ontwerprichtlijn.
Mijn fractie blijft voorstander van een strengere toepassing van de nieuwe Europese minimumnormen voor reclameonderbrekingen. Nu al zeggen dat bijvoorbeeld het onderbreken van kinderprogramma's door kinderreclame moet mogelijk zijn, is een stap te ver. Ik hoop in elk geval dat de Vlaamse commerciële omroepen beseffen dat ze niet mogen en kunnen overdrijven want ze zouden op die manier zichzelf straffen. Vlamingen kijken vooral naar Vlaamse zenders. Het is belangrijk dat onze Vlaamse identiteit overeind blijft in de geglobaliseerde media. Televisie heeft nu eenmaal een sterke indirecte invloed op onze maatschappijvisie en identiteit. Laat ons ervoor zorgen dat onze Vlaamse zenders niet worden weggezapt door een overmaat aan reclameblokken. We mogen de mediamarkt geen vrijgeleide geven voor louter reclametelevisie. Daarom blijf ik ervoor pleiten om ook te opteren voor een sterke Vlaamse openbare omroep met kwaliteitsprogramma's als tegenwicht. Een hoge kwaliteitsnorm is immers het bewakingsmiddel bij uitstek voor onze eigen culturele identiteit en het dwingt ook de Vlaamse commerciële omroepen een hoog niveau aan te houden, een niveau dat tot de hoogste van de wereld behoort.
Dit ontwerp van decreet wil daarnaast ook de regels voor allianties tussen de particuliere landelijke en regionale radio-omroepen versoepelen. Wij hebben nooit geloofd in provinciale radio's en hebben daarom in de vorige periode dit decreet niet goedgekeurd. Misschien verhoogt het nu wel de kans voor de kleinere lokale regionale omroepen om in een of andere keten te stappen en op een of andere manier leefbaarheid te creëren. Ik blijf daar echter mijn twijfels over hebben.
Dit ontwerp van decreet, mijnheer de minister, is ten slotte positief omdat het een aantal administratieve lastenverminderingen inhoudt. Ook dat is een belangrijk punt.
Daarom, mijnheer de minister, zullen we straks dit ontwerp van decreet goedkeuren. Ik dank u. (Applaus bij CD&V- N-VA en sp.a-spirit)
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, er is hier al heel veel gediscussieerd en vele zaken zijn al vaak heel lang uitgesmeerd geworden en breedvoerig besproken. Daarom beperk ik mij ertoe te zeggen dat de VLD-fractie dit een goed ontwerp van decreet vindt. Ik heb dat ook zo in de commissie verdedigd. Onze fractie pleit al lang voor de versoepeling van de reclameregels omdat wij ervan overtuigd zijn dat het beter is om zo weinig mogelijk regels aan de reclame op te leggen. Laat de vrije markt maar zijn gang gaan.
Maar we beseffen natuurlijk - en dat wil ik hier onderstrepen zonder daarom de discussie te herbeginnen - dat er kwetsbare groepen zijn, zoals kinderen. Beter dan over een tijdslimiet te praten in verband met reclame, is het om na te gaan hoe en met welke reclame kinderen in aanraking komen.
Het is ook veel belangrijker dat zij met reclame leren omgaan. Zij zien het elke dag en het is bijna onvermijdelijk. De media-educatie waarover de heer Decaluwe het had, is inderdaad een heel belangrijke factor, niet alleen voor de kinderen maar ook voor de ouders.
Tweede positieve element van dit decreet zijn de verregaande vormen van samenwerking voor de privéradio-omroepen, landelijk of regionaal. Ze zijn inderdaad op sterven na dood. Hun meerwaarde is vrijwel onbestaande. Toch wil ik erop wijzen dat deze zenders vanaf het begin noch hun opdracht echt hebben omschreven, noch nauwelijks voor zichzelf een opdracht hebben uitgemaakt. Ze hebben daarin gefaald. Het gevolg is dat de luisteraar volledig heeft afgehaakt en dat het succes voorspelbaar geen succes is geworden. De voorgestelde wijziging bezorgt hun wat ademruimte en biedt nieuwe kansen, maar we zullen zien wat de toekomst geeft.
De VLD pleit voor administratieve vereenvoudiging. Door het opheffen van het verplichte jaarrapport werpen we niet alleen een financiële maar ook een administratieve belasting weg die bijna overbodig is aangezien het altijd mogelijk is om gegevens op te vragen.
De heer Vandenbossche heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, ik heb een absoluut strategische fout gemaakt door in het verslag te zetten dat ik mijn betoog in de plenaire zitting zou houden, niet wetende dat die zolang zou duren vandaag. Ik zal dan ook proberen om kort te zijn.
Ik wil het hebben over de discussie van de vijfminutenregel. Ik heb daarnet al alle argumenten opgesomd die aantonen dat we het decreet enkel aanpassen aan een zeer reële situatie. Kinderen storen zich niet aan de vijfminutenregel omdat ze niet kijken naar programma's waar die regel geldt. De vraag kwam trouwens niet alleen van de commerciële omroepen, maar ook van diegenen die kinderprogramma's maken.
Dan kom ik op de versoepeling voor allianties tussen particuliere landelijke en regionale radio-omroepen. Er zijn verschillende mogelijkheden met als bedoeling om wat economisch niet leefbaar is alsnog een tweede kans te bieden. Ik weet zeer goed dat toen de bepalingen zijn goedgekeurd die regionale zenders tot stand hebben gebracht, de bedenking werd gemaakt dat het misschien om doodgeboren kinderen zou kunnen gaan en dat die misschien niet leefbaar zouden worden. Het zijn trouwens niet alleen de regionale omroepen die het niet goed stellen. Dat geldt ook voor de lokale omroepen. We stellen vast dat ze niet leefbaar zijn. Door de nieuwe bepalingen krijgen ze de kans om een grote nationale zender te worden.
Mijnheer Vandenbossche, u zegt dat hetzelfde voor de lokale omroepen geldt. De twee kunnen echter niet worden samengegooid. Er is enerzijds een veranderend medialandschap en anderzijds is er de stiefmoederlijke behandeling van de particuliere privéomroepen uit het verleden. Heel veel groepen hebben hun tanden daarop stuk gebeten. Met de herschikking van het frequentieplan zitten de lokale radio's samengetroept op een paar kilometer, terwijl alle andere mediaproducten wel groter en ruimer zitten. Het ligt niet zozeer aan het lokale karakter, maar de regelgeving creëerde niet het optimale klimaat voor omroepen om een basis voor de toekomst te leggen. Die nuancering wilde ik aanbrengen.
Ik ben het met die nuancering niet oneens.
In de commissie zei de heer Stassen dat dit ontwerp van decreet de commerciële zenders bevoordeelt en de VRT aan banden legt. (Opmerkingen van de heer Jos Stassen)
Ik kan u niet onmiddellijk zeggen waar dat staat, maar ik heb het wel in het verslag gelezen.
In het verslag staat het volgende: 'De heer Jos Stassen: Ik vind het markant dat er tegelijk gepleit wordt voor deregulering als het over de commerciële zenders gaat en voor strengere regels als het over de openbare omroep gaat.' Zo staat het er.
Dat bedoel ik ook. Ik wil daar enkel over zeggen dat ik die conclusie niet uit de tekst van het ontwerp van decreet kan afleiden. Of zegt u dat reclame op de openbare omroep en dan met name op tv al was toegelaten voor dit decreet van kracht wordt? Het antwoord is negatief. De enige wijziging die wordt aangebracht, gaat over sponsorvermelding in kinderprogramma's. Er is unanimiteit over de administratieve lastenverlaging voor de radio's. Ik denk niet dat daarover zal worden gediscussieerd. Onze fractie zal dan ook voor dit decreet stemmen. (Applaus bij CD&V, sp.a-spirit en de N-VA)
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil kort vijf puntjes vermelden. Of jullie mijn woorden als een provocatie zullen opvatten, bepalen jullie zelf.
Een: dit ontwerp van decreet is een illustratie van de wil van deze meerderheid om het medialandschap verder te liberaliseren. Dat is al voldoende uiteengezet.
Als u wilt provoceren, dan moet ik zeggen dat u goed bent begonnen. Kunt u me aantonen wat u zegt?
Vandaag schaft u regels af die we in de vorige legislatuur samen hebben afgesproken. Ze hebben betrekking op de erkenning van lokale en provinciale radio's. Het houdt allemaal verband met opdrachten over informatieverschaffing en dergelijke.
Ik heb twee opmerkingen voor de heer Stassen en Groen! Ik heb met veel aandacht al veel debatten over dit onderwerp gevolgd. Als in de praktijk blijkt dat een aantal zaken niet werken, dan heeft de overheid de taak om bij te sturen. Dat geldt voor deze en ook voor andere sectoren. Vandaag wordt er bijgestuurd met respect voor de geest van het Vlaams Regeerakkoord, die voorschrijft dat de openbare omroep en de Vlaamse commerciële omroepen zich op een eerlijke manier tot elkaar moeten verhouden en de Vlaamse commerciële omroepen met de buitenlandse omroepen met gelijke wapens moeten kunnen vechten.
Een en ander wordt afgezwakt, maar tezelfdertijd verbindt men er zich toe om opnieuw te investeren in Vlaamse producties. Wat heeft Groen! tegen Vlaamse ondernemers? Er is al gesproken over De Persgroep en Roularta. We moeten onze hoed afnemen voor het feit dat die mensen in de moeilijke periode die VTM heeft doorgemaakt zijn blijven geloven in een Vlaamse commerciële omroep. Als de mensen van De Persgroep en Roularta ordinaire poenscheppers zouden zijn, dan hadden ze hun geld al lang in andere activiteiten geïnvesteerd.
We moeten die Vlaamse ondernemers steunen. We verwachten dat ze opnieuw kwalitatief hoogstaande kinderprogramma's zullen aanbieden. Verder is het een feit dat ze een gedragscode over delicate aangelegenheden hebben aanvaard. Wat hebt u daar in godsnaam toch tegen? (Applaus bij CD&V en N-VA)
Mijn eerste punt was een verdere deregulering en mijn tweede punt is het volgende. Wij zijn niet blind voor het feit dat VTM door de concurrentie van buitenlandse zenders onder druk komt te staan. Wij weten dat ook. De vraag is of deze maatregel de beste is om hieraan tegemoet te komen. Bestaan er geen andere maatregelen, zoals investeringen of een of andere vorm van steun, waarbij men ten voordele van de commerciële zender kan tussenkomen. Het voorbeeld dat ik wil geven komt van een minister van uw regering. Hij stelde zich te willen engageren om geld te geven aan een commerciële zender als deze een kinderjournaal wil maken. Dat is een mogelijke maatregel. Wij zijn niet blind voor de gevolgen voor VTM, maar wij zeggen dat deze maatregel niet de goede is en er andere maatregelen mogelijk zijn.
Dat zijn simplistische opvattingen. U weet goed dat als men dergelijke dingen onderneemt, dit voor alle commerciële zenders moet gelden. Dat is een punt. Voorts ben ik er niet van overtuigd dat het op Europees vlak mogelijk is.
Bij mijn weten zijn met de steun van het Vlaams Audiovisueel Fonds al heel wat tv-films en reeksen gerealiseerd, dus met steun van de overheid. Deze producten worden nochtans door de commerciële zenders uitgezonden. Het kan zeker.
Er worden nog wel meer televisieprogramma's gesteund door de Vlaamse overheid omdat zij bepaalde accenten wil leggen. Ik denk aan Gelijke Kansen, het investeringsklimaat of de economie. Dat is allemaal prima. Dat kan zowel voor de openbare omroepen als voor de commerciële zenders. Ik denk dat een kinderjournaal op VTM een kwalitatieve aanvulling kan zijn van het aanbod voor kinderen. Als we zo de kwaliteit kunnen stimuleren, moeten we geen koudwatervrees aan de dag leggen. Dat debat moeten we echter niet verwarren met het debat dat we nu voeren. Dit ontwerp van decreet gaat daar niet over.
Ik geef u wat alternatieven, die al bestaan. Ze kunnen zeker worden uitgebreid.
Ik stel vast dat u pleit voor meer staatsinmenging bij commerciële zenders. Er wordt gesteld dat er al programma's worden betaald. Dat is geweten. We zien dat ook. Ik stel vast dat geld moet worden gegeven aan programma's met bepaalde boodschappen. U pleit voor een strenge regelgeving en inhoudelijke bepalingen. Het komt er dus op neer dat u propaganda maakt voor de commerciële omroepen door ze geld te geven. Achter dat model sta ik niet.
Blijkbaar zijn er wel films gemaakt met de hulp van het Vlaams Audiovisueel Fonds die mee door VTM worden uitgezonden. Dat is dus staatsinmenging. Er zitten boodschappen in.
U ontwijkt de discussie. U wenst staatspropaganda bij de commerciële omroepen om uw boodschappen door de strot van alle Vlamingen te kunnen duwen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Het hele cultuurbeleid en het hele welzijnsbeleid in dit land zijn opgebouwd via een stimulansenbeleid met bepaalde accenten. Er wordt in dit land geen enkele film gemaakt met winst, behalve misschien enkele uitzonderingen die Hollywood halen. Er zijn fiscale maatregelen zoals de taxshelter op het federale niveau en er zijn subsidiemaatregelen via het Vlaams Audiovisueel Fonds. Een van de meest succesvolle reeksen is de reeks die onder impuls van Jan Verheyen, toenmalig programmadirecteur van VTM, is gemaakt.
We hebben in dit land een proces doorgemaakt waarbij programmamakers, filmmakers en kunstenaars voor een deel met overheidsgeld in volle autonomie hun werk konden doen, of het nu om artistieke, informatieve of documentaire opdrachten ging.
Dit is een modern Westers land, met een overheid die een beleid voert en accenten legt op het vlak van kwaliteit.
Ik stel vast dat de heer Caron het staatsinmengingsmodel van Groen! verdedigt.
Ik wil voor alle duidelijkheid nog eens herhalen dat wij niet blind zijn voor de huidige situatie van VTM en de gevolgen die zij ondervinden van de aanwezigheid van Nickelodeon en andere zenders op de kabel. We zeggen alleen dat er andere maatregelen mogelijk zijn dan het afschaffen van de vijfminutenregel bij kinderprogramma's.
Professor Biltereyst - zeker niet de domste op het gebied van media en film - heeft een studie gemaakt waarin hij 40 landen met elkaar vergelijkt. Zijn vaststelling was dat kinderreclame op tv-zenders niet leidt tot meer kinderprogramma's en zeker niet tot meer kwalitatieve programma's. Hij stelde vast dat als er kinderreclame is bij een kinderprogramma, het meestal gaat om goedkope, Amerikaanse series waar vaak geweld en actie in voorkomen. Dat is de evolutie die professor Biltereyst in andere Europese landen heeft vastgesteld. Ik deel de vrees van de Gezinsbond die zich afvraagt of er in Vlaanderen dezelfde evolutie is, en die iedereen daarvoor wil waarschuwen.
Men kan een rijtje studies naast elkaar leggen. Ik weet niet of u kinderen hebt en of u soms kijkt naar de zenders die vandaag op de kabel zitten. Als men kijkt naar Nickelodeon, Nickel Junior en Cartoon Network, ziet men op vlak van geweld en kwaliteit al een groot verschil. U moet niet afkomen met een doemscenario waarbij de goedkoopste producties hier worden gedumpt. De meest succesvolle en kwalitatieve kinderseries komen van de BBC en uit de Verenigde Staten.
Ik stel gewoon vast dat een studie zwart op wit heeft aangetoond dat dit de gevolgen zijn in Europa en ik hoop dat dit ook niet zo zal zijn in Vlaanderen. Ik heb schrik dat als het in andere landen gebeurt, het ook in Vlaanderen kan gebeuren.
De heer Decaluwe zegt dat de grens bereikt is en geeft een aantal pedagogische en psychologische beschouwingen. Ik heb er heel goed naar geluisterd en voor zover ik ze kan inschatten, waren ze nog juist ook. Maar tegelijkertijd hebt u gezegd dat de evolutie steeds verder gaat, ook in het medialandschap. En toch is de grens bereikt. Over vijf jaar zult u hier andere zaken zeggen en zult u de grens weer verleggen. Mijn stelling is dat eens men begint te schuiven, men blijft schuiven. Die argumentatie die u nu hebt opgebouwd, zal u dan weer voor een ander dossier moeten gebruiken. Ik hoop dat ik mij vergis, maar ik vrees dat het zo zal zijn.
De heer Stassen heeft gelijk, die wetgeving zal over vijf of tien jaar misschien nog afgezwakt worden, dat weet ik niet. Maar het is belangrijk om hier een signaal te geven dat de grens bereikt is. We vragen dat de Vlaamse commerciële omroepen opnieuw investeren in Vlaamse producties. We hebben dan de keuze tussen het verleggen van die grens in ruil voor een aantal garanties of het rechthouden van grote principes zonder dat men iets in zijn handen heeft. Wij hebben gekozen voor de realpolitik en hopen iets uit de brand te kunnen slepen. Dat is eerlijk. We zeggen dat we het niet hebben kunnen tegenhouden, maar we sturen bij en hopen dat een aantal begeleidende maatregelen zachtheid kunnen brengen.
Ik blijf mijn tegenvoorstel formuleren dat er andere maatregelen mogelijk zijn, onder andere via een steunsysteem.
Mevrouw de voorzitter, politiek staan wij alleen in het verdedigen van het principe van de kinderrechten. Maar maatschappelijk staan we niet alleen. De grootste tegenstander van het afschaffen van deze regel is een van de grootste organisaties van Vlaanderen. De Gezinsbond heeft een dossier opgebouwd en blijft een grote groep mensen vertegenwoordigen. We zijn blij dat wie die politiek mogen vertegenwoordigen.
Wij worden niet alleen gesteund door de Gezinsbond. Ook de Kinderrechtencoalitie blijft heel sterk tegenstander van deze maatregel en ook een aantal belangrijke academici blijven tegen deze maatregel. Politiek staan we geïsoleerd. Ik vind dat een pijnlijke vaststelling, maar maatschappelijk vertolken we een grote groep mensen. (Applaus bij Groen!)
Als men verwijst naar academici, gaat het natuurlijk om de theoretische benadering. De Gezinsbond heeft de gedragscode binnengehaald, waar men ook op let bij de Vlaamse investeringen op de commerciële omroepen. Wij hebben ook met die mensen gepraat en ze zijn realistisch genoeg, want we hebben de keuze tussen theorie en praktijk.
De heer Caron heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik ga een publieke bekentenis doen: ik loop al een paar maanden ongemakkelijk met artikel 12 van dit voorstel. Artikel 12 gaat over de vijfminutenregel.
Maar ik wil het op een positieve manier aanpakken. Ik stel vast dat de Vlaamse regels strenger waren dan de richtlijn 'Televisie zonder grenzen' van de Europese Unie en dat de Vlaamse zenders daar inderdaad het slachtoffer van zijn.
Misschien is het goed om even stil te staan bij waar de echte anomalie zit, met name bij de Europese richtlijn zelf. De richtlijn bepaalt dat een televisiezender moet voldoen aan de wetgeving van het land waarin men een licentie aanvraagt. Daarna kan men in elk Europees land vrij op de buis komen en moet men op geen enkele manier rekening houden met het land waar de zender te zien is.
Collega's, stel je voor dat een bouwbedrijf uit land A een opdracht uitvoert in land B, op basis van de sociale voorwaarden van het andere land. Dan weet u even goed als ik waar we uitkomen: bij een slecht systeem. Dat is het soort Europese maatregel dat we niet willen.
Bij mijn voorbereiding heb ik opgediept dat in 2000 dit Vlaams Parlement een resolutie heeft gestemd waarbij de Vlaame Regering vroeg om aan het toenmalige Zweedse voorzitterschap van de Europese Unie te vragen om de vijfminutenregel in heel Europa in te voeren, terwijl op dat moment enkel België, Griekenland en Zweden die regel hadden ingevoerd. Het knelpunt is dus de Europese regelgeving.
Gaan we een principe dat alleen in Vlaanderen nog geldt, volhouden? Wat krijgen we dan? Dan worden we zoals nu overspoeld door de Nickelodeons en de Cartoon Networks van deze wereld en zijn onze Vlaamse commerciële zenders niet meer bij machte om kindertelevisie te maken.
Ik voel me er ongemakkelijk bij dat we afglijden en ons moeten conformeren aan een Europese regelgeving. We moeten ook niet flauw doen, want er zijn voldoende studies waaruit blijkt dat reclame voor kinderen negatief inwerkt op kinderen. Het standpunt van de Gezinsbond komt dus niet uit de lucht vallen.
Ik voel me ongemakkelijk bij de regeling, maar de vraag rijst tegen wie we dan moeten vechten, tegen het ontwerp van decreet van minister Bourgeois of tegen een soort Europese lobby die daarop doorweegt?
Dat is een lobby die veeleer met reclamemakers en met commerciële spelers rekening houdt dan met consumenten, en in dezen met kinderen.
We staan voor vier belangrijke uitdagingen. Ten eerste wordt de gedragscode voor reclame en sponsoring uitdrukkelijk verscherpt. De bepaling voor een bescherming van minderjarigen tegen overmatige reclamedruk, blijft een belangrijk objectief en in samenspraak met de Vlaamse private zenders, de consumentenorganisaties, de gezinsorganisaties en de adverteerders moet die code verscherpt worden. Ik hoop dat alle spelers op het terrein hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen, en niet alleen de minister. Het gaat over concurrentie. Hoe laag laten we de lat zakken? Mijnheer de minister, ik hoop dat u dat goed begeleidt en dat we vanuit een pedagogisch principe zo ver mogelijk geraken.
Ten tweede moeten we actie ondernemen in de Europese Unie. Daar dring ik erg op aan. In dit parlement wordt steeds meer aandacht besteed aan de Europese regelgeving. Ik ben daar zeer gelukkig om. Dit is een punt waar Vlaanderen alleen in stond. Toch moet Vlaanderen er op blijven aandringen dat wat betreft kinderreclame de lat voor allen niet naar beneden mag gaan maar naar omhoog moet gaan. Als we oneerlijke concurrentie willen uitsluiten door de reclameregels te verlichten, dan is dat een noodzaak. Het doel moet zijn dat de regels strenger worden maar dan in het hele Europese verband. Ik vraag de minister om daar in de ministerraad het nodige voor te doen, alsook in het overleg met de Franse Gemeenschap en in informele contacten met collega's uit het buitenland. In dat principe moet Vlaanderen voorbeeldig zijn.
Ten derde moet het Vlaams Parlement monitoren of de commerciële Vlaamse zenders effectief gaan investeren in een Vlaams kinderaanbod. Als we meer typisch Vlaamse kinderprogramma's hebben, is er een winsituatie en worden we niet alleen met Amerikaans, Engelstalig en buitenlands aanbod geconfronteerd. Ik hoop dat VTM en de SBS-groep daar op zullen ingaan.
Mijnheer Caron, u weet dat de aankoop van een kinderprogramma in het buitenland een fractie kost van het maken van een eigen productie. In ons midden is er zelfs een expert die kinderprogramma's mee heeft opgestart. De budgetten zijn dan nog niet evenredig. Het zou te gemakkelijk zijn om te zeggen tegen de Vlaamse commerciële omroepen: jullie hebben meer reclame-inkomsten, maak nu ook een product. De verhouding is 1 tegen 10 in kostprijs om een kinderprogramma te realiseren. Ik wil die nuance aanbrengen. Er worden buitenlandse programma's gedumpt, omdat ze al honderd keer zijn afgeschreven en uitgezonden. We moeten ervoor opletten dat we de commerciële zenders niet opnieuw in een wurggreep nemen.
We moeten ze niet in een wurggreep nemen, we moeten ze monitoren. Ik heb daarnet gezegd dat ik geen voorbehoud heb tegen het steunen van Vlaamse producties. Dat geldt ook voor kinderprogramma's.
Ten vierde moeten we bijzonder waakzaam omgaan met de implementatie van de nieuwe richtlijn 'Televisie zonder grenzen'. Daar wordt de lat lager dan ooit gelegd. Morgen zal er reclame komen tussen de twee helften van de voetbalmatchen, er komen nog meer reclameblokken in films, we krijgen splitscreen, interactieve reclame enzovoort. We krijgen een haast Amerikaans televisielandschap. De vraag is of het zelfregulerende vermogen van onze zenders onder druk van de kijkers sterk genoeg zal zijn om dat in te dijken. Mijnheer de minister, ik hoop dat we met zijn allen niet zo laag moeten zakken. Ook daar zal de druk hoog zijn, ik ben me daarvan bewust.
Collega's, ik heb erg gemengde gevoelens over het ontwerp. Ik heb moeite met het artikel 12. Uit respect en omwille van het feit dat onze Vlaamse zenders aanwezig moeten kunnen zijn met een kinderaanbod, zullen we dit decreet goedkeuren. Op de andere punten hebben we geen uitdrukkelijke opmerkingen. We hopen dat dit niet het einde is van het actievoeren voor een bescherming tegen een overmatige reclamedruk, vooral voor kinderen.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden, het debat gaat over het hele ontwerp van decreet. Een aantal leden hebben aangegeven waarover het gaat. Het ontwerp heeft drie doelstellingen. Ik stel echter vast dat er alleen maar discussie is over het onderdeel met betrekking tot de versoepeling van de reclameregels. Over het mogelijk maken van allianties tussen regionale en/of landelijke radio-omroepen bestaat geen discussie. Dat is overigens een heel noodzakelijke maatregel, willen we de leefbaarheid van de regionale zenders een kans geven.
Er was al evenmin discussie over de afschaffing van de verplichting om jaarverslagen in te dienen. Dat is een grote administratieve vereenvoudiging, die terugkerend 145.000 euro minder lasten creëert voor deze organisaties.
De hele discussie gaat dus over de versoepeling van de reclameregels, meer bepaald over het aspect van de vijfminutenregel bij kinderreclame. In dit halfrond zijn vrijwel geen voorstanders te vinden van kinderreclame. Dat lijkt me een conclusie die ik kan trekken. Mijnheer Stassen, dat is een heel belangrijke vaststelling. Zoals andere leden echter opmerkten, is Vlaanderen geen eiland. Vooral het landschap is totaal geëvolueerd. Er is de Europese context. Er is de digitalisering. Straks worden we overspoeld met digitale kanalen van overal. Het oorspronglandbeginsel is steviger dan ooit.
De vraag is dus niet of er in Vlaanderen al dan niet kinderreclame komt op de commerciële omroepen. De discussie is of we kinderreclame gaan hebben met Vlaamse programma's en auteurs en met een gedragscode, of of we kinderreclame gaan hebben met buitenlandse, minderwaardige producties, zonder gedragscode. U kunt dat betreuren. Ik betreur dat net zo zeer. Dat is de realiteit. De delokalisatie zal gebeuren. Dan kunnen we alleen maar kiezen tussen die twee mogelijkheden. Wie pleit voor het handhaven van die vijfminutenregel, moet er zich van bewust zijn dat we wel degelijk kinderreclame zullen hebben, zonder dat we daar enige impact op hebben, zonder dat we een code hebben. Bovendien zal het resultaat zijn dat we geen eigen Vlaamse producties zullen hebben. Er zal een uitvlagging plaatsvinden. De Vlaamse commerciële zenders zullen benadeeld zijn, wat ingaat tegen het regeerakkoord en wat de meerderheid van de parlementsleden niet willen. We willen immers gelijke kansen geven aan onze commerciële omroepen. Dan moeten we de Europese realiteit zien. Die realiteit is dat sinds 1989 het oorspronglandbeginsel in de richtlijn 'Televisie zonder grenzen' verankerd zit. Daarop zijn er nauwelijks uitzonderingen.
Ik heb heel veel sympathie voor de acties van de Gezinsbond. Ik onderschrijf grotendeels zijn maatschappelijke doelstellingen. Ik weet dat ze ervoor pleiten de culturele uitzondering die in het EG-verdrag staat, in te roepen om daartegenin te gaan. Ik heb dat grondig juridisch onderzocht. Die uitzondering biedt ter zake geen enkele oplossing. Ik heb me ertoe verbonden om op Europees vlak alles in het werk te stellen om die vijfminutenregel ingang te doen vinden. Daar bestaat trouwens een resolutie over, aangenomen tijdens de vorige regeerperiode. We zijn erin geslaagd ook op Belgisch niveau een amendement in te dienen. Dat was een stap vooruit. Alle Belgische entiteiten, met inbegrip van de Franse Gemeenschap, hielden er dit standpunt op na.
We hebben twee amendementen ingediend. Op zich is het al een succes dat België die amendementen heeft ingediend. Ze werden trouwens evenzeer verdedigd door de Franstalige collega. Het betreft amendement 7 en amendement 15.
Met amendement 7 wilden we het oorspronglandbeginsel tegenhouden. We stelden voor dat wanneer een omroep zich hoofdzakelijk of geheel richt op de kijkers van een bepaalde lidstaat, de regels van de lidstaat waarop de omroep zich richt, van toepassing zijn. Dit amendement werd weggehoond. We kregen enkel steun van Zweden, dat het amendement niet overneemt en geen amendement indient. Zowel de Commissie als de juridische adviseurs van de Raad zijn er volledig tegenin gegaan. We hebben het amendement verdedigd tijdens de werkgroep van de Raad van 21 april 2006 en van 13 september 2006, en op de Raad zelf van 13 november. Dat gebeurde telkens zonder succes. Integendeel, het amendement werd weggehoond op basis van een uithaal naar ons, dat België als een van de 'founding fathers' van de EU ingaat tegen een basisprincipe van de Unie: het vrije verkeer of het oorspronglandprincipe. We hebben geen enkele kans op slagen. Het Europees Parlement heeft in een eerste lezing een nieuwe richtlijn goedgekeurd met een versterking van het oorspronglandbeginsel. Dat is de Europese realiteit.
Degenen die gezegd hebben dat Vlaanderen geen eiland is, hebben gelijk gekregen. We zijn geen eiland. Het vrije verkeer is er. Er kan ongehinderd naar hier worden uitgezonden over eender welke drager. Er kunnen vanuit het buitenland ongehinderd programma's, gericht op Vlaanderen, in het Nederlands en met kinderreclame worden uitgezonden. We moeten daar realistisch in zijn.
We hebben nog een tweede amendement ingediend, amendement 15, om te vermijden dat kinderprogramma's ook mogen worden onderbroken door reclame. We worden alleen gesteund door Zweden en Griekenland. De nieuwe richtlijn, die in eerste lezing werd goedgekeurd door het Europees Parlement, maakt de onderbreking mogelijk. Ook dat is de realiteit.
We kunnen inderdaad zeggen dat alles is begonnen in 1989. Toen werd het oorspronglandbeginsel zonder enige limiet opgenomen. Het wordt nu als verworven beschouwd en wie er tegenin durft gaan, wordt gezien als iemand die ingaat tegen de basisregels van de EU. In die omstandigheden moeten we kiezen tussen Vlaamse programma's, Vlaamse producties, werk voor Vlaamse creatieve mensen, tewerkstelling hier, met reclame en een code enerzijds, of reclame, buitenlandse pulp en minderwaardige programma's anderzijds. Ook ik heb voldoende kennissen met jonge kinderen om te weten dat kinderen steeds meer kijken naar Nickelodeon, een zender waarop programma's worden uitgezonden waarvan ik hier verneem dat eerder een andere kwaliteit wordt gewenst en eigen programma's die aan andere normen beantwoorden.
We hebben als regering beslist dat we in die omstandigheden een realistische keuze moeten maken, ervoor moeten zorgen dat onze commerciële zenders gelijke kansen krijgen en verhinderen dat er uitvlagging komt. We moeten een versoepeling invoeren. Ik voeg eraan toe dat het wel degelijk mijn voornemen is om de gedragscode uit te werken. Ik heb een ontwerp klaarliggen. Ik wacht natuurlijk op de goedkeuring van het parlement. We zullen erover in dialoog gaan met de actoren die hier werden genoemd: de consumentenorganisaties, de Gezinsbond, de commerciële omroepen. We zullen proberen om een onderling akkoord met de omroepen te bereiken, zo niet zullen we zoals afgesproken een gedragscode inzake de reclame opleggen.
Dames en heren, in deze omstandigheden wil ik zeggen dat het debat daarop toegespitst moet worden. Ik denk dat ik geen verkeerde conclusie trek als ik zeg dat hier heel wat voorbehoud bestaat bij de kinderreclame. We moeten echter de realistische keuze maken, want het is de enige manier om een aantal zaken overeind te houden. Ik heb u de Europese realiteit geschetst. Ik vraag met vertrouwen de goedkeuring van dit ontwerp van decreet. (Applaus bij CD&V, sp.a-spirit en de NV-A)
Mijnheer de minister, u weet dat we dit ondersteunen. Er is veel discussie over reclame en media. Ik zou graag dezelfde gedrevenheid en discussie zien als het gaat over onafhankelijke, correcte journalistiek en informatie, want dat beïnvloedt nog meer dan de kinderen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2006-2007, nr. 1021/1).
De artikelen 1 tot en met 16 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.