Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, de bespreking is geopend.
Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, u zult zich nog herinneren dat we vlak voor het kerstreces een motie betreffende een belangenconflict hebben ingediend. Toen werd afgesproken om die te verwijzen naar de agenda van vandaag. We hebben de motie ingediend omdat het betreffende wetsontwerp de dag erna in de Senaat zou worden besproken. Het wetsontwerp werd inderdaad besproken in de Senaat en er werd ook over gestemd. Het wetsontwerp werd ingediend door federaal minister Onkelinx en gaat over de gerechtelijke opleiding en over de oprichting van het instituut voor gerechtelijke opleiding, of kort gezegd: over de magistratenschool.
Aan het wetsontwerp is een hele geschiedenis vooraf gegaan. In het verlengde van de affaire-Dutroux werd het zogenaamde Octopusakkoord gesloten. Daarin werden afspraken gemaakt over de hervorming van de politiediensten en van de gerechtelijke organisaties en werd ook afgesproken dat de gemeenschappen bevoegd zouden zijn voor de opleiding van de magistraten.
Er werd afgesproken dat dit in de vorm van een interuniversitair centrum zou gebeuren. De minister van Justitie zou een samenwerkingsakkoord sluiten met de gemeenschappen, waarbij ook een functionele band met de Hoge Raad moest worden voorzien.
Er werd vanuit Vlaamse kant onmiddellijk actie ondernomen: er werd een werkgroep opgericht en er werd afgesproken met de toenmalige minister van Justitie, de heer Marc Verwilghen van VLD, die de baan opging om het Octopusakkoord integraal doorgang te doen vinden. Hij had dat ook in zijn beleidsnota opgenomen. Intussen was ook in de regeringsverklaring en in de beleidsnota 'Onderwijs en vorming' opgenomen dat er werk zou worden gemaakt van een magistratenschool.
Bij de overgang naar de nieuwe, paarse regering, werd mevrouw Laurette Onkelinx minister van Justitie. Op dat ogenblik kwam er een nieuwe richting. Zij volgde volledig de richting van de Hoge Raad voor Justitie, die eerder heil zag in een federaal instituut. Er werden verschillende vragen gesteld aan de minister en zij beweerde, in tegenstelling tot haar voorganger, dat zij inderdaad een federaal instituut zou oprichten en dat ze hierover zelfs geen overleg zou plegen met de gemeenschappen.
Ook bij de bespreking in de Senaat, op 21 december 2006, heeft zij nog eens formeel bevestigd dat zij geen overleg heeft gepleegd met de gewesten en dat ze het nut daar niet van inzag, omdat zij vond dat de opleiding voor de magistraten een federale materie was.
Er is in de Senaat gedebatteerd over die bevoegdheid. Ook senator Hugo Vandenberghe is daarbij tussengekomen en heeft uitvoerig gesteld dat het tot de bevoegdheid van de gemeenschappen behoort. Ik ga dat pleidooi hier niet volledig overnemen, net zo min als het pleidooi van mijn collega, de heer Jurgen Ceder, die daarin ook uitvoerig is tussengekomen, net als de heer Joris Van Hauthem.
Men zou kunnen zeggen dat het om een bevoegdheidsconflict gaat en dat we het nu niet moeten bespreken aangezien het geen belangenconflict is. Collega's, een dreigend bevoegdheidsconflict is voor ons een belangenconflict. Wij moeten niet wachten tot het daadwerkelijk een wet is geworden. Het komt nu ter bespreking in de Kamer.
Het gaat hier duidelijk om een bevoegdheidsconflict: de federale minister van Justitie doet een recuperatie. Door de oprichting van een federaal instituut neemt zij bevoegdheden tot zich die tot de gemeenschappen behoren.
Er was een politiek akkoord - en dat is het voornaamste van allemaal - waarbij gesteld was dat er op zijn minst overleg zou worden gepleegd met de gemeenschappen. Dit is niet gebeurd en op basis daarvan hebben wij een motie ingediend wegens een belangenconflict, waarbij wij vragen dat er op zijn minst overleg zou worden gepleegd met de gemeenschappen. Ik denk dat u deze motie zult steunen, gelet op de tussenkomsten van collega's in de Senaat. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Caluwé heeft het woord.
Mevrouw Van Steenberge zegt terecht dat het hier in de eerste plaats om een bevoegdheidsconflict gaat, maar dat een dreigend bevoegdheidsconflict ook een belangenconflict kan inhouden.
Het hangt natuurlijk af van de wijze van uitvoering. In se is er met de wettekst niets mis. Als men bij de uitvoering echter verder gaat en men zich niet beperkt tot de magistraten en het gerechtelijke personeel, maar zich tot de hele juridische wereld wendt, is er wel een probleem. In de wet staat evenwel niet dat men dat gaat doen. Dan zou de Raad van State trouwens ook gezegd hebben dat dit niet kan.
De minister heeft wel zoiets laten verstaan, maar mogelijk is dat verkeerd geïnterpreteerd. Ik blijf bij mijn vraag aan minister Vandenbroucke om zeer waakzaam te zijn, zoals ik ook in mijn actuele vraag voor het kerstreces geformuleerd heb. Mocht men dit toch uitvoeren en op het terrein van de permanente opleidingen van de universiteiten komen, doet er zich wel een bevoegdheidsconflict voor.
Voor alle duidelijkheid moet een onderscheid worden gemaakt met de magistratenschool. De opleiding die leidt naar het examen voor magistraat is manifest een gemeenschapsbevoegdheid. Die moeten we dus zelf organiseren. De universiteiten moeten daartoe een initiatief nemen. De vorming van de magistraten en van het gerechtelijk personeel wordt volgens artikel 151 van de Grondwet uitdrukkelijk voorbehouden aan de magistraten en aan de Hoge Raad van Justitie. Zodra er een uitbreiding is naar de rest van de juridische wereld, gaat men zijn boekje te buiten.
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijn fractie heeft het dossier ook grondig bestudeerd. Voor ons is er geen sprake van een bevoegdheidsconflict. Wij zullen deze motie dan ook wegstemmen.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, we horen hier weer twee verschillende theses: die van CD&V en die van de VLD. Als groot staatsman dekt de heer Caluwé alles toe. We moeten wachten op de uitvoeringsbesluiten, zegt hij. Volgens hem moet minister Vandenbroucke heel waakzaam zijn, want er zou wel eens sprake kunnen zijn van een bevoegdheidsconflict. Volgens mevrouw Ceysens is er helemaal geen sprake van een bevoegdheidsconflict.
Als er iets aan de hand is, dan moet u vandaag de voorliggende motie goedkeuren. De nakende overschrijding van de federale bevoegdheden kan aanleiding geven tot een belangenconflict. Als drie vierde van het parlement beslist dat het belang geschaad is, dan is het geschaad. Een nakende bevoegdheidsoverschrijding kan een reden zijn om te zeggen dat een belang is geschaad. Men hoeft dus niet te wachten tot na de stemming van de wet om dan naar het Arbitragehof te gaan.
Het Arbitragehof zal ons wandelen sturen. Er stelt zich pas een probleem zodra de wet niet conform de bevoegdheden wordt uitgevoerd.
Mijnheer Caluwé, u hebt zeer goed gehoord wat mevrouw Ceysens heeft gezegd, namelijk dat er geen bevoegdheidsconflict is. Mevrouw Ceysens, ik wil u herinneren aan het regeerakkoord van 1999. Onder de noemer Onderwijs stond helemaal op het einde: "Er wordt een magistratenschool opgericht ter uitvoering van het Octopusakkoord."
We zijn hier alweer een partijtje schaduwboksen aan het spelen. Het is duidelijk dat de afspraken die zijn gemaakt over de opleiding van magistraten in het kader van het Octopusakkoord manifest met de voeten worden getreden door de huidige minister van Justitie, hoewel ook de vorige federale regering dit in haar regeerakkoord had ingeschreven. In plaats van te wachten op eventuele uitvoeringsbesluiten die zouden kunnen wijzen op een bevoegdheidsovertreding, kunnen we beter preventief werken. Daarvoor is de procedure van het belangenconflict ingesteld.
Nu is daar natuurlijk wel enige politieke moed voor nodig. Dan moet men in de Senaat niet afkomen met het argument dat het allemaal op niets trekt en dat de politieke afspraken niet zijn nagekomen. In het Octopusakkoord zat het idee om een magistratenschool op te richten per gemeenschap of om minstens te werken met een samenwerkingsakkoord. De rechtsfilosofie is nu eenmaal niet dezelfde in het noorden als in het zuiden. Toen heeft men dat erkend. Die erkenning is er nu niet meer.
Het wetsontwerp dat nu in de Kamer voorligt, is voor een deel toekomstige federale recuperatie. Mijnheer Caluwé, heb nu een klein beetje politieke moed en zeg dat de belangen van de Vlaamse Gemeenschap door het voorliggende wetsontwerp in de Kamer geschaad zijn! Heb nu eens eindelijk die politieke moed! (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw de voorzitter, er is geen bevoegdheidsconflict. Mijnheer Van Hauthem, het verwondert me dat u citeert uit het regeerakkoord van 1999. Op dit moment werken we wel met een aangepaste en vernieuwde versie.
U geeft dus toe dat u dat stuk van het regeerakkoord van 1999 niet hebt uitgevoerd. Ik geef toe dat dit onderdeel er nu niet in is opgenomen. Blijkbaar is een regeerakkoord een soort catalogus van 3 Suisses, waarbij sommige partijen en fracties mogen zeggen wat wel en niet wordt gesteund. Ik neem daar akte van.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen zo meteen de hoofdelijke stemming over de motie houden.