Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het gerechtelijk onderzoek naar een kabinetsmedewerker Ruimtelijke Ordening
Verslag
De heer Huybrechts heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik moet tot mijn spijt vaststellen dat de laatste tijd uw kabinet op heel wat interesse mag rekenen van justitie. Op 22 juni 2006 was er reeds een eerste huiszoeking op uw kabinet en werd een van uw topadviseurs verhoord. Alhoewel er aanwijzingen waren dat de man in kwestie zich persoonlijk heeft beziggehouden met het afleveren van bouw- en verkavelingsvergunningen, werd hij bij gebrek aan bewijzen niet in verdenking gesteld. Mijnheer de minister, u behield dan ook uw volste vertrouwen in uw medewerker, en dat was uiteraard uw volste recht.
Blijkbaar is er echter toch iets misgelopen.
Uw adviseur zou zich hebben laten betalen voor het afleveren van bouw- en verkavelingsvergunningen. Ik stel het uitdrukkelijk in de voorwaardelijke wijze. Niet alleen aannemers waren in zijn diensten geïnteresseerd: ook de namen van schepenen, burgemeesters, provincieraadsleden en zelfs nationale politici duiken op. Ik ben benieuwd of we ooit zullen te weten komen hoe de vork aan de steel zit, dan wel of dit in de doofpot zal verdwijnen.
Eergisteren werd uw kabinetsmedewerker aangehouden en in verdenking gesteld voor fraude, corruptie en valsheid in geschrifte. Gisteren gebeurde opnieuw een huiszoeking op uw kabinet. De heer De Reuse heeft u al op 23 maart 2006 geïnterpelleerd over een geval van mogelijke fraude vanwege ambtenaren van AROHM West-Vlaanderen en de dienst Land van Aminal. Toen werden terecht veel vragen gesteld over de interne controle en de interne audits van de Vlaamse administratie. U was toen van oordeel dat er een grondig onderzoek moest gebeuren: "teneinde vervolgens met kennis van zaken een verbetertraject uit te stippelen en te implementeren".
Blijkbaar heeft dat grondig onderzoek weinig uitgehaald, want uw kabinetsmedewerker werd zelfs in november en december 2006 nog voor zijn diensten betaald. Het is bijgevolg logisch dat er vragen rijzen. Ik zou u de volgende vragen willen stellen. Hoe is het mogelijk dat drie jaar lang op uw kabinet kan worden gesjoemeld? Welke intern controlesysteem is op uw kabinet gebruikt? Wat is het resultaat van de interne audit over de werking van AROHM? Wat zal er gebeuren met de bouw- en verkavelingsvergunningen die door uw medewerker frauduleus zouden zijn afgeleverd? Bent u van plan om u namens de Vlaamse Regering burgerlijke partij te stellen om de belangen van het Vlaamse Gewest te vrijwaren? (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Daems heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden van de regering, geachte collega's, ik zal het relaas van de feiten niet overdoen, want het staat uitgebreid in de kranten. Het feit dat uw naaste medewerker voor Ruimtelijke Ordening en een zaakvoerder van een immobiliënkantoor uit Aalst zo ongeveer uit hun bed zijn gelicht heeft alleszins de geloofwaardigheid van de ruimtelijke ordening geen goed gedaan. En het houdt daar misschien niet bij op. Op basis van informatie uit gerechtelijke middens is al gesuggereerd dat ook politici misschien een beroep hebben gedaan op de hand- en spandiensten van uw kabinetsmedewerker. Ik spreek duidelijk in de voorwaardelijke wijze.
Het valt me op dat u er zich in dit dossier, en ook in het vorige dossier over fraude bij de buitendienst van AROHM in West-Vlaanderen, iets te gemakkelijk vanaf maakt. U blijft redelijk kalm en zegt dat u maximaal meewerkt met het onderzoek. Dat is terecht. Maar toch mag worden gezegd dat de man een erg belangrijke adviseur van u was. U kunt me corrigeren, maar ik denk dat hij uw topadviseur inzake Ruimtelijke Ordening was sinds uw kabinetschef Ruimtelijke Ordening anderhalf jaar geleden is vertrokken. De man heeft jarenlang een zeer belangrijke beleidsverantwoordelijkheid uitgeoefend.
Ik heb bijgevolg een vraag over uw politieke verantwoordelijkheid. Waarom hebt u niet eerder opgetreden tegen een adviseur die een erg belangrijke adviesfunctie had inzake ruimtelijke-ordeningsdossiers? Een jaar geleden is de man al verhoord. Vandaag blijkt dat de aanhouding met dezelfde dossiers te maken heeft, al zijn die misschien aangevuld met nieuwe informatie.
Mijn tweede vraag is eigenlijk een beetje analoog met die van de vorige spreker. Om welke dossiers gaat het? Er wordt bijvoorbeeld melding gemaakt van minstens drie grote bouwdossiers. Welnu, wat zult u doen met de dossiers die onder het gerechtelijk onderzoek vallen? Zult u ze 'on hold' zetten, of is het daarvoor te laat? Ik ben benieuwd, want misschien gaat het inderdaad om vrij grote bouwprojecten, met alle consequenties van dien.
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, laat me vooreerst toe te stellen dat ik het inderdaad evident vind dat ik vandaag, naar aanleiding van wat in de pers is verschenen, deze vragen voorgelegd krijg. U hebt misschien de wenkbrauwen gefronst, maar ikzelf was bijzonder verrast door de feiten die zich deze week hebben voorgedaan. De betrokken raadgever was een tiental dagen geleden opgeroepen om zich om 8 uur aan te melden bij de politie van Aalst. Eigenlijk was zowel bij zijn raadsman als bij diegenen die het dossier hebben opgevolgd, de indruk gewekt dat dit gewoon was om het dossier af te sluiten en om een aantal dingen die in het eerste onderzoek waren opgevraagd terug te overhandigen aan de betrokkene. Toen ik 's namiddags op de hoogte werd gebracht van het feit dat de betrokkene opnieuw zou worden voorgeleid voor de onderzoeksrechter, was dit voor mezelf en voor mijn medewerkers een bijzonder zware slag, die helemaal als een verrassing kwam.
Op dat ogenblik heb ik vanzelfsprekend onmiddellijk een maatregel van orde genomen. De enige maatregel die ik op dat ogenblik kon treffen, was de ambtenaar in kwestie met onmiddellijke ingang schorsen.
U zult wel begrijpen dat ik niet kan ingaan op de grond van het onderzoek, waarover ik trouwens meer verneem via de media dan ikzelf als minister via mijn raadsman kan vernemen. Eén ding kan ik u wel zeggen, met betrekking tot de drie gemeenten die werden vernoemd en waarvan er zoals u weet twee in Vlaanderen liggen. Ik heb mijn secretaris-generaal de opdracht gegeven om daar alle bouwberoepen van de laatste jaren na te kijken. Uit dat onderzoek, dat vanmorgen werd beëindigd, blijkt dat er dienaangaande geen enkele onregelmatigheid werd vastgesteld. Mochten er inderdaad dossiers naar voren komen, dan zal ik met genoegen nagaan welke het zijn en op welke manier ze zijn behandeld.
Met betrekking tot de werking van het kabinet, wil ik heel duidelijk zijn. Als ik hoor of lees dat de medewerker zich liet betalen voor het afleveren van bouwvergunningen, dan moet ik eerlijk gezegd toch mijn wenkbrauwen fronsen. Er zitten in dit parlement nogal wat burgemeesters en schepenen, die dus weten hoe het er in de praktijk aan toe gaat. Voor alle duidelijkheid wil ik stellen dat mijn medewerkers geen bouwvergunningen verlenen en zelfs niet rechtstreeks tussenkomen in de vergunningsprocedure, omdat die zoals u weet als volgt verloopt. Het college vraagt advies aan de gemachtigde ambtenaar van een provinciale buitendienst, volgens artikel 43, krijgt dat advies en baseert zich daarop voor het verlenen van een vergunning. Ofwel is artikel 44 van toepassing, waarbij het college rechtstreeks de bouwvergunning uitreikt en waarbij de gemachtigde ambtenaar en de stedenbouwkundige ambtenaar de kwaliteitscontrole doen en schorsen of niet schorsen. Mijn kabinet is daar niet bij betrokken.
De tweede stap bij het verkrijgen van een vergunning is de mogelijkheid voor de particulier om beroep aan te tekenen bij de bestendige deputatie. Op dat ogenblik zijn er twee mogelijkheden. Ofwel wordt de negatieve vergunning van het college van burgemeester en schepenen opnieuw negatief beoordeeld door de bestendige deputatie. Op dat ogenblik stopt de vergunningsprocedure en stopt de beroepsprocedure: twee keer negatief is negatief.
Een andere mogelijkheid doet zich voor wanneer het college negatief had geadviseerd, maar de deputatie een gunstig advies geeft en een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning verleent. Op dat ogenblik kan ofwel de stedenbouwkundige ambtenaar ofwel het college van burgemeester en schepenen in beroep gaan tegen die beslissing van de deputatie bij de minister van Ruimtelijke Ordening.
U weet dat er in Vlaanderen in 2006 ongeveer 80.936 bouwaanvragen werden behandeld, waarvan er 356 in beroep zijn voorgelegd aan de minister van Ruimtelijke Ordening, wat neerkomt op 0,44 percent. Wat doet de minister van Ruimtelijke Ordening in een dergelijke beroepsprocedure? Het dossier wordt afgehandeld door de administratie RO na het BBB door het departement. Onder leiding van de secretaris-generaal worden de bouwberoepen behandeld en met een nota en twee ministeriële besluiten overgemaakt aan de bevoegde minister.
Het dossier komt op het kabinet toe en wordt behandeld door een eerste raadgever. Nadat het geadviseerd is door die raadgever, wordt altijd de opinie gevraagd van een tweede raadgever. Er zijn gevallen waar er geen akkoord is tussen beide raadgevers. Dan komt er een meeting, onder leiding van de kabinetschef, waarbij er gediscussieerd wordt over de aard van het dossier en het in te nemen standpunt. In een aantal delicate dossiers ben ik persoonlijk bij de vergadering aanwezig geweest. Vaak vragen we er de betrokken ambtenaren bij om een oordeel te vormen. In het andere geval kan er een derde opinie worden gevraagd. Ten slotte wordt het dossier, voor ik het onderteken, voor een advies voorgelegd aan de kabinetschef. Het wordt geparafeerd en dan door mij ondertekend. Er is een zeer duidelijke afspraak tussen mezelf en - in het verleden de directeur-generaal - de secretaris-generaal, dat als de administratie een probleem heeft met een dossier, de secretaris-generaal rechtstreeks contact neemt met mij als bevoegd minister. Deze procedure heeft ertoe geleid dat, zelfs bij zeer moeilijke beroepsprocedures, er de voorbije acht jaren nooit moeilijkheden zijn geweest.
Ik kan mij dus niet voorstellen dat er op mijn kabinet, met betrekking tot de enige procedure waar we bij betrokken zijn, namelijk het beroep in het geval van bouw- of verkavelingsdossiers, gesjoemeld zou zijn. We voeren de strengste controleprocedures uit en leggen de grootst mogelijke integriteit aan de dag.
Op 22 juni 2006 is de betrokkene inderdaad ondervraagd en was er een huiszoeking in zijn kantoor op mijn kabinet. Ik heb toen onmiddellijk een advocaat aangesteld om mijn belangen en die van de Vlaamse Gemeenschap te bewaken. Op 11 juli 2006 kreeg ik van de advocaat de mededeling dat na contact met de onderzoeksrechter de betrokkene niet in verdenking werd gesteld en de 10 elementen van het Openbaar Ministerie niet weerhouden werden. Er zou dus geen strafprocedure komen. De betrokkene heeft na een 'verlof', zijn werkzaamheden begin september hervat. Hij is hoofdzakelijk belast met de contacten met dit parlement. Vele leden uit de commissie kennen hem, want hij behandelt de schriftelijke en mondelinge vragen, de interpellaties, de verzoekschriften en het opstellen van de beleidsbrief. Hij is op het kabinet dus niet bezig met bouwberoepen of met ruimtelijke planning of met goedkeuring van ruimtelijke uitvoeringsplannen. Ik sta nog altijd achter mijn standpunt van september dat betrokkene het recht had om zijn functie weer op te nemen en zijn taken uit te voeren, die hij trouwens uitstekend vervult. De betrokkene zat de laatste maanden in de commissie naast mij en ik heb nooit één lid van de commissie of het parlement daar één opmerking over horen maken.
Het imago van Ruimtelijke Ordening en de gebeurtenissen in West-Vlaanderen wegen heel zwaar op alle ambtenaren van het agentschap Ruimtelijke Ordening in Vlaanderen. Dat heeft opnieuw vertragingen tot gevolg en veel negatieve beslissingen, omdat er een ongelooflijke psychose heerst in de administratie.
Mijnheer Huybrechts, u zegt dat ik dat lijdzaam toelaat. Wel, u vergist zich volledig. Als er de voorbije weken en maanden over 1 zaak is vergaderd, dan was het wel over hoe we dit moeten aanpakken. Op dit ogenblik is een volledige audit vergunningenbeleid uitgevoerd. Er is een audit uitgevoerd, en dossiermatig gecontroleerd, over de werking van de buitendienst West-Vlaanderen. De audit van de buitendienst Oost-Vlaanderen is klaar en die van de buitendienst Antwerpen zit in een finaal stadium.
Naar aanleiding van de interpellatie van de heer De Reuse in de commissie, heb ik gezegd dat vanaf het moment dat de audit West-Vlaanderen klaar is, we de resultaten zouden implementeren voor heel Vlaanderen. De audit werd afgeleverd op 30 november 2006. Ik heb onmiddellijk de opdracht gegeven aan de heer Kolacny, de nieuwe administrateur-generaal van het agentschap Ruimtelijke Ordening, om dit te vertalen. Dit heeft geleid tot een beslissing van mijzelf op 20 december, na een werkvergadering op 18 december op mijn kabinet.
Ik heb mijn goedkeuring gegeven aan het document Herstructurering en Cultivering van de Ruimtelijke-Ordeningafdelingen in Vlaanderen. We hebben een volledig onderzoek gedaan over de aanpak hiervan, over de implementatie van de verbeteringsprocessen, over het voorkomen van anomalieën en over de versterking van de integriteit. Dit document kan worden besproken in de commissie voor Ruimtelijke Ordening. Daar kunnen we naar een oplossing zoeken op korte en op lange termijn.
Enkele aanzetten die erin worden gegeven, zijn: we zullen in alle buitendiensten een nieuwe organisatie opstarten, waarbij we werken met functionele teams. De dossierbehandeling zal dus niet langer individueel gebeuren en we nemen het bancaire systeem over. Dat laatste wordt in vakjargon het vierogenprincipe genoemd, waardoor elk dossier telkens binnen functionele teams kan worden bekeken door meerdere collega's, vooraleer het ter ondertekening wordt voorgelegd aan de gemachtigd of stedenbouwkundig ambtenaar.
Er is bepaald dat we in samenspraak met de MOD van het departement RWO en met minister Bourgeois en zijn diensten, inzake het integriteitsbeleid de Ruimtelijke Ordening als een pilootproject zullen weerhouden om zo snel mogelijk een integriteitscode tot stand te brengen die zal worden gevolgd door alle ambtenaren. Naar aanleiding van het conflict in West-Vlaanderen is daarover de voorbije maanden in de verschillende buitendiensten gepraat.
Het is de bedoeling dat het IT-systeem, het Brederosysteem dat vandaag functioneert in West- en Oost-Vlaanderen, zal worden toegepast in Limburg, Vlaams-Brabant en Antwerpen, zij het in afgeslankte versie. We noemen dit in vakjargon Bredero light. Het is een systeem dat ertoe leidt dat elke ambtenaar die in een bepaald stedenbouwkundig dossier een handeling stelt, automatisch wordt geregistreerd in het systeem, waardoor het perfect mogelijk is het dossiertraject op te volgen, te reconstrueren en te evalueren met managementtools, die ook in het systeem worden opgenomen.
Deze nota is na de nota van mezelf, herwerkt en afgeleverd door de heer Kolacny op 26 december 2006. Binnen de menselijke middelen en mogelijkheden doen we er alles aan om in het beleidsveld Ruimtelijke Ordening de integriteit maximaal te doen naleven. (Applaus bij de meerderheid)
Ondanks alle pogingen is er blijkbaar toch iets misgelopen. Ik kan me niet indenken dat een kabinetsmedewerker zomaar wordt aangehouden op verdenking van fraude, corruptie en valsheid in geschrifte. Ik hoor graag dat u een zo waterdicht mogelijk systeem probeert uit te werken. Iedereen zal daarbij gebaat zijn.
Ik wil zeker niet alleen uw kabinet viseren. Ik denk dat er een waterdicht systeem moet komen voor de hele Vlaamse administratie. Ik denk dat ook bij minister Vandenbroucke, op het kabinet van Onderwijs, een en ander moet worden rechtgezet.
Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Ik vind het goed te horen dat vooral het debacle West-Vlaanderen aanleiding heeft gegeven tot een aantal demarches op beleidsniveau.
Maar uw antwoord op de vraag waarom u vorig jaar niet bent opgetreden, stelt me eigenlijk een beetje teleur. Als u te maken hebt met een cruciale positie en een serieuze verdenking, die nu nog grotere vormen aanneemt, vind ik het niet meer dan logisch dat u uit voorzorg bewarende maatregelen neemt.
Volgens de profielomschrijving die uw medewerker heeft op de website van uw kabinet, behandelt de man in kwestie vergunningendossiers. Het kan zijn dat het in de praktijk anders loopt, maar ik heb me daarop gebaseerd en ik verneem dat dat ook zo is.
Mijnheer de minister, uiteraard is het niet zo dat u of uw medewerkers vergunningen afleveren. Ik denk dat het spel heel wat subtieler verloopt. Het gaat dan om het voortrekken van dossiers en het sturen van adviezen. Ik ontvang signalen uit de administratie dat de druk soms heel groot is om een bepaald advies in een bepaalde richting af te leveren.
Ik heb het verslag van de ombudsman van 2002 gelezen. Toen al ging een oranje licht flikkeren over een flagrante bouwovertreding, waarbij uw medewerker - en u hebt uiteindelijk uw handtekening gezet - zijn boekje een beetje te buiten ging. De ombudsman schrijft in het jaarrapport van 2002: "Volgens de Vlaamse Ombudsdienst kan een minister aan zijn stedenbouwkundige inspecteur natuurlijk verduidelijkingen vragen en hem op vergissingen wijzen, maar de minister kan hem niet zijn mening opdringen. In dit geval meent de Vlaamse Ombudsdienst dat de formulering van de kabinetsnota toch wijst op het opdringen van een mening en dat is strijdig met de principes van het injunctierecht. Ook de ombudsnorm rechtszekerheid en gerechtvaardigd vertrouwen is geschonden. Het vertrouwen van de verzoeker in een correcte behandeling van het stedenbouwmisdrijf werd geschaad."
Het is een paar jaar geleden, maar het was een teken aan de wand.
Een stedenbouwkundige inspecteur komt in generlei wijze tussen in het vergunningverleningsproces. De stedenbouwkundige inspecteur treedt op in het handhavingsluik. Ik verheel niet dat ik en veel leden van dit Vlaams Parlement zich sinds 1999 'not amused' voelen met de handelwijze in bepaalde dossiers van de stedenbouwkundige inspectie en daar neem ik de volle politieke verantwoordelijkheid voor mijn handelen op mij. (Applaus bij de VLD)
Mijnheer de minister, ik begrijp uw redenering, maar dat is niet mijn punt. Mijn punt is dat de medewerker in kwestie toen ook de pen heeft vastgehouden voor dit dossier. Of het nu een handhavingsinspecteur was of een stedenbouwkundige ambtenaar die adviezen verleent over vergunningen, blijft in se gelijk. Toen werd voor dit concrete dossier al een signaal gegeven door de Vlaamse Ombudsdienst dat de medewerker misschien zijn boekje te buiten is gegaan. Dat wil ik hiermee illustreren.
Mevrouw de voorzitter, ik wil ook nog een meer algemene beschouwing maken over Beter Bestuurlijk Beleid.
Ik heb al eerder gezegd dat de principes waarop Beter Bestuurlijk Beleid gebaseerd is, zeer eerbaar zijn en dat we ze goed moeten bewaken. Mijnheer de minister, ik stel vast dat onder de term Beter Bestuurlijk Beleid de voorbije jaren ook heel wat benoemingen zijn gebeurd, onder andere voor topfuncties. Voor de drie benoemingen van belang binnen het departement Ruimtelijke Ordening gaat het om medewerkers die op uw kabinet hebben gewerkt.
Dat is formeel onjuist. De heer Braeckman, secretaris-generaal van het departement, heeft nooit op mijn kabinet gewerkt. De heer Kolacny, administrateur-generaal van het agentschap, heeft nooit op mijn kabinet gewerkt. Dat zijn de twee topfuncties.
De heer Braeckman werkte op het kabinet van minister-president Dewael.
Mijnheer Daems, dat is een ander onderwerp. Ik stel voor dat u daar eventueel een andere vraag over stelt in de commissie.
Mevrouw de voorzitter, mocht dat dossier in de volgende weken of maanden nog een staartje krijgen doordat er politici bij betrokken worden, dan zal mijn fractie niet nalaten om een voorstel te doen om een parlementaire onderzoekscommissie op te richten.
Dat zullen we op dat ogenblik moeten beoordelen.
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik heb veel respect voor uw onkreukbaar imago en ik wil geen expert zijn in dat dossier. Ik ben wel bekommerd om de positie van de kabinetsmedewerkers. Vandaag wordt helaas weer in De Morgen een kabinetsmedewerker Ruimtelijke Ordening genoemd, in het dossier van het nieuwe stadion voor Club Brugge. Ik reken u dat niet aan, want u kunt daar wellicht niets aan doen. Ik zou wel graag hebben dat Ruimtelijke Ordening uit de sfeer van verdachtmaking kan geraken en dat kabinetsmedewerkers - ik ben er zelf een geweest, ik weet dus waarover ik praat - elke vorm van belangenvermenging vermijden. Een krantengerucht is ook maar een krantengerucht, maar ik ben erover bekommerd want het gaat om een zeer delicaat dossier waar veel commotie over wordt verwacht. Ik zou dat dossier graag zuiver willen houden en - samen met u - onkreukbaar behandelen.
Ik kan alleen maar veronderstellen dat dat te maken heeft met de zeer ambitieuze plannen van een voetbalclub die voor het eerst ter sprake zijn gekomen naar aanleiding van het debat over de stedelijke afbakening van Brugge. Er is trouwens binnen de regering een afspraak gemaakt dat daarover een toelichting zal komen zowel van de administratie Ruimtelijke Ordening als van de betrokken club om de plannen toe te lichten.
Het incident is gesloten.