Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte ministers, beste collega's, afgelopen weekend vernamen we opnieuw ontstellend nieuws betreffende kinderverwaarlozing. Een zes weken oude baby overleed ten gevolge van verwaarlozing en ontbering. De ouders zijn heroïneverslaafd.
Het is het zoveelste geval dat we op korte tijd meemaken. We herinneren ons de kinderen die door heroïneverslaafde ouders werden achtergelaten bij een dakloze in Antwerpen en baby Xena, die door de ouders werd verwaarloosd en aan de verwondingen overleed. Telkenmale ging het om ouders die drugsverslaafd waren en gekend waren bij verschillende hulpverlenende instanties. Ik vrees dat het, jammer genoeg, niet om het laatste geval ging.
Instanties als OCMW's, ziekenhuizen, sociale diensten van de politie, het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg mogen samenzitten en kennis hebben van de problemen, het lijkt mij dat het dikwijls ontbreekt aan een adequaat optreden van deze diensten. Ik heb dikwijls een Dutrouxgevoel. Alle diensten kennen de problemen en plegen overleg, maar op het ogenblik dat beslist moet worden, weet blijkbaar niemand wie waarover kan beslissen.
Als ik reacties lees van Kind en Gezin-consulenten - die stellen dat ze afspraken voor begeleiding maken met de ouders, maar als ze op de afgesproken dag en het afgesproken uur niet binnen geraken, het daarbij laten - vind ik dat we schromelijk tekortschieten. We kunnen niet dulden dat gewoon wordt gezegd dat wel een afspraak was gemaakt, maar dat de deur dicht was en men niet binnen kon.
In Het Laatste Nieuws van 8 januari zegt mevrouw Leen Du Bois van Kind en Gezin: "Wij proberen preventief te handelen. We gaan vaker langs, bezorgen ze meer informatie en tonen hen de weg naar belangrijke punten waar ze voor hulp terechtkunnen, bijvoorbeeld de huisdokter. Maar we hebben geen mandaat om te beslissen dat een kind bij een gezin weg moet. Mochten we die macht wel hebben, dan zouden sommige ouders ons niet vertrouwen."
Mij lijkt dit de wereld op zijn kop zetten. Een dreiging om hun kind weg te nemen, kan ouders er misschien toe aanzetten om wel daadwerkelijk voor hun kinderen te zorgen. Ik begrijp dat men een kind niet te snel uit zijn thuisomgeving wil wegnemen en dat men preventief en positief wil handelen. Daar heb ik allemaal geen problemen mee. Toch moeten we vaststellen dat in onze samenleving vandaag ouders steeds meer nood hebben aan opvoedingsondersteuning. We moeten ook een stap verder durven gaan. Als we vaststellen dat die opvoedingsondersteuning niet voldoende is, dan moeten we strenger en sneller kunnen optreden. Kinderen verdienen een veilige omgeving waarin ze kunnen opgroeien. Om drama's te vermijden, moet men desnoods de kinderen wegnemen.
Mevrouw de minister, ik begrijp dat u eveneens geschokt bent door deze gebeurtenissen, maar als voogdijminister van Kind en Gezin moet u ook nagaan of Kind en Gezin niet krachtdadiger en vooral dwingender moet optreden. Uit de informatie waarover ik beschik, blijkt dat er vrijdag laatstleden wel degelijk een vergadering heeft plaatsgevonden tussen al deze instanties en dat men op een bepaald ogenblik heeft overwogen om het parket in te schakelen om het kindje bij de ouders weg te nemen. Daardoor is het des te schrijnender dat dat niet is gebeurd, met de gevolgen die we allemaal kennen. Mevrouw de minister, wilt u dringend een uitgebreid verslag over deze zaak in de commissie geven?
Vandaag stelt het parket in de krant De Morgen dat het niet akkoord gaat met het standpunt van Kind en Gezin, namelijk dat er zich geen probleem stelt. (Applaus bij de VLD en CD&V)
Geachte leden, ik denk dat iedereen in het parlement en in de samenleving het erover eens is dat wanneer kinderen zich in risicovolle situaties bevinden, die zelfs levensbedreigend zouden kunnen zijn, er een mandaat moet zijn van de samenleving om op te treden en ervoor te zorgen dat het kind zich kan ontwikkelen en opgroeien in een veilige omgeving. Dat principe is onbetwistbaar. De vraag is hoe we het in de praktijk kunnen omzetten.
Alles begint met een goede screening en een goede diagnose van een problematische opvoedingssituatie en van risicofactoren die in een gezin aanwezig zijn. We zijn er ons ten volle van bewust dat de screening en de diagnose op verschillende plaatsen moeten gebeuren. Gezinnen komen in contact met huisartsen, ziekenhuizen, scholen enzovoort. Die verschillende instanties moeten mee geresponsabiliseerd worden en alert gemaakt. Ze moeten de nodige deskundigheid verwerven en ontwikkelen om een goede diagnose te kunnen stellen. Gelukkig hebben we in Vlaanderen een opportuniteit, namelijk onze consultatiebureaus en regioverpleegkundigen van Kind en Gezin, die bij de geboorte van een kind aan huis gaan. Daardoor kan de inschatting van de risicosituaties beter verlopen omdat men de thuissituatie kan observeren en bekijken. De regioverpleegkundigen van Kind en Gezin worden daarin serieus ondersteund. Ze krijgen daarvoor een extra opleiding en we werken met de meest gevalideerde internationale methodieken die daaromtrent bestaan. We beseffen immers dat dit een delicate aangelegenheid is, waarin we met zoveel mogelijk kennis van zaken en zo adequaat mogelijk diagnoses moeten kunnen stellen. Ik blijf erachter staan dat in de toekomst de analyse moet gebeuren van wat de risicofactoren zijn die aanwezig zijn in een gezin, wat de beschermende factoren zijn, wat de mogelijke opportuniteiten voor het kunnen groeien van beschermfactoren zijn en wanneer deze uit balans zijn, zodat een kind in gevaar is.
Dat zijn de afwegingen die men zeer professioneel moet maken. Er moet enerzijds sprake zijn van professionele ondersteuning, onderzoek en opleiding van en voor deze mensen, maar anderzijds ook van een toetsing. Bij de beoordelingen ter zake wordt niet over één nacht ijs gegaan. De toetsing gebeurt in eerste instantie met een teamverantwoordelijke. De beslissing wordt dus nooit door één persoon genomen, maar in overleg en onder supervisie. Als er sprake is van ernstige risicofactoren, zal er intervisie plaatsvinden. Dat betekent dat er contact wordt opgenomen en overlegd met andere hulpverleners, die wel een mandaat hebben om op te treden.
Ik blijf voorstander van een dergelijke werkwijze. Ik wil niet bepalen dat, steeds als de drugsproblematiek opduikt in een gezinssituatie, de kinderen moeten worden geplaatst. Ik ben geen voorstander van rigide kaders of lijstjes van criteria die automatisch leiden tot plaatsing. Er moet steeds een afweging gebeuren van risicofactoren en beschermende factoren. Wanneer een kind in gevaar is en de risicofactoren zijn aanwezig, moet er uiteraard adequaat worden gehandeld. Er moet dan een behandelingsplan zijn en die situatie moet worden opgevolgd.
De vraag die we ons in deze zaak kunnen stellen, is of de door ons gehanteerde werkwijze volstaat. Is aan de voorwaarden ter zake voldaan? Een voorwaarde is uiteraard ook het aanbod en de professionele ondersteuning. De volgende vraag die we ons kunnen stellen is: werd deze werkwijze toegepast in deze specifieke gezinssituatie, in dit dossier waarnaar u verwijst?
Sta me toe niet in te gaan op het specifieke dossier. Er loopt momenteel immers een gerechtelijk onderzoek. Ook is er sprake van een interne audit. In dat kader wordt deze zaak verder onderzocht. Ook ben ik gebonden aan de wetgeving met betrekking tot de privacy. Wel wil ik één zaak zeker zeggen. Meteen na dit incident is er een onderzoek ingesteld door de interne auditdienst. Dat gebeurde echter niet omdat er een vermoeden zou zijn van schuldig verzuim, zoals werd gesuggereerd in enkele kranten, maar omdat dit de standaardprocedure is. Wanneer een dergelijk incident voorvalt, treedt de interne auditdienst van Kind en Gezin meteen op. Die dienst zal nagaan welke procedures zijn gevolgd en onderzoeken of er voldoende acties zijn ondernomen om de juiste beoordeling te maken. Hij onderzoekt dus of er correct is gehandeld. We wachten de resultaten daarvan af.
Verder werd in een aantal kranten gesuggereerd dat er geen inschatting was gemaakt van het risico in dit gezin. Dat is helemaal niet het geval. Dit gezin werd gediagnosticeerd als problematisch. Op dat ogenblik is er zowel supervisie als intervisie geweest. Er zijn contacten geweest, onder meer met de regioverpleegkundige. Er was ook een zelfstandige vroedvrouw aanwezig. De sociale dienst van het ziekenhuis was hier eveneens bij betrokken. Het is trouwens die dienst die de bal aan het rollen heeft gebracht. Ook de preventiedienst van Lokeren was betrokken partij, net als een vertrouwenscentrum kindermishandeling. Dat deze experten aanwezig waren, doet vermoeden dat men heel ernstig met dit dossier is omgegaan en dat er een beoordeling is gemaakt. We weten echter allemaal dat we niet alle risico's kunnen uitsluiten. Er is echter heel wat gedaan.
Ik wil niet vooruitlopen op het interne en het gerechtelijke onderzoek. Mocht uit beide onderzoeken echter blijken dat er een aantal elementen zijn waarvan ik vandaag geen weet heb, of mochten er een aantal conclusies worden getrokken waarmee we in de toekomst het best rekening houden, dan zal ik niet nalaten om de nodige en gepaste maatregelen te nemen. Laat dit duidelijk zijn: als de risicofactoren de overhand nemen, moeten we kunnen handelen, moet er een mandaat zijn. Ik ben zeker een voorstander van het verlenen - door de samenleving - van een mandaat om op te treden. Daar bestaan procedures voor. Dan moeten er maatregelen worden genomen om het kind in veiligheid te brengen.
Mevrouw de minister, ik stel vast dat er heel wat overlegmomenten zijn. Wat ik heb willen aantonen, hebt u ook u in uw antwoord aangetoond. Er zijn overlegmomenten en procedures, maar op het cruciale moment ontbreekt er een instantie of een persoon die weet wat er moet gebeuren en wie er mag optreden. Naar mijn bescheiden mening wordt er te weinig adequaat opgetreden.
U stelde zelf dat het gezin in kwestie als een probleemgezin werd beschouwd en dat er opvolging gebeurde. Van bij de geboorte van het kind werd al gesignaleerd dat het om een probleemgezin ging en toch is zoiets gebeurd. Ik betreur dat.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil niet vooruitlopen op de resultaten van het onderzoek bij Kind en Gezin of van het gerechtelijk onderzoek, maar ik wil wijzen op de toch wel vrij ernstige verklaringen van de parketwoordvoerder van de rechtbank van Dendermonde. Hij heeft heel uitdrukkelijk gesteld dat er sprake is van verwaarlozing. Bovendien zou de toestand al veel langer dan vorige vrijdag penibel zijn geweest. Volgens hem werd een zware inschattingsfout gemaakt door de begeleidende instanties. Het parket gaat zo ver om te onderzoeken of er sprake is van schuldig verzuim door de begeleidende instanties.
Mevrouw de minister, ik wil u vragen om bij hoogdringendheid initiatieven te nemen om de begeleiding van risicogezinnen te verzekeren. Het is ook heel belangrijk om te zorgen voor een betere coördinatie van de instanties die betrokken zijn bij de begeleiding van risicogezinnen. Op dat vlak loopt er vandaag immers heel veel fout.
Mevrouw Merckx-Van Goey heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, drugs, zowel legale als illegale, houden altijd een risico in. Het is belangrijk dat hulpverleners alert zijn.
In Nederland bestaan er hulpmiddelen om in te schatten wat de risico's en de mogelijkheden zijn. Ze betreffen het beoordelen en het bespreken van de veiligheid van kinderen in hun thuissituatie. Zo zijn er de acht aandachtspunten van 'Veilig Thuis' en is er ook 'CARE NL', gebaseerd op Canadese praktijken.
Wat is nu de situatie bij ons? U stelt dat er afwegingen moeten worden gemaakt, maar zijn er ook instructies voorhanden? Is er een ruimere kijk op de uithuisplaatsing? Uithuisplaatsing is hoe dan ook pas mogelijk als er een voldoende groot aanbod is. Ik dacht dat 5 jaar geleden een literatuurstudie en een inventaris werden opgesteld over wie in Vlaanderen bezig is met drugsverslaving en kleine kinderen. Kunnen die lijsten geactualiseerd worden? Het is even belangrijk dat er binnen de ruime wereld van de hulpverlening interesse is voor het werken met deze doelgroep. Het is geen makkelijke doelgroep die, gelet op de aanbiedingen en aanvragen, vaak achteruit wordt geschoven.
Ik zou dus graag weten welk aanbod er bestaat en ik maak me zorgen over de verschuiving van de aandacht van verslaafde jonge moeders en vaders naar de aandacht voor zwangere drugsverslaafden.
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, de opdracht van ons parlement is ook om, los van de individuele gevallen die vaak pijnlijk zijn, na te denken of we ter zake geen opdracht hebben als decreetgever. We merken slingerbewegingen op in dit domein. Vroeger werd waarschijnlijk te snel aan uithuisplaatsing gedacht. Daarna kwam er de tegenreactie om dat nooit meer te doen omdat het te vaak gebeurde omwille van armoede. Er werd vanuit gegaan dat armoede in een gezin op een andere manier opgelost diende te worden. Nu is het nog steeds zo dat men bijna niet durft over te gaan tot uithuisplaatsing. Er is sprake van een taboe, ingegeven door de sfeer van onze decreten en van het debat dat tien jaar geleden werd gevoerd, waarbij uithuisplaatsingen als de ultieme mogelijkheid werd beschouwd. We moeten opnieuw rekening houden met een veranderende maatschappelijke realiteit. Er moet een andere toon worden gezet in het debat, ook omwille van wie tot de uithuisplaatsing moet overgaan, want dat is een vreselijke opdracht. We moeten heel duidelijk zeggen dat het in sommige gevallen goed en nodig is om een kind te plaatsen.
Ik vrees dat we door de jaren heen veel te veel hebben laten verstaan dat dit het allerlaatste is wat je kunt overwegen. Dat zullen we niet kunnen volhouden. We zullen dat discours, vanuit onze politieke verantwoordelijkheid, anders moeten voeren en duidelijk maken dat het belang van het kind primeert en dat kansen aan ouders geven een mooie zaak is, maar niet ten koste van kinderen.
We moeten ook duidelijk maken dat wij aan de kant van het kind staan, eventueel zelfs met decreetswijzigingen waarin we dit duidelijk verwoorden en waarmee we het mandaat heel duidelijk maken.
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Ik volg uw gedachtegang, mevrouw de minister. Er moet een goede screening zijn en we moeten de factoren goed analyseren. Maar toch vermoed ik soms dat er een grote naïviteit is bij al die experten. Van mensen die aan de illegale drugs zitten, weet iedereen dat zij op een bepaald moment ontoerekeningsvatbaar en agressief zijn, en dat zowel kinderen als partners vaak het slachtoffer zijn van dat geweld.
Volgens mij moeten we dus niet te veel criteria zoeken. Eén criterium is echt doorslaggevend. Ik hoop dat wij eens durven overgaan tot actie, zoals mevrouw Ceysens zegt. We mogen niet naïef zijn en moeten een goed onderscheid maken tussen probleemfactoren en zwaar gedrogeerden, want daar zit toch wel een verschil.
De heer Caron heeft het woord.
We mogen op basis van één heel erg en betreurenswaardig geval geen paniekvoetbal spelen. Ik wil vermijden dat we in dit debat in een repressieve sfeer terechtkomen, zoals door een aantal sprekers is aangegeven. Er bestaat een toereikend instrumentarium - al kan het misschien beter gecoördineerd worden - om kinderen indien nodig weg te halen uit hun thuissituatie.
Ik wil een pleidooi houden om verder te investeren in de opvoedingsondersteuning en in het werk van Kind en Gezin. De begeleiding van jonge moeders via de consultatiebureaus en de regioverantwoordelijken werkt niet slecht. Misschien moeten we eens nadenken of we niet meer kunnen investeren in de preventie en de bewustmaking in plaats van in de output.
We hebben behoorlijk goede instrumenten om op te treden wanneer het misloopt. Ik denk dat we nog meer moeten investeren in de bescherming en ondersteuning. Op dat vlak volg ik de minister.
Mevrouw Vervotte heeft het woord.
Het debat dat we hier houden is heel rijk en heel zinvol. Het is ook iets dat leeft bij de hulpverleners zelf, dus laten we niet doen alsof wij de enigen zijn die daarmee bezig zijn. Het zijn in eerste instantie de mensen die er elke dag bij betrokken zijn, die deze afweging voortdurend moeten maken.
Wanneer er vandaag een incident is, wordt er onmiddellijk gekeken of er schuldig verzuim is bij de hulp- en dienstverleners zijn. We mogen niet in een sfeer terechtkomen waarbij de deskundigheid van de hulpverlening voortdurend in twijfel wordt getrokken. Het uitgangspunt is dat een kind in gevaar niet getolereerd kan worden. Er moet een mandaat zijn en de samenleving moet kunnen optreden. Ik ben het op dat vlak volledig eens met mevrouw Ceysens en ik heb dat ook duidelijk als beginpunt gesteld.
Ik ben het ermee eens dat je moet handelen wanneer risicofactoren doorslaggevend zijn. Uit de cijfers blijkt trouwens dat het aantal uithuisplaatsingen stijgt. Het klopt dus niet dat daar een taboe rond heerst.
Ik ben bereid om daar in de commissie verder over te discussiëren. Het is een heel belangrijk maatschappelijk thema en wij dragen daarin onze verantwoordelijkheid. Ik wil graag abstractie maken van het individuele dossier. Ik vind dat rond dat dossier veel gecommuniceerd is, door verschillende woordvoerders, over schuldig verzuim, zonder bewijzen of onderzoek. Laten we het onderzoek afwachten.
Uit het feit dat er overleg is tussen hulpverleners mag niet worden afgeleid dat er niet zou worden gehandeld. Ik kan het individuele dossier hier niet bespreken om privacyredenen. Ik heb het echter wel bekeken. Er zijn twee A4's waarop staat vermeld hoe vaak men aan huis is geweest en welke evolutie heeft plaatsgevonden in het gezin zelf.
Ik stel voor dat we het debat daarover verder zetten in de commissie en dat we met de nodige nuances de juiste conclusies trekken en de juiste beleidslijnen uitzetten.
Mevrouw de minister, het is inderdaad noodzakelijk dit debat te vervolgen in de commissie.
Mijnheer Caron, het gaat niet over een enkel geval. Het is het vierde geval op rij van het afgelopen jaar.
Het incident is gesloten.