Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid.
Ik wijs de vergadering tevens op de reflectienota die de heer Wim Van Dijck heeft ingediend en die krachtens artikel 56, punt 2, van ons Reglement mee de basis vormt voor de beraadslaging in plenaire vergadering.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Mahassine, verslaggever, verwijst naar het schriftelijke verslag.
De heer Van Dijck, verslaggever, heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik houd eraan een mondeling verslag van de commissiewerkzaamheden te geven. Als u het me toestaat, zal ik daar dan onmiddellijk de bedenkingen van mijn fractie aan koppelen.
De Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen behandelde op 15, 22 en 27 juni 2006 het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid.
Op 15 juni gaf de heer Marino Keulen, Vlaams minister bevoegd voor inburgering, toelichting bij dit ontwerp. Hij verklaarde dat dit ontwerp een van de speerpunten is van het Vlaamse regeringsbeleid, waarover lang is onderhandeld tussen de meerderheidspartijen. Hij beklemtoonde dat inburgering erop is gericht mensen actief aan de samenleving te laten participeren, en niet is bedoeld om mensen te pesten. Inburgering moet de zelfredzaamheid vergroten.
De minister illustreerde zijn ambitie door erop te wijzen dat vandaag zowat 8.000 mensen verplicht tot of rechthebbend op inburgering zijn. Het gewijzigde inburgeringsdecreet zal dat aantal tegen begin 2009 uitbreiden tot meer dan 24.000 en zelfs tot 30.000 als ook de 'oudkomers' in de regeling worden opgenomen. Vandaag bedraagt de begroting voor inburgering ongeveer 32 miljoen euro; tegen het einde van de legislatuur wordt dat bedrag opgetrokken tot 70 miljoen. Daarbovenop trekt de minister van Werk en Onderwijs nog eens extra 9,2 miljoen euro per jaar uit voor een bijkomend aanbod van cursussen NT2 en extra opleidingen van de VDAB.
De minister ging vervolgens uitvoerig in op de vraag voor wie dit decreet is bedoeld. Dat zijn in principe de mensen die hier niet zijn geboren. Dat zijn vooreerst de niet-Belgen, met een vrijstelling voor mensen met een tijdelijk verblijfsstatuut en niet of niet ontvankelijk verklaarde asielzoekers. Verder vallen ook Belgen onder de inburgeringsverplichting als minstens een van hun ouders buiten België is geboren. Vrijgesteld zijn de mensen die hier onderwijs hebben gevolgd.
Enkele categorieën van inburgeraars zijn verplicht de cursussen te volgen. Verplichte inburgeraars zijn de nieuwkomers: de inwijkelingen die nog geen jaar in het rijksregister zijn ingeschreven, bedienaars van erkende erediensten die van buiten de EU afkomstig zijn en erkende vluchtelingen die minder dan 12 maanden zijn erkend. Ten slotte zijn eveneens de 'oudkomers' - dat zijn de inwijkelingen die al langer dan twaalf maanden in het rijksregister zijn ingeschreven - verplicht tot inburgeren als zij een leefloon ontvangen of een inkomen krijgen van de maatschappelijke dienstverlening van het OCMW volgens het zogenaamde artikel 60. Ook voor de verplichte categorieën gelden weer een aantal vrijstellingen, bijvoorbeeld voor onderdanen van de EU, hun echtgenoten en familie.
Nieuw in het ontwerp is de notie 'prioritaire doelgroepen'. Naast de verplichte inburgeraars zijn dat groepen die als eerste in aanmerking komen om hun recht tot inburgering uit te oefenen, voornamelijk als zich capaciteitsproblemen voordoen. Het betreft ouders of voogden van een schoolgaand of leerplichtig kind, de huurders en kandidaat-huurders van een sociale woning in het Vlaams Gewest, de inburgeraars die een wachtuitkering of een werkloosheidsuitkering ontvangen en de niet-Europese familieleden van onderdanen van de EU.
De verplichtingen die het ontwerp van decreet wil invoeren, zijn een tijdige aanmelding en een regelmatige deelname. Het gaat dus om een inspanningsverbintenis. De mogelijkheid om te evolueren naar een resultaatsverbintenis, met bijvoorbeeld testen of een soort examens, wordt ingeschreven in het decreet.
De aflevering van inburgeringsattesten wordt transparanter gemaakt. Er komt een apart attest voor wie een inburgeringstraject heeft doorlopen, een ander attest voor wie vrijgesteld is van inburgering, en een attest voor 'eerder verworven competenties' of EVC. De minister noemde het onthaalbureau de motor van de inburgering. De gemeente, maar ook het OCMW en de VDAB, leiden de mensen naar de onthaalbureaus. Die hebben in het primaire inburgeringstraject de volgende taken: de intake, de trajectbegeleiding en de uitwerking van het vormingspakket maatschappelijke oriëntatie. De Huizen van het Nederlands staan in voor het pakket NT2, de VDAB voor loopbaanoriëntatie. Het primaire traject duurt maximaal 18 maanden, de toeleidingsperiode en de wachttijd voor de start van een cursus inbegrepen.
Aangaande de kosten beklemtoonde de minister dat het traject voor de verplichte inburgeraar in principe gratis is. Er wordt wel een waarborg gevraagd, die men terugkrijgt als de verplichtingen worden nageleefd.
De rechthebbende inburgeraar betaalt een vergoeding die berekend wordt volgens het inkomen van inburgeraar en partner. Mensen die moeten rondkomen met een leefloon of minder, betalen niets.
Er wordt in een administratief boetesysteem voorzien in de plaats van de huidige penale sanctionering. Dat heeft volgens de minister helemaal niet de bedoeling mensen af te schrikken. Sancties komen er maar als mensen moedwillig het inburgeringaanbod na herhaaldelijk aandringen blijven afwijzen. De betrokkene krijgt uiteraard de kans zich in regel te stellen, kan vragen om gehoord te worden en krijgt een beroepsrecht.
Op 22 juni vond in de voormiddag een hoorzitting plaats met een vertegenwoordigster van de VVSG en mensen van het Vlaams Minderhedencentrum. Voor het verslag daarvan verwijs ik graag naar de stukken. In de namiddag volgde de algemene bespreking waarbij alle fracties hun standpunt toelichtten.
Mevrouw Hostekint toonde zich verheugd over de uitbreiding van de verplichte doelgroep tot de nieuwkomers-huwelijksmigranten, die vroeger moeilijk werden bereikt. Ook de prioritaire aandacht voor oudkomers, ouders van schoolgaande kinderen is voor haar fractie vanuit emancipatorisch perspectief zeer belangrijk.
Haar fractie heeft, zo stelde ze, altijd het accent gelegd op een inclusieve aanpak vanuit taal en werk. Mevrouw Hostekint is daarom tevreden over de bevestiging van de fundamentele rol van de reguliere aanbodverstrekkers inzake NT2 en de arbeidsmarkttoeleiding. In het verlengde van die inclusieve aanpak is zij ook blij dat gevolg gegeven wordt aan het standpunt van haar fractie om werkloze oudkomers niet met het inburgeringsdecreet te vatten, maar via het inwerkingsdecreet.
Spreekster betoogde dat het in meerdere opzichten interessant is om naar het Nederlandse inburgeringbeleid te kijken en er de nodige lessen uit te trekken. Volgens haar is in Nederland de slinger nu doorgeslagen in de richting van het marktdenken en resultaatsverbintenissen via examens. Het eigenlijke doel, namelijk meer mensen te laten participeren in de samenleving, wordt daarbij gemist. Mevrouw Hostekint hoopt dan ook dat door de Vlaamse Regering goed wordt nagedacht alvorens ooit over te gaan tot een resultaatverbintenis.
Er is binnen de regering lang gediscussieerd over het systeem van sancties, vergoedingen en waarborgen. Mevrouw Hostekint vroeg om in de uitvoeringsbesluiten oog te hebben voor de administratieve lasten die dat met zich meebrengt. Die moeten volgens haar zo veel mogelijk worden beperkt.
Wat het nieuwe systeem van administratieve boetes betreft, moet volgens mevrouw Hostekint de ondergrens voldoende laag zijn om mensen niet nodeloos naar het OCMW te jagen, en de bovengrens voldoende hoog om afkoopgedrag te ontmoedigen. Mevrouw Hostekint benadrukte het vreemd te vinden dat het boetesysteem ook wordt toegepast op de rechthebbende inburgeraars. Zij betalen immers al een vergoeding.
De vergoedingen die rechthebbenden moeten betalen, moeten volgens mevrouw Hostekint zo laag mogelijk worden gehouden. De geëiste betaling mag geen instrument worden om potentiële rechthebbenden af te schrikken. De spreekster was het ermee eens dat er voor een verplichte basisopleiding geen vergoeding wordt betaald. Ze hoopt dat het alternatief van een waarborg als symbolische bijdrage voor gemaakte kosten, sociaal voldoende realistisch en administratief haalbaar zal zijn.
De heer Wim Van Dijck schetste namens het Vlaams Belang nog eens kort de visie van zijn fractie op inburgering en het vreemdelingenbeleid in het algemeen. Die visie vertrekt niet vanuit de multiculturele logica, zoals die gemeengoed is bij de andere partijen. Voor de spreker is het afwijzen van de multiculturele samenleving een volstrekt legitiem standpunt dat niets met racisme te maken heeft. Het betekent ook geen principieel afwijzen van diversiteit, integendeel. Het Vlaams Belang is een grote voorstander van diversiteit, op voorwaarde dat deze gekoppeld is aan territorialiteit.
Het Vlaams Belang gaat uit van het concept van de Vlaamse, Europese en westerse modelcultuur waaraan nieuwkomers zich moeten aanpassen. Deze aanpassing heeft wel de draagwijdte van assimilatie, waarbij men de sociale normen en gebruiken vanuit het thuisland overboord gooit. Wie zich aanpast en enorme inspanningen levert om op te gaan in onze cultuur, verdient de grootste lof.
Hoewel het ontwerp van decreet, net als de beleidsnota, nog altijd in een multiculturele sfeer baadt, bevat het toch goede punten. De vergrote reikwijdte van het beleid en de uitbreiding van de doelgroep voor verplichte inburgering kunnen de goedkeuring van het VB wegdragen. Ook de bepalingen over de financiële vergoeding en over de waarborg voor de verplichte categorieën, vond de heer Van Dijck redelijk.
Maar er zijn volgens de spreker ook belangrijke minpunten. Het grootste voorbehoud werd gemaakt bij het uitblijven van een koppeling met de federale verblijfsvergunning als ultieme sanctie en het ontbreken van een resultaatverbintenis. Dat er dus geen examen of burgerschapsproef komt, zoals het Vlaams Belang altijd al heeft gevraagd, vond de spreker bijzonder jammer.
Daarnaast beklemtoonde hij dat elk Vlaams inburgeringsbeleid, hoe goed het ook wordt uitgetekend, gedoemd is om te mislukken als het federale vreemdelingenbeleid niet drastisch wordt bijgestuurd. Nu blijft het dweilen met de kraan open.
De heer Van Dijck besloot dat dit ontwerp van decreet nog te weinig beantwoordt aan de visie van het Vlaams Belang op het inburgeringsbeleid.
Mevrouw Berx, die namens CD&V en N-VA sprak, vond het belangrijk vooraf duidelijk te omschrijven hoe deze fracties de samenleving zien. Diversiteit moet het uitgangspunt vormen om dit ontwerp van decreet te duiden, te waarderen en te evalueren. In een multiculturele samenleving leven mensen met een verschillende etnisch-culturele achtergrond in één gemeenschap en op één grondgebied samen. Mensen hebben schuld noch verdienste aan hun huidskleur, hun culturele achtergrond, hun ouders of hun leefsituatie. Door de kennis van taal, normen en waarden te stimuleren en door de toeleiding naar de arbeidsmarkt en naar de secundaire trajecten, wil het inburgeringsbeleid een gemeenschappelijke sokkel vormen. Volgens mevrouw Berx betekent multiculturaliteit niet dat iedereen een aantal aspecten uit alle hier aanwezige culturen moet overnemen. Het definiëren van normen en waarden en het nadenken over onze eigen identiteit houdt in dat van een modelcultuur wordt uitgegaan. Dit betekent dat de loyauteit in Vlaanderen ligt. Aangezien een aantal punten nog niet zijn uitgeklaard, wil mevrouw Berx de discussie over onze normen en waarden voortzetten.
De CD&V-fractie is zeer tevreden met het ontwerp van decreet. De oorspronkelijke scepsis heeft bij de meeste actoren en betrokkenen plaats gemaakt voor de overtuiging dat de weg van het nu veel sterker uitgetekende inburgeringsbeleid de enige weg is. Het is een duidelijk verhaal van rechten en plichten, van kansen en verantwoordelijkheden.
Volgens mevrouw Berx mogen de investeringen in mensen niet vrijblijvend zijn. De stijgende budgetten zullen door een permanente analyse van de effecten en de resultaten van de beleidsinspanningen moeten worden verantwoord. Dit geldt voor het primaire en voor het secundaire traject.
Met de uitbreiding van de doelgroep van het Vlaams inburgeringsbeleid wordt een belangrijke doelstelling van het Vlaams regeerakkoord en van het CD&V-programma uitgevoerd. Door de inburgering van gezinsvormers en -herenigers verplicht te maken, neemt de Vlaamse decreetgever zijn verantwoordelijkheid op. CD&V hoopt dan ook dat de federale meerderheid aan een strakke omzetting van de richtlijnen inzake het recht op gezinshereniging zal werken. De richtlijn laat toe gezinsvorming en -hereniging aan het verblijfsrecht en het bewijs van voldoende middelen van bestaan te koppelen. Volgens mevrouw Berx heeft CD&V legitieme verwachtingen ter versterking van het eigen Vlaamse inburgeringsbeleid. De enige goede stok achter de deur is immers de koppeling van de inburgeringsplicht aan het verblijfsrecht.
CD&V en N-VA zijn bekommerd om de invulling van het secundaire inburgeringstraject. Inburgering reikt immers veel verder dan het volgen van het primaire traject. Het ontwerp van decreet legt in sterke mate de nadruk op het loopbaanperspectief. Heel wat nieuwkomers en Nederlandsonkundige oudkomers hebben tijdelijk of definitief geen loopbaanperspectief. Hier niet op inspelen, zou niet in het belang van de samenleving of van deze mensen zijn. CD&V en N-VA rekenen erop dat protocollen met, onder meer, de minister van Cultuur, de minister van Welzijn en de minister van Onderwijs zo snel mogelijk vorm en invulling aan de secundaire trajecten geven.
Voor CD&V is de nieuwe sanctionering geen doel op zich. Hoe minder sancties worden opgelegd, hoe beter. Dit bewijst enkel dat de mensen de geboden kansen met beide handen grijpen.
Mevrouw Vogels hekelde namens haar fractie het feit dat het beleid met dit nieuwe ontwerp van decreet juridisch ongelooflijk ingewikkeld wordt. Ze vraagt zich af of de juridische logica van de Wetstraat met de logica van het gezond verstand in de Dorpsstraat overeenkomt. Volgens haar wordt de zwaksten in de samenleving een ongelooflijke administratieve rompslomp opgedrongen.
Het feit dat 65-plussers van de inburgeringsplicht worden ontheven, houdt volgens mevrouw Vogels een onbedoeld signaal in. Nu de mensen steeds ouder worden, is het niet zo fraai deze leeftijdsgrens in de regelgeving in te schrijven. Op het ogenblik dat deze mensen zorg nodig hebben, zal dat voor moeilijkheden zorgen.
Mevrouw Vogels betreurt tevens dat oudkomers die OCMW-klant zijn voorlopig nog niet worden verplicht, maar al evenmin tot de prioritaire categorieën behoren. Ze vreest dat de werkingen die, vooral in de grote OCMW's, zijn opgestart om de cliënten snel te integreren hierdoor niet langer zullen kunnen doorgaan. Mevrouw Vogels heeft tevens de bekommernis geuit dat mensen met een OCMW-uitkering die geen inburgeringsattest behalen hun recht op leefloon zouden kunnen verliezen. Ze betwist de verplichtingen van de inburgeraars niet. Ze heeft wel de noodzaak aan goede afspraken tussen de onthaalbureaus, de OCMW's en de VDAB beklemtoond. Ze begrijpt de uitgangspunten van het boete- en waarborgsysteem. Ze beschikt echter niet over garanties dat dit de juiste methode is om hardleersheid aan te pakken.
Ze begrijpt het verschil niet tussen verplichte inburgeraars en prioritaire doelgroepen. Mevrouw Vogels pleitte voor één systeem.
Ze vreest ook dat de financiële last uiteindelijk bij de OCMW's zal komen te liggen. Dat ook de onthaalbureaus boetes kunnen worden opgelegd, vond mevrouw Vogels nooit eerder gezien. Vlaanderen heeft een sterke traditie van uitbesteding aan vzw's. Er wordt gewerkt met erkenningen en inspecties. In geen enkel decreet worden daarbovenop nog boetes ingesteld. Mevrouw Vogels vond dat getuigen van een gebrek aan vertrouwen.
Ze ging tot slot in op het meten van de doelstellingen. Ze vond dat men zich niet mag beperken tot de cijfers en mist een kwalitatieve opvolging. Daarom heeft ze een voorstel ingediend voor de oprichting van een expertisecentrum voor inburgering. Daar kunnen ervaringen van betrokkenen worden gebundeld.
Mevrouw Vogels meende dat het inburgeringsdecreet een dubbeltje op zijn kant is. Ze hoopt dat er evenveel wortel als stok zal zijn. Veel zal ook afhangen van de mate waarin de federale overheid erin slaagt een aantal misbruiken van de wet op de gezinsvorming en -hereniging aan te pakken. Vlaanderen gebruikt nu een aantal stokken om te ontraden. De regelgeving wordt strenger gemaakt in de hoop dat de mogelijke migranten in hun land zouden blijven.
De heer De Cock gaf namens spirit aan dat het inburgeringsdecreet een middel is om een doel te bereiken, namelijk een intensere participatie in onze maatschappij. Er wordt tegemoetgekomen aan nagenoeg alle afspraken van het regeerakkoord. De prioritaire groepen worden afgebakend en dat verhoogt de duidelijkheid van het beleid. Het is van groot belang dat ook de minderjarige nieuwkomers tot de doelgroep behoren met het oog op een toeleidingstraject in het reguliere onderwijs.
Inburgering betreft steeds een inspanningsverbintenis. De Vlaamse Regering zal zich later kunnen uitspreken over een mogelijke resultaatsverbintenis. De heer De Cock wilde hier een oranje knipperlicht doen branden. In Nederland wordt alles toegespitst op examens, resultaten, slagen en testen. Wat daar aanvankelijk een middel was, is een doel op zich geworden. Dat heeft niet veel meer te maken met participatie.
Een boetesysteem voor niet-verplichte inburgeraars die wel het recht hebben om de trajecten te volgen, vond de spreker nogal vreemd. Het zou tot gevolg kunnen hebben dat wie tot de bedoelde categorie behoort, zich niet zou aanmelden. De oudkomers, de ouders en de grootouders, dreigen opnieuw een beetje in de kou te blijven staan. Ze hebben aanmoediging nodig.
Het verband tussen taal en werkvloer is van groot belang, al was het maar voor de veiligheid op de werkvloer. De heer De Cock was dan ook blij dat de Vlaamse minister van Onderwijs bereid is om de NT2-achterstand weg te werken.
De heer De Cock vond het tot slot positief dat er voor een verplichte inburgering geen inschrijvingsgeld moet worden betaald, maar wel een waarborg. Deze benadering is minder mercantiel dan de Nederlandse. Het gaat dus om een aanmoediging.
De heer Gatz stelde dat de VLD-fractie tevreden is met de uitbreiding van de doelgroep. Er wordt duidelijkheid gecreëerd over de categorieën en op sommige ervan wordt sterk de nadruk gelegd. Ik denk daarbij aan de gezinsherenigers en -vormers. Het is positief dat ze onder de verplichte categorie vallen en dat er voor hen een sterker beleid zal worden gevoerd. Het is ook goed dat een categorie zoals die van de bedienaars van de erediensten uitdrukkelijk wordt vermeld in het ontwerp.
Dat de middelen over de jaren heen meer dan verdubbelen, vond de spreker uitermate positief. De heer Gatz stelde vast dat de bestaande sanctieregeling niet efficiënt is. De spreker pleitte ervoor dat er zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van sancties en benadrukte dat de boete nooit een afkoopsom mag worden.
De spreker vond het goed dat het inburgeringsbeleid meer body krijgt. De drie componenten zijn in volle ontwikkeling. De middelen voor NT2 blijven stijgen. Voor de maatschappelijke oriëntatie heeft de commissie van wijzen een kader gecreëerd. Bovendien wordt er werk gemaakt van het inwerkingsdecreet. Dat moet het sluitstuk worden van het inburgeringstraject. Werk is nu eenmaal de beste vorm van integratie.
De heer Gatz is voorstander van een liberale inspannings- en resultaatsverbintenis. Het ontwerp van decreet moet mensen kansen geven. Bepaalde categorieën kunnen worden verplicht die kansen te grijpen. Vrijheid is niet gelijk aan vrijblijvendheid.
De discussie over de evolutie van een inspannings- naar een resultaatsverbintenis moet sereen verlopen. Inburgeraars mogen alleen worden afgerekend op resultaten waar ze belang bij hebben. Indien inburgeraars worden verplicht een getuigschrift te halen, moeten ze daar ook iets mee kunnen aanvangen.
De spreker beschouwde het inburgeringstraject als een goede binnenweg naar integratie. Het is niet meer dan een tussenstap. Op personen die inburgeringstraject hebben afgelegd, heeft de overheid geen impact meer. De spreker vond dat al bij al een goede zaak omdat dat item valt onder de discussie hoe Vlaanderen zijn multiculturele samenleving wil inrichten.
Er zal nog heel wat tijd nodig zijn om dit ontwerp van decreet operationeel te maken, maar de heer Gatz vond wel dat de overheid zich 'traag moet haasten'. Het Vlaams Parlement moet de komende maanden van nabij volgen of alles volgens schema verloopt.
In zijn repliek verdedigde minister Keulen zowel de basis als de concrete uitwerking van het inburgeringsbeleid en van dit ontwerp van decreet. Het ontwerp spoort perfect met het regeerakkoord en wordt gedragen door een zeer brede politieke meerderheid. Punctueel antwoordde de minister op de vragen en opmerkingen van de sprekers.
Tijdens de artikelsgewijze bespreking werden de talrijke amendementen die mevrouw Vogels had ingediend, verworpen. Een drietal amendementen van de meerderheid werden aangenomen. Daarop werd door de Vlaams Belangfractie om een tweede lezing verzocht.
Die tweede lezing werd gehouden op 27 juni. Daarna volgde de eindstemming. Het geamendeerde ontwerp van decreet werd aangenomen met 8 stemmen voor bij 4 onthoudingen. Tot zover het verslag. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de voorzitter, zoals ik reeds in de commissie heb gezegd, kunnen we het met een aantal opties die in dit ontwerp van wijzigingsdecreet worden genomen, eens zijn. De uitbreiding van de doelgroep voor het inburgeringsbeleid in het algemeen naar zogenaamde oudkomers en naar sommige categorieën Belgen, is zonder meer een goede zaak. Ook het feit dat verplichte inburgering wordt uitgebreid naar gezinsherenigers en -vormers en naar oudkomers met een leefloon, is lovenswaardig. Het zou echter nog breder moeten. Zelfs als het door de minister genoemde streefcijfer van 25.000 mensen die binnen het bereik van het beleid vallen, effectief wordt gehaald, moet men, in het licht van de hele allochtone bevolking en van de forse aantallen nieuwkomers die zich elk jaar in Vlaanderen vestigen, de impact van het beleid toch enigszins relativeren. Zo betreuren we dat bijvoorbeeld oudkomers die onze taal niet kennen en geen werk hebben of ouder zijn van schoolgaande kinderen, slechts tot de prioritaire categorieën gerekend worden, en niet tot de verplichte. Men is blijkbaar op de grenzen gestuit van het politiek en financieel haalbare, ik besef dat wel.
Misschien moet men toch de financiële responsabilisering van de inburgeraars verhogen. De bepalingen betreffende de financiële vergoeding en de waarborg voor de verplichte categorieën kunnen weliswaar onze goedkeuring wegdragen - het is al iets - maar in se is de inburgering voor de verplichte categorieën nog altijd gratis. Ik stel mij de vraag of dat wel nodig is. We leveren als overheid enorme inspanningen, maar we moeten opletten dat inburgeraars die inspanningen niet al te vanzelfsprekend gaan vinden. Als zelfredzaamheid een doel is van het inburgeringsbeleid, moeten we geen verkeerde signalen uitsturen. Anders dreigt ook dit beleid te vervallen in knuffelpolitiek en pampering, op een nog veel grotere schaal dan voorheen. Ik denk niet dat we dat willen.
Over de sanctionering was in de commissie veel te doen: de hele discussie over de wortel en de stok. Vooral vanuit de integratiesector kwam daarop tijdens de hoorzitting veel kritiek. De minister was daarover wat ontstemd, en terecht denk ik. Sancties zijn geen doel van het beleid, wel een middel om onwilligen te dwingen hun plicht te doen. Dat anders voorstellen is gewoon demagogisch. De vraag is wel of de sanctionering niet problematisch zal blijven. Dat we er met de penale boetes niet zouden geraken, stond in de sterren geschreven. Al tijdens de bespreking van het basisdecreet in 2002 werd daarvoor gewaarschuwd, maar ook bij een systeem van administratieve boetes zal de controle en de inning niet zo eenvoudig zijn. Een duidelijke, transparante regelgeving is nodig.
Van andere wijzen van sanctionering is spijtig genoeg nauwelijks nog sprake, en zeker niet van een door ons gevraagde koppeling van de inburgeringsplicht aan de federale verblijfsvergunning. Het moet mogelijk zijn om die vergunning, in een individuele procedure met alle juridische waarborgen, in te trekken als iemand pertinent blijft weigeren de verplichte inburgering te volgen of te voleindigen. De Vlaamse overheid zou dat samen met de federale overheid moeten realiseren. Daarmee raak ik meteen het cruciale punt aan dat het federale en het Vlaamse beleid niet op elkaar afgestemd zijn, en dan druk ik mij nog zeer zacht uit. We kunnen alleen blijven herhalen dat, zo lang het federale vreemdelingenbeleid niet drastisch wordt omgegooid, de inspanningen op Vlaams niveau dreigen te worden tenietgedaan. Dat is niet alleen absurd, het is een daad van onbehoorlijk bestuur en verkwisting van gemeenschapsgelden, waarvoor uiteindelijk de federale meerderheid verantwoordelijk is.
Ons grootste voorbehoud bij dit ontwerp maken we bij het ontbreken van een resultaatsverbintenis. Er is daar duidelijk geen politieke eensgezindheid over. Ook de 'mensen uit het veld' wijzen zo'n resultaatsverbintenis af. Ze hebben dan ook nog niet eens nagedacht over hoe die er zou kunnen uitzien.
Het principe mag dan al zijn ingeschreven in dit decreet, de praktische realisatie ervan is zeker nog niet voor morgen. Het examen of de burgerschapsproef, die het Vlaams Belang altijd gevraagd heeft, komt er niet. Dat is jammer, want de proef verhoogt de zekerheid dat mensen effectief het pad naar aanpassing hebben ingeslagen.
Zo kom ik weer tot de vraag − de kernvraag − naar het resultaat van al onze inspanningen. Men mag zich op dat vlak toch geen al te grote illusies maken. Ik geloof graag en ben er ook van overtuigd dat taalkennis en het hebben van werk − de twee hoekstenen van het beleid − noodzakelijk zijn om zich in onze samenleving in te schrijven, maar het zal niet volstaan.
Kijk naar de eerste generatie. Die heeft weldegelijk gewerkt, maar na 40 jaar kennen een aantal van hen nog steeds de taal niet of onvoldoende, laat staan dat ze zijn ingeburgerd. Men zal zeggen dat dat te maken heeft met de afwezigheid van welk integratiebeleid ook gedurende de jaren zestig en zeventig en daar heeft men een punt. Maar het heeft volgens mij evenzeer te maken met het ontbreken van een afdoend antwoord op de vraag wat wij van deze mensen verlangen. Men kan van nieuwkomers moeilijk verwachten dat zij zich aanpassen en inburgeren, als niet duidelijk is waaraan zij zich dienen aan te passen en − al even belangrijk − in welke mate dat moet gebeuren. Wat dat betreft, zijn de antwoorden van de voorstanders van een multiculturele samenleving bijzonder uiteenlopend. De onze hebben tenminste het voordeel van de duidelijkheid: nieuwkomers hebben de plicht zich aan te passen aan onze Vlaamse, Europese, Westerse modelcultuur, aan onze taal, maar ook aan onze normen en waarden. Het is ook een kwestie van loyaliteit. Die moet hier in Vlaanderen liggen, daarop kan niet worden afgedongen.
Ik weet zeer goed dat onze visie en de visie van de andere fracties ver uiteenliggen. Ik heb onze visie verwoord in de commissie en ook in de reflectienota die ik heb neergelegd. Ik denk niet dat wij elkaar tijdens dit debat zullen overtuigen en ik ga mij dan ook niet uitputten in een filosofische en ideologische discussie. Maar toch één ding. Er zijn immers zaken waar we het met zijn allen wel over eens zijn − tenminste daar ga ik van uit.
Iedereen moet zich schikken naar de wet. De rechtsstaat staat niet ter discussie. De normen en waarden die eruit voortvloeien en die door de wet worden beschermd, ook niet. De zogenaamde commissie van wijzen vond dat evenzeer een evidentie. Ik stel mij de vraag waarom, desondanks, op dat vlak wordt toegegeven. Waarom op dat punt diffuse en verwarrende signalen worden uitgezonden. Waarom problemen in dat verband dikwijls worden verzwegen.
Ik geef enkele voorbeelden. Al jaren doen zich in sommige domeinen met zwemgelegenheid problemen voor met allochtone jongeren. Dat gaat van overlast en onwelvoeglijkheden tot regelrecht crimineel gedrag. In Sint-Niklaas wordt de boel nu min of meer in de hand gehouden, mede doordat er een ongeschreven afspraak bestaat dat allochtonen een eigen stuk strand hebben. Dat heeft mij zeer sterk gestoord. Ongeschreven of niet, de afspraak in kwestie strookt niet met de rechtsstaat. Zal de wet de mensen nog beschermen die de ongeschreven regel naast zich neerleggen?
Wat het inrichten van aparte perken voor moslims op begraafplaatsen betreft − ik weet het, het is een kies onderwerp − zegt men in Mechelen en in Gent: geen apartheid in het leven, dus ook niet in de dood. Onze begraafplaatsen zijn neutraal, dat is 120 jaar zo, we gaan daar niet aan raken. Terecht, zo lijkt mij. Maar elders worden die argumenten juist weggehoond als onverdraagzaam. Dat is verwarrend en er is geen duidelijkheid. Hetzelfde met aparte zwemuurtjes voor allochtone vrouwen. In een aantal steden en gemeenten − ik noem Vilvoorde − zijn die ingevoerd. Zelfs een mannelijke redder komt er niet meer in. Maar in Gent heeft een schepen onlangs klacht ingediend tegen een vzw die in een petitie dergelijke regeling eist. Gelden er in Gent dan andere normen dan in Vilvoorde?
Als de politie − de arm der wet − op zoek is naar criminelen van allochtone afkomst, gebeurt het wel eens dat een aantal mensen uit dezelfde gemeenschap de criminelen in bescherming neemt. De eigen groep gaat voor op de rechtsstaat. Dat gebrek aan loyaliteit en gemeenschapszin is schandelijk, maar zelden wordt dat ook klaar en duidelijk gecommuniceerd. Men verzwijgt het liever. Hoe dwingt men dan respect af voor onze wetten?
In mijn stad Tienen werd de moskee tijdens verbouwingen voorzien van gescheiden ingangen voor mannen en vrouwen. Aan de straat, met de bordjes boven de deur. Als ik een schepen die goed geïntroduceerd is in de moslimgemeenschap daarover aanspreek, zegt die vergoelijkend: ach, als die mensen dat nu zo doen. Hoever gaat men in dat relativisme? Waar is dan de zo gekoesterde gelijkheid van man en vrouw?
Er zijn voorbeelden te over. Men moet geen scherpslijper zijn om in te zien dat er hier iets fout loopt. Is het dan zo moeilijk om te zeggen waar het op staat en dat er lijnen zijn die niet kunnen worden overschreden?
Deze bekommernis wordt gedeeld door heel veel mensen, wars van elke politieke en ideologische tegenstelling. Men onderhandelt toch niet over onze wetten, men dwingt ze af. Dat geldt voor autochtonen, dat moet ook gelden voor allochtonen. Als dat niet kan, heeft geen enkel inburgeringsbeleid nog zin.
Ik steun sterk de keuze van de minister om normen en waarden te incorporeren in de maatschappelijke oriëntatie. Maar wat gaat men dan vertellen aan de cursisten? Dit zijn onze normen en waarden, maar het hangt af van waar u woont hoe ze worden geïnterpreteerd en of ze moeten worden gerespecteerd. Dit zijn onze normen en waarden, maar maak u niet ongerust: uiteindelijk kan over alles gepraat en onderhandeld worden. Dat kan toch niet!
Ik heb het in mijn reflectienota omstandig proberen uit te leggen. Onze samenleving bevindt zich in een crisis. Wie daaraan schuld heeft, is voer voor een ander debat, maar het is dringend nodig dat we met onszelf in het reine komen. Als we dat niet doen, sleuren we de allochtonen mee in deze crisis, en raakt uiteindelijk iedereen niet georiënteerd, maar gedesoriënteerd. Als relativisme en zelfverloochening de bovenhand krijgen op geloofwaardigheid en duidelijkheid, dan zal onze samenleving blijven uiteenrafelen in naast elkaar levende groepen en individuen. Dat probleem is fundamenteel en gaat het inburgeringsbeleid eigenlijk ver te boven. Er moet echter over worden nagedacht en het moet worden opgelost. Dat is een plicht die wij hebben ten opzichte van de huidige en toekomstige generaties. Willen wij een permanent conflictvolle samenleving vermijden, dan mogen wij onze identiteit en onze eigenwaarde niet langer op het spel zetten, maar moeten we deze versterken en aanbieden aan ieder die zijn lot met het onze heeft verbonden. Het is een bod dat niet kan worden geweigerd. (Applaus bij het Vlaams Belang)