Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
Ik wijs de vergadering tevens op de reflectienota's die de heren Joris Van Hauthem en Jef Tavernier hebben ingediend en die krachtens artikel 56, punt 2, van ons reglement mee de basis vormen voor de beraadslaging in plenaire vergadering.
De heer De Meulemeester, verslaggever, heeft het woord.
Ik verwijs naar het schriftelijke verslag.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, het is betekenisvol dat de verslaggever over een decreet met weinig, maar inhoudelijk belangrijke artikelen, naar zijn schriftelijke verslag verwijst. Dan weten we al hoe laat het is. Dat zullen we ook weten als we straks discussiëren over wat deze ochtend is gebeurd.
Ik richt me tot de minister van Onderwijs want de minister van Binnenlandse Aangelegenheden is hier niet. Het gaat weliswaar over een voorstel van decreet. (Opmerkingen van de heer Jef Tavernier)
Mijnheer Tavernier, terwijl het over het laatste deel van de saga van de kiesregelgeving gaat, is de minister van Binnenlandse Aangelegenheden hier niet aanwezig.
De Vlaamse Regering zeilt onder de vlag van goed bestuur, dat is geen 'government by announcement'. Eerst overleggen, dan beslissen, dan communiceren. Het zoveelste deel van de kiesregelgeving is absoluut geen voorbeeld van goed bestuur. Wanneer een student voor zijn licentiaatsthesis de werkzaamheden van dit bestuur onder de loupe zou nemen, dan zou hij niet voorbij kunnen aan de wijze waarop dit pareltje van doordachte en efficiënte besluitvorming is tot stand gekomen.
Wat de minister en de meerderheid over het kiesdecreet hebben tentoongespreid, kunnen we het beste omschrijven als op z'n minst een beschamende vertoning, een mix van improvisatie, geklungel, partijpolitieke berekening en elektorale zelfbediening.
Met dit voorstel van decreet zetten we beter de leuze 'wat we zelf doen, doen we beter' even opzij. Ze is veel geweld aangedaan. In deze aangelegenheid is wat we zelf doen, absoluut niet beter. We staan, op 3 dagen na, op 2 maanden voor het indienen van de lijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen en de provincieraadsverkiezingen. Vandaag moeten we in de plenaire zitting de laatste regels nog vastleggen. Dat is beschamend voor dit parlement.
De minister heeft in de loop van de besprekingen gezegd dat we nog de eerste zijn en dat Wallonië ver achterop zit, en dat Brussel het ook nog niet weet. Dat speelt echter geen rol. Het kan niet dat twee maanden voor het indienen van de lijsten de laatste regels nog moeten worden vastgelegd. Het is van in het begin misgelopen met dit kiesdecreet. Ik heb zelden gezien dat een minister die in november in de commissie een toelichting geeft over het ontwerp van decreet houdende de kiesregelgeving, respijt vraagt omdat het huiswerk slecht gemaakt is en opnieuw moet worden gedaan.
Inderdaad, toen wij het eerste voorontwerp kregen dat in november moest worden behandeld, hebben we dagenlang gepuzzeld om te zien wat er nu veranderde. Het ging immers om een decreet dat wijzigingen aanbracht aan de bestaande gemeente- en provinciekieswetgeving. Daarin werd verwezen naar artikelen en paragrafen die zelfs niet bestonden. Toen wij na veel puzzelen klaar waren voor de bespreking, bleek de minister dat niet.
In januari zijn we begonnen met de bespreking op basis van een technisch-legistiek correctere tekst waar nog heel wat lacunes en ongerijmdheden in zaten. In dit decreet staat nu eindelijk wat er moet gebeuren indienen twee echtgenoten verkozen zijn in de provincieraad. Tot nu toe was men vergeten een nieuwe regelgeving in te voeren en de bestaande af te voeren. Zo vergat men ook in een decretale basis te voorzien voor de districten die men moest definiëren om de provincieraadsverkiezingen te organiseren. Dit waren geen akkefietjes of schoonheidsfoutjes meer, dit was pure improvisatie van de Vlaamse Regering. Het politieke item waar het allemaal rond draaide en waar het ook nu opnieuw rond draait, was en is nog steeds de discussie over de lijststem en de voorkeurstem. Ik heb die discussie nooit begrepen. Er is discussie over de vraag of die lijststem al dan niet moet blijven. Ik weet alleen dat de kiezer de keuze had.
Vanuit bepaalde hoek was men van mening dat de kiezer verkeerd stemde en men wilde daar iets aan doen. Dat is een politieke discussie geweest waar de meerderheid nooit is uitgeraakt. Dat neem ik u niet kwalijk. Tijdens de discussie over het eerste kiesdecreet meende de heer Sauwens dat er goede argumenten waren om alleen de voorkeurstem te behouden, maar ook voldoende argumenten om te pleiten voor het behoud van de lijststem of althans van een deel van de impact daarvan. Dat is juist.
Onze kritiek was dat de meerderheid geen keuze kon maken en de twee systemen heeft samengebracht in één systeem, met als resultaat een compleet onzinnig systeem, op politiek vlak en, zo blijkt uit het advies van de Raad van State, ook op juridisch vlak. De regelgeving die bestond waarbij de lijsstem niet meetelt voor het aanduiden van de effectieven maar wel voor de helft van de opvolgers, was ook politiek onzinnig. Wie kon immers als kiezer weten wie effectief en wie opvolger is in dit systeem? Als de kiezer een lijsstem gaf, kon hij nooit weten wat het effect daarvan was. De oppositie heeft daarvoor gewaarschuwd op basis van adviezen van de Raad van State maar de meerderheid wilde van geen wijken weten. Zij wilde verdergaan uit partijpolitieke berekening en omwille van de electorale zelfbediening. Dit systeem was immers gesneden op maat van de kartelpartijen.
Dat werd ook met zoveel woorden gezegd. Dat gebeurde niet noodzakelijk in de commissie waar de besprekingen werden gevoerd, maar wel in de pers. Iedereen wist dat dit een politiek compromis was om de kiesregelgeving aan te passen aan de wensen van de kartelpartijen, ook al besefte men op voorhand dat het akkoord juridisch bijzonder wankel was.
Men heeft niet willen luisteren. Het Arbitragehof heeft gereageerd. Het Arbitragehof heeft op 24 mei 2006 die regelgeving, die artikelen geschorst. Het heeft ze nog niet vernietigd. Misschien komt dat nog. We denken van wel. In alle geval werden ze geschorst. Dat betekent dat ze niet meer bestonden en dat de meerderheid opnieuw een probleem had.
Een normaal denkend mens zou dan toch zeggen dat de meerderheid voor de duidelijkheid zou kiezen. Ze zou dat niet alleen moeten doen ten aanzien van de partijen, maar ook ten aanzien van de kiezer. Een kiesregelgeving is, dacht ik toch, in eerste instantie nog altijd gemaakt voor de kiezer, en niet voor de partijen. Het zou dan ook normaal zijn als het systeem uit 2000 behouden zou blijven. Dan wordt er duidelijkheid gecreëerd voor iedereen: voor de partijen, voor de gevestigde partijen, voor de lokale partijen - het gaat immers om gemeenteraadsverkiezingen -, en, in eerste instantie, voor de kiezer zelf. Op die manier zou de burger op zijn minst een aantal maanden voor de verkiezingen weten wat zijn stem teweeg zou brengen.
Groot was echter onze verbazing op de reactie van de meerderheid op de uitspraak van het Arbitragehof. Men heeft er niet voor geopteerd het systeem van 2000 te behouden en daarna uitgebreid te discussiëren over het kiesstelsel dat zou worden uitgewerkt. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden is hier op de tribune komen zeggen dat er nog even tijd was om te onderhandelen met de partijen van de meerderheid. De verkiezingen zijn blijkbaar nog niet dicht genoeg! Er zou nog een ronde van onderhandelingen worden gehouden tussen de meerderheidspartijen, en dat zo kort bij de verkiezingen! Voor het overige heeft men het dan wel over goed bestuur.
Wat is nu het resultaat? Buiten een aantal onvolkomenheden, dat nog altijd moest worden rechtgezet, bestaat het grote compromis er in dat de lijststem voor iedereen - voor effectieven en voor opvolgers - niet gehalveerd wordt. Het effect wordt gereduceerd tot één derde.
En dan, collega's, nodig ik u toch uit om de toelichting bij het voorstel van decreet te lezen. Plots was het immers niet meer een minister die een ontwerp moest voorleggen. Het was een voorstel geworden van - typisch - alle fractieleiders van de meerderheid. Dat is een truc van luie Charel. Voor een voorstel moeten niet alle adviesorganen worden geraadpleegd, nietwaar mijnheer Van Baelen!
Toen we daarover in de commissie de discussie aanvatten, vluchtte de minister weg. Hij wou zelfs niet meer aanwezig zijn bij de bespreking. Het was net alsof hij wilde zeggen dat hij er niets meer mee te maken wilde hebben. Hij is er trouwens nu ook niet.
Wat staat nu in dat voorstel van decreet? Het effect van de lijststem wordt gereduceerd tot één derde. Ik raad u aan er de toelichting op na te slaan. Er wordt gekozen voor een reducering van het effect tot 1/3, en niet tot 1/4, 1/5, 2/5 of 17/98. De verklaring is er niet in terug te vinden. Mevrouw Ceysens, die geen lid is van de commissie maar die het voorstel wel heeft ondertekend, is wel een hele uitleg komen geven. Ze heeft de wijzigingen toegelicht. Ze heeft ons echter nooit kunnen zeggen waarom werd geopteerd voor het reduceren van de lijststem tot één derde. Er is geen enkele andere motivering dan dat er hoe dan ook een compromis moest worden bereikt. Om dat te bereiken, werd anderhalve week uitgetrokken.
Ook al gaat het over de kiesregelgeving, toch wordt geen rekening gehouden met de mening van de kiezer. Dat de kiezer een paar maanden voor de verkiezingen moet weten waar hij aan toe is, dat speelt allemaal geen rol. Er was een compromis. Als dan wordt gevraagd waar die één derde vandaan komt, dan krijgen we geen antwoord. De volksvertegenwoordigers van de meerderheid, de fractievoorzitters kwamen naar de commissie en stelden het compromis voor. Er volgde echter geen motivering.
Het enige positieve is dat dit juridisch niet meer aanvechtbaar is. De politieke logica erachter blijft echter een raadsel.
Collega's, ik zal hier niet veel woorden meer aan vuilmaken. We zijn nu iets meer dan twee maanden voor het indienen van de lijsten. Dat we dit compromis zonder enige motivering moeten slikken, is een parlement onwaardig, een meerderheid en een Vlaamse Regering onwaardig. Het label 'goed bestuur' is weg. De geloofwaardigheid van de meerderheid is weg. Dat men de kiesregelgeving - of het nu via een decreet of een wet moet gaan - naar zijn hand zet omwille van partijpolitieke redenen en omwille van electorale zelfbediening, daar kan ik niet mee om.
In 2003 heeft men op federaal vlak voor de verkiezingen van Kamer en Senaat de kieswetgeving gewijzigd tot op het laatste moment. In één legislatuur heeft men de opvolgers afgeschaft om ze daarna weer in te voeren omwille van partijpolitieke en electorale berekeningen. Vlaanderen ging het allemaal zelf doen. We zijn sinds 2002 bevoegd om dit te regelen en twee maanden voor het indienen van de lijsten zijn we nog altijd aan het - op zijn Brussels gezegd - 'chipoteren' aan de kiesregelgeving om de meerderheidspartijen een cadeau te doen. Het spijt me, maar wat we zelf deden in deze zaak, hebben we absoluut niet beter gedaan. We zouden over deze regelgeving en vooral over de manier waarop ze tot stand is gekomen, collectief beschaamd moeten zijn! (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Tavernier heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de plaatsvervangend minister, collega's, waarom zeg ik plaatsvervangend minister? De bevoegde minister, de heer Keulen, is afwezig. De indieners van dit voorstel van decreet zijn wel aanwezig, maar nemen het woord niet om het voorstel te verdedigen. De verslaggever heeft verwezen naar het schriftelijke verslag. Ik constateer dat, maar ik begrijp hen. In hun plaats zou ik dat ook doen. Ik zou ook beschaamd zijn. Als minister zou ik ook afwezig blijven bij de bespreking van dit knoeiwerk. De indieners treft in feite geen schuld. Ze proberen een klein beetje recht te trekken wat de Vlaamse Regering heeft kromgetrokken. Ze proberen iets te regelen waarvan het Arbitragehof heeft gezegd dat het niet klopte en dat het gelijkheidsbeginsel waarschijnlijk is geschonden. Ik vind het normaal dat de minister afwezig blijft en dat de indieners het woord niet nemen.
We zouden dit voorstel van decreet onder twee titels kunnen klasseren. Een eerste hoofding zou kunnen zijn: 'We verbeteren een decreet en een systeem zolang we kunnen'. Dames en heren van de meerderheid, u hebt nog wat tijd. De verkiezingen vinden pas plaats op 8 oktober. Als de indieners zeggen dat ze een en ander moeten aanpassen onder invloed van een beslissing van het Arbitragehof en dat ze nog enkele verbeteringen willen aanbrengen, dan vind ik dat zeer goed. Ik ben ervan overtuigd dat als ze goed kijken naar alle goede adviezen die zijn gegeven door de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur, de VVSG en de Raad van State, ze nog verbeteringen kunnen aanbrengen.
Ik wil hun dan ook aanraden om te volharden in de goedheid en verder te werken aan betere decreten. Dat zou ons trouwens extra tijd bezorgen om het onderwijsdecreet op een normale manier in het parlement te kunnen behandelen.
Dit voorstel van decreet kan men ook samenvatten in de formule 'voor elke verkiezing een apart reglement'. We stellen vast dat voor elke verkiezing van de afgelopen jaren een ander reglement geldt. Nu gebeurt dat opnieuw. De ene keer gebeurt dat met aparte lijsten van opvolgers; de andere keer zijn die er niet. Soms telt de pot helemaal mee, dan weer slechts voor de helft. Vandaag stelt men één derde voor.
Men noemt dat een compromis van een compromis. Sommigen zeggen dat een compromis van een compromis altijd lelijk is. Anderen noemen het grabbelen in een zwarte doos. In een weekblad staat er: 'Het geknoei met regels voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen past stilaan in een traditie van kieswetswijzigingen op maat van partij- en kartelbelangen. Maar die politieke huisvlijt maakt de verkiezingen niet meer democratisch.' Dat is de essentie.
Het kan dat men op een bepaald ogenblik van oordeel is dat het kiessysteem moet verbeterd worden. In dat geval moet men zorgen voor meer doorzichtigheid, meer democratie en ook meer eenvormigheid. De kiezer moet het systeem goed begrijpen. De grote verschillen veroorzaken het omgekeerde effect. Men kan dan debatteren over de vraag welk systeem het meest democratisch of aangewezen is. We moeten kiezen. Maar het parlement moet toch een beetje consequent zijn als het zo'n keuzes maakt.
Men kan zich afvragen wat men met de regeling beoogt. Ik stel vast dat de burgemeester van Kortrijk - een eminent lid van de meerderheid - het ook niet verstaat. Hij zei dat enkele weken geleden in een weekblad. Hij vraagt zich af waarom men het oude systeem niet heeft behouden. Dat was voor de uitspraak van het Arbitragehof. Nadien stelde hij voor het oude systeem te handhaven: de mensen kennen het, ook al is het misschien niet het beste.
Men kiest dus voor de één-derderegeling. Een derde van de lijststemmen telt mee. Waarom een derde? Niemand weet het. Dat wordt niet gemotiveerd. Waarom niet een vierde, of twee vijfden, of drie vijfden? (Opmerkingen van de heer Kris Van Dijck)
U hebt het over een consensus? Het is gewoon bricolage! Een ander woord is er niet. (Applaus bij Groen! en het Vlaams Belang)
Het heeft ook iets te maken met kartels. Op een bepaald ogenblik ontstond de hype van de kartels.
U hebt mee de aanleiding daartoe gegeven, toen u kiesdrempels hebt gecreëerd.
En hoe zit het dan met het systeem-Imperiali? U hebt een hype gecreëerd, en daar moest dan een en ander tegenover staan. Ik ben er niet erg fier over dat men op een bepaald ogenblik de lijst van opvolgers voor de parlementsverkiezingen wou afschaffen.
Een beetje daarna ging men die lijst dan opnieuw invoeren. Dat was voor de kartels. Dat heeft met democratie of transparantie niets te maken, maar wel met tijdelijke partijstrategieën. Ik wil de decreetgever oproepen om daar niet in mee te spelen en naar een stabiel systeem te gaan.
In een van die visies wordt gesteld dat de kiezer meer invloed moet kunnen uitoefenen of moet worden geresponsabiliseerd. Om die reden zou de lijststem minder moeten doorwegen en de voorkeurstem meer meetellen. Dat is een optie. Zelf vind ik een lijststem niet oneerbaar. Sommige mensen kiezen er bewust voor om op een lijst te stemmen. De inspraak van de kiezer vergroten is een goede zaak, maar enkele weken geleden werd ik geconfronteerd met een uitspraak van de burgemeester van Antwerpen, waarschijnlijk de lijsttrekker bij de volgende provincie- en gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen. Hij zegt het volgende. Ik stel u mijn vijf mensen voor die de lijst zullen trekken en op de kop van de lijst zullen staan. Dat zijn de vijf mensen die in aanmerking komen voor een uitvoerend mandaat, wat de kiezer ook beslist. De kartelpartner kwam er niet eens in voor.
Ik moet mij daar niet mee moeien, ik kan hoogstens medelijden betonen voor die kartelpartner en mij afvragen of hij niet in de zak is gezet. Wat mij als democratisch kiezer wel ergerde was dat hij bepaalde wie zou zetelen, ongeacht de keuze van de kiezer.
Dat was duidelijk, maar het was wel in tegenspraak met het discours dat hier dikwijls is gevoerd en waarin wordt gesteld dat de kiezer meer inspraak moet krijgen, niet alleen over wie in de gemeenteraad zetelt maar ook wie uitvoerende mandaten bekleedt. We krijgen hier weer iets nieuws, een compromis voorgeschoteld. Ik ben ervan overtuigd dat dit compromis maar één verkiezing zal meegaan.
Een volgende decreetgever zal in het kader van onze constitutieve autonomie waarschijnlijk wel stellen dat de regeling voor de provincie- en gemeenteraadsverkiezingen van 2006 de toets van deugdelijkheid en goed bestuur niet doorstaat. Tussen dit en 2012 zullen de regels voor de provincie- en de gemeenteraadsverkiezingen waarschijnlijk weer worden aangepast. Als men dat doet, en ik hoop dat het gebeurt, wil ik aan de regering en aan de meerderheid vragen om te luisteren naar gedegen adviezen en om wetenschappelijk onderzoek en simulaties laten verrichten. Zo kan de kieswetgeving op basis van goede argumenten en juiste principes worden aangepast. Wat ik hier nu hoor, is een regelrechte aanfluiting van de regels van behoorlijk bestuur. Het is een aanfluiting van goed parlementair werk. Ik begrijp dat de meerderheid hierover beschaamd is. Ik zou in uw plaats ook beschaamd zijn. (Applaus bij Groen! en bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de voorzitter, het stond in de sterren geschreven dat het kiesdecreet zou moeten worden gewijzigd.
Begin dit jaar, tijdens de bespreking van het ontwerp van decreet, hebben verschillende leden van de commissie verklaard dat het afschaffen van de kopstem voor de bepaling van de effectief verkozenen en het voor de helft laten meetellen van de kopstem voor de bepaling van de volgorde van de opvolgers een ongelijke behandeling inhield. De Raad van State had in zijn advies al een gelijkaardige uitspraak gedaan. Indien het de bedoeling was om de burger de mogelijkheid te geven zijn verkozenen zelf te verkiezen, zag de Raad van State niet in welke redenen verantwoorden dat deze bedoeling enkel ten aanzien van de rechtstreeks verkozen kandidaten en niet ten aanzien van de opvolgers werd verwezenlijkt. De Raad van State was van mening dat de opstellers van het ontwerp van decreet alsnog een objectieve en redelijke verantwoording van de ongelijke behandeling van de kandidaten op een lijst konden geven. De opstellers van het ontwerp van decreet moesten dan aangeven om welke redenen de enkele omstandigheid dat een kandidaat slechts tot de mogelijke opvolgers en niet tot de eerstverkozen kandidaten behoort, verantwoordt dat bij de bepaling van de volgorde van de opvolgers niet uitsluitend rekening wordt gehouden met het belang van de burger, die de mogelijkheid moet hebben zijn verkozenen zelf te kiezen, maar ook met het lijstbelang. De voorzitter van het Vlaams Parlement, die tevens voorzitter van onze commissie is, heeft toen op de noodzaak gewezen deze ongelijke behandeling voldoende te motiveren. Indien de Vlaamse Regering hier niet voor zou zorgen, zouden volgens hem problemen rijzen. Hierop hebben een aantal Vlaamse volksvertegenwoordigers amendementen ingediend om de lijststem voor de helft te laten gelden of om de lijststem volledig af te schaffen. De meerderheid heeft al deze voorstellen van tafel geveegd. Aangezien het hier om een politiek compromis ging, zou alles hetzelfde blijven.
Na de te verwachten klacht van Groen! bij het Arbitragehof was het uiteindelijk zover. De omstreden bepaling werd geschorst. In plaats van alles dan maar bij het oude te laten, heeft de meerderheid de koppen eens te meer bij elkaar gestoken. Het is echter duidelijk dat niet alle neuzen binnen de meerderheid in dezelfde richting staan. De VLD wil de lijststem volledig afschaffen. Anderen, waaronder CD&V, willen liever naar de oude situatie terugkeren.
Dit overleg heeft tot een nieuw compromis geleid. De lijststem blijft voor iedereen behouden. Ze telt echter slechts voor een derde mee. De reden waarom de lijststem voor een derde meetelt, staat alvast niet in de memorie van toelichting. Geen enkele vertegenwoordiger van de meerderheid heeft hierover in de commissie uitleg gegeven. Het gaat hier, met andere woorden, om een beslissing zonder enige schriftelijke of mondelinge motivatie. Waarom telt de lijststem nu voor een derde mee? Waarom telt ze niet voor een kwart of voor een vijfde mee? De vraag is hier al eerder gesteld. Het voorstel van decreet is op een drafje door de commissie geloodst. Mijns inziens, zal de beslissing de lijststem voor een derde te laten meetellen hier vandaag niet worden verantwoord.
Deze werkwijze is ondermaats. Amper drie maanden voor de gemeenteraadsverkiezingen worden de regels nogmaals aangepast. Nochtans gingen zes maanden geleden al voldoende waarschuwende stemmen op. Bijgevolg zal ik tegen het voorliggende voorstel van decreet stemmen. (Applaus bij Groen!)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet.
(Zie Parl. St. Vl. Parl. 2005-2006, nr. 876/1).
De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op artikel 3. De stemmingen over de amendementen en over het artikel worden aangehouden.
Artikel 4 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 5. De stemmingen over het artikel en het amendement worden aangehouden.
De artikelen 6 tot en met 15 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op artikel 16. De stemmingen over de amendementen en over het artikel worden aangehouden.
De artikelen 17 tot en met 20 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.