Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de reactie van de minister op het federale voorstel inzake een schoolpremie
Verslag
Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, de commotie met betrekking tot de schoolpremie is helemaal niet nieuw. Het gaat hier niet toevallig over een idee gelanceerd door PS-minister Demotte. Ieder van ons weet ondertussen wel waarom de PS aandringt op federaal geld voor deze schoolpremie, veeleer dan het voorstel te steunen dat u dit weekend hebt gelanceerd, mijnheer de minister.
Na het voorstel van die schoolpremie kwam u vorige week met uw eigen voorstellen, tot niet geringe verbazing van heel wat van uw collega's, die dit, net als wij, via de pers moesten vernemen. Over die voorstellen bent u hier uitvoerig ondervraagd. Uit uw antwoord heb ik vooral onthouden dat dit nog algemene voorstellen zijn, die vooral op termijn zullen worden uitgevoerd en waarover nog een en ander moet worden opgehelderd.
Dit weekend deed u een aantal uitspraken, die alweer voor heel wat ophef hebben gezorgd. U hebt gezegd dat het niet aan de federale regering is om deze schoolpremie te verstrekken. Die regering zou haar geld beter gebruiken om de eigen, federale noden te lenigen. Vlaanderen zou dergelijke zaken wel met eigen geld betalen. Dit geld is er immers.
Uw uitspraken werden gesteund door de minister-president, maar hebben voor wrijving gezorgd, zowel in uw eigen partij, waar naar verluidt de rangen intussen opnieuw gesloten zouden zijn, als binnen de eigen meerderheid, waar er intussen sprake is van irritatie over deze voorstellen en uitspraken.
Mij bekommert echter niet wat binnen uw partij of uw meerderheid gebeurt. Mijn bekommernis gaat uit naar de ouders, aan wie nu al verschillende weken de belofte wordt gedaan dat ze in september een tegemoetkoming zullen krijgen, uit federale of Vlaamse hoek. Voor hen is het van weinig belang wie nu met dat geld over de brug komt. Na alles dat hierover al is verschenen in de pers, verwachten ze in september 2006 wel degelijk een tegemoetkoming te krijgen voor die alsmaar stijgende schoolkosten, zodat ze die zeer dure septembermaand wat gemakkelijker kunnen doorkomen.
Mijn vragen zijn dan ook van dezelfde aard als de vragen die vorige week al werden gesteld, maar nu, in het licht van wat ondertussen is gebeurd, misschien een andere inhoud hebben gekregen. Is hierover intussen overleg gepleegd met de federale regering? Bent u er ondertussen van op de hoogte of die schoolpremie al dan niet zal worden uitgekeerd? Ook daarover zijn de jongste dagen immers tegenstrijdige berichten verschenen. Mocht de federale regering, zoals u zelf voorstelt, dan toch niet met dat geld over de brug komen, gaat u dan in september met Vlaams geld over de brug komen? Dat is immers een verwachting die naar aanleiding van uw uitspraken deze week is ontstaan. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van Baelen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit weekend hebt u ons wat verrast door wél te reageren op een uitspraak van een federale collega, terwijl u twee weken geleden op een vraag van mevrouw Vanderpoorten over hetzelfde onderwerp antwoordde met de mededeling: 'Ik doe geen uitspraken over een ander niveau'.
Dat is wat vreemd. Tegelijkertijd, vorige week, hebt u immers een voorstel gelanceerd dat enigszins dezelfde nood kan lenigen. Dan heb ik het over de schooltoelage. De federale kinderschoolgeldpremie verschilt natuurlijk wel van uw Vlaamse voorstel. De federale premie betreft alle kinderen die kindergeld ontvangen. Dat gaat dus van kleuters, en zelfs jonger dan dat, tot kinderen in het lager, het secundair en zelfs het hoger onderwijs. Zolang kinderen schoollopen, krijgen ze immers kindergeld. In uw nota die handelt over schoolkosten, stelt u in een schooltoelage te willen voorzien voor het kleuter- en het lager onderwijs. De ene toelage is dus duidelijk uitgebreider dan de andere.
De federale overheid stelt een akkoord te hebben bereikt om dat geld dit jaar eenmalig uit te keren in september 2006. Vorige week, naar aanleiding van een aantal vragen, hebt u hier nogal hard gereageerd toen een lid erop wees dat de Vlaamse schooltoelage pas zou gaan over 2008 en 2009.
U hebt toen gevraagd wanneer u erop kon worden betrapt iets niet uit te voeren, maar het ene is op lange termijn, en het andere op heel korte termijn.
Mijnheer de minister, op een punt ben ik het volmondig met u eens. Iedereen, ook bij de bespreking van ons Vlaams regeerakkoord, was het ermee eens dat de schoolkosten voor ouders op welk niveau dan ook binnen grenzen moeten worden gehouden, en eigenlijk minimaal moeten zijn. We hebben deze week nog eens een overzicht gekregen van wat er allemaal tot de kosten van de kinderen kan worden gerekend, afhankelijk van hun schoolniveau.
Dat brengt ons bij het debat over de kosteloosheid. Daar kan op verschillende manieren aan worden gewerkt. We kunnen het kindergeld zien als een aspect daarvan. De Vlaamse instrumenten op dat vlak zijn echter de werkingsmiddelen van de scholen, waarnaar u ook in uw nota verwijst, het invoeren van een maximumfactuur na overleg met de schoolraad, de studiebeurzen en de schooltoelage aan de ouders.
U stelt 60 euro voor, waarbij u van de ouders het engagement vraagt dat de kinderen regelmatig aanwezig zijn. We hebben in de commissie heel lang gedebatteerd over het aspect controle, en u hebt toen gezegd dat er eerst controle moet zijn vooraleer u iets doet. Nu zegt u echter dat u 60 euro wilt geven, een beetje als wortel, en dat u het dan zult controleren. Maar wat gaat u doen? U zei immers zelf dat dat alleen maar bij wijze van steekproef zou gebeuren. Wat gaat u dan doen als ouders zich er niet aan houden? Zult u dan die 60 euro terugvorderen? Dat criterium van regelmatige aanwezigheid lijkt dus wat raar, zeker als u zegt dat de plicht niet kan worden afgedwongen als de controle afwezig is. Controle kan wel voor die 60 euro, maar niet als het om de plicht gaat.
U stelt voor dit rechtstreeks aan de ouders te geven, en niet via de werkingsmiddelen. Enkele maanden geleden hebt u voor alle leerlingen die een opleiding voor een of ander knelpuntberoep volgen, ongeacht vanwaar de middelen komen, middelen toegewezen aan de scholen. We hebben dat ook toegejuicht. Aan de scholen zei u de factuur te verlagen voor die leerlingen, maar u hebt het geld niet rechtstreeks toegewezen aan de ouders om het aan de kinderen mee te geven. U volgt dus de omgekeerde weg. De werkingsmiddelen worden hiermee in feite verhoogd voor die specifieke opleidingen. Toen we u vroegen hoe u dat zou controleren, antwoordde u dat we de scholen hun verantwoordelijkheid moeten laten, en dat er achteraf gecontroleerd zou worden of het geld inderdaad van de rekening van de kinderen is afgetrokken. Is wat u nu voorstelt, dan wel de goede manier om de ouders en de kinderen te bereiken en de kosteloosheid na te streven?
Twee weken geleden zei u aan mevrouw Vanderpoorten dat u zich niet zou mengen in een debat dat plaatsvond op een ander niveau. Mijn vraag sluit aan bij die van mevrouw Michiels. Is er overleg geweest met de federale minister, of zal het er in de komende weken nog zijn? Is er sprake van een bevoegdheidsoverschrijding? Die indruk geeft u althans als we de kranten lezen. Mijn voornaamste zorg is echter de kosten voor het schoolgaan maximaal te beperken. Bovendien gaat het in beide gevallen om overheidsgeld. Dat moet optimaal benut worden, ongeacht of het van het federale dan wel van het Vlaamse niveau komt.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's, vooreerst wens ik even in te gaan op de opmerking dat ik iets tegenstrijdigs zou hebben gezegd met mijn antwoord aan mevrouw Vanderpoorten in de commissie. Ik heb haar inderdaad geantwoord dat ik 'zeer zelden' zulk commentaar geef. (Gelach)
U kunt het verslag erop nalezen. Ik heb er zelfs aan toegevoegd dat het in de huidige stand van zaken niet nodig was. Naar iets wat men zelden doet, wordt uiteraard wel gekeken.
Ik vond het op het bepaald ogenblik toch nodig om dat te doen, omdat er volgens mij een zekere begripsverwarring aan het ontstaan was en er dus enige klaarheid geschapen moest worden. Ik herhaal dat. Ik neem trouwens geen woord terug van wat ik heb gezegd tijdens De Zevende Dag of elders.
Naast formele bevoegdheidsdiscussies - want daarover gaat het op dit ogenblik niet - hebben we in de politiek ook nood aan een beetje klaarheid over de prioritaire maatschappelijke verantwoordelijkheden van de verschillende overheden, en dus ook van de verschillende parlementen en politici. Zoniet wordt er een situatie gecreëerd waarbij elke politieke verantwoordelijke over eender welk probleem wordt aangesproken - daar leven we mee, dat is begrijpelijk - maar ook effectief wordt geresponsabiliseerd - en daarmee zouden we beter niet leven.
Als het gaat over de prioritaire maatschappelijke opdrachten van de federale overheid, veroorloof ik het me om te zeggen - en ik denk niet dat dat controversieel is - dat vandaag haar allereerste en moeilijke maatschappelijke opdracht waarschijnlijk het garanderen van de betaalbaarheid van onze pensioenen is. Als we kijken naar de Vlaamse overheid en haar begroting - die u goed kent - dan is het absoluut niet origineel om te zeggen dat het onze zwaarst wegende opdracht is om te zorgen voor goed en betaalbaar onderwijs.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat die overheden geen andere dingen kunnen doen. Ze doen dat trouwens ook. Het is wel belangrijk, en het is ook mijn en uw recht, dat iemand die actief is op een bepaald niveau zegt wat hij beschouwt als zijn essentiële verantwoordelijkheid, die ook afbakent en dan natuurlijk ook iets zegt over de verantwoordelijkheid van de andere.
Ik herhaal nog even wat ik heb gezegd over de problematiek van de kosteloosheid. Er is een belangrijk verschil tussen de problematiek van de kosteloosheid van het onderwijs en de toegang tot het onderwijs waarvoor wij verantwoordelijk zijn enerzijds en een beleid rond koopkracht anderzijds. Het is op dit vlak dat we verwarring moeten vermijden.
Als we het hebben over de kosteloosheid en over de toegang tot het onderwijs, dan zullen we om te beginnen een beleid voeren dat zorgt voor enige gelijkheid tussen de burgers inzake onderwijs. Ik dank dat dat een heel belangrijke bekommernis is. We moeten vermijden dat er scholen zijn die zware facturen voorleggen aan de ouders en op die manier misschien onrechtstreeks zorgen voor een sociale of laat me zeggen asociale selectie van hun leerlingen en dat er andere scholen zijn die dan misschien voor het goedkope aanbod zullen zorgen.
Zeggen dat er wordt ingewerkt op de problematiek van de kosteloosheid, betekent onder meer dat de lat gelijk wordt gelegd tussen de scholen en dat maxima worden bepaald, ook voor kosten die misschien niet strikt noodzakelijk zijn om de eindtermen te bereiken. Het is mijn voorstel om te werken met een stelsel van maximumfacturen zodat de lat ook gelijk wordt gelegd voor de ouders. Ik vind dat sociaal bijzonder belangrijk.
Het is iets anders dan een beleid inzake koopkracht. Als we zeggen dat we maxima zullen opleggen aan wat basisscholen mogen vragen om het onderwijs te verlevendigen, bijvoorbeeld in de vorm van uitstappen, dan zal dat voor sommige ouders misschien geen enkel verschil maken inzake koopkracht, omdat de school van hun kinderen die maxima vandaag in de praktijk al respecteert. Voor andere ouders zal het wel een heel belangrijk verschil maken. We zijn dan eigenlijk niet bezig met een koopkrachtbeleid, maar wel met een beleid inzake schoolkosten.
We hebben een verantwoordelijkheid die bijzonder duidelijk erkend wordt door eenieder. Het is de verantwoordelijkheid inzake bijkomende ondersteuning van ouders met schoolgaande jeugd om de toegang tot het onderwijs te kunnen garanderen, ook op financieel vlak. Daartoe hebben we het systeem van studiefinanciering. Ik denk dat het buiten kijf staat dat ook dat een verantwoordelijkheid van ons is.
Mijnheer Van Baelen, wat ik nu eigenlijk zou willen vermijden, is dat uw goede partijgenoot, Guy Verhofstadt, nu allerlei brieven en klachten krijgt van ouders over schoolfacturen. Die moeten bij u en mij terechtkomen, niet bij de federale premier.
Dat soort duidelijkheid moeten we in de politiek echt wel laten gelden. In die zin geloof ik dat het belangrijk was dat ik toch uit mijn mutisme trad, omdat ik vond dat de verwarring al te groot werd. Zoals reeds gezegd: ik doe dat maar zeer zelden.
Er is inderdaad overleg geweest. De federale premier heeft aan de federale minister van Sociale Zaken gevraagd om ons naar onze voornemens inzake kosteloosheid te vragen. Ik heb de nota, die gepubliceerd is, overgemaakt aan de heer Demotte. Meer overleg is er niet geweest, maar dat hoeft ook niet in dit stadium. Als iedereen zijn prioritaire opdrachten maar uitvoert.
Mijnheer Van Baelen, ons beleid moet een combinatie zijn van algemene maatregelen met een universeel karakter en selectieve maatregelen in functie van de draagkracht van de ouders. De premie die we geven voor knelpuntberoepen is een goed voorbeeld van een premie met een universeel karakter. Ongeveer 4.000 scholieren genieten ervan. Misschien zijn hun ouders rijk, ofwel hebben ze een middelmatig ofwel een heel klein inkomen. We laten de premie in het voordeel werken van die scholieren via de werkingsmiddelen van de betrokken scholen. Er is geen reden om een andere omweg te maken. Dat heeft een verschillende impact, afhankelijk van de gevolgde studierichting en de school, maar het is een universeel instrument.
Daarnaast zijn er redenen om ook selectieve instrumenten, zoals studietoelagen, te gebruiken. Ik wil dat op een zachte manier koppelen aan het engagement van ouders die - waar nodig - proberen bij te dragen aan de bestrijding van spijbelen en schoolverzuim. Dat is een heel nieuw accent. Ik verwacht daarover nog heel wat discussie, maar het is toch nuttig om dat accent te leggen.
Mijnheer Van Baelen, u hebt gelijk dat we dat vandaag niet goed controleren. Ik doe het niet graag, maar ik moet dit voortdurend herhalen. De controle op de leerplicht is heel ambachtelijk tot bijna onbestaande. Ik heb die situatie zo aangetroffen en we moeten ze veranderen, maar dat gaat niet van vandaag op morgen. We zijn er wel intensief mee bezig.
Het veronderstelt een administratief-technische controle op de hele leerlingenpopulatie in het hele leerplichtonderwijs, en ook dat we snel ingrijpen als we vaststellen dat iemand die ingeschreven zou moeten zijn, dat niet is. Ik wil daarvoor het nodige technische en administratieve apparaat ontwikkelen. Ik durf vandaag geen timing zetten op een totaal controlesysteem, maar we hebben het wel nodig.
Mijn voornemen om het geven van schooltoelagen voor het basisonderwijs te koppelen aan een engagement tot aanwezigheid zal ik maar kunnen hardmaken als we dat controlesysteem hebben. Ik vind dat geen reden om te wachten met een verbetering van de studietoelagen voor het secundair onderwijs en ook niet om lang te wachten met de invoering van een systeem van schooltoelagen voor ouders met kinderen in het basisonderwijs die het financieel moeilijk hebben. We moeten wel degelijk een ernstige controle op poten zetten. Daarover zijn we het eens.
Ik wil mijn voorstellen gefaseerd invoeren, omdat ik wil dat ze op een ernstige, voor de burgers overzichtelijke en voor de overheid betaalbare manier worden ingevoerd. Ik maak gebruik van de budgetten die bij de vorming van de Vlaamse Regering werden vastgelegd. Het was voor iedereen duidelijk dat we het beleid inzake financiële toegankelijkheid pas vanaf 2007 zouden kunnen opstarten en geleidelijk zouden versterken in 2008 en 2009. Ik hoop dat we hierover in de commissie en de regering verder zullen discussiëren.
Mijnheer de minister, in uw pleidooi voor kosteloosheid en bijkomende ondersteuning door studiefinanciering kunnen we in grote lijnen meegaan.
Ik vrees alleen dat de hoop die bij veel ouders is gewekt, aan diggelen wordt geslagen. Ik kan daar alleen uit concluderen dat ook op federaal vlak de verkiezingskoorts heeft toegeslagen en dat het beloftes regent aan alle kanten.
Mijnheer de minister, ik ben tevreden dat u zegt dat het geen formele bevoegdheidsdiscussie hoeft te zijn. Tot nader order is het kindergeld een federale bevoegdheid. U hebt daar dus ook geen uitspraken over te doen. Het is natuurlijk niet alleen een beleid van koopkracht op federaal vlak en een beleid van kosteloosheid op Vlaams niveau. U zult in de VLD trouwens een verdediger vinden als het gaat over het maximaliseren van de kosteloosheid. Zo'n eenvoudig debat zal dat echter niet zijn. We zullen nog heel uitvoerig terugkomen op die nota en op het debat van de kosteloosheid.
Ik ben het ermee eens dat het kindergeld een federale bevoegdheid is. Het omgekeerde zou eigenaardig zijn. Ik heb gezegd dat er nogal wat verwarring ontstond. U moet de Franstalige pers maar eens lezen. Er wordt nu een beleid ontwikkeld over het kosteloos toegankelijk maken van het onderwijs op basis van kinderbijslag. Dit is een begripsverwarring die best de wereld wordt uit geholpen. Dat is onze verantwoordelijkheid.
Maar die is er niet aan Vlaamse kant.
Het incident is gesloten.