Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het voorstel van de minister inzake een schooltoelage voor het kleuter- en basisonderwijs
Actuele vraag over het voorstel van de minister inzake een schooltoelage voor het kleuter- en basisonderwijs
Actuele vraag over het voorstel van de minister inzake een schooltoelage voor het kleuter- en basisonderwijs
Verslag
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, 'de strijd om het kind' titelde een Vlaamse krant. Het was een van de vele titels die we deze morgen mochten lezen.
Mijnheer de minister, die titel sloeg niet alleen op een voorstel van u, hij deed me ook denken aan de schoolstrijd. Als we het nader bekijken, gaat de strijd om het kind blijkbaar over voorstellen die op verschillende beleidsniveaus door verschillende politieke partijen worden gelanceerd, elk vanuit hun eigen achtergrond en gevoeligheden. We stellen vast dat de aandacht voor gezinnen met kinderen vergroot. Op zich is dat zeer positief.
Mijnheer de minister, ik wil in deze heisa toch even kijken naar de voorstellen op Vlaams niveau. In het regeerakkoord, dat u en onze fractie zeer dierbaar is, stellen we het principe van kosteloos leerplichtonderwijs voor het basisschoolniveau voorop. Er is zelfs gestipuleerd dat we starten vanaf het zesde leerjaar en afbouwen tot de eerste kleuterklas. Mijnheer Van Baelen, dat staat letterlijk in het regeerakkoord, dat ook door u en uw fractie werd goedgekeurd.
Waar gaat het nu eigenlijk over? Mijnheer de minister, we stellen vast dat u getallen vooropstelt om de verhoging van de werkingsmiddelen mogelijk te maken, waarbij gestreefd wordt naar wat onder de zogenaamde kosteloosheid valt, met name die elementen die nodig zijn om de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen te bereiken. We stellen ons wel de vraag of de ingeschreven 114 miljoen euro voldoende zal zijn. Daarover wil ik graag enige duidelijkheid.
Het valt me op dat u naast deze lineaire maatregel − waarbij het belangrijk is dat de scholen duidelijk te horen krijgen dat het budget dient om de kosten voor de leerlingen te beëindigen en niet voor andere doeleinden mag worden gebruikt − ook een ander idee lanceert. U wilt ook met een vorm van schooltoelage werken, waarbij kinderen van minder kapitaalkrachtige ouders zouden kunnen genieten van een ondersteuning. Het is de eerste keer dat ik dit voorstel hoor, maar ik heb wel een aantal vragen.
Voor de kinderbijslag, die wordt betaald door het federale niveau, is een kind een kind. Ik heb moeilijkheden met het differentiëren van toelagen voor kinderen. In dit geval krijgt het ene kind een toelage en het andere niet. Mijnheer de minister, ik zie u knikkebollen. Als het nodig is, wil ik daar in mijn repliek op uw antwoord zeker op ingaan.
De verhoging van de budgetten om de kosteloosheid te garanderen, beginnend met het zesde leerjaar, steunen we volmondig. Maar hebben we voldoende middelen om ook uw andere maatregel volledig te implementeren?
Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, beste collega's, de krantenartikels waarnaar de vorige spreker verwees, hebben vanmorgen ook onze aandacht getrokken. Mijn actuele vraag verschilt echter wel enigszins van die van de heer Van Dijck.
In eerste instantie wil ik benadrukken dat er heel veel positieve dingen in de betrokken nota's staan. Daar is de VLD natuurlijk erg gelukkig mee. We zijn ook blij met de aandacht die gaat naar het kleuteronderwijs. We hebben daar de voorbije weken al veel over gediscussieerd. We waren het er allemaal over eens dat kleuterparticipatie ongelooflijk belangrijk is en dat het eigenlijk de basis legt voor een succesvolle schoolloopbaan. Wel blijven we van mening verschillen over de leerplicht. Ik denk dat het moment is aangebroken om daarover toch enige duidelijkheid te creëren.
Ik weet natuurlijk niet of zijn mening correct werd weergegeven, maar vanmorgen las ik in de krant dat de minister niet te vinden is voor een verlaging van de leerplicht. In de discussie die we daarover vorige week in de commissie hebben gehad, waren zijn uitspraken volgens mij toch wel iets genuanceerder. De minister heeft toen gezegd dat een leerplichtverlaging niet kon als alleenstaande maatregel: er moeten ook nog andere maatregelen zijn of er moeten voorafgaand een aantal andere initiatieven worden genomen. Dat is natuurlijk iets compleet anders.
Vroeger heeft de minister altijd gezegd dat hij niet voor de verlaging was omdat die maatregel veel kost en niet kan worden gecontroleerd. Ondertussen merk ik dat er toch wel budgettaire inspanningen zullen worden geleverd voor het kleuteronderwijs en dat het argument van de kosten dus al een stuk wegvalt. Als ik naga hoe de schooltoelage toegewezen zal worden en hoe de aanwezigheid gecontroleerd zal worden en dergelijke, dan denk ik toch dat de controle alleszins veel intenser zal moeten zijn dan nu het geval is. Ook het argument van de niet-controleerbaarheid valt dan dus weg.
Voor de VLD is het toch wel belangrijk om het woord 'plicht' te gebruiken. We weten ook uit andere dossiers dat, als we de mensen verplichten om iets te doen - we doen dat niet zo graag, maar af en toe moet dat wel - dat toch wel een ander effect heeft dan vrijblijvend iets aan te moedigen. Ik weet dus niet of er nu nog echt veel meningsverschillen zijn. In de krant leek dat wel zo, terwijl ik vorige week dacht van niet. Ik had van de minister daarom toch wel graag een duidelijke uitspraak gehad over wat hij zal doen met die passage in het regeerakkoord: de leerplichtverlaging doorvoeren of zich daartegen afzetten.
De heer Tavernier heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, mijnheer de minister, collega's, we leven uiteraard in een zeer boeiende periode. We hebben nog maar net de commissiebespreking over de begrotingswijziging achter de rug. Nadat we daar zeer degelijk en ook gedreven over gesproken hebben, horen we vandaag plotseling via radio en kranten dat de minister een nieuw idee heeft. Ik heb dat vorige week evenmin als de heer Van Dijck gehoord. Opeens komt de minister op de proppen met de schooltoelage.
Het idee van die schooltoelage komt blijkbaar na het opnieuw opgedoken idee van een dertiende maand kinderbijslag en na het idee van de schoolbonus, twee ideeën die op het federale niveau zijn gelanceerd. De reeks van mogelijkheden om geld te geven in de maanden voor de verkiezingen wordt dus aangevuld met het nieuwe idee van minister Vandenbroucke over een schooltoelage. Ik heb de indruk dat we niet in de Sinterklaastijd of in de Sint-Maartenstijd leven, maar dus in de periode net voor die verkiezingen. Dan vraag ik me toch wel af, mijnheer de minister, waarom het idee van de schooltoelage plotseling op dit moment wordt gelanceerd, terwijl u daar in commissiebesprekingen ook bij de bespreking van de meerjarenbegroting met geen woord van repte.
Ik zou toch ook wel willen vragen, gezien het moment waarop u het hebt gelanceerd, wat dit nu betekent voor september 2006.
Ik vind het altijd prachtig dat men ideeën lanceert en aan de mensen de illusie geeft dat ze meer zullen krijgen of minder zullen moeten betalen, maar als dit maar voor binnen twee jaar is, wekt men meer frustratie en wrevel op dan dat men aan mensen een antwoord geeft op reële problemen en kosten. Ik lees dat de aangekondigde en reeds besproken verhoging van de werkingsmiddelen voor het basisonderwijs voor het schooljaar 2007-2008 is, maar dat de schooltoelage zou voor 2008-2009 zijn.
Mijnheer de minister, hoe staat het met het overleg binnen de regering over die schooltoelage? Wat is de discussie en het overleg met de federale regering? Het is blijkbaar toch aanvullend, zo niet concurrerend, met uw voorstel over wat we zullen doen voor kinderen en gezinnen? Wat kunnen we concreet verwachten voor september 2006 voor wat betreft deze schooltoelage en ook voor wat betreft kleinere klassen? Ik heb de indruk dat er veel wordt aangekondigd maar dat we in september niets zullen voelen en niets zullen zien.
De heer De Cock heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, mijnheer de minister, collega's, de voorgaande sprekers hebben al gerefereerd aan de gedachtewisseling in de schoot van de onderwijscommissie. Dat was een heel interessante discussie. Daaruit is onder meer gebleken dat een heel vroege inscholing en een voldoende lang schooltraject garant staan voor 'succes'. Ik herinner me de OESO-studie die in het begin van vorige legislatuur, ergens in 1999 of begin 2000, is verschenen, en waarin stond dat ons kleuteronderwijs als model kon dienen voor andere landen en regio's. Dan denk ik omgekeerd dat kleuters die dat kleuteronderwijs missen, heel veel missen.
Zo komen we tot het denkspoor hoe we kleuters zo veel en zo vlug mogelijk kunnen betrekken bij het kleuteronderwijs. De participatie van de kleuters in de derde kleuterklas is al vrij hoog, maar toch is er nog altijd een donker cijfer. Door mevrouw Vanderpoorten is er al gesproken over de leerplicht voor de kleuters; ik zou durven opperen om eventueel naar een inschrijvingsplicht te gaan vanaf het derde levensjaar en om daaraan een sensibilisering te verbinden, want dat is al een sensibilisering op zich. Wanneer men ouders zegt dat iets verplicht is, verhoogt het ook in status. Je kunt natuurlijk tegenwerpen dat we alleen maar leerplicht hebben en geen schoolplicht en dat ouders ook vrij zijn om huisonderwijs te organiseren voor hun kinderen. Daar kan je tegenover stellen dat die ook centraal kunnen inschrijven bij het departement of ergens anders. Ik opteer ervoor om vanaf de leeftijd van drie jaar zich te moeten inschrijven. Dan kan je de kleuters allemaal traceren.
De heer Sannen heeft een interessant denkspoor gelanceerd om Kind en Gezin in te schakelen om de kleuters zo vroeg mogelijk te detecteren. Bij nader toezien stel ik vast dat Kind en Gezin de driejarigen slechts nog voor 60 percent bereikt. Het zijn waarschijnlijk die mensen die we moeten bereiken, die niet bereikt worden.
Mijnheer de minister, alles wat u deze ochtend hebt aangekondigd, vind ik erg goed. Dit gaat immers de richting uit van wat we willen bereiken, namelijk een systeem van studietoelagen voor alle leeftijden, geschoeid op het stramien van het hoger onderwijs. Dat laatste zou goed zijn voor de uniformiteit.
Een beetje in tegenstelling tot wat de heer van Dijck zegt, wil ik echter pleiten voor een extra inspanning voor kansarmen, voor die mensen die hun kinderen door omstandigheden nu niet kunnen laten participeren aan het kleuteronderwijs. Daarom de volgende vraag: hoe verhoudt de schooltoelage zich tot de kleuterparticipatie?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte leden, ten behoeve van diegenen die het gevoel hebben dat er plotseling allerlei nieuwe dingen worden aangekondigd, zou ik om te beginnen het Vlaamse regeerakkoord in herinnering willen brengen. Dat akkoord is bijzonder duidelijk over onze ambitie om de kosteloosheid van het basisonderwijs, dat een grondwettelijk principe is, hard te maken tijdens deze zittingsperiode. Bovendien drukt het de ambitie uit maatregelen te nemen zodat rekeningen die er hoe dan ook toch zullen zijn, zelfs als datgene dat strikt noodzakelijk is voor de onderwijsdoelstellingen, kosteloos wordt verstrekt, betaalbaar te houden.
Ook was het bij de vorming van de Vlaamse Regering bijzonder duidelijk dat we budgettaire middelen zouden krijgen om deze ambitie waar te maken, vanaf 2007. We bevinden ons nu dus aan de vooravond van een budgettair scharnierjaar, waarin we de daad bij het woord zullen moeten voegen. Het hoeft dus geen verbazing te wekken dat ik daarmee voor de dag kom.
Ik wil overigens beklemtonen dat de door mij op papier gezette voorstellen allemaal perfect uitvoerbaar zijn in overeenstemming met de afspraken gemaakt binnen de Vlaamse Regering over de begroting, meer bepaald de meerjarenbegroting. Ik moet hiervoor dus geen euro extra vragen aan de Vlaamse minister van Begroting. Met dit alles is rekening gehouden in de meerjarenbegroting.
Dat er een hervorming van de studietoelagen op komst is, hoeft natuurlijk - hoop ik toch - al evenmin verbazing te wekken. Op 7 februari hebben we een studiedag georganiseerd over de studietoelagen in het hoger onderwijs. Ik heb toen aangekondigd dat ik een hervorming van de studietoelagen voor het leerplichtonderwijs aan het voorbereiden was. Dit komt deze week op de voorgrond om een zeer vanzelfsprekende reden. We moeten stilaan beginnen na te denken over de begroting 2007. Er moeten in dat verband belangrijke beslissingen worden genomen. De heer Tavernier moet dus niet verbaasd zijn omdat dit niet in de begroting 2006 staat. Dit gaat over de begroting 2007. (Opmerkingen van de heer Jos Stassen)
Dat is geen aankondigingsbeleid, mijnheer Stassen. U zult me er niet snel op betrappen iets aan te kondigen dat ik vervolgens niet doe. U moet dat maar eens proberen wat de voorbije vijf jaar betreft.
Ik ben een beetje verbaasd over de beleidsmethode die de Groen!-fractie hier komt voorstellen. Mijnheer Tavernier, wat u eigenlijk zegt is dat, als ik een idee heb, dat drie maanden later moet worden uitgevoerd, en de rest onzin is. Zo werkt iemand die goed wil besturen natuurlijk niet. Ik ga graag planmatig te werk. Ik denk dat ik twee jaar nodig heb om de invoering van een toelagesysteem in het basisonderwijs ernstig voor te bereiden en goed uit te voeren. We moeten echter nu beginnen te schrijven aan het ontwerp van decreet dat daarvoor de basis moet leggen. Dan hebben we daar twee jaar werk aan. Dat is goed besturen. Nu iets bedenken, dat je dan in september uitvoert, is - meestal - slecht besturen. Ik stel dus voor dat we planmatig te werk gaan.
Als we vandaag zeggen dat we denken in september 2007 in staat te zullen zijn de studietoelage voor het secundair onderwijs aanzienlijk te verbeteren, en in september 2008 in staat te zullen zijn een toelage voor het basisonderwijs in te voeren, dan denken de mensen dat dat morgen komt, want de kleine lettertjes gaan bij het publiek gemakkelijk verloren. We moeten dus uitleggen dat het morgen niet komt, aangezien er een hele beleidsplanning aan voorafgaat.
Ik kom even terug op de benadering van de kosteloosheid in het basisonderwijs. We moeten met de onderwijsverstrekkers een afspraak maken dat we kosteloosheid enerzijds mogelijk maken en het anderzijds ook duidelijk organiseren. Ik stel voor dat we om te beginnen in de begroting van 2007 op lineaire wijze de werkingsbudgetten van alle basisscholen versterken. Er is ruimte in de begroting om 45 euro extra toe te voegen per kind in elke basisschool in Vlaanderen. Samen is dat 29,5 miljoen euro, als eerste stap.
Vervolgens kunnen we in de jaren 2008 en 2009 in het kader van de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs nog eens gemiddeld 130 euro toevoegen per kind in het basisonderwijs. Ik zeg gemiddeld, want dat zal sterk verschillen van school tot school omdat het bedrag van in het totaal 85 miljoen euro moet toelaten de lat gelijk te leggen bij de financiering van de scholen en tegelijkertijd de scholen te financieren op basis van de kenmerken van hun leerlingen en van de school zelf. In het totaal gaat het hier om een budgettaire inspanning van gemiddeld 175 euro per kind in de basisschool, waarvan dus 45 euro lineair gespreid, en 130 euro gedifferentieerd zou moeten worden besteed.
Dat moet toelaten tegelijkertijd aan de scholen te vragen de principiële kosteloosheid van het basisonderwijs zoals ze reeds is omschreven in onze decreten, onverkort uit te voeren vanaf het schooljaar 2007-2008 en geleidelijk de beperking in te voeren van andere bijdragen die gevraagd worden aan ouders van kinderen in het basisonderwijs. Daarbij pleit ik er evenwel voor een onderscheid te maken tussen de kosten voor meerdaagse uitstappen en de kosten voor daguitstappen of ander kleine bijdragen.
U zult me dus niet aan de mensen horen zeggen dat alles kosteloos wordt, want zo zal het niet zijn. Laat ons dus dat misverstand vermijden. Dit moet een zaak zijn van overleg met de onderwijsverstrekkers. Ik zou het ene evenwel in verband willen brengen met het andere. Ik stel namelijk een belangrijke financiële inspanning voor om de werkingsbudgetten van de basisscholen te verhogen met gemiddeld 175 euro per kind, waarvan 45 lineair gespreid en 130 gedifferentieerd. Daartegenover staat de inspanning om de kosten te beperken en de principiële kosteloosheid te handhaven.
Waarom dan toch werken met studietoelagen? Mijnheer Van Dijck, ik ben wat verbaasd over wat u zei. U hebt een probleem met een selectief beleid waarbij in de eerste plaats financiële steun wordt geboden aan de gezinnen die het het meest nodig hebben. U zei dat dan niet elk kind een kind is, maar voor zover ik weet, hebben selectieve studietoelagen altijd bestaan. Wat revolterend is, is dat - met uw uitdrukking - blijkbaar steeds minder kinderen een kind zijn.
Het budget voor de studietoelagen in het secundair onderwijs is de voorbije vijftien jaar in reële termen immers gehalveerd. De Vlaamse volksvertegenwoordiging zou daar niet fier op mogen zijn. Het budget dat we geven voor studietoelagen in het secundair onderwijs aan de mensen die ze het meest nodig hebben, is gehalveerd. Terwijl we grote discoursen hielden over de kosteloosheid, halveerden we in reële termen de toelagen voor de gezinnen die ze het meest nodige hebben. Dat vind ik enigszins revolterend.
Daarom stel ik voor dat we het budget opnieuw op peil brengen, dat we de toelagen voor het secundair onderwijs verbeteren en dat we weer ietwat meer gezinnen toelaten tot het systeem en hen daarmee ook helpen. Hetzelfde moeten we ook doen in het basisonderwijs, want ook daar zullen we te maken blijven hebben met kleine en grote facturen. Het opvoeden van kinderen kost hoe dan ook geld. Laat ons als Vlaamse Gemeenschap dus onze verantwoordelijkheid nemen, wij die zo graag zeggen dat we verantwoordelijk willen zijn voor het gezinsbeleid, en die al verantwoordelijk zijn voor het onderwijsbeleid.
Ik stel dus voor om ook een stelsel van toelagen in te voeren voor een kwart van de gezinnen die dat het meeste nodig hebben.
Een goed sociaal beleid moet altijd een combinatie zijn van universele maatregelen. De kosteloosheid die wij voorstaan, is universeel voor alle gezinnen, voor alle burgers. Het beperken van de bijdrage is universeel voor alle gezinnen, voor alle burgers. Ook selectiviteit, het geven van extra steun aan mensen die hem het meeste nodig hebben, is nodig.
Studietoelagen kunnen ook op een heel nuttige manier in verband worden gebracht met het onderwijsbeleid. Ik heb voorstellen in die zin gedaan.
Ik wil het eerst even hebben over de problematiek van de leerplicht die mevrouw Vanderpoorten heeft aangekaart. Het artikel dat vandaag in Het Nieuwsblad staat, is een uitstekend artikel. De journalist heeft perfect weergegeven wat ik bedoel. Een misverstand is in het artikel opnieuw opgedoken, maar daar kan de betrokken journalist helemaal niets aan doen, want hij haalt de informatie uit een eerdere publicatie waarin een stagiair-journalist een misverstand had met mijn woordvoerder. Ik wil het even rechtzetten, maar dit is geen kritiek op Het Nieuwsblad.
Mevrouw Vanderpoorten, het is niet zo - en daar hebt u terecht op gewezen - dat ik zeg: 'Ik ben principieel tegen het verlagen van de leerplicht'. Het is zeker niet zo dat ik zeg: 'Dat kost te veel'. Dat is mijn punt niet. Mijn punt is dat het niet zo eenvoudig is als het klinkt. Om te beginnen controleren we vandaag in de praktijk de leerplicht niet. Ik heb op dat vlak een toestand aangetroffen die eerlijk gezegd niet bijzonder fraai is.
We doen een steekproef bij de tien- en elfjarigen en bij de vijftien- en zestienjarigen. Die steekproef wordt op een bijzonder ambachtelijke manier verwerkt. Uiteindelijk komt men uit bij een aantal ouders tegen wie men denkt te moeten optreden. Degenen die moeten optreden hebben echter hun twijfels omdat de feiten intussen al zo lang geleden zijn gebeurd.
Ik pleit voor een totale controle op de leerplicht bij alle kinderen in Vlaanderen. Dat is een administratieve en technische klus die niet te onderschatten is, maar we moeten die eerst klaren. Ik ben bijzonder bang dat we nog een extra verplichting invoeren als er tegenover die juridische plicht geen enkele vorm van controle staat. Ik denk dat een overheid die boodschap niet mag geven, zeker niet in dit verband. We mogen niet aan ouders zeggen dat de leerplicht voor kleuters zal worden ingevoerd, als die ouders vervolgens vaststellen dat we totaal niet controleren.
Ik hoor mijn goede collega De Cock pleiten voor de leerplicht op drie jaar. Als we dat doen in het kader van de leerplicht zoals die wordt omschreven in onze Grondwet, dan moeten we er bijvoorbeeld bijnemen dat we aan die kleuters van drie jaar naar keuze godsdienst of niet-confessionele zedenleer zullen aanbieden. Dat staat immers zo in de Grondwet.
Mijnheer de minister, ik had het over de inschrijvingsplicht.
Als we die invoeren in het kader van de Grondwet, dan krijgen we er allerlei dingen bij waarvan ik niet weet of we ze wel willen. Ik stel daarom voor dat we er eens over nadenken en dat we de zaak eerst eens bekijken. Ik pleit ervoor dat we in de eerste plaats een inspanning doen om meer kansarme kleuters in de klas te krijgen en met name in een klas waarin ze ook geholpen worden. Vandaar dat ik zeg: 'meer kleine kleuters, geen vijfjarigen, maar driejarigen en tweeënhalfjarigen in kleinere klassen waar meer Nederlands wordt gesproken met hen'.
Mijnheer De Cock, u hebt een interessant punt aangeraakt. Volgens mij is er inderdaad een band tussen deze belangrijke uitdaging van een nog verhoogde kleuterparticipatie en de maatregelen die ik voorstel. Ik denk dat we dit punt niet op de agenda kunnen zetten ten aanzien van kansarme ouders die vandaag hun kind niet naar de kleuterklas sturen, als we de principiële kosteloosheid van het kleuteronderwijs niet kunnen garanderen. Het gaat immers in veel gevallen om mensen die het financieel bijzonder moeilijk hebben.
We moeten ook maatregelen treffen die de aantrekkingskracht helpen verhogen. Met een toelagesysteem voor het basisonderwijs, hebben we een extra argument ten aanzien van kansarme ouders. We kunnen tegen hen zeggen: 'Breng uw kind naar de school, dan zorgen wij voor financiële ondersteuning'. Dit kan een heel belangrijke, positieve aanmoediging vormen.
Wat is de stand van zaken in de regering?
Ik heb de nota over kostenbeheersing en kosteloosheid overgemaakt aan de Vlaamse en federale regeringen. Ik vraag daarover besprekingen. Ik heb gisteren ook een nota rondgedeeld in de regering over kleuterparticipatie en leerplicht. Ik hoop dat we daarover in de komende weken spijkers met koppen zullen slaan. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer de minister, u hebt hier heel gemotiveerd een aantal zaken bepleit. Tussen ons bestaat nog een klein verschil in standpunt. Mijn fractie is verheugd dat er een inhaalbeweging gebeurt in het systeem van studietoelagen in het secundair en hoger onderwijs. We hebben dat steeds zo vooropgesteld. Op dit moment mis ik de logica in de implementatie van de kosteloosheid. Zo valt, bij manier van spreken, de pen onder de kosteloosheid, maar de boekentas en de pennenzak niet. We moeten ons afvragen of er nood is aan een bijkomende toelage onder de vorm van een studiefinanciering.
We moeten inderdaad onze verantwoordelijkheid nemen, maar we moeten ze ook leggen bij anderen. De kosten van de opvoeding zitten in de kinderbijslag. In 20 jaar tijd is de waarde van de kinderbijslag met 30 percent gedaald. Tot op heden draagt de federale overheid daarvoor de verantwoordelijkheid.
We moeten oppassen als de federale overheid voorstellen doet. Als ze de kinderbijslag afhankelijk maakt van het schoolniveau van de kinderen, dan zitten we met een bevoegdheidsconflict dat we niet kunnen aanvaarden.
Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Degenen die wegblijven uit het kleuteronderwijs, hebben dat juist het meest nodig. Jonge kinderen dreigen door de mazen van het net te glippen. De heer Nicaise pleit in deze zaak voor de leerplicht, juist om de basis van het kleuteronderwijs te verbeteren.
Mijnheer de minister, ik begrijp uit uw antwoord dat u de inspanningen voortzet om de verlaging van de leerplicht mogelijk te maken. U onderzoekt de mogelijkheden en vraagt juridisch advies. U haalt het probleem van de vakken godsdienst en zedenleer aan. Het is inderdaad raadzaam om daarover advies in te winnen en te onderzoeken hoe we daarin verder kunnen gaan.
Mijnheer de minister, we steunen de maatregelen die kunnen leiden tot het verhogen van de studietoelagen. Op dit moment krijgen veel mensen te weinig geld om hun studiekosten te dekken. Zowel het individuele als het totaalbedrag van de studietoelage moet verhogen. Dat hebt u vroeger ook al aangekondigd.
De werkingsmiddelen voor de basisscholen moeten verhogen om meer kosteloosheid te kunnen garanderen. We zijn echter niet politiek naïef en nemen niet zomaar aan dat de idee van schooltoelagen los moet worden gezien van de idee van de dertiende maand kinderbijslag, van de schoolbonus of de schoolpremie. Dat hangt samen. We dreigen ter zake in een discussie binnen de meerderheid te belanden. Het stoort me dat deze ideeën niet tijdens de begrotingsbesprekingen maar net daarna zijn gelanceerd. Bovendien kunnen die geen enkele invloed hebben op het eerstkomende schooljaar.
De heer De Cock heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Veel meer kleuters in kleinere klasjes waar ze heel vroeg Nederlands leren, financiële ondersteuning voor kansarme ouders, meer werkingsmiddelen voor de basisscholen, dat is meer waard dan een pluim.
Mijnheer Tavernier, ik ben het niet eens met uw visie op een begrotingsbespreking. We hebben de begroting 2006 besproken. Wel, dan gaat het over de begroting 2006. Nu is de regering begonnen met de voorbereiding van de begroting 2007. Het voorstel heeft betrekking op de begroting 2007, 2008 en 2009. U moet daar niet zo verbaasd over zijn. (Opmerkingen van de heer Stassen)
Mijnheer Stassen, het is echt ergerlijk wat u daar zegt. Ik geef een voorbeeld uit het verleden. Ik heb in een vorig mandaat een hervorming doorgevoerd van de verhoogde kinderbijslag voor gehandicapte kinderen. Ik heb daar met mijn administratie destijds drie jaar aan gewerkt. Dat waren jaren van simulaties, dossiers bekijken, deskundigen raadplegen enzovoort. Zo moet je dat doen. Maar je moet natuurlijk ook op voorhand melden dat je dat gaat doen. We zullen nog heel veel werk hebben met de nieuwe leerplichtfinanciering. We kondigen dit al lang aan. Een aankondiging is nodig tenzij je gelooft dat je met een vingerknip dergelijke hervormingen kunt doorvoeren. Zo gaat dat niet. Ik ga dus niet aan de mensen zeggen dat ik bijvoorbeeld de studietoelagen voor het secundair onderwijs volgend jaar plotseling kan verbeteren. Wij gaan samen een nieuw decreet schrijven. We zullen nagaan of dat technisch uitvoerbaar is, welke servers er moeten bijkomen, welke mensen die dossiers zullen behandelen. Zo doen we dat. Ik heb nu al een plaatje van wat ik nodig heb inzake ICT. Dat vraagt tijd. Ik werk op een planmatige manier en wil hier dan ook geen loos verwijt van een aankondigingspolitiek krijgen. Ik ben niet bereid om daar nog langer naar te luisteren.
Mevrouw Vanderpoorten, ik vind uw voorstel een heel goed voorstel. Ik denk dat we daar moeten op ingaan. We moeten ons afvragen wat de goede juridische vertaling is van de wens die we in Vlaanderen hebben om alle kinderen te laten participeren. We moeten daar een zekere maatschappelijke plicht aan verbinden. Ik ben het eens met uw voorstel dat we daarover juridisch advies moeten vragen.
Mijnheer Van Dijck, wij tonen misschien een verschillend politiek temperament. Natuurlijk is de kinderbijslag een federale bevoegdheid. Maar ik denk dat de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement hun bestaande bevoegdheden maximaal moeten gebruiken om in te gaan op alle maatschappelijke uitdagingen die zich stellen. Bestaande bevoegdheden zoals de mogelijkheid om studietoelagen toe te kennen, moet we maximaal gebruiken om op maatschappelijke problemen in te spelen. Dat zijn onze bevoegdheden en het is dus onze verdomde plicht om die zo goed mogelijk aan te wenden. Het ergert me dan ook, en u mag dat beschouwen als een stuk zelfkritiek, dat we met z'n allen de studietoelagen in het secundair onderwijs hebben laten verloederen.
Dat is ook de reden dat ik vind dat we moeten nadenken over een selectieve ondersteuning van kinderen in het basisonderwijs.
Misschien heb ik me een beetje versproken als ik het had over 'opvoeding'. Natuurlijk volstaat het bedrag dat we geven niet voor 'opvoeding'. Daarmee wordt een bijdrage geleverd om de schoolfacturen te betalen, die hoe dan ook zullen blijven bestaan en die zwaar wegen voor kansarme ouders. We moeten realistisch zijn. Zelfs met dat bedrag zullen we die kosten niet kunnen dekken.
Ik heb me daarnet misschien wat versproken. De hele opvoedingskost zal niet worden gedekt. De overheid toont wel dat ze begrijpt dat het geld kost om kinderen naar school te sturen. Een kwart van de gezinnen, de gezinnen die het het moeilijkst hebben, zal daarin worden ondersteund. Ik ben er voorstander van dat we onze bevoegdheden maximaal benutten om te doen wat nodig is voor de mensen.
Het incident is gesloten.