Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Gabriels heeft het woord.
De melkveehouderij pur sang kampt met een aanzienlijk probleem omdat het moeilijk is om zo´n bedrijf tegen economische voorwaarden uit te baten. Het probleem is niet nieuw. Ik heb het als federaal minister van Landbouw al meegemaakt. Het is een delicate kwestie omdat de meningen erover zeer verschillen. Vooral de gemengde landbouwbedrijven in Wallonië verzetten zich hevig tegen een mogelijke verhoging van de melkquota. Uiteindelijk is er een regeling gekomen, die een verhoging tot 600.000 liter toestond met een afwijking tot 800.000 liter als er samenuitbatingen zijn door bijvoorbeeld twee broers of vader en zoon.
De Vlaamse Regering heeft daar gelukkig een kleine uitzondering op toegestaan in het programma van 2005-2006. Men kan tot 15.000 liter extra produceren. Intussen zijn de omstandigheden ook veranderd. De gewijzigde Europese context met een vermindering op termijn van de intrinsieke steunmaatregelen en een vermindering van de ondersteuning van bepaalde producten laat voor deze sector allesbehalve het beste vermoeden.
Ik heb destijds nog als minister van Landbouw een achttal melkveebedrijven over heel Vlaanderen door een boekhouder laten doorlichten. Uit het resultaat bleek dat geen enkel bedrijf beter dan break-even draaide.
Intussen zijn de omstandigheden zo gewijzigd dat we maar één besluit kunnen trekken, namelijk dat een dringende omzetverhoging nodig is om deze intrinsiek rendabele sector de nodige kansen te bieden. Het is niet alleen een kwestie van landbouw. Een groot gedeelte van de productie wordt getransformeerd en geëxporteerd. Tien percent van onze export is afkomstig van de landbouw en meer bepaald van deze sector. Het gaat dus om een belangrijk punt.
Omzetverhoging betekent niet dat we de kleine bedrijven tenietdoen. Het gemiddelde quotum in Vlaanderen is nu 216 000 liter. Er zijn maar 5 à 6 percent van de bedrijven die boven de bedrijfsplafonds gaan. Dit kan eigenlijk geen bedreiging vormen.
Die bedrijven hebben daar in principe recht op. Het gaat immers om gespecialiseerde bedrijven. Bovendien is de regeling voor die bedrijven momenteel te complex. Dit leidt tot de verspreiding van nepgegevens. We zouden die situatie moeten kunnen uitzuiveren.
De solidariteit moet behouden blijven. Alle melkveehouders zijn het ermee eens dat 40 percent van de quota uit het Quotumfonds afkomstig moeten blijven. Dat is met andere woorden het probleem niet. De solidariteit zal blijven bestaan. Het belangrijkste is dat we normale ondernemers, die met loodzware investeringen worden geconfronteerd, toekomstkansen bieden. Hun kinderen of mensen die hun bedrijf willen overnemen, moeten ook kansen krijgen.
Mijnheer de minister-president, ik ken uw engagement en uw betrokkenheid bij deze materie. Ik heb twee voorstellen. We zouden de bedrijfsplafonds volledig kunnen afschaffen. Dit lijkt me de eenvoudigste en efficiëntste oplossing. Als dat niet haalbaar blijkt, zouden we de bedrijfsplafonds minstens tot 800.000 liter moeten optrekken. Dit is het niveau dat nu enkel voor gezamenlijke uitbatingen geldt. Ik hoop dat u op deze voorstellen wilt reageren. Voor veel bedrijven is de nood immers groot.
Minister-president Leterme heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik wil allereerst de heer Gabriels bedanken voor het feit dat hij in het Vlaams Parlement nog eens het economisch belang van de land- en tuinbouwsector in het algemeen en van de melkveehouderij in het bijzonder heeft onderstreept. Ons land is de vijfde grootste exporteur van agrovoedingsproducten. Naast de vleessector, speelt de melkveehouderij hierin een belangrijke rol. De heer Gabriels heeft dit net nog eens onderstreept en ik wil hem hiervoor bedanken. Het besef van dit economisch belang is in Vlaanderen anno 2006 geen gemeengoed.
We hebben de melkquotaregeling voor het melkjaar dat van april 2005 tot maart 2006 loopt in maart 2005 grondig aangepast. Die aanpassing is op grond van een zeer nauwkeurig en diepgaand overleg met de sector doorgevoerd. We hebben rekening gehouden met de verschillende, soms zeer uiteenlopende verzuchtingen. Gezien zijn ervaringen als minister van Landbouw kent de heer Gabriels deze problematiek minstens even goed als ikzelf.
Het is in elk geval duidelijk dat de hervormingen, wellicht nog versterkt door de integratie van de steun van de melkpremie in de zogenaamde MTR toeslagrechten, een aanzet tot de noodzakelijke herstructurering van de sector hebben gevormd. Het arbeidsinkomen uit de melkveehouderij is het afgelopen jaar trouwens duidelijk gestegen. De aanpassing van de quotaregeling, die in de ogen van de heer Gabriels ongetwijfeld niet ver genoeg gaat, heeft hiertoe zeker bijgedragen.
De Vlaamse Regering heeft vorig jaar afgesproken om de situatie grondig te evalueren alvorens tot een nieuwe aanpassing over te gaan. We moeten de huidige regeling dus grondig evalueren. Dit kan evenwel pas zodra minstens één vol melkjaar is verlopen. De Vlaamse Regering heeft, in samenspraak met de sector, een of twee weken geleden beslist om dit jaar slechts een minimale, veeleer technische aanpassing door te voeren. Die technische aanpassing zal betrekking hebben op de mogelijkheid om het quotum op elk moment van het jaar over te dragen. Daarnaast gaat het om een aantal verduidelijkingen van de modaliteiten die op deze overdracht betrekking hebben. Eens de gegevens voor het lopende jaar beschikbaar zijn, zullen we tot een grondige evaluatie overgaan. Wat mij betreft, moet deze evaluatie in een aanpassing van de melkquotaregeling uitmonden. Deze aanpassing zou dan in het melkjaar 2007-2008 moeten worden toegepast.
Ik wens hier uiteraard niet op de komende besprekingen vooruit te lopen. Ik onderschrijf de benadering van de heer Gabriels. We moeten ons realistisch opstellen en oog hebben voor wat zich in de ons omringende landen afspeelt. De nood tot schaalvergroting is in alle economische sectoren aanwezig en doet zich bijgevolg ook in de melkveehouderij voelen.
Ik wil me nu niet uitspreken over de afschaffing van de plafonds. Ik denk dat realistische tussenstappen meer aangewezen zijn, maar uw onderliggende vraag naar schaalvergroting is zeker niet tegengesteld aan de levenskracht van gezinslandbouwbedrijven in Vlaanderen.
Ik sluit absoluut niet uit dat we, om concurrentieel te zijn en te blijven op de evoluerende Europese en wereldmarkt, onze gezinsmelkveebedrijven wellicht meer groeikansen zullen moeten bieden dan nu in een overgangsfase voor een deel gerealiseerd werd.
Ik kies voor een beleid dat, in samenspraak met de sector, probeert om geleidelijk te evolueren. Ik begrijp dat bij een aantal melkveehouders ongeduld heerst en dat ze vooruit willen gaan. Ik neem dat mee bij de evaluatie van de huidige regeling. Mijnheer Gabriels, ik denk dat u geen ongelijk hebt als u onderstreept dat ook in die sector meer mogelijkheden tot schaalvergroting aan de orde zijn.
Mijnheer de minister-president, ik dank u voor de heel duidelijke verklaring. Veel mensen doen nogal denigrerend als het over een landbouwbedrijf gaat, maar als voor een KMO dergelijke beperkingen zouden worden opgelegd, zouden veel KMO's sluiten of niet ontstaan.
Ik denk dat we de mensen toekomstkansen moeten geven om te groeien. Er zijn al beperkingen via de beperkte grondbeschikbaarheid en de regels inzake mestafzet. Ik hoop dat de evaluatie kan leiden tot de volledige afschaffing van de bedrijfsplafonds.
Het incident is gesloten.