Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, vandaag verschenen in een aantal kranten de resultaten van een onderzoek naar middelengebruik bij Antwerpse studenten. De studie werd uitgevoerd door de associatie van hogescholen, de universiteiten en een aantal partners zoals de VAD. De resultaten waren zinvol en boeiend, want zoveel informatie is er niet over middelengebruik bij studenten.
Het belangrijkste resultaat van die studie was dat de Antwerpse studenten hun middelen-, drank- en drugsgebruik in de hand hebben en houden. De meeste studenten hebben absoluut geen problemen. Dit mag ook eens onder de aandacht worden gebracht.
Uit het onderzoek blijkt ook dat inzake alcoholgebruik 11 percent van de mannelijke studenten ernstig probleemgedrag vertoont. Meer dan 70 percent van de studenten gaf aan binge drinking te kennen en te doen. Dat is het verzetten van heel veel alcohol op heel korte tijd. Zelfs 17 percent gaf aan dat ze dat wekelijks doen. Dit stemt tot nadenken.
Mevrouw de minister, het is belangrijk na te gaan hoe u kunt inspelen op de resultaten van die studie. Ik durf veronderstellen dat de Antwerpse student het profiel heeft van de gemiddelde Vlaamse student. Overweegt u een Vlaamse studie naar het middelengebruik bij studenten? Voor zover ik weet, zijn hierover geen formele cijfers en gegevens bekend, terwijl 4 op 10 studenten aangeven dat ze meer willen weten over dit thema binnen hun studiecurriculum. Er is dus een duidelijke vraag naar meer informatie.
Mevrouw de minister, in uw beleidsbrief geeft u aan dat u specifieke acties wilt ondernemen tegen alcoholmisbruik. Hoe wilt u de studenten hierbij betrekken? Het is goed dat u scholen ondersteuning biedt. Ik kan niet inschatten op welke manier kan worden samengewerkt met hogescholen en universiteiten. Het lijkt me toch een relevante vraag, gezien deze gegevens en gezien de studenten zelf vragende partij zijn.
Minister Vervotte heeft het woord.
Dit onderzoek was inderdaad een fantastisch werkstukje, niet alleen omdat zoveel partners eraan hebben meegewerkt, maar ook omdat het zo grootschalig was. Dit is het eerste grootschalige onderzoek dat bij studenten werd gedaan.
Het andere goede nieuws is dat van de 27.000 Antwerpse studenten, het overgrote deel geen problematisch drugs- of alcoholgedrag vertoont. 90 percent van de mannen en 95 percent van de vrouwen heeft niet te kampen met een problematisch drugs- of alcoholgebruik. Deze studie is perfect getimed, en volgt op de oproep van de Vlaamse Jeugdraad om de jongerendoelgroep niet telkens te vereenzelvigen met de groep die een problematisch gedrag vertoont.
Er is nog goed nieuws. Vier op de tien jongeren geeft expliciet aan dat ze het een belangrijk thema vinden waarrond een beleid moet worden gevoerd. Ze vinden het ook wenselijk dat dit onderwerp wordt opgenomen in het schoolcurriculum.
Het gaat om grondig onderzoek waarop ik hier niet al te diep kan ingaan. Ik wil wel een eerste reactie geven.
De studententijd is een periode die zijn eigen kenmerken heeft. Het uitgaansleven maakt daar sowieso expliciet deel van uit en dat is goed. We mogen dan ook geen al te algemene conclusies trekken. Het gedrag dat jongeren vertonen tijdens de studentenperiode inzake drugs- en alcoholgebruik blijft niet noodzakelijkerwijs hetzelfde na afloop van de studentenperiode. We stellen wel degelijk een gedragswijziging vast inzake drugs- en alcoholconsumptie na de studentenperiode. Toch moet er voldoende sensibilisering en informatie zijn over de gezondheidsrisico's en de gezondheidsschade als gevolg van veelvuldig alcohol- en drugsgebruik. Ook de impact op het rijgedrag moet voldoende aandacht blijven krijgen.
Het belangrijkste aandachtpunt uit deze studie is de vaststelling dat een honderdtal studenten een ernstig probleemgedrag vertoont inzake alcohol- en drugsgebruik. Zij vinden moeilijk de weg naar de hulpverlening. Wij moeten ervoor zorgen dat er een beleid wordt gevoerd zodat mensen die reeds tijdens hun studententijd een problematisch gedrag vertonen, de weg vinden naar de hulpverlening. De scholen moeten hierbij een soort signaalfunctie uitoefenen. Verder moet ook worden nagegaan hoe de informatie over alle vormen van hulpverlening waarover we vandaag beschikken, beter en gerichter kan worden verspreid, ook bij deze doelgroep. Dat is des te belangrijker omdat deze mensen vaak in een isolement terechtkomen waardoor zij nog moeilijker de weg naar hulpverlening vinden. Deze vaststelling wordt nog versterkt door de resultaten van andere studies. Daaruit blijkt dat er bij mensen die een problematisch gedrag vertonen tijdens de studententijd, weinig verandert na de studententijd.
Er is dus een verschil met degenen die bijvoorbeeld één keer of zelfs meerdere keren per jaar deelnemen aan binge drinking. We zien daar dat het gedrag wijzigt na de studententijd.
Bij degenen die een problematisch gedrag vertonen, verandert het gedrag bijna niet, ook niet na de studententijd. Bij de mannen gaat het tijdens de studententijd om 11 percent. Dat percentage daalt maar met 1 percent na de studententijd. Bij de vrouwen is dat 4 percent tijdens de studententijd. Na die periode daalt dat aantal maar tot 3,7 percent.
Er wordt nogal de nadruk gelegd op binge drinking. Iemand die 6 alcoholeenheden op één gelegenheid consumeert, wordt beschouwd te behoren tot een groep met een verhoogd risico. Het gaat echter nog niet om problematisch gedrag. We zien wel dat de mensen die tot die groep behoren, in de doelgroep van problematische drinkers terecht kunnen komen. Daar moeten we wel aan werken. Wie in die groep belandt, blijft erbij, ook na de studententijd.
Een ander element dat ook niet onbelangrijk is, is alles wat te maken heeft met het polygebruik. Daarover doet de studie een aantal belangrijke aanbevelingen. Het gaat dan om de combinatie alcohol en medicatie, en soft- en harddrugs. Voor die groepen is een specifieke aanpak vereist.
Mevrouw Jans, in het onderzoek zitten zeer belangrijke elementen en originele invalshoeken. De initiatiefnemers - de Associatie Universiteit Antwerpen en Hogescholen Antwerpen, VAD, VAGGA en SODA - hebben in elk geval ook aangekondigd dat ze het niet bij het onderzoek zullen laten. Ze wensen zich ook te engageren om een gemeenschappelijk beleid uit te werken. Ze mogen erop rekenen dat de Vlaamse Regering zeker en vast een partner zal zijn om dit beleid uit te werken en uit te stippelen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan enkel maar bevestigen dat de studententijd een boeiende periode is en dat ze, godzijdank, haar eigen kenmerken heeft. Ik ben ook verheugd dat u de resultaten van de studie als een opportuniteit beschouwt en dat er rekening zal worden gehouden met bepaalde zaken. Zo wilt u aandacht schenken aan de kleine maar belangrijke groep van problematische gebruikers.
Ik ben blij dat u zeer duidelijk aangeeft dat dit belangrijke prioriteiten zijn.
Het incident is gesloten.