Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het charter van de Vereniging van de Vlaamse Radio- en Televisiepers
Verslag
De heer Verstrepen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, dames en heren, afgelopen week is er deining ontstaan over het charter van de Vereniging van de Vlaamse Radio- en Televisiepers, en dan vooral bij de internetpers. Ik begrijp dat beroepsjournalisten technieken ontwikkelen om de berichtgeving te stroomlijnen, maar ik vrees dat een charter niet het juiste middel is en dat ze hiermee wat uit de bocht gaan.
Het statuut van beroepsjournalist is niet enkel een Vlaamse materie. Ook de wet van 30 december 1963 omschrijft wat een beroepsjournalist is en daar zitten we nu eenmaal mee. Samengevat komt het erop neer dat het een niet-commercieel hoofdberoep is tegen bezoldiging, toegespitst op de geschreven pers. Het medialandschap is in veertig jaar natuurlijk wel veranderd, maar de wetten niet. Mensen die bezig zijn met het nieuws kunnen ook journalisten in bijberoep zijn, freelancers, internetjournalisten, bloggers, on-line publishers, webmasters en vloggers. Die vallen allemaal uit de boot: het zijn geen beroepsjournalisten.
RTV vond dat een mooie invalshoek om te stellen dat beroepsjournalisten alleen maar toegang krijgen tot de informatie die radio en televisie uitsturen. Daardoor wordt de vrije nieuwsgaring beperkt.
Het streven naar een pluriform medialandschap staat in het Vlaamse Regeerakkoord en de verschillende beleidsnota's van de minister. Om dat te bereiken is een vrije, niet-beperkte nieuwsgaring nodig. Ik denk dat we hier wel degelijk met een beperking te maken hebben. De heer Ben Weyts, uw woordvoerder, liet aan de internetpers weten dat de actie van de RTV-pers, die wordt gesteund door de VMMa en de VRT, al met u is besproken. Hij zei ook dat de initiatiefnemers door de minister zouden worden uitgenodigd. Misschien is dat ondertussen al gebeurd.
Ik heb daarover enkele vragen. Wat is uw houding tegenover die soort van charters? We weten wel waar het allemaal begint, maar niet waar het zal eindigen. Er bestaan al charters voor de sportpers. Misschien komt er dan ook eentje voor de culturele pers? Als de minister de initiatiefnemers al heeft ontmoet, had ik graag geweten wat het resultaat van het gesprek was. Verder had ik graag vernomen welke initiatieven u kunt nemen om de vrije nieuwsgaring van de nieuwe media te garanderen, zonder dat beroepsjournalisten met charters zwaaien om dat in te perken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Vandenbossche heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, geachte collega's, ik heb een spiekbriefje bij omdat de afkortingen van de namen van de verenigingen voor journalisten niet voor de hand liggen en het niet altijd duidelijk is wie in naam van wie praat. De eerste vaststelling is al door de heer Verstrepen verwoord: de klassieke nieuwsgaring wordt via allerlei nieuwe kanalen, in de eerste plaats het internet, georganiseerd. Het charter van de Vereniging van de Vlaamse Radio- en Televisiepers, dat deze vereniging samen met de Vlaamse omroepen VMMa en VRT heeft opgesteld, is naar een tiental websites opgestuurd. Waarom zijn precies die sites aangeschreven? Wellicht omdat men die als de belangrijkste beschouwt. In elk geval is dat charter opgestuurd zonder enig voorafgaandelijk overleg.
De Vlaamse Vereniging van Beroepsjournalisten heeft zich aangesloten bij het standpunt van 'de internetredacties' en gezegd dat dit charter niet kan. Ik wil daarover twee zaken zeggen. In het charter staat dat de redacties met een nieuwssite een beroepsjournalist als 'peter' of 'meter' moeten hebben. Zo'n beroepsjournalist is iemand die beschikt over een beroepskaart die is uitgereikt door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Men beweert dat het probleem vooral te maken heeft met persconferenties waarover men niet kan zeggen hoeveel beroepsjournalisten eraan deelnemen. De intentie van de Vereniging van de Vlaamse Radio- en Televisiepers is niet verkeerd: het uitwerken van een regelgeving. Ik heb er wel een probleem mee dat men dat charter gewoon heeft opgestuurd, en niet een beroep heeft gedaan op de VVJ. In het kader van de Vlaamse Mediaregulator hebben we gesteld dat de journalistieke wereld zichzelf moet reguleren. De VVJ is hét orgaan om het probleem aan te pakken.
Er zijn problemen met persconferenties, er zijn problemen met evenementen en met mensen die zich op deze evenementen aanbieden. Ik verwijs onder meer naar een bericht van Mark Vanlombeek: er boden zich op evenementen van de VMMa toen twee twaalfjarige journalisten aan. De bezorgdheid is aan beide kanten zeer groot. Hoe staat de situatie er nu voor?
Alle spelers zouden moeten worden samengebracht. De Vlaamse Vereniging voor Beroepsjournalisten zou zich over dit probleem moeten buigen om zo tot bemiddeling en allicht een compromis te komen.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's, er is inderdaad een probleem gerezen met de komst van het internet en sommige websites die zich toespitsen op het medianieuws. Er zijn bij de radio- en televisieomroepen problemen ontstaan. Ze worden geconfronteerd met personen die zich aandienen als journalist en het is bijzonder moeilijk om te controleren of het inderdaad om journalisten gaat. Collega Vandenbossche heeft het voorbeeld aangehaald van twee meisjes van 12 jaar oud die zich aanboden als journalist van een bepaalde website. Aan de desk had men gevraagd of het misschien de bedoeling was om gratis aan het evenement te kunnen deelnemen. Ook stelt men vast dat bepaalde websites het niet zo nauw nemen met de regels van de deontologie en van het auteursrecht. Sommige stukken worden gewoon letterlijk overgenomen zonder toestemming, laat staan met enige bronvermelding.
De radio- en televisieomroepen hebben samen met de RVT een charter afgesloten. Ik meen in beide vragen enig begrip hiervoor te hebben gevonden. Collega Verstrepen stelde dat hij begreep dat er werd gestroomlijnd, al blijven er bijvoorbeeld nog deontologische en andere problemen bestaan.
In het charter staat dat om te worden uitgenodigd op persconferenties, men het charter moet onderschrijven. Dat moet garanderen dat de website in handen is van een rechtspersoon en niet van een natuurlijke persoon. Voorts moet de verantwoordelijke uitgever een beroepsjournalist zijn. Ook moet de persoon zich ertoe engageren het item alleen voor de bewuste website te publiceren en moet er een bepaalde deontologische code worden onderschreven. Het gaat om regels van journalistieke deontologie, van objectiviteit en onpartijdigheid, van het auteursrecht, de bronvermelding en zo meer. Het gaat om regels waarvan iedereen mag veronderstellen dat ze door journalisten worden nageleefd.
Ik ben ook met een aantal bonafide reacties gecronfronteerd. Journalisten-websiteuitgevers zeggen me dat dit hun rechten beknot, en voornamelijk hun rechten op nieuwsgaring. Ik wil eerst nog eens stellen dat de wet op de journalisten een federale wet is. Wij zijn wel bevoegd voor steun aan de geschreven pers. Daar houdt het mee op. Ik vind deze situatie meer en meer een ware aberratie. Er is een mediaminister die voor dat soort van zaken geen regelgevend kader kan uitwerken. De bevoegdheid hoort echter thuis op het Vlaamse niveau.
Dat betekent niet dat ik over de hele zaak geen mening heb. Ik begrijp dat men het kaf van het koren tracht te scheiden en men een elementair respect voor de regels van de deontologie verlangt. Nu ontstaat echter het gevaar dat ook het koren verdwijnt en dat sommige bonafide journalisten niet meer aan bod kunnen komen. Dat gaat wat te ver. Ik heb vragen bij het feit dat het moet gaan om een rechtspersoon. In een verantwoord systeem kan net zo goed een natuurlijke persoon een website uitbaten. Dat biedt in feite meer garanties inzake persoonlijke verantwoordelijkheid.
Ook heb ik problemen met het feit dat het om een beroepsjournalist zou moeten gaan. Dat is een beroepscategorie die in België zeer eng wordt gedefinieerd. De wet van 30 december 1963 zegt bijvoorbeeld dat het moet gaan om een bezoldigd hoofdberoep.
Ik zie niet in waarom iemand geen bonafide journalist in bijberoep zou kunnen zijn. Ik zie niet in waarom een journalist enkel voor de geschreven pers kan werken.
Ik heb het initiatief genomen om de betrokkenen voor een gesprek uit te nodigen. Ik hoop dat dit gesprek tot bepaalde afspraken zal leiden. Beide partijen moeten aan nieuwsgaring kunnen doen. De radio- en televisieomroepen moeten evenwel bepaalde garanties krijgen. Misbruiken en cowboys moeten worden vermeden. Er moet een zekere loyauteit zijn. Het moet mogelijk zijn afspraken over nieuws onder embargo te maken. Ik hoop dat dit lukt. Ik kan enkel proberen te bemiddelen. Ik heb beide partijen alvast met deze bedoeling uitgenodigd.
De heer Verstrepen heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn antwoord, waarmee ik trouwens heel blij ben. De media evolueren sneller in Vlaanderen dan in Wallonië. De Vlaamse minister van Media kan de omschrijving van een beroepsjournalist in de wet van 1963 evenwel niet veranderen. Dit behoort tot de federale bevoegdheden. We moeten onderzoeken of we dit punt op de federale agenda kunnen krijgen. De minister weet uiteraard dat een overheveling van deze bevoegdheid naar het Vlaamse niveau door de oppositie volmondig zou worden gesteund. Ik reken erop dat hij in dit verband nog een aantal initiatieven zal nemen.
De heer Vandenbossche heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik zou evenwel nog twee opmerkingen willen maken.
Het klopt niet dat de verantwoordelijke uitgever volgens het charter een beroepsjournalist moet zijn. Dat staat daar niet in. Ik lees voor: '…die verklaart de verantwoordelijke uitgever te zijn van de site. De verantwoordelijke uitgever neemt zo het peterschap van de site op zich.' Dit betekent dat de journalist van de site geen beroepsjournalist moet zijn. Enkel de peter van de site moet het statuut van beroepsjournalist hebben.
Wat de erkenning van journalisten betreft, ben ik het eens met de minister. Dit zou een Vlaamse bevoegdheid moeten zijn. We hebben dit trouwens tijdens de vorige legislatuur, naar aanleiding van de discussies over het statuut van de freelance journalisten, al meermaals gevraagd.
Indien het tot bemiddelingsgesprekken komt, moet het orgaan dat volgens ons als regulator voor de pers optreedt, de Vlaamse Vereniging van Beroepsjournalisten, bij dit overleg worden betrokken.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Ik zal eerst even op het bevoegdheidsaspect ingaan. Ik heb in dit verband destijds, in mijn hoedanigheid van federaal volksvertegenwoordiger, al initiatieven genomen. Ik weet dat momenteel andere federale volksvertegenwoordigers gelijkaardige initiatieven nemen. Ik heb de definitie van beroepsjournalist in vraag gesteld. Ik heb de premier en de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken aangesproken. Zij vonden het niet nodig de wet aan te passen. Naar mijn aanvoelen gaat het hier nochtans om een gedemodeerde wet. Om dit naar het Vlaamse bevoegdheidsniveau te kunnen overhevelen, moeten we de BWHI kunnen veranderen. Zoals ik daarnet al heb vermeld, zou dit logischerwijze moeten gebeuren.
Wat het charter betreft, heb ik me misschien versproken. Het gaat over de verantwoordelijke uitgever van een site. Op die manier wordt de lat natuurlijk heel hoog gelegd. Volgens het charter moet de verantwoordelijke uitgever een beroepsjournalist zijn. De facto zal dit in de meeste gevallen op hetzelfde neerkomen. In de andere gevallen moet een beroepsjournalist zich bereid verklaren het peterschap op te nemen zonder voor de dagelijkse praktijk in te staan. De enige voorwaarde is met andere woorden dat een beroepsjournalist het peterschap opneemt. Indien ik me daarnet heb versproken, wil ik dat hierbij rechtzetten.
Ik ben het eens met de visie dat de VVJ de mogelijkheid moet krijgen om zelfregulerend op te treden. Dit lijkt me beter dan een federale wet of eender welke andere regelgeving. In mijn ogen hoeft de overheid niet te bepalen wie als journalist kan worden erkend. Ik zou die erkenning liever van een aantal normen inzake deontologie, beroepsethiek en dergelijke laten afhangen. De VVJ zou zelfregulerend moeten kunnen optreden en zou zelf moeten kunnen bepalen wie de titel van journalist mag voeren. Wat mij betreft, hoeft het niet enkel om journalisten in hoofdberoep te gaan. Volgens mij kan dit beroep even goed in bijberoep worden uitgeoefend. In mijn ogen hoeft de FOD Binnenlandse Zaken er niet langer voor in te staan. België is trouwens een van de uitzonderingen in Europa en wellicht zelfs in heel de wereld waar de erkenning van beroepsjournalisten op dergelijke wijze is geregeld.
Het incident is gesloten.