Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, tegen 1 september 2007 moeten de scholen een gezondheidsbeleid voeren.
Het is belangrijk dat een school een gezondheidsbeleid kan en wil voeren, maar ik ben wel bezorgd over de eventuele planlast die daarmee gepaard zou kunnen gaan. We kennen allemaal de bezorgdheid van het veld, in eerste instantie van de leerkrachten, over planlasten in het algemeen en bijkomende planlasten in het bijzonder.
Scholen doen op dit moment al heel wat op het vlak van gezondheidsbeleid. Ik denk aan de vakoverschrijdende eindtermen gezondheidseducatie, maar ook aan het vak lichamelijke opvoeding of sport, dat een belangrijke rol speelt voor de lichamelijke beweging. Dat is de reden waarom we ons als VLD de bedenking maken of het niet mogelijk is om, zonder bijkomende planlast, de sportleraren meer te betrekken bij het gezondheidsbeleid.
Mijnheer de minister, hoe ziet u de implementatie van het gezondheidsbeleid in de scholen, vooral in relatie tot de planlast? Ik weet dat u zelf niets wilt opleggen. Het is aan de scholen om in volle autonomie te beslissen. Maar het is niet omdat de minister niets oplegt dat er geen bijkomende planlast is. Bent u ervoor te vinden om het vak sport een grotere impact te geven bij het gezondheidsbeleid? Kunnen de sportleraren een meer coördinerende rol vervullen?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw Vanderpoorten, uw bezorgdheid en bedenkingen zijn relevant. Ik denk dat we het erover eens zijn dat we voor een groeiende uitdaging staan.
Gezondheid en vooral het voorkomen van zwaarlijvigheid moet onder onze aandacht blijven. Ik vind het erg belangrijk dat we een draagvlak tot stand brengen om ook in de scholen preventief te werken ten aanzien van zwaarlijvigheid en acties kunnen ondernemen in het voordeel van de gezondheid. De acties hebben te maken met voeding, beweging en allerlei andere zaken.
Ik wil vermijden dat we vandaag aan de scholen bepaalde richtlijnen opleggen. Ik vraag wel dat de scholen tegen het begin van het schooljaar 2007-2008 voor zichzelf een visie ontwikkelen over wat het betekent om in de scholen een samenhangend gezondheidsbeleid te voeren. Dat betekent bijvoorbeeld dat scholen moeten vertrekken van hun reële situatie en van de knelpunten bij hun leerlingen en moeten nagaan waar ze in het bijzonder aan moeten werken.
We moeten het beleid opbouwen vanuit de school, maar we moeten het wel aanmoedigen en aansturen. Daarom hebben we vanaf 1 januari 2006 een gezondheidscoördinator aangesteld. De man was adjunct-directeur in een grote school, dus hij weet wat school maken inhoudt. De man wordt gehecht aan de Vlaamse Onderwijsraad. Ook de Commissie Gezondheidsbevordering van de Vlaamse Onderwijsraad wordt nieuw leven ingeblazen, wat betekent dat we ook daar een draagvlak zoeken. We hebben een duidelijke kalender vastgelegd.
We zouden willen dat tegen 1 september 2007 de scholen dat voor zichzelf geformuleerd hebben.
Ik wil vermijden dat we hier zeer veel papieren rapportering opleggen. U weet dat er al zeer veel rapporten moeten worden geschreven, maar we moeten wel aan de scholen vragen dat er wordt nagedacht over hoe ze omgaan met de gezondheid van de leerlingen en wat ze daarvoor doen. Ik twijfel zeer sterk aan de idee dat we nu zouden beslissen om bijvoorbeeld een minimum aantal uren lichamelijke opvoeding vast te leggen. Dat is niet de manier om onze scholen te besturen. Het is niet zo dat we niet bijzonder veel aandacht moeten geven aan lichamelijke opvoeding. Dat is trouwens de reden waarom deze aanpak in de scholen past binnen een afspraak die ik heb gemaakt met de ministers Anciaux en Vervotte en minister-president Leterme. We gaan vanuit Sport en Jeugd, en vanuit Welzijn en Gezondheidsvoorlichting samenwerken om ervoor te zorgen dat in de breedte op allerlei aspecten van gezondheid en gezondheidsbevordering wordt ingegaan, met name ook sport en beweging. Ik wil niet vanuit het verre Brussel zeggen: nu moet u morgen zoveel uren lichamelijke opvoeding bijkomend organiseren. Ik denk ook niet dat u dat hebt gezegd, maar wel dat er meer aandacht voor moet zijn. Daar ben ik het mee eens.
Ik was vanmorgen te gast bij het leerlingenparlement van een atheneum in Sint-Truiden. We hebben heel kort gesproken over gezondheid en gezondheidsbevordering. Het viel me weer op dat het echt nodig is om een draagvlak te zoeken in de scholen. De leerlingen hebben een eigen mening over wat gezondheid en gezondheidsbevordering is en hebben een duidelijk idee over hoe je moet omgaan met frisdrankautomaten en welke rol die kunnen spelen in een school. Ik meen dat we van onderuit moeten werken om een draagvlak te creëren. Daarom spreek ik daar voorlopig in zeer algemene termen over, maar tegelijkertijd heb ik toch een kalender vastgelegd.
Ik ben het absoluut eens met de minister dat we een draagvlak moeten creëren in de scholen. Participatie in het algemeen is zeer belangrijk, dus zeker ook op dat vlak. Ik weet uit ervaring dat als men vraagt om iets uit te stippelen of een plan te maken dat de directies de neiging hebben om te overdrijven in die richting en het alleen bij het administratieve of planmatige te houden. Ik meen dat het goed is om daar op te wijzen en voor de rest het initiatief aan hen te laten.
Het incident is gesloten.