Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Wymeersch heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, bijna zeven jaar geleden maakten we de grote dioxinecrisis mee, die meteen de aanleiding was tot de grote putsch in de wetstraat van de VLD, met in het kielzog daarvan de intrede van onze groene collega's in de regeringen. We zullen het geweten hebben.
Vandaag maken we een 'mini-crisis' mee die ook weer te maken heeft met een dioxinebesmetting. De feiten zijn wat ze zijn. Er wordt van verschillende kanten geprobeerd schuldigen aan te wijzen. De enen zeggen dat het de fout is van een bepaalde firma, Tessenderlo Chemie, om ze niet te noemen. Daar zeggen ze echter meteen dat ze niet schuldig zijn, dat ze volledig in orde zijn en dat ze hun handen wassen in onschuld. Dat zijn de feiten.
Een aantal bedrijven, voornamelijk landbouwbedrijven, zijn geblokkeerd op bevel van het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid, omdat er nog een en ander moet worden nagetrokken. Op hetzelfde ogenblik lezen we in de pers en zien we op de televisie dat dezelfde heren van het Agentschap voor de Voedselveiligheid vertellen dat er geen probleem is voor de gezondheid. Alles wat in de rekken ligt, mag worden geconsumeerd. Toch worden voor de getroffen bedrijven een aantal draconische maatregelen getroffen waardoor de economische activiteit van de bedrijven wordt lamgelegd.
Op dit ogenblik is het niet aan de orde, maar we zouden een debat kunnen voeren over de vraag of er wel een dioxinebesmetting is, en zo ja, wat de gevolgen ervan zijn. Dagelijks kunnen we in de kranten en in gespecialiseerde tijdschriften lezen dat dioxines van deze wereld zijn. De vis die we consumeren en die gevangen werd in de Noordzee of elders, is veel sterker gecontamineerd door dioxines dan het varkens- en rundvlees dat we in de rekken van onze warenhuizen en in de beenhouwerijen vinden. Overal kunnen we lezen dat de eieren van de scharrelkippen, die vanuit een bepaalde hoek worden gepromoot, veel sterker gecontamineerd zijn door dioxines dan de eieren van kippen uit legbatterijen.
Op dit ogenblik worden een aantal bedrijven geblokkeerd, alhoewel tegelijk wordt gezegd dat er niets aan de hand is. Het imago van onze landbouwbedrijven en van onze landbouwsector wordt hierdoor weer eens geschaad. Dat heeft zwaar verlies tot gevolg voor de sector. Bovendien worden de bedrijven de facto getroffen door de blokkade, want de dieren kunnen niet verder worden verhandeld, worden getransporteerd of in de voedselketen worden gebracht. De prijzen zullen dalen, alleen al door het grote aantal varkensbedrijven dat geblokkeerd wordt. Door het overschot zal het vlees minder waard zijn op de markt. De bedrijven zullen verliezen lijden.
Wie zal opdraaien voor die verliezen? Ik neem aan dat het niet de bedrijven zelf zullen zijn, want ze zijn niet schuldig. Ik neem aan dat het evenmin de veevoederbedrijven zullen zijn die de zogenaamd gecontamineerde voeders hebben geleverd, want ze zijn er niet verantwoordelijk voor. Zal de leverancier die het begin van de contaminatie heeft veroorzaakt en die ik eerder heb genoemd, ervoor opdraaien? Die leverancier zegt zijn handen in onschuld te wassen. Hoogstwaarschijnlijk zal er een juridisch steekspel worden gevoerd, maar daar hebben de getroffen bedrijven geen boodschap aan.
Ten gevolge van de wet van 16 juli 2001 zijn de gewesten verantwoordelijk voor het beheer en het vergoeden van economische verliezen ten gevolge van nieuwe voedselcrisissen. Dat werd blijkbaar zo geregeld door de federale overheid. De federale overheid zal bijgevolg geen inbreng willen doen. Bovendien zijn er nog steeds een aantal hangende dossiers van de eerdere, grote dioxinecrisis. Ik zou u louter informatief willen vragen hoever het daarmee staat.
Op mijn hoofdvraag wensen wij en de bedrijven vandaag een duidelijk antwoord te krijgen: wie zal op korte termijn instaan voor de vergoeding van de economische en financiële verliezen van de individuele landbouwbedrijven en van de sector?
Mijnheer de minister-president, ik kijk uiteraard naar u, want u bent minister-president van de Vlaamse Regering, maar ook minister van Landbouw.
Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel heeft het bedrijf in kwestie, dat nu met de vinger wordt gewezen, geen fout en dan volgt er een juridisch steekspel over de uiteindelijke schuld. Ofwel treft het wel schuld maar dat zal pas blijken na langdurige juridische procedures. Ondertussen kan het bedrijf niet zitten afwachten.
Mijnheer de minister-president, door de wet van 16 juli 2001 heeft de Vlaamse Regering middelen om in zo'n crisis de economische gevolgen op te vangen. Is de Vlaamse Regering bereid - in afwachting van een definitieve uitspraak en regeling - de nodige financiële inspanningen te doen voor de betrokken landbouwbedrijven? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister-president Leterme heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer Wymeersch, ik dank u voor uw vraag. Ze laat me toe om het kader van eventuele financiële compensaties voor geleden schade te schetsen. Zeker na uw betoog is het nuttig en interessant om het juridische kader nog eens te schetsen.
We moeten twee elementen onderscheiden. Ofwel hebben we te maken met de zogenaamde aquiliaanse aansprakelijkheid, waarbij voor het vorderen van een schadeloosstelling het oorzakelijk verband tussen schade en fout bewezen moet zijn. Het begrip fout moeten we in ruime zin begrijpen. Dat kan een actieve handeling zijn, een nalatigheid of het verzuim van verantwoordelijkheid. Daar bestaat een hele juridische prudentie over. Deze hypothese is op dit moment aan de orde.
Ik kan me niet uitspreken namens anderen. Ik heb al een en ander gehoord in de media. Sommige schadelijdenden zullen zich op die basis tot de burgerlijke rechtbank wenden om schadeloosheid te verkrijgen. U hebt snel een oordeel geveld, ik zou daar voorzichtiger mee zijn. het komt aan de burgerlijke rechtbank toe om te oordelen over de aquiliaanse aansprakelijkheid. Op basis daarvan zal ze de schuldige veroordelen tot een schadevergoeding.
Indien er geen sprake is van aquiliaanse aansprakelijkheid dan moeten we uitgaan van de bijzondere wet van 13 juli 2001 waarmee de overheid eventueel compensatie kan bieden. Op dit moment moeten we afwachten of iemand een beroep gaat doen op de juridische mogelijkheden voor de vaststelling van burgerlijke aansprakelijkheid. We moeten afwachten of de schadelijdenden zich zullen wenden tot een burgerlijke rechtbank. In deze fase kan burgerlijke aansprakelijkheid op geen enkele wijze worden toegemeten aan het Vlaamse Gewest, noch als rechtspersoon, noch voor een van zijn aangestelden of diensten.
We zullen de zaak opvolgen. Ik ben natuurlijk bezorgd over de schade die wordt toegebracht aan de sector. De media hebben het over het verband tussen schade en oorzaak. Het komt mij niet toe om mij daar verder over uit te spreken. Daar zijn rechtbanken voor in dit land.
Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister-president. U mag niet denken dat ik de schuld van deze minicrisis in iemands schoenen wil schuiven. Dat heb ik nooit gedaan. Ik laat dat over aan de bevoegde instanties.
U hebt nergens geantwoord op mijn specifieke vraag of de Vlaamse Regering heeft voorzien in middelen voor eventuele compensaties aan de getroffen bedrijven, indien dat nodig zou blijken. Wanneer een bepaalde procedure tussen partijen dreigt uit te lopen, is de Vlaamse Regering dan bereid om de nodige voorschotten of overbruggingskredieten uit te trekken om de getroffen landbouwbedrijven uit de nood te helpen? U zegt dat we moeten afwachten hoe de situatie verder evolueert. Ik denk dat de bedrijven vandaag duidelijkheid wensen over eventuele, ook financiële steun, om deze crisis te overbruggen.
In voorkomend geval zal de Vlaamse Regering haar verantwoordelijkheid nemen. Dat gebeurt dus indien de hypothese uit de bijzondere wet van 13 juli 2001 zich voordoet. We bevinden ons echter absoluut nog niet in deze situatie.
Wanneer een bedrijf langdurig schade ondervindt, moet daar rekening mee worden gehouden door burgerlijke rechtbanken wanneer die worden gevat door een vraag gebaseerd op aquiliaanse aansprakelijkheid.
Vanmorgen is binnen het Overlegcomité opnieuw een bespreking gewijd aan de dossiers die verband houden met de dioxinecrisis van 1999. Mijn standpunt blijft dat het niet evident is dat het Vlaamse Gewest, ook wanneer er wordt gedagvaard lastens de overheid in het algemeen, een deel van de lasten van eventuele veroordelingen zou moeten dragen. De federale regering heeft vanmorgen een nieuw voorstel gedaan. Ik zal daar overmorgen of volgende vrijdag met mijn collega's uit de Vlaamse Regering over beraadslagen. We zullen een standpunt formuleren en dat overmaken aan de federale regering. De nog hangende dossiers moeten zo snel mogelijk worden opgelost, wat echter niet betekent dat het Vlaamse Gewest meer lasten op zich moet nemen dat wat het op juridische basis te beurt valt.
Het incident is gesloten.