Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw en heren ministers, ik heb vandaag twee keer goed nieuws. Het eerste is dat de afgelopen decennia en vooral de afgelopen jaren de lokale besturen in Vlaanderen enorm veel hebben geïnvesteerd in leefbare dorpskernen. Wie in Vlaanderen rondrijdt, merkt dat. De straten moeten terug in handen van de bewoners komen en de gezelligheid moet toenemen. Daar wordt aan gewerkt. Het tweede is de opgang van navigatiesystemen die, op een efficiëntere manier dan ooit met landkaarten kon, ons van de ene plaats naar de andere plaats helpen bewegen. Twee keer goed nieuws dus, maar het kan beter.
Minder performante navigatiesystemen zorgen er immers steeds meer voor dat de gunstige gevolgen van de investeringen van lokale besturen in gezellige dorpskernen worden tenietgedaan. Dit kan worden verholpen. Veel chauffeurs volgen bijna blindelings de voorstellen van hun navigatiesysteem - zelfs al brengt hen dat naar smalle wegen in bewoonde gebieden of door straten met lage bruggen, langs scholen of in dorpskernen. Dat leidt soms tot problemen voor de vrachtwagenchauffeurs die met hun grote vrachtwagen niet onder een brug of door een smalle straat geraken, en dat leidt tot een vermindering van de veiligheid op onze wegen. Allerlei lokale besturen en actiecomités trekken aan de alarmbel.
Er moeten maatregelen worden genomen. Op technisch vlak zijn er geen hinderpalen om in te grijpen. De bedrijven die de digitale kaarten maken, zeggen dat er geen enkel probleem is om bij de aanmaak rekening te houden met goede informatie die lokale besturen zouden overmaken. Het moet dan wel om goede informatie gaan, en het moet commercieel haalbaar zijn.
Mijn eerste vraag gaat over het onderscheid tussen navigatiesystemen voor vrachtwagens en personenwagens. Zo'n onderscheid zou al veel problemen kunnen wegwerken. Vandaag immers worden vrachtwagens naar straten geleid die er eigenlijk niet voor geschikt zijn en waar soms zelfs een vrachtwagenverbod geldt. Kan dat? Verder wil ik weten of men een kwaliteitslabel kan invoeren zodat in de commerciële navigatiesystemen het kaf van het koren wordt gescheiden. Dikwijls leidt de tendens om goedkopere systemen aan te bieden immers tot minder performante systemen die minder gedetailleerde informatie ter beschikking stellen.
Vandaar mijn algemene vraag, mevrouw de minister. Hoe staat u tegenover deze problematiek? Een tiental maanden geleden hebben we dezelfde vraag in de commissie gesteld en toen hebt u geantwoord dat u een studie zou bestellen en met de sector rond de tafel zou gaan zitten. Intussen is over de problematiek in het Vlaams Parlement een resolutie goedgekeurd. De voorbije dagen lazen we in de krant dat u de bezorgdheid deelt, maar ik heb de indruk dat er niet veel is gebeurd. Hoe staat u tegenover het dossier, welke concrete stappen hebt u de voorbije maanden ondernomen en wat plant u voor de nabije toekomst?
Uw bezorgdheid is ook de mijne en het is niet de eerste maal dat we erover spreken. In augustus vorig jaar is de studie van start gegaan om in een eerste fase het probleem grondig te onderzoeken. Ik wil eerst duidelijk stellen dat het niet om de betrouwbaarheid van de GPS-systemen gaat of de software ervan, maar wel over het feit dat we vandaag niet beschikken over een digitaal databestand van de snelheidsregimes op onze Vlaamse wegen. Dat is de essentie van het probleem. Het is een complexe materie ook omdat er heel veel verschillende snelheidsregimes bestaan. Er zijn grosso modo twee soorten snelheidsregimes. Ten eerste, de algemene impliciete snelheidsregimes gekoppeld aan de soort weg en de doelgroep. Ik denk bijvoorbeeld aan de snelheid waaraan een vrachtwagen op de snelweg mag rijden of aan de toegestane snelheid in de bebouwde kom. Vervolgens zijn er de expliciete snelheidsregimes die refereren aan een brug, een tunnel of aan een bepaalde situatie. Dat maakt het geheel vrij complex. De studie is gestart en heeft tot doel na te gaan hoe haalbaar het is om voor Vlaanderen een dergelijke databank uit te bouwen, welke variabelen daarvoor nodig zijn en welke beslissingen er genomen moeten worden. Er moet een beslissingsboomprocedure worden ontwikkeld. De studie zal een twaalftal maanden in beslag nemen en tegen juli 2006 worden afgerond. Ze verloopt in verschillende fasen. De eerste fase betreft een literatuurstudie, de tweede fase een beschrijving van de benodigde data. De twee eerste fasen zijn praktisch afgerond. De derde fase, of het inventariseren van de beslissingen, is al opgestart. De vierde en vijfde fasen zijn vooral gefocust op aanbevelingen voor het Vlaamse beleid. Bij de laatste fasen wordt de sector betrokken. Het gaat niet alleen om de transportsector, maar ook om de bedrijven die de nodige kennis en technologie in huis hebben. Ik denk ook aan buitenlandse voorbeelden, zoals het Finse model. Het dossier ligt zeker niet stil. We willen eerst weten wat nodig is om er vervolgens het juiste beleid aan vast te koppelen. Het is een belangrijk probleem. Ik ben er mij van bewust dat er steeds meer sluipverkeer optreedt om files of wegenwerken te vermijden. Dat vormt een reële bedreiging voor de leefbaarheid van onze steden en gemeenten.
Ik dank de minister voor haar antwoord en ben erg tevreden dat er met een concrete timing hard aan het dossier wordt gewerkt. Ik kijk uit naar het resultaat op het einde van dit werkjaar.
Het incident is gesloten.