Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over een oplossing voor de problematiek van de pedagogische en de taalinspectie in het Franstalig onderwijs in de Vlaamse faciliteitengemeenten
Verslag
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, als er een lichtpunt is in het Vlaams regeerakkoord van 2004, meer bepaald inzake de situatie in de Vlaamse Rand, dan is het het engagement inzake het faciliteitenonderwijs. Ik citeer daaruit: We verbinden ons ertoe om tegen 1 januari 2006 een oplossing te vinden voor de problematiek van de pedagogische en taalinspectie in het Franstalig faciliteitenonderwijs. Daarenboven moet de Franse Gemeenschap voldoen aan haar wettelijke verplichting tot financiering van de Vlaamse school in Komen. Anders zal de Vlaamse Gemeenschap eenzijdig maatregelen nemen.
Voor het eerst stelt de Vlaamse Regering in een dossier dat al jaren aansleept duidelijke doelstellingen voorop en plaatst ze daar ook een datum tegenover, namelijk 1 januari
Mijnheer de minister, ik heb u daar op 23 juni over ondervraagd in de commissie. U bevestigde dat die bijkomende regeerverklaring geen koerswijziging inhield in dit dossier, maar dat inderdaad een inventaris met de verplichtingen van beide gemeenschappen zou worden opgemaakt.
Ik was enigszins verbaasd dat zon inventaris zou worden opgemaakt omdat dit dossier al jaren aansleept. Ook in 2002, tijdens de vorige legislatuur, werd in een motie van de meerderheid de Vlaamse Regering opgeroepen om die inventaris te maken.
Mijnheer de minister, ik heb u ook gevraagd of u kon bevestigen dat het regeerakkoord zou worden uitgevoerd en er dus tegen 1 januari 2006 maatregelen zouden worden genomen. U hebt daar toen niet op willen antwoorden. Ik denk te weten waarom. Er is inderdaad geen akkoord. Er zijn wel besprekingen aan de gang, aldus een artikel in Le Soir van een tiental dagen geleden. Daarin zegt mevrouw Arena dat de Franse Gemeenschap bereid is eventueel te spreken over pedagogische inspectie door de Vlaamse Gemeenschap, maar dan uitsluitend voor het vak Nederlands. De rest van de inspectie zou in handen blijven van de Franse Gemeenschap die zich ertoe zou verbinden de verslagen van haar inspectie door te sturen naar de administratie Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. Dat stond echter reeds in het protocol van 1973, maar werd tot dusver nooit uitgevoerd.
Mijnheer de minister, dit strookt niet met het regeerakkoord. Het regeerakkoord voorziet in de overheveling van de volledige pedagogische en taalinspectie naar de Vlaamse Gemeenschap.
In mijn woordenboek komt 'een oplossing' niet overeen met het aanvatten van onderhandelingen, wel veeleer met het afronden ervan. Ik heb niet de indruk dat er vandaag een akkoord is over de pedagogische en de taalinspectie. Klopt dat? Is er al dan niet een akkoord over de overheveling van de pedagogische en de taalinspectie naar de Vlaamse Gemeenschap? Is er een akkoord over de financiering van de Vlaamse school in Komen? Als dat niet het geval is, welke eenzijdige maatregelen zal de Vlaamse Regering dan nemen? (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Demesmaeker heeft het woord.
Goedemiddag collega's, heren ministers, mevrouw de minister, mijnheer de voorzitter, in de oorspronkelijke regeerverklaring staat inderdaad dat de Vlaamse Regering tegen 1 januari 2006 een oplossing moet vinden voor de problematiek van de pedagogische en taalinspectie in het Franstalig onderwijs van onze Vlaamse faciliteitengemeenten, zo niet zouden er eenzijdige maatregelen worden genomen.
Wat de taalinspectie betreft, moet ik toch even ter info meegeven wat federaal minister Verwilghen heeft geantwoord op een schriftelijke vraag van kamerlid De Groote. Daaruit blijkt dat er twee taalinspecteurs, één van elke taalrol, sinds 2000 op pad zijn, dat er jaarlijks inbreuken worden vastgesteld en dat er ook wordt sancties worden opgelegd. Uit het antwoord blijkt ook dat het wachten is op een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gemeenschappen om die taalinspectie optimaal te laten werken.
Wat de pedagogische inspectie betreft, preciseert de aanvullende regeerverklaring van 18 mei 2005 welke 'oplossing' de Vlaamse Regering ziet voor dit probleem, welke oplossing ze wenst te bereiken. De Vlaamse Regering is van oordeel dat de inspectie tot de Vlaamse bevoegdheid behoort. Ze zal daartoe ook de nodige initiatieven nemen. Belangrijk daarbij is natuurlijk dat ze politiek gezien het principe van de territorialiteit onderschrijft. Dat principe is voor ons heel belangrijk en heilig. De gemeenschapsbevoegdheid over het onderwijs is territoriaal bepaald en begrensd. Op ons grondgebied is de Vlaamse Gemeenschap hierover uitsluitend bevoegd.
Er zijn een aantal uitzonderingen op die regel. Tot nu toe zijn er een aantal extraterritoriale constructies, onder andere in de Vlaamse Rand rond Brussel, waar de Franstalige onderwijsinspectie optreedt in de Franstalige scholen. Dat gaat terug op een aantal protocolakkoorden uit de jaren zeventig. Die druisen uiteraard in tegen het politieke principe van de territorialiteit. Wat meer is, in onze ogen zijn ze juridisch zeer aanvechtbaar, zeker in het licht van een recente uitspraak van het Arbitragehof. Ik verwijs naar het arrest 154 van 20 oktober 2005. Daarin staat dat de grondwettelijke exclusieve toewijzing van de onderwijsbevoegdheid aan Vlaanderen boven elke andere juridische norm staat, zelfs boven de bevoegdheidsverdeling van een bijzondere wet.
Met andere woorden, protocolakkoorden kunnen juridisch meer dan worden aangevochten, want de Grondwet primeert in elk geval. De Grondwet kent de exclusieve bevoegdheid over onderwijs toe aan de gemeenschappen.
Ik wil trouwens nog eens benadrukken dat het feit dat we die exclusieve bevoegdheid niet kunnen uitoefenen in de Franstalige scholen van de Vlaamse Rand rond Brussel, en er geen kwaliteitscontrole kunnen uitoefenen, in de eerste plaats een handicap is voor die duizenden kinderen zelf die daar school lopen. Ze hebben recht op een volwaardig, kwalitatief onderwijs, een onderwijs dat geïntegreerd zou moeten zijn in ons onderwijssysteem. We zouden dat onderwijs ook moeten kunnen controleren op een doorgedreven onderricht in het Nederlands, de voertaal van die streek.
Door de halsstarrige weigering zich in te schrijven in dat Vlaams onderwijssysteem vermoeden we toch dat die kinderen een aantal doorstromingskansen missen. Dat is in de eerste plaats spijtig voor hen. De verantwoordelijkheid hierin zou ook eens mogen worden geduid. Ze ligt bij die inrichtende machten die jarenlang om ideologische redenen de toegang van de Vlaamse onderwijsinspectie tot die scholen hebben geweigerd.
Mijnheer de minister, er moest tegen het einde van 2005 een inventaris worden opgemaakt van de verplichtingen van zowel de Vlaamse Gemeenschap als de Franse Gemeenschap inzake het door hen in te richten onderwijs in de faciliteitengemeenten. Op die manier zou worden nagegaan of ze aan hun verplichtingen voldoen, en de financiële verplichtingen van beide gemeenschappen zouden worden geëvalueerd.
Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken in dit dossier? Is er een oplossing gevonden voor de pedagogische en taalinspectie in het Franstalig onderwijs? Zo ja, welke? Zo neen, welke stappen zal de Vlaamse Regering zetten om uitvoering te geven aan het Vlaamse regeerakkoord? Is de inventaris klaar? Kunnen er conclusies uit worden getrokken? Zitten er anomalieën in? Wordt de inventaris openbaar gemaakt? Voor ons staat de grondwettelijkheid van de samenwerkingsprotocollen ter discussie, niet alleen politiek maar ook juridisch. We zijn van oordeel dat de Vlaamse Regering een initiatief moet nemen en dat er dringend duidelijkheid moet komen omtrent de bevoegdheidsverdeling. Wat kan en zal de Vlaamse Regering ter zake ondernemen?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, het verheugt me dat zelfs de oppositie erkent dat de Vlaamse Regering inzake het beleid in de Vlaamse Rand stevige engagementen heeft genomen in het regeerakkoord en meer bepaald in de verklaring van 18 mei. Ondertussen zijn een aantal van die engagementen ook omgezet in realiteit. Ik denk onder meer aan het recente akkoord met de federale regering over de medische urgentiediensten in Halle en omgeving. Ik denk ook aan de oplossing voor de Plantentuin in Meise en aan de actie die we zullen ondernemen rond taalvaardigheidsonderricht in de Vlaamse basisscholen in de Rand. Er worden ook extra inspanningen geleverd voor Vlabinvest. Wat we aan het papier hebben toevertrouwd, wordt ook in werkelijkheid omgezet. Dat moet voor u een aanmoediging zijn om te geloven dat we ook dit onderwerp zullen omzetten in realiteit.
Mijnheer de voorzitter, ik veroorloof mij om mijn antwoord voor te lezen want er zitten juridische elementen in waarin ik me niet wil vergissen. In de regeringsverklaring van 18 mei 2005 staat: 'De Vlaamse Regering is van oordeel dat de pedagogische inspectie in het Franstalig onderwijs in de Vlaamse faciliteitengemeenten tot de Vlaamse bevoegdheid behoort en zal daartoe de nodige initiatieven nemen. Tegen eind 2005 zal een inventaris worden opgemaakt met de verplichtingen van zowel de Vlaamse Gemeenschap als de Franse Gemeenschap inzake het door hen in te richten onderwijs in de faciliteitengemeenten, om na te gaan of ze beide aan hun verplichtingen voldoen. De wederzijdse financiële verplichtingen van de Gemeenschappen zullen in dit kader worden geëvalueerd.' Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de met redenen omklede moties, aangenomen in het Vlaams Parlement op 30 januari 2002 en op 10 juli 2002 waarin de Vlaamse Regering werd verzocht om een dergelijke inventaris op te maken.
Als voor 1 januari 1989 nog geen uitvoering zou zijn gegeven aan de verplichtingen vervat in én de onderwijstaalwet én de bestuurstaalwet, zouden de verplichtingen voor de Vlaamse en de Franse Gemeenschap duidelijk zijn. Rekening houdend met het grondwettelijke territorialiteitsbeginsel, waar ook de vraagsteller naar verwijst, zouden de gemeenschappen ieder wat hen betreft op het eigen grondgebied het faciliteitenonderwijs moeten erkennen, subsidiëren en financieren.
De organisatie van dit onderwijs door de gemeenschappen is denkbaar, maar dat is niet de eerste opdracht. De eerste verplichting terzake rust op de schouders van de betrokken gemeenten. Zowel artikel 6 van de onderwijstaalwet van 30 juli 1963 als artikel 7, paragraaf 3b van de bestuurstaalwet van 2 augustus 1963 schrijven voor dat het primair de gemeenten zijn die de aanvraag van een minimaal aantal ouders van kinderen met de tweede landstaal als moedertaal of als gebruikelijke taal en residerend in de gemeente moeten valideren door zo'n faciliteitenonderwijs in te richten in het basisonderwijs. Dat minimumaantal is 16 per onderwijsniveau in het basisonderwijs.
In bijkomende orde bepaalt het vierde lid van artikel 6 van de onderwijstaalwet, waarmee artikel 7, paragraaf 3 van de bestuurstaalwet overeenkomstig zijn artikel 57 moet worden geconcordeerd, de eerbiediging van het recht van de ouders voorzien in artikel 4 van de schoolpactwet. Dat is het vrijekeuzeartikel. Oorspronkelijk bevatte dit artikel de keuze tussen confessioneel en het niet-confessioneel onderwijs. Dankzij het decreet basisonderwijs van 1997 is dit in Vlaanderen vertaald in de keuze tussen vrij onderwijs van een welbepaald karakter en openbaar onderwijs dat de kenmerken van vrijekeuzeonderwijs bezit. Daarom moeten ook vrije gesubsidieerde faciliteitenscholen en -afdelingen worden erkend en gesubsidieerd door de gemeenschappen.
In het uiterste geval - wanneer het door de gemeenten ingericht onderwijs niet niet-confessioneel of geen vrijekeuzeonderwijs zou zijn - zou de gemeenschap in bijkomende orde verplicht kunnen worden om zelf faciliteitenonderwijs te organiseren. Via de uitvoering van artikel 24, paragraaf 2 van de Grondwet is deze taak toevertrouwd aan ons gemeenschapsonderwijs. Concreet is dit van toepassing op het Franstalige basisonderwijs in Ronse.
Voor de volledigheid verwijs ik ook naar artikel 7, tweede lid van de Onderwijstaalwet. De in 1963 bestaande anderstalige secundaire afdelingen kunnen verder blijven bestaan, erkend, gesubsidieerd, dan wel gefinancierd worden. Deze afdelingen kunnen in regel enkel worden bezocht door leerlingen waarvan het gezinshoofd buiten het betrokken taalgebied verblijft. In concreto gaat het om enkele afdelingen van het secundair gemeenschapsonderwijs in Ronse, die enkel bezocht kunnen worden door leerlingen van buiten het Nederlandse taalgebied.
Tenslotte leefde er bij de wetgever ook een bekommernis om de gezondheid. Daarom zijn er ook nog een Franstalige basisschool en een Franstalige secundaire afdeling voor het buitengewoon onderwijs in het Nederlandse taalgebied gelegen, en wel in De Haan. Ik wil er duidelijk de nadruk op leggen dat de erkenning, subsidiëring en financiering van deze faciliteitenscholen slechts kan voor zover wordt voldaan aan de erkennings-, subsidiërings- en financieringsvoorwaarden. Wat het Vlaamse basisonderwijs, ook het Franstalige Vlaamse basisonderwijs betreft, liggen deze voorwaarden vervat in de artikelen 62 en 68 van het decreet basisonderwijs.
In de veronderstelling dat de betrokken openbare of vrije faciliteitenscholen niet voldoen aan deze voorwaarden, blijft in de eerste plaats op de betrokken gemeentebesturen de verplichting rusten dit onderwijs te organiseren. De gemeenschappen zouden zo'n onderwijs niet moeten subsidiëren of financieren.
Dat is de schets van wat de toestand zou zijn als voor 1 januari 1989 niets was ondernomen. De realiteit is natuurlijk dat de gemeenschappen na de staatshervorming van 1988 geen 'wit blad' aantroffen. De Belgische regering en meer in het bijzonder de minister van Nationale Opvoeding van de Nederlandse taalrol en de minister van Nationale Opvoeding van de Franse taalrol hadden reeds op een bepaalde manier uitvoering gegeven aan de verplichtingen die voor de staatshervorming op de Belgische staat rustten. In dit kader waren in de Belgische context overeenkomsten en zelfs protocollen afgesloten, die wat hun juridisch statuut ook moge wezen, de facto tot op heden worden nageleefd.
Uit de studie die mijn diensten in uitvoering van de regeringsverklaring hebben uitgevoerd, is gebleken dat de gemeenschappen hun verplichtingen conform het territorialiteitsbeginsel, maar ook gedeeltelijk extraterritoriaal uitoefenen.
Conform het territorialiteitsbeginsel gebeurt het volgende. Het faciliteitenonderwijs in Vlaanderen wordt conform de decretale structuren van het basis-, secundair en buitengewoon onderwijs ingericht. Het probleem hierbij is wel de inhoud: het respecteren van de Vlaamse eindtermen en het volgen van Vlaamse leerplannen, maar dat hangt samen met de problematiek van de onderwijsinspectie. Ik kom daar nog op terug.
Eveneens conform het territorialiteitsbeginsel staat de Vlaamse Gemeenschap in voor de uitbetaling van de werking- en infrastructuurmiddelen, ook voor de Franstalige Vlaamse scholen en afdelingen. De hele bezoldiging van het gesubsidieerd onderwijs en de gemeenschapsscholen voor buitengewoon onderwijs in De Haan, die van een vrij schoolbestuur zijn overgedragen aan het Vlaamse gemeenschapsonderwijs, wordt betaald door de Vlaamse Gemeenschap, overeenkomstig de Vlaamse regelgeving en barema's. Voor de Franstalige afdelingen van de Vlaamse gemeenschapscholen in Ronse, wordt alleen het omkaderingspersoneel betaald. Het onderwijzend personeel wordt nog altijd door de Franse Gemeenschap betaald. De Franse Gemeenschap doet dat ook voor de enige Nederlandstalige afdeling op haar grondgebied in Moeskroen, de vrije gesubsidieerde school. Daar zitten we dus buiten het territorialiteitsbeginsel.
Conform het territorialiteitsbeginsel controleert het Vlaamse departement Onderwijs via haar verifïcatiediensten de leerlingenaantallen - en niet onbelangrijk, de domiciliering van de betrokken leerlingen.
Zoals ik in antwoord op verschillende schriftelijke vragen en vragen om uitleg in de commissie al heb gesteld, worden de verplichtingen door de gemeenschappen in een aantal gevallen op extra-territoriale wijze uitgeoefend. De Franse Gemeenschap oefent nog altijd de pedagogische inspectie uit over de Franstalige Vlaamse scholen en afdelingen; de Franse Gemeenschap betaalt nog steeds de bezoldigingselementen van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de Franstalige afdelingen van het Vlaamse gemeenschapsonderwijs in Ronse. Daarenboven stelt de Franse Gemeenschap deze personeelsleden aan, zodat ze als personeel van de Franse Gemeenschap moeten worden beschouwd.
De Vlaamse Gemeenschap organiseert en financiert volledig de Vlaamse gemeenschapsschool in Komen. De Franse Gemeenschap subsidieert een aantal voorzieningen ten behoeve van het Franstalig onderwijs in Vlaanderen. Dat is zeker zo wat de PMS-begeleiding vanuit de Franse Gemeenschap betreft. De subsidiëring van de Franstalige privé-school in Voeren en het Franstalige muziekonderwijs in Wezembeek-Oppem is na procedures die zijn ingeleid door de Vlaamse Regering alleszins uit de begroting van de Franse Gemeenschap verdwenen.
Dat is de meest volledige inventaris die men kan maken. Het is belangrijk om dit allemaal op een rijtje te zetten. Dat was de opdracht tegen eind 2005. We verdedigen het standpunt dat het territorialiteitsbeginsel volledig moet worden uitgevoerd. Dat veronderstelt een wijziging van sommige elementen. Wij hebben ook duidelijk gemaakt dat de pedagogische inspectie tot onze bevoegdheid behoort.
De heer Demesmaeker heeft terecht gesteld dat daarvoor ook juridische argumenten zijn, al bestaat er daarnaast ook nog een andersluidende juridische thesis. Hoe dan ook verdedigen wij een politiek standpunt. Het is de bedoeling dat wij initiatieven nemen zodat de realiteit kan beantwoorden aan ons politieke oordeel. Ik ben het met de heer Demesmaeker eens dat het niet alleen om staatkundige principes gaat, maar ook om de bekommernis over de kwaliteit van het onderwijs, wat uiteindelijk moet leiden tot de integratie in de Vlaamse samenleving.
Ik heb contacten gelegd met mevrouw Arena, die bevoegd is voor leerplichtonderwijs in de Franse Gemeenschap, om deze problemen aan te kaarten en duidelijk te stellen dat wij verandering wensen. Zij heeft er nota van genomen. Het is de bedoeling dat wij dit overleg voortzetten. Ik geef er vandaag geen verdere commentaar op.
Ik geef ook geen commentaar bij wat in de pers is verschenen over mogelijke denksporen. Wij hebben daar nog niet over gesproken. Ik heb wel met mevrouw Arena afgesproken dat we over dit thema voort zullen overleggen. Ik heb haar ons standpunt overgemaakt en haar te kennen gegeven wat onze inventaris oplevert. Dat was zeer nuttig. We hebben de inventaris overlopen, en dit alles moet natuurlijk tot een oplossing leiden.
U mag ervan uitgaan dat wij het Vlaamse regeerakkoord en de bijzondere verklaring van 18 mei 2005, die op verschillende punten al zijn uitgevoerd, ook nu voort zullen uitvoeren. Het is echter nuttig om eerst met onze Franstalige collega overleg te plegen.
Ik wil hier nog een kleine voetnoot over het Vlaams onderwijs in Komen aan toevoegen. In antwoord op diverse schriftelijke vragen en vragen om uitleg heb ik steeds gesteld dat het huidige leerlingenaantal, dat slechts 28 leerlingen bedraagt, niet volstaat om aan de normen van artikel 6 van de onderwijstaalwet te voldoen. Tenzij de gerechtigde ouders een nieuw initiatief nemen, kan de Franse Gemeenschap derhalve tot niets worden verplicht. Zolang de Vlaamse Gemeenschap dit onderwijs op extraterritoriale wijze blijft organiseren en financieren, zal ik de in het decreet op het basisonderwijs opgenomen overgangs- en uitzonderingsmaatregelen blijven hanteren. De heer Van Nieuwenhuysen heeft me hiervoor op 14 april 2005 overigens geluk gewenst.
Mijnheer de voorzitter, mijn antwoord is wat lang uitgevallen en bestaat vooral uit een droge inventaris van de genomen maatregelen. Dit is evenwel wat de vraagstellers hebben gevraagd. (Applaus bij de meerderheid)
De minister heeft een zeer uitvoerig en grotendeels juridisch antwoord gegeven. Hoewel de aanvullende regeerverklaring al een half jaar geleden tot stand is gekomen, is de inventarisering van de engagementen waaraan de beide gemeenschappen moeten voldoen pas nu op gang gekomen. In de regeerverklaring staat evenwel dat tegen 1 januari 2006 een oplossing moest worden gevonden, of anders zou de Vlaamse Regering eenzijdig maatregelen nemen. Daar is niets van in huis gekomen.
Ik zou dit engagement van de Vlaamse Regering met eerder genomen engagementen, zoals de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, willen vergelijken. De minister heeft zich daarnet tot de opsomming van enkele engagementen beperkt. De beloofde studie over een tweede Vlaams ziekenhuis in Brussel komt er echter niet. De MUG van Halle is eigenlijk geen echte MUG. De vernederlandsing van het straatbeeld is als optie in de regeerverklaring opgenomen, maar het rapport Boes moet nu nogmaals worden bestudeerd. Blijkbaar moeten we de aanvullende regeerverklaring niet letterlijk interpreteren.
De minister heeft daarnet gesprekken met minister-president Arena aangekondigd - ik heb dat hier nog horen zeggen. Bij de aanvang van de vorige legislatuur heeft de vorige minister van Onderwijs enthousiast aangekondigd dat toenmalig minister Hasquin bereid was om over het faciliteitendossier te onderhandelen. Ik stel vast dat hier niets van in huis is gekomen. Ik vrees dat dit ook ditmaal het geval zal zijn. De Vlaamse Regering heeft haar regeerakkoord met betrekking tot dit dossier alvast niet nageleefd. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Het incident is gesloten.
Zoals indertijd is afgesproken, is de inventaris afgewerkt. Uit die inventaris blijkt dat de problematiek complexer is dan op het eerste zicht het geval lijkt. Aan beide kanten van de taalgrens wordt met extraterritoriale constructies gewerkt.
De minister heeft zijn engagement bevestigd om het regeerakkoord en de aanvullende regeerverklaring van 18 mei 2005 uit te voeren. We geven hem daartoe alle kansen en ons volle vertrouwen. (Applaus bij CD&V en N-VA)