Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Wetgevende Kamers, de parlementen van de Gemeenschappen en de parlementen van de Gewesten ter uitvoering van het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid gehecht aan het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, geparafeerd te Brussel op 19 december 2005.
De bespreking is geopend.
We hebben met een aantal collega-parlementsvoorzitters een samenwerkingsakkoord ter uitvoering van het protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, gehecht aan het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, geparafeerd. Dit akkoord werd onderhandeld in de schoot van de Conferentie van de voorzitters van de zeven wetgevende assemblees, en is het eerste interparlementaire samenwerkingsakkoord dat ooit werd gesloten. De onderhandelingen werd onder meer gevoerd op basis van een nota die het Bureau van het Vlaams Parlement op 11 mei 2005 goedkeurde.
Het subsidiariteitsbeginsel is één van de fundamentele leidraden bij de totstandkoming van Europese wetgeving. De vraag of, en zo ja in hoeverre, de Europese Gemeenschap wetgevend mag optreden, moet namelijk worden getoetst aan het subsidiariteitsbeginsel. De lidstaten hebben enkele bevoegdheden integraal overgedragen aan de Europese Gemeenschap, zoals de handelspolitiek. Bij de uitoefening van deze exclusief Europese bevoegdheden speelt het subsidiariteitsbeginsel uiteraard geen rol. Voor de meeste beleidsdomeinen van de Europese Gemeenschap geldt dat de lidstaten in principe bevoegd blijven om regelgevend op te treden. Het gaat dan om concurrerende bevoegdheden waarbij het beginsel wel van belang is. Het is belangrijk te weten wie wanneer en wat mag regelen. De uitoefening van de concurrerende bevoegdheden door de Europese Gemeenschap en de lidstaten is gebaseerd op onder andere het feit dat we moeten nagaan waar dit op de meest effectieve manier kan gebeuren.
Europese wetgeving die strijdig is met het subsidiariteitsbeginsel kan worden aangevochten voor het Europees Hof van Justitie.
Het samenwerkingsakkoord creëert een kader waarbinnen alle Belgische parlementen de controle op de naleving van het Europese subsidiariteitsbeginsel kunnen uitoefenen. Het Vlaams Parlement hecht daar enorm veel belang aan. In een protocol dat gehecht is aan de Europese Grondwet en dat de toepassing regelt van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, wordt aan de nationale parlementen van de lidstaten onder meer de bevoegdheid toegekend om het subsidiariteitsbeginsel te controleren.
De parlementen hebben dus in feite twee controlemiddelen. Als een nationaal parlement van oordeel is dat de Europese Commissie haar boekje te buiten gaat omdat ze Europese wetten wil maken over aangelegenheden die de lidstaten beter zelf regelen, kan dat parlement de Europese Commissie hier attent op maken door middel van een gemotiveerd advies. Samen met het advies kan het parlement van elke lidstaat bovendien binnen een termijn van 6 weken twee bezwaarstemmen uitbrengen. In lidstaten met een bicameraal parlement kan elke kamer één stem uitbrengen. Van zodra er 17 bezwaarstemmen zijn uitgebracht - dit is een derde van het totaal van 50 bezwaarstemmen -, moet de Europese Commissie haar voorstel opnieuw in overweging nemen.
Als de Europese Commissie geen rekening houdt met de bezwaren, en de Europese Raad van Ministers en desgevallend ook het Europees Parlement, het commissievoorstel in ongewijzigde vorm aannemen, kunnen de nationale parlementen via hun lidstaat bij het Hof van Justitie een beroep inleiden wegens de schending van het subsidiariteitsbeginsel. Een dergelijk beroep kan leiden tot de nietigverklaring van de desbetreffende wetgevingshandeling.
Hoewel het in de Belgische context evident is dat ook de parlementen van de gemeenschappen en gewesten deze subsidiariteitstoets moeten kunnen uitoefenen, wordt het Vlaams Parlement bij de toepassing van het subsidiariteitsprotocol geconfronteerd met twee ernstige problemen. Enerzijds kent het protocol alleen adviesbevoegdheid toe aan nationale parlementen, en niet aan regionale parlementen. Anderzijds is het protocol geschreven op maat van parlementaire systemen met maximaal twee kamers. Ik verwijs daarbij naar de twee bezwaarstemmen die elk nationaal parlement kan uitbrengen. De verdeling van de twee Belgische bezwaarstemmen onder de zeven Belgische parlementen, is een extra complicatie.
Het samenwerkingsakkoord dat afgelopen maandag werd gesloten, biedt een antwoord op beide problemen.
Enerzijds hebben de federale wetgevende kamers, de gemeenschaps- en de gewestparlementen uitdrukkelijk verklaard dat zij de befaamde Verklaring nummer 49 bij de Europese Grondwet zullen respecteren. Verklaring nummer 49 is een verklaring die door België bij de ondertekening van de Europese Grondwet werd afgelegd. Daarin wordt uitdrukkelijk gesteld dat in de Belgische institutionele context zowel de federale wetgevende kamers als de gemeenschaps- en gewestparlementen worden beschouwd als kamers van het nationaal parlement van België. Deze unilaterale verklaring heeft weliswaar geen bindende kracht ten aanzien van de Europese instellingen, maar heeft wel een enorm intern-Belgisch belang. In deze verklaring erkent de federale overheid immers expliciet dat inzake Europese aangelegenheden het federale parlement en de gemeenschaps- en gewestparlementen gelijkwaardig kunnen optreden.
In het samenwerkingsakkoord worden een aantal duidelijke afspraken gemaakt over de gezamenlijke uitoefening van de Europese subsidiariteitscontrole.
Het samenwerkingsakkoord is gebaseerd op het principe dat elk bevoegd parlement autonoom een gemotiveerd advies over de schending van het subsidiariteitsbeginsel kan meedelen aan de Europese Commissie. Uiteraard kan een parlement alleen adviezen meedelen over wetgevingsvoorstellen die tot zijn bevoegdheid behoren. Bevoegdheidsbetwistingen worden voor advies voorgelegd aan de Raad van State.
Voor het uitbrengen van de bezwaarstemmen is een regeling uitgewerkt die een minimale representativiteit van het uitgebrachte stemmentotaal nastreeft. De regeling is gebaseerd op de volgende principes.
Ten eerste: wanneer één van de zeven parlementen een gemotiveerd advies meedeelt, wordt zonder voorbehoud onmiddellijk één stem uitgebracht.
Ten tweede, eerste punt: wanneer zowel de federale overheid als de gemeenschappen of gewesten bevoegd zijn, wordt een tweede stem pas uitgebracht wanneer op beide bevoegdheidsniveaus een gemotiveerd advies wordt meegedeeld. Dat betekent dus dat als één van de gewest- of gemeenschapsparlementen een negatief advies heeft uitgebracht, het tweede negatief advies dan alleen maar kan komen van één van de federale kamers: Kamer of Senaat.
Ten tweede, tweede punt: wanneer alleen de gemeenschappen en/of de gewesten bevoegd zijn, worden uitsluitend twee stemmen uitgebracht wanneer een gemotiveerd subsidiariteitsadvies wordt meegedeeld door minstens twee bevoegde parlementen die tot een verschillend taalregime behoren. Met verschillend taalregime wordt zowel het Nederlandstalige, het Franstalige, het Duitstalige en het tweetalige bedoeld.
Enerzijds betekent dit dat een gemotiveerd advies van het Vlaams Parlement in principe aanleiding geeft tot maximaal één bezwaarstem, maar anderzijds dat drie gemotiveerde adviezen van respectievelijk het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Waals Parlement en de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie in totaal ook maar tot één bezwaarstem aanleiding geven. Zo wordt de discussie of een stem van het Vlaams Parlement of een stem van het Waals Parlement voor twee geldt, uit de weg gegaan.
Ten derde: een uitzondering op deze regel geldt voor de gemotiveerde adviezen van het Vlaams Parlement over Europese wetgevingsvoorstellen in verband met die punten waarover alleen het Vlaams Parlement bevoegd is. Ik denk dan aan de zeevisserij. Aangezien het Vlaamse Gewest als enige terzake bevoegd is, geven dergelijke adviezen van het Vlaams Parlement aanleiding tot de inzet van twee bezwaarstemmen. Het zal de minister-president behagen dit te lezen. Hij zal het zich nooit hebben kunnen indenken dat ik daarvoor heb gevochten. (Gelach)
De adviezen en de stemmen worden aan de Europese instellingen meegedeeld via het secretariaat van de Conferentie van de voorzitters van de zeven wetgevende assemblees.
De reden waarom dit een goede samenwerkingsovereenkomst is, bestaat erin dat we ons hebben gebaseerd op de uitgangspositie van het Vlaams Parlement. Het is duidelijk dat dit een versterking van de positie van de parlementen meebrengt ten aanzien van de regeringen en de Europese Commissie.
Mijnheer de voorzitter, u hebt dit samenwerkingsakkoord terecht in detail uiteengezet, al is het zeer technisch van aard. De Europese Grondwet voorziet voor zijn besluitvorming in een rol voor de nationale parlementen onder meer in het kader van de subsidiariteitstoets en het artikel 444, de zogenaamde passerelle of overbruggingsclausule.
Dit laatste artikel voorziet in de mogelijkheid dat Europa in de toekomst bij gekwalificeerde meerderheid beslist in plaats van bij unanimiteit, zoals dat vandaag het geval is. De tekst van de Grondwet stelt dat in dat geval het nationaal parlement binnen een periode van 6 maanden bezwaar kan aantekenen.
Met een dergelijke grondwet rijst de vraag wat precies een nationaal parlement is. Belgi heeft in die optiek de befaamde verklaring 49 afgelegd. Daarin wordt verduidelijkt dat in Belgi overeenkomstig het grondwettelijk recht zowel de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat van het federale parlement als de parlementaire vergaderingen van de gemeenschappen en de gewesten optreden als componenten van het nationaal parlementair stelsel of als kamers van het nationaal parlement.
Het is niet enkel belangrijk dat principe te stellen, maar ook om te weten hoe een en ander in de praktijk werkt. De vraag is hoe de twee Belgische bezwaarstemmen in het kader van de subsidiariteittoets worden uitgebracht. Dat is het onderwerp van het samenwerkingsakkoord dat u zopas hebt uiteengezet. Als men vertrekt van de Belgische federale logica en de indeling in gemeenschappen en gewesten, is het samenwerkingsakkoord verdedigbaar. Er wordt ook komaf gemaakt met de bijzondere rol die de Senaat zichzelf had toebedeeld. De Senaat zag zichzelf als primus inter pares en had voor zichzelf een rol weggelegd als bemiddelaar tussen Europa en de verschillende parlementen. Dat is terecht afgeblokt.
De vraag blijft nog hoe het akkoord werkt als er discussie blijft bestaan na een advies van de Raad van State. Dan wordt de zaak verwezen naar de Conferentie van de voorzitters, waar met consensus wordt beslist. Intussen blijft de termijn van 6 weken lopen. Nadat het parlement 2 weken de tijd heeft gehad om de zaak naar zich toe te trekken, nadat een ander parlement een week de tijd heeft gehad om de bevoegdheid van dat eerste parlement in vraag te stellen, nadat de Raad van State 5 dagen de tijd heeft gehad om een advies uit te brengen, blijven er nauwelijks 3 weken over om binnen de Conferentie van de voorzitters tot een consensus te komen. Bij gebrek aan consensus gebeurt er helemaal niets en kunnen de bezwaarstemmen helemaal niet worden uitgebracht.
Het samenwerkingsakkoord is slechts een deel van het verhaal. Er is nog altijd artikel 444 of de overbruggingsclausule. In dit parlement circuleerden in het voorjaar verschillende documenten waarin op het belang werd gewezen om zowel over de overbruggingsclausule 444 als over de subsidiariteit een samenwerkingsakkoord te sluiten.
Ik citeer uit een brief van de voorzitter: Nota van de voorzitter aan het Uitgebreid Bureau. Volgens de Raad van State en de juridische dienst van het Vlaams Parlement is er op twee punten dringend behoefte aan een samenwerkingsakkoord tussen de Belgische parlementen. Ten eerste de overbruggingsclausule 444, ten tweede de subsidiariteitscontrole.
Uit een nota aan het Uitgebreid Bureau van 29 april 2005 blijkt opnieuw dat er op twee punten een akkoord moet worden gesloten. Opnieuw gaat het om de overbruggingsclausule en de subsidiariteitscontrole. In de nota van de Directie Informatie staan de volgende elementen. Het samenwerkingsakkoord heeft ten eerste tot doel de uitwisseling van informatie tussen Europese instellingen en de parlementen te regelen. Dat is nu behoorlijk gebeurd.
Ten tweede wordt de uitoefening van de subsidiariteitstoets aangehaald. Dat is ook geregeld.
Ten derde is er de kwestie over hoe het parlementaire vetorecht in het kader van de overbruggingsclausule mogelijk wordt. Dat is nog altijd niet geregeld. De Europese Grondwet voorziet in artikel
Volstaat het dat één parlement bezwaar aantekent of is er een consensus nodig? Er kan moeilijk naar analogie van de subsidiariteit worden gewerkt, omdat de subsidiariteit inhoudt dat er twee bezwaarstemmen worden uitgebracht die in een pool van 50 potentiële stemmen terechtkomen. Het gaat hier heel duidelijk over een soort vetorecht van elk nationaal parlement, maar wat dat vetorecht in de Belgische context betekent, is nog altijd niet geregeld.
Ik denk dat het samenwerkingsakkoord in de context van de subsidiariteitstoets dat nu op tafel ligt, in de Belgische context - waar we op dit ogenblik moeilijk buiten kunnen - zeker verdedigbaar is. Toch blijft het een feit dat artikel 444 op geen enkele manier is geregeld. Ik heb hier geen enkele tekst en ik zie geen enkele handtekening staan.
De subsidiariteitstoets is geregeld. Er is echter nog altijd geen allesomvattend samenwerkingsakkoord tussen de parlementen. Zolang er geen allesomvattend samenwerkingsakkoord is waarin de positie van het Vlaams Parlement in de context van de Europese grondwet heel duidelijk is, kunnen we niet overgaan tot het stemmen over die grondwet.
Het akkoord is dus verdedigbaar, maar het is maar een deel van het verhaal. Dit is niet het volledige samenwerkingsakkoord. (Applaus bij het VB)
Mijnheer de voorzitter, collega's, indien de Europese grondwet nooit goedgekeurd geraakt - en dat risico is groot - zullen we in ieder geval als gevolg van het bestaan van deze tekst een samenwerkingsakkoord hebben tussen de federale wetgevende kamers en de parlementen van de gemeenschappen en de gewesten. Dat is een bijzonder resultaat voor ons land.
Mijnheer de voorzitter, ik wil u proficiat wensen. Ik denk dat u goed hebt onderhandeld. In de tekst van het samenwerkingsakkoord hebben we laten schrijven dat, indien het grondwettelijk akkoord er niet komt, de tekst van het samenwerkingsakkoord toch van toepassing zal worden.
Dus ook indien er nooit een Europese grondwet komt, hebben we toch bepaald hoe er zal worden samengewerkt tussen de federale staat, de gewesten en de gemeenschappen, hoe we zullen samenwerken op het gebied van informatiedoorstroming en hoe we zullen samenwerken voor het nemen van beslissingen in verband met de subsidiariteit. Alleen al door die verklaring van België en door het bestaan van de tekst van de grondwet hebben we in de Europese context dus een enorme stap vooruit gezet in de verhouding tussen de verschillende entiteiten van ons land.
Natuurlijk staan er in de grondwet meerdere verwijzingen naar het nationale parlement. We hebben dan ook gezegd dat in het koninkrijk België de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat en de gemeenschaps- en gewestparlementen in functie van de bevoegdheden van de EU, optreden als componenten van het nationaal parlementair stelsel.
Er staan in de tekst dus veel verwijzingen naar het nationaal parlement.
Inzake artikel 144 hebt u gelijk. Volgens mij moeten we niet alleen voor artikel 144, maar ook voor andere artikelen nagaan hoe we dit regelen. Het belangrijkste is echter geregeld: de stemafspraken over de subsidiariteit en de rechtstreekse informatiedoorstroming vanuit Europa naar de gewesten en gemeenschappen. Ik wil u daarmee feliciteren, mijnheer de voorzitter. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Loones heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's, het is vandaag een bijzondere dag. Voor de eerste keer beleven we dat deelstaatparlementen zullen worden betrokken bij nationaal en internationaal wetgevend Europees werk.
We zijn daarvoor waardering verschuldigd aan minstens drie instanties, in de eerste plaats aan het kabinet Buitenlandse Aangelegenheden van onze Vlaamse regering, dat de inleidende nota's heeft geschreven. Dit kabinet heeft reeds bij de ondertekening van het ontwerp van de EU-grondwettelijke verklaring gezorgd voor protocol 49, dat een gelijkschakeling beoogt van deelstaatparlementen met federale parlementen.
Ten tweede, mijnheer de voorzitter, hebt ook u een uitdrukkelijke rol gespeeld binnen het Belgische geheel, maar vooral ook binnen het internationale gegeven. Ik wil dat toch eens beklemtonen. Men zegt soms dat het Vlaams Parlement pleinvrees heeft om internationaal op te treden. Dat is de voorbije jaren alleszins niet meer het geval. U hebt prachtig werk geleverd met de rol die u hebt gespeeld binnen de Calre, de parlementen met wetgevende bevoegdheid, wat geleid heeft tot de verklaring van Catalonië.
Op de derde plaats wil ik ook mijn waardering uitspreken voor de parlementen van de regio's, het Comité van de Regio's, waar de heer Van den Brande een prachtig verslag heeft voorgelegd, wat heeft geleid tot de verklaring van Catalonië. Die verklaring heeft eigenlijk alle deelstaatparlementen op de weg gezet die Vlaanderen reeds heeft ingeslagen, want wij nemen daar een bijzondere positie in. Wij zijn ook het enige parlement dat zo vooruitziend is geweest om die verklaring 49 op te stellen. De minister-president van Catalonië schijnt stikjaloers te zijn op die verklaring. Vlaanderen staat daar in ieder geval heel ver in.
We staan dus een stap dichter bij wat we altijd hebben vooropgesteld: een Europa van volkeren veeleer dan een Europa van natiestaten. Het samenwerkingsakkoord was daarvoor nodig. Die verklaring 49 kon slechts tot uitvoer worden gebracht mits een goed samenwerkingsakkoord. Ik stel vast dat zelfs de woordvoerder van het Vlaams Belang, die ook voorzitter is van de Commissie voor Buitenlandse Aangelegenheden, zegt dat dit op een 'behoorlijke manier' geregeld is. Dat heb ik goed genoteerd. Dat is een compliment: als zelfs het Vlaams Belang vindt dat dit op een behoorlijke manier is geregeld, dan is dat in ieder geval betekenisvol.
Er blijven nog wel een paar vragen bestaan, mijnheer de voorzitter. We zullen moeten nagaan hoe het precies zit met die conferentie van voorzitters en die betwistingsprocedure. Hoewel ik denk dat dit bijkomstig is, wilde ik deze kwestie hier toch even vernoemen.
Het klopt dat niet alles geregeld is, bijvoorbeeld die overbruggingsclausule. Mevrouw Smet heeft daarnet echter op een voortreffelijke manier aangetoond dat dit eigenlijk toch van een andere orde is. Ik geef toe dat dit een schoonheidsfoutje is. Ik zou ook liever hebben dat dit erin opgenomen was, maar niets is uitgesloten. We zijn nog niet toe aan de goedkeuring van de EU-grondwet, het is ook niet zeker dat die grondwet er ooit komt. Dat hangt niet af van Vlaanderen of van België, dit is een zaak die het nationaal belang overstijgt.
Ik heb gelezen dat 77 percent van de Vlamingen achter de Europese Grondwet staat. Dat is met andere woorden niet de grote vraag. Met betrekking tot de Europese Unie is de sfeer in ons land duidelijk. Die sfeer is trouwens heel anders dan in bepaalde andere lidstaten. Of de Europese Grondwet er uiteindelijk komt, hangt van die andere landen af. Ik heb hier alvast mijn twijfels bij.
Ik vind dat we het samenwerkingsakkoord over de subsidiariteitstoets vandaag moeten goedkeuren. De subsidiariteitstoets staat in feite los van de Europese Grondwet. Deze toets is voor ons bovendien essentieel. De overbruggingsclausule is uiteraard aan de Europese Grondwet verbonden. De Europese Grondwet kan uiteraard pas worden veranderd zodra ze effectief bestaat.
We zullen de evoluties op dit vlak uiteraard blijven volgen en evalueren. We zouden dit liever geregeld zien. Hoe dan ook is dit probleem van een andere orde. Vandaag zullen we het voorliggende samenwerkingsakkoord alvast met trots en met genoegen goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
Ik wil alvast iedereen danken voor het vertrouwen. De paragraaf met de overgangsbepalingen is zeer belangrijk. In afwachting van de inwerkingtreding van het verdrag kunnen alle parlementen in dit land reeds de nodige maatregelen treffen om de controle op de naleving van het subsidiariteitsbeginsel en op de informatieuitwisseling te organiseren. De andere bepalingen staan in functie van de eventuele goedkeuring van een Europese Grondwet. De daarnet vermelde paragraaf wordt evenwel onmiddellijk van kracht. De betrokken parlementen verzamelen gelijktijdig alle informatie op het internet. Ze krijgen de kans hun eigen diensten op deze evolutie te laten inspelen.
Vlaanderen heeft op dit vlak al de nodige stappen gezet. Het Vlaams Parlement beschikt reeds over een dienst Europa. We hebben al een e-dossier over de Europese Grondwet opgesteld. Dankzij de Calre is het Vlaams Parlement er als een van zeven Europese parlementen in geslaagd van het Comité van de Regio's toestemming te krijgen om aan een test deel te nemen. Op deze manier hebben we al wat Europese ervaring kunnen opdoen.
Op parlementair en regeringsniveau is al over de overbruggingsclausule en over de vereenvoudigde herzieningsprocedure gediscussieerd. Enkel het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering, in dit geval door het kabinet Bourgeois vertegenwoordigd, waren eigenlijk de enigen die een onmiddellijk regeling nodig hadden. Toen is besloten dit element uit de discussie over de subsidiariteit te lichten. Hier valt uiteraard veel voor te zeggen. Volgens ons moet elk van de zeven betrokken parlementen hierover een standpunt kunnen innemen. Dit moet tijdens de conferentie van deze zeven parlementen aan bod komen. Indien tijdens die conferentie geen akkoord tot stand komt en zich geen duidelijke meerderheid aftekent, moeten de parlementen de discussie met hun regeringen opnieuw aanvatten. Het Overlegcomité zal hierbij zeker een rol spelen.
Het is duidelijk dat we op dit ogenblik niets op papier hebben. België heeft Verklaring 49 bij het Europees Grondwettelijk Verdrag bevestigd. Hiermee hebben we een stap voorwaarts gezet. Dit geldt overigens niet enkel voor de discussie over de subsidiariteit. Dit is mijn voornaamste reactie op de kritiek die hier is geleverd.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks over het samenwerkingsakkoord stemmen.