Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Roegiers heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega's, 'aids is a wapon of mass destruction', aids is een massavernietigingswapen. Het zijn niet mijn woorden maar die van Wangari Maathai, de Afrikaanse Nobelprijswinnares voor de vrede van 2004.
Morgen, 1 december, is het Wereldaidsdag, en daarom heb ik dit solidariteits-T-shirt aangetrokken. Als ik de cijfers bekijk, vind ik het jammer dat het niet alle dagen een beetje Wereldaidsdag is. Er leven momenteel wereldwijd 40 miljoen mensen met een HIV-besmetting. In zuidelijk Afrika, waar ongeveer 10 percent van de wereldbevolking woont, leeft 60 percent van alle aidspatiënten ter wereld. In absolute cijfers betekent dit dat 25,8 miljoen zuidelijke Afrikanen met HIV of aids leven.
Er leven momenteel in zuidelijk Afrika 14 miljoen weeskinderen, kinderen die een of beide ouders verloren hebben door aids. De meest tot de verbeelding sprekende cijfers zijn die van de gemiddelde levensverwachting: die is op dit ogenblik in zuidelijk Afrika 51 jaar. Men heeft berekend dat de gemiddelde levensverwachting in zuidelijk Afrika goed 67 jaar zou zijn mocht aids niet bestaan. Het allerergste is dat volgens betrouwbare en objectieve cijfers in 2010 de gemiddelde levensverwachting in zuidelijk Afrika nog slechts 35 jaar zal bedragen.
Mijnheer de minister, Vlaanderen levert heel wat inspanningen voor de bestrijding van aids. Ik wil hier ook een grote verantwoordelijkheid leggen bij de Afrikaanse leiders. Aids is in Zuid-Afrika en in zuidelijk Afrika een geladen onderwerp. President Mbeki heeft controversiële standpunten ingenomen ten aanzien van HIV en aids en heeft het verband tussen beide meermaals in vraag gesteld.
In 2000 nog verklaarde Mbeki dat niet HIV, maar armoede de belangrijkste oorzaak is van aids. Zijn minister van Volksgezondheid is nog verder gegaan. Hij raadde Zuid-Afrikaanse HIV-patiënten aan meer look en suikerbieten te eten, daar dit zou genezen. Ik haal die voorbeelden maar aan om de verantwoordelijkheid van die Afrikaanse leiders te belichten.
Gisteren hebben we in de commissie een bijzonder zinvolle discussie gehouden over de ontwikkelingssamenwerking in ons land. Terecht hebt u gezegd dat, naast de strijd tegen aids, ook de capaciteitsopbouw zeer belangrijk is. U stelde dat er nood is aan het creëren van een middenkader. Ik vond dat een goede omschrijving. U zult het met me eens zijn dat dit bijzonder moeilijk zal zijn als er sprake is van een levensverwachting van 35 jaar. Ik heb gezegd dat Vlaanderen heel wat inspanningen doet inzake aids-preventie. Ik verwijs in dit verband naar UNAIDS, waaraan geld wordt gegeven voor de projecten die lopen in Zuid-Afrika. We zullen echter ook politiek druk moeten uitoefenen. Dat is de essentie van mijn vraag. We moeten de regeringen in zuidelijk Afrika telkens opnieuw vragen een coherent aidsbeleid te voeren. Het resultaat moet zijn dat men de Vlaamse Regering in Zuid-Afrika vervelend vindt, omdat ze steeds weer begint over de aids-problematiek en het aids-beleid.
Mijnheer de minister, bent u en is de Vlaamse Regering bereid om, bij elk bezoek aan zuidelijk Afrika en elk contact ermee, te vragen naar dat coherente aids-beleid, en daar telkens weer de nadruk op te leggen? (Applaus bij sp.a-spirit en Groen!)
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, deze vraag wordt gesteld naar aanleiding van de Wereldaidsdag. Ik hoop dat heel wat mensen morgen opnieuw het rode strikje zullen dragen, ter sensibilisering.
Mijnheer Roegiers, u vestigt nogmaals de aandacht op de enorme gevolgen van deze immuniteitsziekte. U hebt terecht uw vraag toegespitst op zuidelijk Afrika. Aids is vrouwelijk en zwart geworden. Zoals u weet, werkt Vlaanderen terzake samen met zuidelijk Afrika. U had het over de effecten van een massavernietigingswapen. Zelf heb ik het beeld gebruikt van een wereldoorlog, die niet alleen de mannelijke volwassen bevolking, maar ook de vrouwelijke volwassen bevolking treft. In sommige samenlevingen worden de volwassenen immers weggemaaid, waarbij alleen ouderen en wezen overblijven. Misschien is dat wat overdreven, maar zuidelijk Afrika telt enorm veel wezen. Dat geldt voor Zuid-Afrika, maar ook voor Mozambique.
Dat leidt tot een vicieuze cirkel: de volwassenen die we nodig hebben voor die capaciteitsopbouw en dat middenkader worden weggemaaid. Hoe kunnen we die cirkel doorbreken? U hebt terecht beklemtoond dat de Vlaamse Regering al heel lang aandacht heeft voor dit probleem. Dat heeft te maken met het feit dat wij onze ontwikkelingssamenwerking richten op zuidelijk Afrika, en met het feit dat we terzake over heel wat kennis en expertise beschikken. We hebben ook het geluk dat dokter Piot de directeur is van UNAIDS. Vorig jaar heb ik hem nog kunnen ontmoeten.
U stelde de vraag naar onze contacten en overeenkomsten. Onze overeenkomsten zijn daarop gericht. We hebben nu voor het eerst met Zuid-Afrika afgesproken structureel en op lange termijn te zullen samenwerken. We spitsen ons daarbij toe op drie provincies. De provincies kiezen uiteraard zelf hun programma's. Wat Vrijstaat betreft, wordt de aandacht gericht op de bestrijding van aids. Die heeft twee componenten, namelijk preventie, met het erg belangrijke aspect van het weerbaar maken van vrouwen en het begeleiden van jongeren, en behandeling. Wat dat laatste betreft, hebben we heel wat kennis en ervaring opgebouwd.
In Mozambique is onze samenwerking, die nieuw en innoverend is, volledig gericht op de bestrijding van aids. We werken samen met een aantal andere landen mee aan een gemeenschappelijk budgetbeheer. Het Ministerie van Volksgezondheid van Mozambique heeft daartoe een vijfjarenprogramma ontwikkeld. Samen met de Deense ontwikkelingssamenwerking Danida monitoren we de budgetten. Een van de eerste dingen die de minister van Volksgezondheid van Mozambique me vertelde, was dat hij het jaar voordien meer dan 100 projecten van diverse landen moest monitoren. Het bundelen van fondsen waarbij een 'sectorwide approach' wordt gehanteerd, is daarom een heel goed initiatief. Onze overeenkomsten en middelen zijn daarop gericht.
U vroeg ook wat we doen ten aanzien van de Afrikaanse leiders. Ik beklemtoon onze principes. We leggen niets op en betuttelen niet, maar we gaan uit van het eigenaarschap en van de eigen capaciteitsopbouw. Dat betekent natuurlijk niet dat we eender wat doen en geen oriëntaties zouden hebben, maar wel dat de landen de eigenaar zijn. Bij elk contact met Afrikaanse leiders, ministers of ambassadeurs is dit een hoofdthema. Dat was onder meer het geval tijdens mijn eerste contact met de president van Mozambique, de heer Guebuza. Mozambique legt drie klemtonen: infrastructuur, onderwijs en volksgezondheid.
In Zuid-Afrika ligt alles wat moeilijker. U verwees naar een uitspraak die de huidige president in het jaar 2000 deed, maar ik moet opmerken dat er een ommezwaai merkbaar is. In onze officiële programma's ligt de klemtoon heel sterk op volksgezondheid en op de bestrijding van aids. We doen dat niet op een betuttelende manier, maar wel met volgehouden aandacht door het thema telkens weer naar voren te schuiven. We doen dat op basis van onze expertise. Niemand kan de realiteit ontkennen, maar het klopt dat er een aantal ongelukkige uitspraken werden gedaan. In een van de provincies waarmee we samenwerken, ligt de klemtoon op de structurele aanpak van aids.
Ook in Mozambique werken we aan de preventie en de behandeling van aids. In de streek van Tete bouwen we een eigen netwerk uit, samen met het Tropisch Instituut, Artsen Zonder Grenzen en de Universiteit van Gent. Ook het programma dat wordt uitgewerkt voor Vrijstaat zal de componenten preventie en behandeling bevatten. Ik neem aan dat onze deskundigen, de Vlaamse mensen met een grote kennis van zaken, mee zullen werken. Ik beklemtoon dat er tegelijkertijd sprake is van een capaciteitsopbouw. De mensen die meewerken in de hulpposten in Tete leren al doende het vak van verpleger, de omgang met patiënten en over preventie. Ze verstrekken educatie en zijn opgeleid om paramedische handelingen te stellen. Ze worden daartoe opgeleid door onze mensen ter plaatse.
Ik herhaal nog eens dat wij niet betuttelend optreden. Dat zou trouwens niet worden aanvaard. We werken met een volgehouden aandacht, met een volgehouden klemtoon en met het aanbod van onze kennis, kunde en onze bescheiden middelen. (Applaus bij de N-VA en bij CD&V)
Ik dank de minister voor het antwoord. Het is inderdaad belangrijk om ook de civiele maatschappij aan te moedigen, maar ik wil er de nadruk op leggen dat de civiele samenleving geen excuus mag zijn voor de politieke leiders om geen coherent aidsbeleid te voeren.
Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat u de nadruk blijft leggen op zo'n beleid en ik hoop dat u dat zult blijven doen, en dat ook uw collega's het bij elk bezoek aan zuidelijk Afrika ten berde zullen brengen.
Het incident is gesloten.