Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, het is alweer een hele tijd geleden dat we nog iets hoorden over het jeugdrecht. Ik noem het zo om niet opnieuw in een polemiek te vervallen waarbij moet worden gekozen tussen sanctie en bescherming. Voor sp.a is het belangrijkste dat er een goede oplossing uit de bus komt.
Een goed compromis is nodig. Het dossier bevindt zich immers zowel op het federale als op het Vlaamse niveau. Het dossier heeft voor beide niveaus, maar zeker voor het onze, belangrijke financiële consequenties. Een aantal maanden geleden ging de discussie vooral over het begrip uithandengeving. We vernemen dat de onderhandelingen lopende zijn tussen de gemeenschapsregeringen en de federale overheid. U hebt daarvoor een mandaat gekregen van het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering. Het is belangrijk om nog een aantal zaken uit te klaren in verband met het begrip uithandengeving.
We vangen geruchten op - die u kunt bevestigen of ontkennen - dat het de verkeerde richting uit kan gaan omdat de uithandengeving as such wel kan worden verijdeld, maar dat de verlenging van de leeftijd voor beschermende maatregelen, die nu kan worden verlengd tot 23 jaar, zou worden verkort of zelfs zou worden afgeschaft.
Ik weet dat ik u misschien een moeilijke vraag stel. Herhaaldelijk is al gebleken, ook in deze kamer, dat het om een moeilijk debat gaat, maar ik zou u naar de stand van het dossier willen vragen. Hebt u zicht op de termijn waarbinnen u kunt landen? Het is immers vooral voor de jeugdrechtbanken, maar ook voor de burgemeesters en de politie hoog tijd om te weten welke kant we in dit land uitgaan met ons jeugdrecht.
Minister Vervotte heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik zal niet herhalen wat tot op heden al werd gezegd over dit onderwerp. Ik probeer in te pikken bij wat werd gezegd toen ik de vorige keer werd ondervraagd in dit parlement. Ik heb er toen op gewezen dat ik het belangrijk vond om van strategie te veranderen of om een nieuwe strategie uit te proberen opdat we zo veel mogelijk Vlaamse bekommernissen kunnen terugvinden in het wetsontwerp-Onkelinx met betrekking tot de hervormingen van het jeugdbeschermingrecht. We hebben gekozen voor het rechtstreekse debat en de rechtstreekse onderhandelingen met de regering van de Franse gemeenschap. Tijdens een interministeriële conferentie werd met federaal minister Onkelinx afgesproken dat indien de gemeenschappen erin slagen om een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen, die zal worden verdedigd in de federale regering en in het federale parlement.
Ondertussen werd inderdaad al veel overleg gepleegd. We zijn goed opgeschoten. Op een bepaald ogenblik bleef er nog één groot knelpunt over: de uithandengeving. Ik heb tijdens het overleg een aantal denksporen naar voren geschoven. Ik heb verteld wat voor ons de prioritaire zaken zijn die een oplossing vergen. De eerste betreft de vaststelling dat bij het systeem van de uithandengeving in de praktijk slechts aan 15 percent gevolg wordt gegeven. Ik vind het absoluut een verkeerd signaal dat een samenleving aan degenen die de zwaarste feiten hebben gepleegd, de kans geeft om het minst te worden gestraft. In rapporten over de uithandengeving merken we immers dat in Vlaanderen aan 85 percent van de dossiers geen gevolg wordt gegeven. We geven dus een erg verkeerd signaal aan de jonge mensen in kwestie.
Dat is voor ons onbespreekbaar. Dat signaal moet veranderen.
Een tweede element in de discussies zal blijvend aan bod komen. Voor bepaalde jongeren bestaat bij de jeugdmagistraten de nood aan strafmaatregelen. De jeugdmagistraten hebben daar zelf een duidelijke visie over. Het huidige pakket maatregelen in het jeugdbeschermingsrecht wordt serieus uitgebreid via het ontwerp-Onkelinx. Dat ligt momenteel voor. Wanneer dit pakket van maatregelen toch nog onvoldoende is, moet er nog een andere mogelijkheid zijn om te sanctioneren. Dat blijft voor ons een belangrijk uitgangspunt.
Een ander spoor is dat de dossiers op het niveau van de jeugdrechtbank moeten blijven. Als de maatregelen van het jeugdbeschermingsrecht uitgeput zijn, komt het de jeugdrechtbank toe om andere maatregelen te treffen, zodat men rekening kan houden met de geschiedenis van de jongere en met het eventuele succes van vorige maatregelen.
Als de jongere gestraft wordt, moet er een geëigende vorm van opvang bestaan. Internationale hoven hebben ons daar al op gewezen. Er moet een geëigende opvang zijn en dat is het federale detentiecentrum waar minister Onkelinx over spreekt.
In dit overleg over de uithandengeving kwamen verschillende sporen aan bod om aan al deze bekommernissen een antwoord te bieden. Het idee werd naar voren geschoven om te gaan werken met een uitgebreide kamer op het niveau van de jeugdrechtbank zelf. De jeugdmagistraten die daarin zitting hebben, zouden de mogelijkheid krijgen om te putten uit de maatregelen van het strafrecht of het gemeenrecht.
We hebben erover gepraat of dit een mogelijk kader is voor verdere onderhandelingen met de Franse Gemeenschapsregering. Minister Fonck heeft aan haar regering gevraagd of ze dit idee van een uitgebreide kamer op het niveau van de jeugdrechtbank genegen was. Ze heeft een mandaat gevraagd om verder onderhandelingen te voeren met de Vlaamse Regering. Het licht werd op groen gezet. Dat is een belangrijke stap. Tegelijk moeten we de modaliteiten uitzoeken en uitwerken. Dit moet juridisch correct verlopen.
De gesprekken zijn ver gevorderd. Als we rond zijn met die modaliteiten, zullen de betrokken ministers van de drie gemeenschappen en van de federale regering naar hun regering stappen met dit uitgewerkte model. Alle regeringen moeten dan hun standpunt bepalen. Ik verwacht dat dit binnen afzienbare tijd gebeurt. Ik hoop dat de knopen worden doorgehakt in de loop van deze maand.
Het incident is gesloten.