Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Dewinter heeft het woord.
Mijnheer de minister, in de nasleep van de rellen in Frankrijk en ook bij ons zijn me twee dingen opgevallen. Ten eerste heeft het beleid bij ons, daarin gevolgd door een niet-onbelangrijk deel van de media, zijn uiterste best gedaan om de feiten zo veel mogelijk te minimaliseren en onder de mat te vegen. Ten tweede zijn er een aantal voorstellen en ideetjes gelanceerd die op zijn minst de indruk moesten wekken dat er ook bij ons gevolg werd gegeven aan de feiten. Uiteraard bent u degene die hieromtrent nogal wat verklaringen heeft afgelegd.
U lanceert allerlei voorstellen. Sta me toe ze te koppelen aan andere voorstellen die u in het verleden naar voren hebt gebracht inzake het inburgeringsbeleid en de al zo lang aangekondigde aanpassingen aan het Inburgeringsdecreet. Zo gaat het om een aanpassing van de doelgroep, waarbij volgmigranten ook zullen worden betrokken in de inburgering. Van de fameuze normen- en waardencommissie hebt u in de plenaire zitting van 16 februari gezegd dat de resultaten ervan eind mei, begin juni zouden worden bekendgemaakt. Daar hebben we nog niets van gezien. Het feit dat strafrechtelijke sancties zouden worden vervangen door administratieve boetes staat in uw beleidsbrief, maar de uitwerking laat op zich wachten.
Er is ook het feit dat de betrokkenen de kosten van de cursus zouden moeten betalen. U hebt ooit de prijs van 2.500 euro voor een cursus genoemd. In een doorlichtingsrapport lezen we dat dat nu al 5.600 euro zou bedragen. In hetzelfde rapport lees ik dat dat in Antwerpen al 9.000 euro zou bedragen. Het gaat in elk geval om een voorstel om een deel van de kosten te betalen, zeker voor degenen die de cursus niet afmaken. U hebt ooit verteld dat imams inburgeringscursussen zouden krijgen. U hebt ook gezegd dat we moeten evolueren van een inspanningsverbintenis naar een resultaatsverbintenis. We kunnen de meeste van die verklaringen wel onderschrijven, maar we wachten nog op de uitvoering.
Het schoentje wringt bij de timing. U hebt daar al een aantal uitspraken over gedaan. In de plenaire zitting van 16 februari hebt u gezegd dat half juni een aangepast en bijgewerkt Inburgeringsdecreet zou voorliggen aan het Vlaams Parlement en dat de aanpassingen in werking moeten treden in het najaar. Toen we in de plenaire zitting van 29 juni vroegen hoe het stond met de aanpassingen, antwoordde u dat u er in de loop van het najaar mee naar het parlement zou komen. Welnu, het is najaar, maar in de praktijk is er nog helemaal niets.
Er zijn alleen een aantal intenties opgenomen in uw beleidsbrief, maar ook niet veel meer dan dat. Dat leidt tot kritiek. Mevrouw Berx zegt in een interview met Gazet van Antwerpen: 'De kloof tussen wat hij zegt en doet, is te groot. Hij belooft wel veel, maar er komt niet altijd veel van terecht.'
Ondertussen geven ook andere leden van de meerderheid die kritiek. Zo zegt de heer Mahassine het omgekeerde, namelijk dat in plaats van sancties in te voeren, het beleid zich moet enten op beroepsopleidingscursussen. Er is veel kritiek en er zijn veel tegenstrijdige berichten. Er is veel geblaat, maar weinig wol.
Dat geldt niet alleen voor de aanpassingen aan het Inburgeringsdecreet, maar ook voor nogal wat andere onderdelen van uw beleid. Er worden allerlei zaken gelanceerd, maar nooit gerealiseerd. In november 2004 bent u naar Antwerpen gekomen en hebt u gezegd dat er een studie zal worden gemaakt om de misbruiken van illegalen in de sociale voorzieningen te onderzoeken. Ik heb nog altijd niets gehoord van die studie. U zegt dat u een antidumplingsplan zou maken - dat stond ooit op de voorpagina van Gazet van Antwerpen - om ervoor te zorgen dat asielzoekers beter zouden worden gespreid. U zou daaromtrent contact opnemen met de federale minister. Ik heb daar niets meer van gehoord. In januari 2005 zouden sociale huurders het Nederlands moeten kennen vooraleer over een woning te kunnen beschikken. In januari 2005 had u het over het Nederlands als voertaal in de moskeeën en ga zo maar door.
Beloftes, aankondigingen en voorstellen genoeg, maar waar blijven het beleid en de beslissingen, mijnheer de minister?
Momenteel is het inburgeringsbeleid een grote ballon, die steeds meer wordt opgeblazen en ooit zal ontploffen, maar blijkbaar alleen gevuld is met lucht. De conclusie is: veel beloven, maar helaas, in de praktijk, zeer weinig geven. (Applaus bij Vlaams Belang)
Minister Keulen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte leden, de meest rechtvaardige rechter, in om het even welk levensdomein, is nog steeds de tijd. Mocht u vorige week in de commissie voor Inburgering aanwezig zijn geweest, dan had u me de timing en de klemtonen van het nieuwe beleid duidelijk horen aangeven.
Het nieuwe ontwerp van inburgeringsdecreet voorziet in een uitbreiding, zodat vrijwel alle categorieën van nieuwkomers er voorwerp van worden. Hetzelfde geldt voor twee categorieën van oudkomers, dus mensen die hier langer dan één jaar verblijven: mensen met schoolgaande kinderen en zij die leven van een vervangingsinkomen. Dan zijn er de cursussen voor de buitenlandse bedienaars van de erediensten. Ook voor al die groepen komt er een cursus maatschappelijke oriëntatie. Voor degenen die zich onttrekken aan hun inburgeringsverplichting, komt er inderdaad een administratieve boete. We hebben immers vastgesteld dat met de penale boete waarin het huidige decreet voorziet, het parket overgaat tot seponering.
Ik heb vorige week donderdag in de commissie eveneens verklaard dat we dit nieuwe ontwerp van decreet hebben afgerond. Overmorgen zal het worden besproken binnen de interkabinettenwerkgroepen. Als dit is afgerond, zullen we het ter bespreking en goedkeuring voorleggen aan de regering. Vervolgens is er de verplichte adviesverlening door de Raad van State, de SERV, de VLOR en de Inspectie van Financiën. Daar kunnen we niet buiten: we zijn immers legalisten. Eenmaal dit is afgerond, kunnen we de tekst voorleggen aan het parlement. Dat zal dus op het einde van dit jaar gebeuren.
Sommigen kunnen andere klemtonen leggen met betrekking tot de inhoud van dit ontwerp, maar over de kern van de zaak bestaat er een grote consensus. Ik baseer me daarvoor op het bestaande decreet en het regeerakkoord. Ik baseer me ook op de beleidsnota, die dateert van vorig jaar, de hele zittingsperiode beslaat en onze strategische visie weergeeft, en op de beleidsbrief.
Ook in het deelnemen in de kosten voor de inburgering is voorzien. Dat staat vandaag als principe in het huidige decreet, maar het wordt niet toegepast. Wij zullen dit doen met billijkheid en in functie van de financiële draagkracht. Waarom zou bijvoorbeeld een Vlaamse man met een goede betrekking, die met een Thaise trouwt en haar laat overkomen, niet een deel van de kosten voor de inburgering voor zijn rekening kunnen nemen? Wie echter moet rondkomen met een vervangingsinkomen, gaan we geen pijn doen. Voor hen blijft dit uiteraard gratis.
Dit alles lijkt me de goede aanpak, ook met de gebeurtenissen in Frankrijk voor ogen. Enerzijds is er de federale nadruk op recht en orde. Anderzijds hebben we de dialoog en het investeren in de sociale cohesie, in werk, onderwijs, sociale huisvesting, taalcursussen, enzovoort. Onze uiteindelijke bedoeling is iedereen die zich wettig komt vestigen in dit land, aan de actieve kant van onze samenleving te krijgen, er dus voor te zorgen dat die mensen aan de slag kunnen. We richten ons dus inderdaad op degenen die hier wettig verblijven, niet aan het werk zijn en onze taal niet kennen, hoewel ze er toch voor hebben gekozen hier een toekomst op te bouwen.
U verwijt me tijd te verliezen en niet te doen wat ik heb gezegd. De tijd zal hier de rechtvaardigste rechter zijn. Het vorige decreet was veel bescheidener wat de doelgroepen betreft. Het was vooral gericht op de asielzoekers. Men heeft er drie jaar over gedaan. Wij slagen er nu in op dik een jaar een volledig ontwerp van decreet rond te krijgen, over alle mogelijke doelgroepen. We hadden immers ook een aparte decreettekst kunnen maken per doelgroep. We hebben echter gekozen voor de algemene aanpak, waarbij ook de aspecten van de administratieve straf en van de buitenlandse bedienaars van de erediensten aan bod komen. Het laatste dat men ons kan verwijten, is dat we gedraald zouden hebben. Integendeel, we hebben elke dag stap voor stap gewerkt om een wettelijke onderbouw te geven aan deze sector. We mogen trouwens niet vergeten, mijnheer Dewinter, dat van die sector twee jaar geleden helemaal geen sprake was in dit parlement.
Onze sector bestaat anderhalf jaar. We doen het met zes mensen in de administratie, en nog een paar op het kabinet. Het thema is van niets naar politieke prioriteit nummer 1 gepromoveerd. Zelf zie ik dat als een uitdaging, en dat is het ook. We doen er dus ons best voor.
De dingen mogen ook niet met elkaar verward worden. De kwestie van het Nederlands in de sociale huisvesting is een aspect van de Wooncode. Ook daarvoor zitten we nu in de laatste fase, zodat we ons werk tegen het einde van dit jaar kunnen opleveren.
Het is dus niet zo dat er alleen maar woorden zijn, en geen daden. Integendeel, we hebben een visie ontwikkeld, we hebben een draagvlak voor het beleid gecreëerd, ook bij de doelgroep zelf, en nu spannen we ons volop in om het werk af te maken. (Applaus bij VLD-Vivant)
Mijnheer de minister, op uw stelling dat de tijd een rechtvaardige rechter is, kan ik alleen maar antwoorden met een ander principe, namelijk dat men woord moet houden. Ik heb uw uitspraken in de plenaire vergadering van het parlement geciteerd. U zei dat er half juni een aangepast en bijgewerkt inburgeringsdecreet zou worden voorgelegd. In juli zei u daarmee in de loop van het najaar naar het parlement te zullen komen. We wachten echter nog altijd op het voorontwerp van decreet. Dat is alles waar ik vragen over stel.
Ik ben hier niet alleen in. Mevrouw Berx, toch de woordvoerster van CD&V-N-VA in de commissie voor Inburgering, uitte enkele dagen geleden in een interview met Gazet van Antwerpen ook heel wat kritiek op het zeer trage verloop van de voorbereidingen en dergelijke. Wat voor oppositie zouden we zijn, als we niet dezelfde vragen zouden durven te stellen?
Er is onenigheid, zoals blijkt uit de uitspraken van de heer Mahassine in een interview met De Morgen. Hij zegt absoluut geen voorstander te zijn van administratieve sancties, en dat er meer geïnvesteerd moet worden in opleiding en dergelijke. Er is dus ten minste onenigheid binnen de meerderheid. Dat verklaart misschien waarom het zolang duurt, want u vindt geen consensus over een aantal belangrijk principes.
U had het over het uitbreiden van de doelgroepen. Uiteraard is dat nodig; het zou er maar aan mankeren. Tot nog toe gaat het alleen om asielzoekers, en nu komen de volgmigranten erbij. Voor ons is dat echter nog altijd te weinig. We willen dat alle migranten die de jongste tien jaar naar ons land zijn gemigreerd hierbij betrokken worden. Dat van die administratieve sancties wil ik wel geloven, maar ik moet het eerst in de praktijk zien, want er is zoals gezegd nog protest van sp·a.
De hamvraag draait echter om de inburgeringsexamens, het evolueren van een inspanningsverbintenis naar een resultaatverbintenis, zoals het ooit in uw beleidsbrief stond bij het begin van deze regeerperiode. Ik ben van mening - en u ook, maar u krijgt dat er bij uw linkse partners niet door - dat er op het einde van het traject een examen of een proef moet komen waarmee de bokken van de geiten worden gescheiden en waaruit duidelijk blijkt wie ingeburgerd is en wie niet. Dat moet gekoppeld worden aan de verblijfsvergunning en eventueel aan het verwerven van de nationaliteit. Zo lang dat er niet is, blijf ik erbij dat het inburgeringsbeleid, ondanks een goede aanzet, voor een deel een lege doos blijft.
Ik heb het gehad over timing en inhoud. Vooraleer in het publiek te spreken, is het aangewezen met elkaar te spreken. Over de grond van de zaak is er echter een duidelijke consensus. De principes die me in dit debat leiden zijn het regeerakkoord, de beleidsnota en de beleidsbrief.
Over het inburgeringsexamen heb ik altijd gezegd dat we moeten weten wat we meten. Het gaat om een heel heterogene groep, van universitair afgestudeerden tot analfabeten. Wat meten we dan? We moeten rechtvaardigheid betrachten. Uiteindelijk gaat het om de inspanning. We moeten de mensen zover krijgen dat ze niet mislukken, maar wel vooruitkomen in het leven en actief aan de samenleving participeren. Dat is een andere visie dan de uwe, want daarin komt het vooral aan op uitsluiting. Dat is alles waar u op uit bent, terwijl wij toch proberen het aanwezige talent en de competentie te activeren en aan te wenden in het voordeel van de samenleving. (Applaus bij VLD-Vivant, sp·a en Groen!)
Mijnheer de minister, op het einde van uw replieken vervalt u altijd weer in demagogische uitspraken. (Rumoer)
Ik hoed me daarvoor. Het debat is te belangrijk om in slogans te vervallen. (Gelach)
In onze voorstellen verwijzen we alleen maar naar zaken die in Denemarken, Nederland of Zwitserland wel kunnen, want daar is er wel een proef of een examen. Nochtans zijn dat absoluut geen landen die aan uitsluiting of racisme doen. Het zijn democratische landen die een kordaat inburgeringsbeleid voeren aan de hand van een proef en een koppeling aan een verblijfsvergunning. Zonder proef of koppeling heeft het inburgeringsbeleid immers weinig zin en blijft het een vrijblijvende bezigheidstherapie zonder concrete finaliteit. (Applaus bij Vlaams Belang)
Het incident is gesloten.