Verslag plenaire vergadering
Verslag
ONTWERP VAN DECREET houdende diverse bepalingen inzake onderwijs
- 492 (2005-2006) - Nrs. 1 tot 3
Algemene bespreking
De voorzitter: De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Helsen, verslaggever, heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar het schriftelijke verslag.
De heer Tavernier heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het is altijd een beetje moeilijk een algemeen betoog te houden over een ontwerp van decreet waarvan de titel vermeldt: 'houdende diverse bepalingen inzake onderwijs'. Dat betekent immers dat er allerlei ter sprake komt dat geregeld moet worden. Het is bovendien eigenaardig dat dit gebeurt in oktober en november, net voor we een programmadecreet bespreken dat eveneens een aantal zaken regelt.
De heer Sannen heeft het woord.
Mijnheer Tavernier, we behandelen dit juist apart omdat het vorige keer uit het programmadecreet is gelicht. We vinden namelijk in het Vlaams Parlement dat er in een programmadecreet alleen dingen kunnen staan die te maken hebben met de begroting.
Neen, mijnheer Sannen, dat is een beetje te gemakkelijk. In programmadecreten staan bepalingen met een budgettaire weerslag.
De meeste bepalingen van het voorliggende ontwerp van decreet hebben ook een budgettaire impact. Ik heb er geen probleem mee om ze op dit moment te behandelen, ik merk enkel op dat het mogelijk is om bij diverse bepalingen bedenkingen te hebben. Ik doe daarom de moeite om ze te bekijken, ze te bespreken, om u een aantal tips te geven en zelfs om u amendementen voor te leggen die u wellicht zou ondersteunen als u vrij zou kunnen stemmen.
Ik heb vragen bij hoofdstuk 1 over het expertisecentrum ter bevordering van de participatie op school. Ik weet dat de participatie op school voor veel collega's een belangrijk uitgangspunt vormt. Tijdens een vorige legislatuur hebben ze vol enthousiasme en met overtuiging de bepalingen over het expertisecentrum goedgekeurd. Ze hebben later met tegenzin het programmadecreet ter begeleiding van de tweede begrotingsaanpassing 2004 goedgekeurd, waardoor de inwerkingtreding van het expertisecentrum werd uitgesteld tot op een door de regering te bepalen datum.
Nu stel ik vast dat het ontwerp van decreet bepaalt dat het expertisecentrum niet wordt geschrapt, maar wel een andere vorm krijgt, namelijk die van een vzw. Ik wil die wijziging enthousiast steunen, maar op één voorwaarde. Ik wil namelijk dat aan de wijziging wordt gekoppeld dat het expertisecentrum van start gaat, bijvoorbeeld op 1 januari of op 1 september 2006. Tijdens de bespreking in de commissie bleek echter duidelijk uit het antwoord van de minister dat er wel een andere structuur wordt voorgesteld, maar dat de inwerkingtreding volgend jaar nog niet aan de orde is.
Het is mogelijk dat de minister of medewerkers volgend jaar opnieuw een andere mening hebben over het expertisecentrum en weer een ander voorstel doen. Ik stel daarom voor om slechts een wijziging aan te brengen op het moment dat wordt beslist om het centrum van start te laten gaan. Nu wordt beslist om het niet van start te laten gaan, maar wel om het te wijzigen. Mevrouw Berx, de vertegenwoordiger van een niet-onbelangrijke meerderheidspartij, zei tot ergernis van de heer Van Baelen bovendien vlakaf dat het centrum voor haar absoluut geen prioriteit vormt.
Om het u makkelijk te maken en u de kans te geven om uw positie duidelijk te bepalen, heb ik een amendement ingediend waarin ik voorstel om het expertisecentrum op 1 september van start te laten gaan in de nieuwe vorm die door de minister wordt voorgesteld.
Ik wil het ook hebben over hoofdstuk 5, want dat is toch wel een speciaal hoofdstuk. We zitten al opgescheept met wat ik denigrerend een ontwerp van 'rommeldecreet' noem. De zaak wordt nog erger gemaakt doordat de meerderheid heel eensgezind op het allerlaatste moment amendementen voorstelde waardoor nieuwe bepalingen worden ingevoerd die niets te maken hebben met de andere, maar die blijkbaar heel dringend zijn. Het is duidelijk dat de minister ze nodig heeft. Hij heeft er natuurlijk twee maanden geleden niet aan gedacht, want dan had hij langs de Raad van State moeten passeren. Nu zijn de amendementen dringend en is er geen tijd meer om ze voor te leggen aan de Raad van State. Blijkbaar is het zelfs niet mogelijk om de bepalingen in een ander decreet, zoals het volgende programmadecreet, op te nemen.
Het is zelfs zover gekomen dat het parlement aan de regering zegt dat ze geld moet vrijmaken.
Voor zover ik weet, moet het parlement zelf het budget vastleggen. Gelukkig - en ik ben de meerderheid daar dankbaar voor - hebt u naar bepaalde argumenten geluisterd. De meerderheidspartijen hebben hun eigen amendement geamendeerd en hebben het tot de essentie herleid. Ze vragen de regering om de bijkomende financiering te plannen voor de invulling van de knelpuntberoepen.
Een klein probleempje daarbij is dat in artikel 9, het amendement van de meerderheid, staat: 'voor de schooljaren 2005-2006 en 2006-2007'. Dat gaf aanleiding tot enige verwarring bij de minister. Ik wil u daar nu toch een vraag over stellen, mijnheer de minister, omdat het voor mij nog niet helemaal duidelijk is. Ook in artikel 10 wordt zoiets bepaald voor het schooljaar 2005-2006. Zo'n schooljaar begint op 1 september. Het huidige schooljaar is al aan de gang. Wat hebt u in uw begroting 2005 ingeschreven? Dit artikel is niet gekoppeld aan een begrotingsaanpassing 2005. Wat staat er in uw begroting 2005 ingeschreven voor artikel 9 over de knelpuntberoepen en ondersteuning en voor artikel 10 over de bijkomende subsidiëring voor de machineparken? Onder welke post is dat geld ingeschreven? Als dat niet ingeschreven staat, wat bent u dan van plan voor 2006? Als het alleen voor 2006 gepland is, dan hadden we dit aparte amendement niet nodig en konden we het gewoon in het programmadecreet ter begeleiding van de begroting 2006 stoppen. Goed, het wordt hier nu plotseling ingevoerd, vandaar mijn vragen over het budget voor 2005 en dat voor 2006.
Bovendien heb ik nog een vraag die ik niet in de commissie heb gesteld. We werden immers overvallen met die amendementen. De meerderheid kwam zelfs te laat binnen, want ze moest nog overleggen en tot een overeenkomst komen over die amendementen. Mijn slechte geest interpreteert dat misschien verkeerd, maar ik heb dus nog vragen bij de formulering.
Artikel 10 plant bijkomende uitrustingsgoederen voor het voltijds secundair onderwijs en bijkomende subsidiëring voor bepaalde studiegebieden. Die studiegebieden worden gedefinieerd. Dat is een duidelijke formulering. Artikel 9 plant bijkomende financiering voor opleidingen die leiden tot de invulling van knelpuntberoepen. Daar heb ik vragen bij. De minister heeft gezegd dat dit over bakkers en slagers gaat. Mijnheer de minister, beperkt dit artikel zich tot de bakkers en de slagers? Of zijn knelpuntberoepen heel wat anders? Wat is uw definiëring? We geven nu al een beetje volmachten aan de minister van Onderwijs, op zijn vraag weliswaar. Ik vraag me af wat de term knelpuntberoepen inhoudt. Zijn dat alleen de bakkers en de slagers? Of zijn het ook nog andere beroepen? Dit is niet onbelangrijk. Gekoppeld aan de financiering en het budget 2005 wil ik hier graag een antwoord op.
Ik ben niet in principe tegen die bijkomende subsidiëring, begrijp me niet verkeerd. Ik vind het goed om de opleidingen voor de knelpuntberoepen extra te ondersteunen. Ik ben alleen een beetje verbaasd dat daar nu plotseling geld voor is. Ik ben voorstander van bijkomende subsidiëring voor machineparken en uitrustingen voor scholen voor die bepaalde studiegebieden. Ik wil alleen duidelijkheid. Die ontbreekt in dit decreet en zeker in de amendementen die de meerderheid zo vriendelijk heeft ingediend ter ondersteuning van het beleid van de minister.
De heer Stassen heeft het woord.
In artikel 9 van de voorliggende tekst gaat het over de voormelde studierichtingen. Ik vind die studierichtingen echter nergens terug. Gaat het dan over wat daarboven staat, met name de leraren secundair onderwijs voor sociale promotie, of gaat het over de studierichtingen uit artikel 10? Ik mis eigenlijk mevrouw Van Hecke die tijdens de vorige zittingsperiode vaak terecht in de commissie Cultuur verklaarde dat de bedoelingen wel goed waren maar dat de teksten nergens op leken. Die voormelde studierichtingen waarvan hier sprake zijn nergens vermeld. U moet dus aantonen over welke studierichtingen het gaat tenzij u verwijst naar artikel 10. In dat geval vrees ik dat de zaak moet worden herschikt
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer Tavernier, ik heb met veel plezier naar u geluisterd. U bent zeer onderhoudend. Ik vraag me wel af wat eigenlijk uw houding is tegenover dat soort van decreten. U bent een beetje contradictoir. Diversiteit noemt u rommel. Diversiteit is geen rommel, diversiteit kan interessant zijn. Diversiteit is rijkdom en kan worden aangevuld. In onderwijs moet nu eenmaal worden gewerkt met grote en kleine verzameldecreten. Zo gaat dat. Dat heeft te maken met de macht inzake onderwijs die de grondwetgever aan het parlement heeft gegeven. Enerzijds staat u te zuchten en te steunen dat het parlement te weinig inspraak heeft maar anderzijds vindt u het vervelend om dergelijke decreten met diverse bepalingen te moeten goedkeuren. Dat heeft echter alles te maken met het legaliteitsbeginsel.
Mijnheer Tavernier, u hebt ook op een ander punt gewezen. Daarin heeft u gelijk. We hadden vanuit de meerderheid een bepaalde tekst nogal slordig geformuleerd. Dankzij u hebben we die verbeterd. U hebt ook vragen gesteld waarvoor ik echter mijn geheugen moet raadplegen. U hebt daarvoor een bijzondere gave.
In de commissie heb ik gezegd dat het gaat over budgetten voor 2005 en voor 2006. De premie voor knelpuntberoepen komt uit het Vlaams werkgelegenheidsakkoord. Daarvoor is al geld uitgetrokken op de begroting voor 2006. Als het gaat over de verbetering van de basisuitrusting in een aantal studierichtingen van het technisch en beroepsonderwijs, dan betreft het een inspanning van 10 miljoen euro die budgettair wordt gesitueerd in 2006. Wat de procedures betreft, zijn we nogal gehaast, zowel budgettair als procedureel. We willen immers dat de scholen nu al aangeven wat ze prioritair nodig hebben. Per onderwijszone moet daarover, over de muren van de netten heen, overleg worden gepleegd.
Mijnheer Stassen, u zegt dat de formulering in artikel 9 nogal onzorgvuldig is. U spreekt over de opleidingen die leiden tot de invulling van knelpuntberoepen. Dan hebt u het plots over studierichtingen. De opleidingen die we bedoelen, zijn studierichtingen. Het gaat hier over welbepaalde beroepen zoals slagers en bakkers, bij het transport en in de personenzorg.
Dat zijn de vier categorieën. In een mededeling aan de scholen hebben we zeer duidelijk gemaakt over welke opleidingen het gaat. Dat is inderdaad nog niet zo breed. Ik zou dat in de toekomst willen uitbreiden. Het is de Vlaamse Regering die dat artikel zal vastleggen en de modaliteiten zal bepalen.
Voorlopig gaat het inderdaad over bakkers, slagers, vrachtwagenchauffeurs en personenzorg. We hebben een zeer gedetailleerde lijst gemaakt van de studierichtingen en beroepsprofielen die daarmee overeenkomen. Ik zal u die lijst bezorgen via de voorzitter van de commissie voor Onderwijs. Ik ken de gegevens niet letterlijk uit het hoofd.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het schetst echter ook het probleem waarmee wij, als commissieleden en parlementsleden, worden geconfronteerd. De bepaling heeft duidelijk betrekking op Onderwijs. Voor de invulling van een bepaald begrip verwijst u echter naar een ander beleidsdomein, namelijk het Vlaams werkgelegenheidsakkoord. Het parlement moet goed weten waarover uiteindelijk wordt gestemd.
Mijnheer de minister, u zult het waarschijnlijk met me eens zijn dat de formulering van artikel 10, dat handelt over de benoeming van de studiegebieden, iets zorgvuldiger en specifieker zou moeten zijn dan artikel 9, waarin in het algemeen over knelpuntberoepen wordt gesproken. Volgens wat u nu zegt, moeten we daarbij het Vlaamse werkgelegenheidsakkoord in rekening brengen. In de commissie had u het enkel over bakkers en slagers. Nu horen daar ook al vrachtwagenchauffeurs en de personenzorg bij.
U moet daarover voldoende uitleg geven in de commissie, ook bij de bespreking van de begroting voor 2006.
Het is evident dat als het gaat over de basisuitrusting in TSO- en BSO-scholen, en in nijverheidsrichtingen, we dan volledig in de onderwijswereld zitten. We kunnen dan een zeer nauwkeurige omschrijving geven. Wat we daar doen, is ook breed. Uiteindelijk gaat het over wat we klassiek nijverheidsonderwijs noemen.
Wat de premie betreft, ben ik de eerste om te zeggen dat wat we doen, niet ruim is. We testen eigenlijk uit of dat mechanisme ook werkt. Dat is niet zo eenvoudig. We geven aan de scholen geld. We vragen hun ervoor te zorgen dat de persoonlijke uitrusting van die leerlingen hun niet meer kost dan 250 euro. Het is niet zo eenvoudig om dat te verifiëren. We leggen een soort maximumfactuur vast voor de persoonlijke uitrusting voor die bepaalde opleidingen. We financieren echter de scholen met een algemeen bedrag in functie van het aantal leerlingen die deze opleiding volgen.
We testen dat uit binnen een smal kader. We vertrekken daarbij inderdaad van de notie 'knelpuntberoep', die zeer goed is omschreven bij de VDAB. Daarover bestaan statistieken en een hele methodologie. In de onderwijswereld is die notie nergens omschreven. Wat dat betreft, hebt u gelijk.
Ik herhaal mijn voorstel. Bij gebrek aan documentatie ben ik daarnet misschien iets te algemeen geweest en hier en daar onzorgvuldig. Ik zal de commissie heel precieze documentatie geven over hoe we de zaak hebben omschreven, zodat u goed weet waarover het gaat. Als dat mechanisme meevalt, kunnen we in latere debatten dan ook nadenken over hoe we die regeling eventueel kunnen uitbreiden.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen.
De artikelen 1 tot en met 12 worden zonder opmerkingen aangenomen Er is een amendement tot invoeging van een nieuw artikel 6bis. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2005-2006, nr.492/4). De stemming over het amendement wordt aangehouden.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.