Verslag plenaire vergadering
Verslag
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Martens, verslaggever, heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, voor een gedetailleerde weergave van de bespreking verwijs ik naar het schriftelijk verslag, maar ik wil wel een aantal elementen aanhalen.
In de toelichting benadrukt minister Vandenbroucke vooral de technische noodzaak van dit decreet.
Bij de algemene bespreking betreurt de Groen!-fractie, bij monde van de heer Tavernier, dat het debat over de realistische invulling van de bedragen van de beurzen niet werd gevoerd. Volgens de heer Tavernier worden studentenvoorzieningen ook best regionaal bekeken.
Voor de VLD spitste de heer Van Baelen zich vooral toe op de beperkingen van het jokerkrediet.
Namens de Vlaams-Belangfractie hekelt mevrouw Michiels dat dit parlement opnieuw buitenspel wordt gezet, door het voor een voldongen feit te plaatsen en een decreet op te dringen dat retroactief werkt. Bovendien wordt in het ontwerp van decreet totaal geen rekening gehouden met de fundamentele bezwaren van de VLOR en de SERV.
De heer Voorhamme van de sp.a-spirit-fractie is positief gestemd en wijst op de eigen dynamiek van de sociale voorzieningen. Hij brengt evenwel ook veel punten aan die vatbaar zijn voor verbetering.
Ten slotte vulden de minister en de commissarissen hun toelichtingen aan en verduidelijkten ze die waar nodig.
Voor de artikelsgewijze bespreking verwijs ik naar het verslag, omdat de verschillende fracties hun fundamentele stellingen hier waarschijnlijk zullen herhalen. (Applaus bij Vlaams Belang)
Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de verslaggever heeft zo-even al vermeld dat de Vlaams-Belangfractie het inderdaad betreurt dat dit ontwerp van decreet niet verder gaat dan het repareren van wat in een vorig ontwerp niet of onvolledig werd uitgewerkt. Ook tijdens de besprekingen in de commissie heb ik reeds vermeld dat het stelsel van de studiefinanciering niet helemaal werkt zoals het hoort.
Er werden inderdaad verbeteringen aangebracht. Bovendien is een groot deel van de aanpassingen die nu op tafel liggen, noodzakelijk om ervoor te zorgen dat zowel de studiefinanciering als de studentenvoorzieningen kunnen worden verbeterd. Over de fundamentele problemen die steeds terugkeren, wordt ook nu niets gezegd.
Het debat over de studiefinanciering en de studentenvoorzieningen heeft echter al een hele tijd geleden en herhaaldelijk aangetoond dat een fundamentele hervorming van het systeem zich opdringt. Dat werd ook vastgesteld in dit parlement en aanvaard door het decreet van 2004 - dat nu wordt gewijzigd - en dat van 2001 als overgangsdecreten te bestempelen. Zowel bij de studenten als bij de hogescholen leefde dan ook steeds de hoop dat de problemen ooit fundamenteel zouden worden besproken, met een bijsturing of een hervorming van het huidige systeem tot gevolg. Ook dit decreet, dat ongetwijfeld zal worden goedgekeurd, zal de geschiedenis ingaan als overgangsdecreet. Dat is op zich natuurlijk geen probleem, zolang er maar een definitieve oplossing in het vooruitzicht wordt gesteld. Dat gebeurt echter niet.
Ik wil een aantal dingen opsommen. Iedereen is het er ondertussen over eens dat de studietoelagen de reële studiekosten in het secundair en het hoger onderwijs niet dekken. Vanuit verschillende hoeken wordt dan ook regelmatig gevraagd dat er naar een oplossing zou worden gezocht. De VLOR zegt expliciet dat uit onderzoek blijkt dat er een kloof bestaat tussen de maximumbeurs en de reële studiekosten. De VLOR pleit dan ook voor extra middelen voor studietoelagen, zodat de beursbedragen kunnen worden opgetrokken om minstens de onmiddellijke studiekosten volledig te dekken.
Ook de SERV zegt dat de vraag naar een grondige evaluatie blijft bestaan bij dit decreet en dat een fundamentele herziening van het stelsel van de studietoelagen aangewezen is. Ook deze keer wordt het debat hierover niet gevoerd.
Over het feit dat de maximum inkomensgrenzen te laag liggen, waardoor heel wat studenten nog steeds moeilijkheden ondervinden om verder te studeren, omdat ze geen beurs kunnen krijgen, wordt in dit decreet met geen woord gerept. De VLOR zei in dit verband: 'De Raad Hoger Onderwijs betreurt dat dit wijzigingsdecreet de inkomensgrenzen evenmin verhoogt. Het aandeel studenten dat vandaag van een studiebeurs geniet, blijft nochtans bijzonder laag. Veel gezinnen uit de lage middenklasse kunnen nog steeds geen aanspraak maken op een studiebeurs en komen met de huidige inkomensgrenzen dus ook niet in aanmerking voor het beurstarief bij inschrijving.' De SERV zei daarover: 'Essentiële verbeteringen slaan op het optrekken van de inkomensgrenzen en de bedragen van de toelagen. De vraag is of de budgettaire beleidsruimte niet eerder moet gaan naar essentiële verbeteringen van het stelsel in de plaats van de uitholling van de kadastraal inkomenstoets.' De VLOR en de SERV zijn dus duidelijk vragende partij.
In dit decreet wordt wel nogmaals in een aanpassing voorzien van de KI-test. Mensen met een te laag referentie-inkomen dat bestaat uit het bestaansminimum of leefloon, of voor minstens 70 percent uit alimentatiegeld, een vervangingsinkomen of een inkomensvervangende tegemoetkoming, die een tweede woning bezitten, zullen worden vrijgesteld van die KI-test. Maar wat gebeurt er dan met de mensen die een te laag inkomen hebben dat bestaat uit een loon, en een tweede woning bezitten?
Daarover wordt niets gezegd. Zullen die ook vrijgesteld worden van de KI-test? Of zullen zij in de toekomst nog steeds de laconieke mededeling krijgen: 'U komt niet in aanmerking voor een studiefinanciering aangezien het kadastraal inkomen van de persoon die in uw onderhoud voorziet te hoog is.'? Het amendement dat wij hierover ingediend hebben bij de bespreking van dit decreet in de commissie, hebben we vandaag dan ook nogmaals ingediend.
Wij zijn en blijven van mening dat wie in het bezit is van een tweede woning, normaal gezien niet in aanmerking kan komen voor studiefinanciering. We zijn er ons daarnaast ook heel goed van bewust dat dit soms zeer onrechtvaardig kan zijn voor bepaalde gezinnen, die om allerlei redenen, ik denk bijvoorbeeld aan erfeniskwesties, zonevreemde woningen, woningen op vervuilde grond en dergelijke, die tweede woning niet te gelde kunnen maken om zodoende hun kinderen verder te laten studeren. Daarom vragen wij dat in dergelijke omstandigheden geval per geval kan worden nagegaan of die gezinnen, in hun specifieke context, toch niet in aanmerking kunnen komen voor studiefinanciering.
Mijnheer de minister, u geeft zelf toe dat het om een zeer klein aantal mensen gaat. Het lijkt ons dan ook logisch om de regelgeving zoals ze nu voorligt en die, zoals u in de commissie hebt gezegd, bewezen heeft dat het aantal misbruiken gedaald is, te behouden en er, geval per geval, uitzonderingen op toe te staan, veeleer dan hier een algemene regel van te maken, die weer een aantal mensen uitsluit, namelijk diegenen die een te laag inkomen hebben dat uit loon bestaat.
Wat het optrekken van de financiering van studentenvoorzieningen voor de hogescholen tot het niveau van de universiteiten betreft, is onze fractie verheugd te mogen vernemen dat tegen het einde van deze regeerperiode de noodzakelijke correctie zal worden aangebracht. Het is me echter niet zeer duidelijk of de verschillen dan ook al weggewerkt zullen zijn of dat het slechts om een aanzet gaat om deze verschillen later weg te werken. Als dit zo is, betekent dit dat men ook in dit geval de hete aardappel doorschuift.
Mijnheer de minister, we hebben er u al herhaaldelijk op gewezen, maar ook nu wil ik het nogmaals benadrukken: u zet telkenmale op manifeste wijze het parlement buitenspel. Ik heb het niet zozeer over beide artikelen in dit decreet waarbij de Vlaamse Regering bij besluit een aantal zaken kan wijzigen, wat in commissie uitvoerig aan bod is gekomen, maar wel over het feit dat het ook hier nogmaals om een decreet gaat dat retroactief in werking treedt. Mijnheer de minister, ik ben van mening dat het excuus dat u voordien ingeroepen hebt, namelijk dat het een eerste jaar van een legislatuur betrof, nu niet langer opgaat. Ik vrees dat het een structureel in plaats van een occasioneel probleem wordt. Ik vraag u dan ook met aandrang, zeker voor de mensen in het onderwijsveld zelf, om ervoor te zorgen dat toekomstige decreten niet langer retroactief zouden zijn. Dit brengt immers telkens heel wat verwarring met zich mee voor de betrokken personen en betekent tevens de omgekeerde wereld wat betreft wetgevende en uitvoerende machten. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van Baelen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, het Vlaams Belang pleit voor het verhogen van de inkomensgrenzen om in aanmerking te kunnen komen voor een studiebeurs. Veel essentiëler is het volgende. Als je een laag inkomen hebt en een kleine woning als tweede woning die wordt verhuurd, wordt er gezegd: eerst opeten, want anders kom je niet in aanmerking voor een studiebeurs en ben je ook niet geroepen om verder te studeren. Dat is een duidelijke boodschap. (Opmerkingen van mevrouw An Michiels)
De heer Tavernier heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het decreet schept verwachtingen, zeker in de titel, maar voldoet er niet aan. Er zijn al opmerkingen gegeven in verband met de inkomensgrenzen voor de studiebeurzen en de hoogte van die beurzen. Ook wat sociale voorzieningen betreft, blijven we op onze honger. De minister laat wel een aantal bepalingen in het decreet inschrijven, maar verbindt er op dit moment niet de budgettaire consequenties aan. We zijn vol verwachting wat de begroting en de meerjarenbegroting betreft.
Er staat dat men tegen het einde van de regeerperiode noodzakelijke correcties zal aanbrengen wat betreft de bedragen voor de sociale voorzieningen in hogescholen. We zullen moeten zien wat daarvan reeds in 2006 zal worden gerealiseerd. Het is natuurlijk zeer mooi om te spreken van 2009.
Momenteel interesseert het me echter vooral wat dit betekent voor 2006 en eventueel 2007. Met betrekking tot regionale samenwerking stel ik vast dat hogescholen tegen 10 november van dit jaar beheersovereenkomsten moeten afsluiten. Ze kunnen niet worden verplicht tot regionale samenwerking, maar moeten wel meerjarenplannen indienen in het kader van die beheersovereenkomst, terwijl de regering geen zicht heeft op de stijging van de toelagen de komende jaren. Dat is een tegenstrijdigheid. Dat is een gemiste kans in dit ontwerp. Er is te weinig financiële duidelijkheid.
Mijnheer Van Baelen, wij pleiten inderdaad voor het optrekken van de inkomensgrens om in aanmerking te komen voor een studietoelage. We pleiten er ook voor de kadastrale inkomenstest te behouden, maar voor die mensen die uit de boot vallen individueel na te kijken waarom dat zo is en dat eventueel recht te zetten. Ik heb de cijfers gekregen van de minister: het gaat over 29 gevallen.
Ik citeer letterlijk uit het commissieverslag: 'Mevrouw Michiels stelt dat er geen onderscheid mag worden gemaakt tussen de eigenaars van een tweede woning naargelang ze een gewoon loon hebben of genieten van een vervangingsinkomen.' Ik vervolg: 'De ouders kunnen het kapitaal van de tweede woning immers investeren in de studies van hun kinderen.'
Dat klopt. Dat heb ik nu dan ook rechtgezet, door te stellen dat er daar nog wel een correctie moet worden aangebracht. Dat is precies het doel van het amendement dat nu voorligt.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik wil vooreerst verwijzen naar het debat in de commissie. Anders gaan we die discussie opnieuw opstarten.
De heer Tavernier heeft in de commissie inderdaad gesteld dat, als we dan toch van plan zijn de toelagen voor de sociale sector in de hogescholen op het niveau te brengen van die van de universiteiten, we ook zouden moeten bekendmaken wat de timing precies is. Daarop heb ik geantwoord dat we zeker het recht hebben om de sociale voorzieningen van de hogescholen te vragen om, in de vorm van beheersovereenkomsten, uiteen te zetten hoe zij hun rol zien, zelfs al weten ze vandaag niet wanneer precies de verhoging om die sociale toelagen voor de sociale sector gelijk te schakelen - die is aangekondigd en ook moet gebeuren - zal plaatsvinden. U weet dat ook niet en ik trouwens al evenmin.
Het is prefect legitiem om instellingen te vragen wat ze van plan zijn te doen met hun huidige middelen, ook al is er een politiek akkoord om die middelen op termijn te verhogen.
Mijnheer Tavernier, het lijkt me belangrijk dat we allemaal ons uiterste best doen om op het einde van deze regeerperiode te bereiken wat we op het einde van de vorige - toen u minister was - niet hebben bewerkstelligd, namelijk de gelijkschakeling qua sociale voorzieningen tussen hogescholen en universiteiten. Ik durf terzake vandaag inderdaad geen exact tijdschema te geven. Dat heeft te maken met het feit dat we in onze begrotingsplanning rekening moeten houden met elementen die we niet helemaal in detail op voorhand kunnen inschatten. Op het einde van de zittingsperiode moeten we echter zover zijn. Daar wil ik me sterk voor maken, en ik ben blij dat u dat steunt.
Het is inderdaad belangrijk dat er een regionaal overleg komt. De overheid moet dat duidelijk stellen. Dat moet leiden tot samenwerking. Vandaag is dat inderdaad nog niet gerealiseerd. Dat moet gebeuren. We moeten niet eindeloos wachten. We moeten het goede ogenblik vinden om dat uit te voeren. Daar zullen we ongetwijfeld op terugkomen.
Mijnheer Van Baelen, u hebt gelijk met betrekking tot de standpunten van het Vlaams Belang, dat hier zeer duidelijk een snelle bocht maakt. Als die partij dan toch die bocht wilt maken, dan rijst de vraag waarom ze het ontwerp van decreet dan fout vindt op dat punt. We regelen hier decretaal iets voor een beperkte doelgroep, waarvoor we heel erg zeker zijn dat we met de KI-test eigenlijk in de fout gaan.
U bent het ermee eens dat de KI-test een goede zaak is. We stellen inderdaad vast dat we daarmee een aantal vormen van oneigenlijk gebruik uit de wereld helpen. Dat is een goede zaak, maar anderzijds zijn er ook dossiers waarin we zien dat mensen met een laag vervangingsinkomen ingevolge de KI-test geen studietoelage kunnen krijgen voor hun kinderen. Dat moeten we rechtzetten. Als we een gelijke behandeling willen, en we weten dat het over meerdere gevallen gaat, zelfs al zijn het er geen dertig, dan moeten we dat regelen bij decreet.
Ik kan me indenken dat er ook andere behartigenswaardige situaties zullen zijn, maar ik zie niet hoe we die met een algemene regel kunnen regelen. Vaak zijn de instellingen zelf bij machte om eventueel tussenbeide te komen en te helpen. Zij hebben immers een suppletoire rol voor met name de sociale sector. Wat we echter bij decreet kunnen regelen, moeten we bij decreet regelen, en mogen we niet overlaten aan de beoordeling van een ambtenaar uit het departement of van de minister.
Wat precies het verschil is moet ik met de nodige omzichtigheid zeggen, want ik kan het niet voor 100 percent sluitend omschrijven. Bij een actief iemand is de typische fiscale constructie waarop we stuiten, een constructie met een groot patrimonium maar met zeer weinig actief inkomen. Dat fenomeen hebben we met de KI-test uitgeschakeld. Als de KI-test wegvalt, voeren we dat weer in. We weten echter ook dat er mensen zijn die moeten terugvallen op een vervangingsinkomen en die duidelijk niet bezig zijn met zo'n fiscale constructie. Die mensen helpen we met dit ontwerp. Het is de realiteit van de fiscaliteit die ons dat onderscheid doet maken. Het gaat niet om een grote groep, maar het moet decretaal geregeld worden zodat er geen willekeur mogelijk is in hoofde van een ambtenaar of een minister.
Zoals reeds gezegd in de commissie, willen we eventueel materiaal dat ons toelaat een goede beoordeling te maken van de kwaliteit van ons stelsel van studiebeurzen, graag met het parlement bespreken. Inzake studiefinanciering heeft de vorige regering belangrijke positieve hervormingen doorgevoerd. Ik denk met name aan de studiefinanciering in het hoger onderwijs. We moeten daar niet onmiddellijk weer aan beginnen sleutelen, maar eerst nagaan wat het oplevert. Er is op dit terrein ook wetenschappelijk materiaal in aantocht. Ik stel voor dat we eerst daarnaar kijken, vooraleer we onszelf pijnigen met de stelling dat het allemaal niet goed is, want daar ben ik niet van overtuigd.
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen.
De artikelen 1 tot en met 7 worden zonder opmerkingen aangenomen
Op artikel 8 is er een amendement (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2004-2005, nr. 460/4) De stemming over dit artikel wordt aangehouden.
De artikelen 9 tot en met 16 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.