Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, in de pers is het bericht verschenen dat de komende twee jaar 3000 bijkomende kinderopvangplaatsen zullen worden gecreëerd. De minister heeft hiervoor 6,6 miljoen euro uitgetrokken. In 2006 mogen we ons verwachten aan 1000 plaatsen voor de allerjongsten, kinderen van nul tot drie jaar. In 2007 zullen de resterende 2000 plaatsen tot stand komen. Meer bepaald gaat het om 1500 plaatsen in de dagopvang voor baby's en peuters, om 500 plaatsen in de buitenschoolse opvang en om 100 plaatsen in de flexibele kinderopvang.
Hoewel we deze uitbreiding uiteraard enkel kunnen toejuichen, blijven we met betrekking tot de flexibele kinderopvang enigszins op onze honger zitten.
Collega's, als we een flexibele economie willen met flexibele werknemers, moeten we ook zorgen voor een flexibele kinderopvang. Als ik denk aan de sectoren met continuarbeid, denk ik vooral aan de zorgsector, waar 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 wordt gewerkt, maar er zijn nog tal van andere sectoren die met deze problematiek worden geconfronteerd.
Daarnaast is er ook de problematiek van de eenoudergezinnen en ouders die geconfronteerd worden met zieke kinderen. Deze ouders hebben baat bij een flexibele kinderopvang.
De VLD meent dat dienstencheques het instrument bij uitstek zijn om de combinatie tussen arbeid en gezin mogelijk te maken. In het regeerakkoord staat: 'We bouwen de flexibele en occasionele kinderopvang beter uit, ook buiten de collectieve voorzieningen. We gebruiken daartoe onder meer het instrument van de dienstencheques.'
In de Septemberverklaring van de minister-president lezen we: 'Om gezin en werk te combineren, moeten we het aanbod van ondersteunende diensten voor gezinnen verruimen. Zo bijvoorbeeld bouwen we de flexibele en occasionele kinderopvang beter en ruimer uit, ook buiten de collectieve voorzieningen.'
Collega's, in de pers lees ik dat zowel CD&V- als sp.a-beleidsmensen het systeem van de dienstencheques binnen de kinderopvang genegen zijn. In De Standaard van 13 mei 2005 stond: 'Ook de Kortrijkse schepen van Sociale Economie en voorzitter van de CVBA Makkie, Lieven Lybeer, toont zich tevreden met de erkenning. Sociale economie is in Kortrijk een succesverhaal, zegt hij. "Met Makkie doen we de doelstellingen van het dienstenchequesysteem alle eer aan, namelijk het voorkomen van zwartwerk en tegelijk het creëren van extra arbeidsplaatsen. Als het systeem van dienstencheques zou worden uitgebreid tot kinderopvang, is het bedrijf van plan mee op die kar te springen."'
In Het Laatste Nieuws van 1 oktober stond over minister Van Brempt: 'De Vlaamse minister van Sociale Economie wil een flexibele kinderopvang thuis en in de buurt. Zij stelt: "Wij willen het systeem van kinderopvang uitbreiden naar bijvoorbeeld tweeverdieners die 's avonds lang werken of willen studeren. Ideaal zou zijn dat er in elke buurt zoiets komt en er ook een mogelijkheid is om thuis opvang te hebben. Zo kunnen kinderen in hun eigen bed slapen.'
Collega's, laten we ook op dit domein innovatief zijn. Laten we inspelen op de noden van vandaag en de toekomst. Mevrouw de minister, hoever staat het met het onderzoek naar het inzetten van dienstencheques in de kinderopvang? Op welke termijn verwacht u hierover de eindconclusie?
Minister Vervotte heeft het woord.
Collega's, ik probeer een beleid te voeren door een aantal doelstellingen te formuleren. Mevrouw Van der Borght, u verwijst naar het regeerakkoord, maar u citeert enkel het eerste deel van de zin. Om volledig te zijn , moet u ook het tweede deel van de zin citeren.
Als overheid is het onze plicht de schaarse centen zo doelmatig mogelijk in te zetten. Dat wil zeggen dat we telkens moeten onderzoeken wat de kosten-batenanalyse is van een maatregel en de vooropgestelde doelstellingen.
Een mogelijke doelstelling van het debat over de dienstencheques in de kinderopvang is een betere combinatie van gezin en arbeid.
Uiteraard willen we allemaal zo veel mogelijk gaan voor de combinatie gezin en arbeid. Een van de reële voorwaarden om dat mogelijk te kunnen maken voor de ouders, is dat er voldoende plaatsen zijn. Vandaag is er een druk op de capaciteit. Dat heeft te maken met allerlei factoren. Zo namen in het verleden meer grootouders de opvang op zich, terwijl de huidige generatie vijftigers dat niet meer zo evident vindt en de kinderen van die generatie ook niet meer. Tegelijkertijd is er ook goed nieuws. Het aantal geboortes is in 2004 gestegen met 2140 en we zien dezelfde tendens voor 2005. Er is dus druk op de capaciteit en die zal door deze evoluties alleen maar blijven bestaan.
Voor mij is het een keuzecriterium om een maximaal mogelijk aantal plaatsen te creëren met de middelen die we hebben. Dit is mijns inziens vandaag een verantwoorde keuze. Als we een zo maximaal mogelijk aantal plaatsen willen creëren, betekent het dat we de kostprijs per plaatse mee in rekening moeten brengen. Als we een kleine evaluatie maken van de kostprijs voor de overheid van een dienstencheque in vergelijking met die van de plaatsen in de kinderopvang die vandaag worden gerealiseerd, zien we een heel grote discrepantie.
Een tweede doelstelling die u formuleert, is dat de kinderopvang flexibel moet zijn. Hebben we vandaag dan geen flexibele en occasionele opvang? Er worden voorbeelden gegeven van mensen die in ploegen werken en geen blijf weten met hun kinderen. We moeten eerlijk zijn en zeggen dat in de kinderopvang die we vandaag aanbieden, zowel flexibiliteit als occasionele opvang mogelijk is. Ik heb de cijfers nog eens opgevraagd. Het aantal kinderen dat terecht kan in een opvang voor 7 uur en na 18 uur stijgt. Ook is dit het geval voor kinderen die langer dan 11 uur in de opvang zitten. Dit wensen we echter niet te promoten omdat we rekening moeten houden met de draagkracht van het kind. Voor het ene kind kan dit misschien geen kwaad, voor het andere misschien wel. Er is zelfs nachtopvang mogelijk in het landschap van de kinderopvang van vandaag. Die is bijvoorbeeld nodig voor stewardessen die alleenstaand zijn en hun kind naar de opvang moeten brengen.
Een dienstencheque is voor mij niet het enige middel om die flexibele kinderopvang te bewerkstellingen. Het is integendeel belangrijk om in de bestaande initiatieven die we subsidiëren, te zorgen voor een zo maximaal mogelijke flexibele opvang.
We moeten ook rekening houden met de doelgroepen en de profielen. Wat is bijvoorbeeld de kapitaalkracht van mensen die werken in de zorgsector? Naar welk soort van initiatief zouden ze hun kinderen graag brengen? Voor alleenstaanden is opvang aan huis niet altijd de beste oplossing. De vraag is wat mogelijke doelgroepen zijn en wat het profiel is van mensen die er gebruik van zouden willen maken. We hebben altijd gesteld dat een criterium van een 1-op-1-relatie een criterium is dat in rekening moet worden gebracht. We gaan naar een systeem van een 1-op-1-relatie. Ik meen dat we met een dergelijk systeem omzichtig moeten zijn, en dat ons kinderopvanglandschap vandaag niet geconcretiseerd wordt in een 1-op-1-relatie. Daarom moeten we een doelgroepafbakening maken.
Een andere doelstelling die u niet hebt genoemd maar die voor mij een absolute prioriteit is in de organisatie van het zorglandschap en het opvanglandschap, is de doelstelling van toegankelijkheid. Zoals ik al meermaals heb gezegd, kan het niet dat mensen keuzes zouden moeten maken op basis van hun financiële mogelijkheden. We moeten het zorg- en opvanglandschap dusdanig organiseren dat mensen niet verplicht worden om keuzes te maken op basis van hun financiële mogelijkheden.
Ik wil een kleine vergelijking maken. In de opvang die vandaag wordt georganiseerd, is de opvang in crèches en bij onthaalouders gerelateerd aan het inkomen. Voor een dag van bijvoorbeeld 11 uur varieert de ouderbijdrage van 1,3 euro voor iemand met een laag of vervangingsinkomen tot een maximum van 23,3 euro.
Wel, ik wil met u graag even de vergelijking maken met de prijs van een dienstencheque voor de overheid. Die bedraagt ongeveer 14,3 euro. De ouder betaalt 6,7 euro per uur opvang per kind. Uiteraard, mevrouw Ceysens, is de fiscaliteit daarbij een element. Ik wil graag samen met u bekijken of degene die vandaag 1,3 euro heeft in de kinderopvang dat systeem aantrekkelijk zou vinden. Misschien zijn dat mensen die in een ploegensysteem zitten en waarvan men een permanente aanwezigheid en arbeid vraagt.
Een andere niet onbelangrijke doelstelling in de kinderopvang behelst de economische, pedagogische en sociale functie. Dat laatste is een element dat we steeds hebben vooropgesteld, omdat we vinden dat kinderopvang een meerwaarde heeft. We hebben daartoe een kwaliteitskader uitgewerkt. Momenteel zijn we bezig met de uitvoering van dit kader. Voor ons is het immers belangrijk dat er toezicht en erkenning moet zijn vanwege Kind en Gezin. Er moeten ook opleidingsvoorwaarden en -vereisten zijn. Dit alles is bekeken en uitgewerkt en wordt nu verder uitgevoerd.
We hebben natuurlijk ook niet alleen doelstellingen inzake kinderopvang, maar ook inzake tewerkstelling. Ik ga daar niet al te diep op in, aangezien dit behoort tot de verantwoordelijkheid van de ministers Van Brempt en Vandenbroucke. Het doel van de dienstencheques is immers mensen die lang werkloos zijn aan het werk zetten. Ook zij moeten zich dus uitspreken over de beste methoden om dit te doen. Misschien komen er ook andere middelen voor in aanmerking, zoals buurt- en nabijheidsdiensten. De vergelijking met dienstencheques in de poetsdiensten gaat niet volledig op. Hier moet immers sprake zijn van een aantal diplomavereisten. We zullen dus niet alleen de kostprijs van het huidige systeem, maar ook de kostprijs terzake moeten berekenen als we nagaan in welke opleiding we zullen voorzien voor deze mensen. De overheid wil immers de kwaliteit garanderen van de kinderopvang, wat betekent dat er pedagogische ondersteuning zal moeten worden gegeven, die zal moeten worden gefinancierd.
Al deze elementen liggen vandaag ter discussie. Ze zullen worden besproken in een eerste overleg op 8 november. Het is de bedoeling dat minister Van Brempt en ikzelf een onderbouwde nota voorleggen aan de regering die dan knopen zal doorhakken. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord. Op mijn concrete vraag heb ik echter helaas geen antwoord gekregen. Hoe ver staat u met het onderzoeken van het inzetten van dienstencheques in de kinderopvang, en op welke termijn verwacht u de eindconclusie terzake?
Dit is een belangrijke vraag. De nood is immers groot. We moeten allen beseffen dat we niet aan alle noden kunnen voldoen via het subsidieerbare kanaal, dus via de instellingen. We kunnen dat zo veel mogelijk doen, maar het is onmogelijk om alle noden zo te lenigen. Waarom kunnen we dit dan eens niet proberen met het systeem van de dienstencheques? In het verleden zijn we begonnen met premies voor schilderwerk, om ook daar het zwartwerk tegen te gaan. Na een bepaalde termijn is dat geëvalueerd en stopgezet. Waarom zouden we niet minstens een poging wagen om die mensen de kans te geven aan de behoeftes te voldoen waar niet aan kan worden voldaan via de instellingen?
Ik wil samen met u een kleine rekenoefening maken over de kostprijs. We zijn allemaal voorstanders van het zo efficiënt mogelijk inzetten van de middelen, denk ik toch. Met 6,6 miljoen euro kunnen we 3.000 plaatsen creëren. Maken we dezelfde oefening voor de dienstencheques en we nemen 7 uur per dag als gemiddelde, met 200 dagen per jaar, wat het gemiddelde is voor de kinderopvang in Vlaanderen, dan kunnen we via dat systeem van de dienstencheques met 6,6 miljoen euro 300 plaatsen creëren. Het lijkt me dan best om dat even te bekijken, om daarover te praten, om doelgroepen af te bakenen. Dat zijn de discussies die gaande zijn. Dat staat ook zo in het regeerakkoord.
In het regeerakkoord staat heel duidelijk dat de doelgroepen moeten worden afgebakend.
In mijn antwoord op uw vraag heb ik gesteld dat al deze elementen, de doelgroepen, de profielen, de wijze waarop we dit het beste kunnen realiseren, de combinatie van arbeid en gezin, de flexibiliteit, enzovoort, aan bod komen in het overleg van 8 november. Het concrete antwoord op uw vraag is dus dat op 8 november de eerste elementen in rekening worden gebracht. We zullen dan zien hoe ver we geraken, om vervolgens met een nota naar de regering te gaan.
Het incident is gesloten.