Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik stel deze vraag naar aanleiding van de Dag van de Armoede van vorige maandag. Armoede is zeer hardnekkig. Er bestaat generatiearmoede en nieuwe armoede, en iedereen is ervan overtuigd dat armoede op verschillende domeinen moet worden aangepakt. Het gaat niet enkel over tewerkstelling, maar ook over huisvesting, welzijn en onderwijs.
De effectiviteit van de middelen die worden ingezet om armoede te bestrijden, moet worden gemeten. Voor onderwijs werden massa's studies gemaakt, waaruit blijkt dat armoede hardnekkig is. Ons onderwijs is kwalitatief hoogstaand en zorgt voor een opleiding die voldoet aan de nieuwe eisen in de samenleving, bijvoorbeeld op het vlak van innovatie en wetenschappen, maar ongeveer 15 percent van de jongeren verlaat het secundair onderwijs zonder kwalificatie. Dat is onrustwekkend. Bepaalde studies tonen ook aan dat ons onderwijssysteem de dualisering in de hand werkt.
De voorbije jaren hebben we in het Vlaams Parlement een aantal decreten goedgekeurd, over gelijke onderwijskansen en over de CLB's, die interventies mogelijk maken voor de zwakkere milieus.
Vorige maandag kwam ik in contact met een zeer interessant netoverschrijdend project, waarbij studenten van de hogescholen uit de regio worden ingeschakeld in een scharnierproject van thuisbegeleiding. Het project moet uiteraard nog worden geëvalueerd, maar het lijkt me bijzonder interessant. Binnen de lerarenopleiding krijgen toekomstige onderwijzers, regenten en licentiaten de gelegenheid om kennis te maken met bepaalde sociale milieus en om de cultuur en de taal van deze milieus te leren kennen. Dat is enorm interessant, want we moeten de hardnekkige armoede aan de bron aanpakken.
Het gaat niet enkel over de begeleiding van huiswerk. In het secundair onderwijs is huiswerk noodzakelijk, maar we moeten ook het debat over huiswerk in het lager onderwijs nog eens voeren. Ik denk dat huiswerk noodzakelijk is, maar niet in de eerste 3 jaren van het lager onderwijs. In het secundair onderwijs moet er een zekere structuur zijn. Dergelijke projecten zullen onze toekomstige onderwijzers, regenten en licentiaten zeker helpen bij het doorbreken van de vicieuze cirkel van de kansarmoede.
De effectiviteit kan binnen het onderwijs gemeten worden. Een daling van het percentage dat zonder kwalificatie uittreedt, is het criterium om de effectiviteit te meten van de middelen die we inzetten binnen Onderwijs.
Hebt u er een zicht op in hoeverre de lerarenopleidingen aan de hogescholen en universiteiten effectief in het curriculum de methodiek integreren om de kansarmoede in het onderwijs aan te pakken? Hebt u bepaalde instrumenten om de hogescholen en de universiteiten aan te moedigen om meer aandacht te besteden aan deze zaak?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, de heer Van Nieuwkerke snijdt niet alleen een belangrijk maatschappelijk probleem aan - daar zullen we het over eens zijn -, maar neemt ook een zeer originele invalshoek door na te denken over de lerarenopleiding. Ik zal dadelijk zeggen waarom ik dat origineel en goed vind. Als u me toestaat, wil ik de vraag eerst verbreden.
De lerarenopleiding is een onderdeel van het hoger onderwijs. Ik wil eerst even overlopen wat we in het hoger onderwijs doen in het kader van kansarmoede of sociaal-economische armoede in de engere zin. Wij en het vorige parlement - en u was daar bij betrokken -, heeft al initiatieven genomen om het via soepelheid in de regelgeving eenvoudiger te maken voor bepaalde groepen die vroeger niet gemakkelijk doorstroomden naar hoger onderwijs. We zijn echter nog niet zo ver. Ik verwijs naar het Flexibiliseringsdecreet dat moet mogelijk maken dat mensen terug instappen in hoger onderwijs met een wat gemakkelijker te verteren curriculum doordat het kan worden uitgesmeerd.
Ik verwijs ook naar een principiële stelling die duidelijk in het decreet van 19 maart 2004 over de rechtspositie van de student vervat zit waarin wordt gezegd dat de instellingen voor hoger onderwijs alle studenten gelijk moeten behandelen. Ze moeten er wel voor zorgen dat de toegankelijkheid tot het hoger onderwijs in materiële, maar ook in immateriële zin zeker gewaarborgd wordt ten aanzien van die groepen die vandaag duidelijk ondervertegenwoordigd zijn. Dat geldt bijvoorbeeld zonder enige twijfel voor studenten uit arme gezinnen. In uitvoering van het decreet zelf wordt de wereld van het hoger onderwijs aangezocht om acties te ondernemen. Vanzelfsprekend is er het decreet over de studiefinanciering en studentenvoorzieningen van 30 april 2004. Als we het hebben over studiebeurzen, goedkope restaurants of huisvesting, zijn we opnieuw bezig met de problematiek van kansarmoede, armoede en hoger onderwijs.
Ik was heel tevreden toen we enkele maanden geleden de diversiteitsverklaring hebben kunnen ondertekenen. Dat was een engagement van alle instellingen voor hoger onderwijs om diversiteit na te streven in hun studentenbevolking. Dat betekent onder meer ook het betrekken van studenten uit de milieus waar kansarmoede heerst.
Men begrijpt die diversiteit soms een beetje eng. Sommigen mensen denken dat het louter over allochtonen gaat, maar dat is niet zo. Het gaat ook over mensen uit Vlaamse gezinnen die in kansarmoede leven - getuige daarvan het feit dat ook het Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord nemen de engagementsverklaring heeft onderschreven.
Ik heb heel recent aangekondigd dat ik in het nieuwe financieringssysteem van het hoger onderwijs een bijzondere stimulans wil opnemen waardoor de instellingen via geld worden aangezet om bepaalde speerpunten uit het beleid waar te maken, onder meer ook gelijke kansen. Tegelijkertijd moeten we ons heel goed bewust zijn van het feit dat een aantal materiële voorzieningen, zoals goedkoop restaurant, goedkope huisvesting, studiebeurzen en dergelijke, nooit zullen volstaan om jongeren uit kansarme milieus te laten slagen in het onderwijs.
Dat is geen louter materiële kwestie, ook culturele barrières spelen daar een rol, doordat de afstand tussen de school- en de thuiswereld enorm kan zijn. Diegene die dat moet oplossen is in het hoger onderwijs de docent en in het leerplichtonderwijs de leerkracht. U benadrukt terecht dat eens moet worden nagegaan of daar wel over wordt nagedacht in de opleiding van leerkrachten.
Het decreet over de beroepsprofielen en de basiscompetenties van leerkrachten, dat ondertussen al dateert van 1988, is wel heel duidelijk. Het decreet zegt dat de leraar onder meer de eigenheid van de individuele lerenden en van de sociale groepen moet kunnen herkennen, bespreekbaar maken met de jongere en hanteren met het oog op zelfontplooiing en de sociale integratie van de jongere. Dan gaat het over kennis hebben van de diverse leef- en jongerenculturen en van cultuurverschillen tussen de diverse sociale groepen, de beeldvorming, de vooroordelen, enzovoort. Met deze decretale bepaling wordt dus verondersteld dat de lerarenopleiders leerkrachten vormen die oog hebben voor culturele barrières, verschillen in achtergrond en systematische verschillen tussen sociale groepen.
Dat is natuurlijk een mooi principe, maar de vraag is wat daarmee gebeurt. Er zijn inderdaad bemoedigende initiatieven. U vernoemde er één, maar ik weet niet welk u precies bedoelde. Ik ken onder meer De Katrol, een project van de Hogeschool West-Vlaanderen, maar ook hogescholen in Brugge, Menen en Hasselt doen ondertussen iets dergelijk. Ook welzijnsdiensten zijn daarbij betrokken. Dan gaat het over studenten van hogescholen die thuis studiebegeleiding organiseren voor kinderen uit het basisonderwijs. Ik denk dat u het daarover had. Ik vind dat een zeer mooi project.
Bij de Antwerpse Associatie is er het tutorproject. Dat richt zich op secundaire scholen en heeft een dubbele doelstelling. Daarbij komen succesvolle studenten bij scholieren thuis om hen te helpen met studiebegeleiding. Tegelijk zijn ze een beetje rolmodel. Het gaat over succesvolle studenten, ook uit allochtone en kansarme milieus. Zij tonen dat het mogelijk is met succes een bepaalde stap te zetten. Er is het project Stimulans, waarbij er associatieoverschrijdend potentiële studenten worden aangesproken. Dat moeten we meer doen. Tientallen jaren geleden is die gewoonte een beetje beginnen uitsterven. Men ging toen ook talentvolle jongeren thuis opzoeken om hen te overtuigen verder te studeren.
Dan kom ik nog dichter bij wat u eigenlijk wilde aankaarten, namelijk het curriculum. Ik kan u bevestigen dat een aantal instellingen vandaag, in het kielzog van die engagementsverklaring inzake diversiteit, aan het overleggen zijn over aanpassingen aan het curriculum van de lerarenopleiding. Dan verwijs ik onder meer naar de Hogeschool West-Vlaanderen, de Karel de Grote-Hogeschool en de Arteveldehogeschool. Binnen de provincie Oost-Vlaanderen bestaat er een forum van verschillende organisaties en instellingen dat het initiatief heeft genomen om alle lerarenopleidingen van deze provincie bijeen te roepen om te overleggen over initiatieven in deze zin.
Ten slotte is er nog de Week van de Diversiteit. Het was de bedoeling dat men in die week zou tonen wat mogelijk is inzake diversiteit en dat er aandacht zou worden gevraagd voor diversiteit in de scholen. Het verheugt me u te kunnen meedelen dat ik in het verlengde van dat vroegere initiatief iets anders heb opgestart, vanuit de bedenking dat er niet een Week van de Diversiteit, maar een Jaar van de Diversiteit nodig is. Dat Jaar van de Diversiteit wordt dan toegespitst op wat er gebeurt in de lerarenopleiding.
We zijn begonnen met werkgroepen waarin lerarenopleiders bijeenkomen om goede praktijken te bekijken en uit te wisselen. De centrale vraag daarbij is hoe we iets goeds kunnen doen voor jonge mensen uit kansarme groepen. Dat komt nu pas op kruissnelheid. Ik kijk dus uit naar resultaten, zij het op langere termijn.
Ik hoop dat we binnen een aantal maanden kunnen zeggen dat we door die werkgroepen die lerarenopleidingen, ook vanuit het departement Onderwijs, een echte stimulans hebben gegeven om bezig te zijn met diversiteit en dus ook met sociaal-economisch zwakke groepen.
U hebt een belangrijk punt aangehaald door te vragen om te kijken naar de onderwijscultuur, naar wat er gebeurt in de scholen en naar de lerarenopleiding. De zaak wordt alleszins vervolgd.
Het incident is gesloten.