Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de voorwaarden voor de erkenning van plaatselijke islamitische gemeenschappen
Verslag
De heer De Wever heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik heb op zich geen moeite met de erkenning van de islam en met alle consequenties die daaruit voortvloeien. Dat zal u misschien verbazen. Ik wil me zeker niet laten verleiden tot zulke brutale veralgemeningen als zeggen dat de islam een gevaar is.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat bepaalde belevingen van de islam als godsdienst - net zoals er belevingen mogelijk zijn van elke godsdienst - onverzoenbaar zijn met de Westerse manier van leven, met de Vlaamse samenleving. Deze belevingen zijn in de islamwereld ongetwijfeld in opmars, en dat zijn gevaarlijke uitingen, die onze bevolking verontrusten. Het klopt dus dat er een 'ontmoeting' is tussen uw bevoegdheid als minister van Binnenlands Bestuur en uw bevoegdheid als minister van Inburgering en dat u eigenlijk vanuit die competentie een antwoord zou moeten kunnen bieden op deze problemen.
Mijnheer de minister, ik heb er u van meet af aan vaak op gewezen dat u wat dat betreft gehandicapt bent op vele fronten, fronten waar u eigenlijk op een been moet dansen, waar u competentie te kort komt. Het feit dat België een aantal belangrijke bevoegdheden, nationaliteitswetgevingen en dergelijke bezit, helpt daar zeker niet aan mee, omdat hetzelfde inzicht blijkbaar niet is doorgedrongen in de zogezegde federale democratie. U bent ook gehandicapt door internationale verdragen die zijn opgesteld in tijden dat de toekomst er anders uitzag. Die verdragen werden wellicht opgesteld met de beste bedoelingen, maar vandaag handicapperen ze u.
In het besluit dat de Vlaamse Regering nu op uw instigatie heeft genomen, zijn deze handicaps volgens mij zeer goed zichtbaar. Op dat vlak heeft de heer Verreycken natuurlijk wel gelijk: er is een grote discrepantie tussen wat er had moeten in staan en wat erin staat. Ik wil u ook de vraag stellen wat er nu eigenlijk in staat. Hebt u aan de pers gezegd, meer bepaald aan De Standaard, dat de kennis van het Nederlands onontbeerlijk is en dat het extremisme zal worden geweerd? Dat blijkt namelijk absoluut niet uit de tekst. Uit de tekst blijkt inderdaad dat er een aantal verklaringen op eer moeten worden afgelegd, maar ook dat bij het niet nakomen van deze verklaringen de consequenties allesbehalve duidelijk zijn, integendeel zelfs, zeer onduidelijk zijn. Op het vlak van taal kunt u niet verder gaan dan de federale bestuurstaalwetgeving, die op dit vlak niet veel inhoudt. Op vlak van het extremisme is de kwestie zelfs helemaal vaag en onbestaande.
Hoe komt dat? Komt het doordat u slechte intenties hebt? Komt het doordat het Vlaams regeerakkoord niet goed is? Integendeel, in het akkoord staan de juiste intenties, en u hebt er altijd blijk van gegeven ze te willen uitvoeren. Het komt wel doordat u op die handicaps botst. U kunt gewoon niet beter. Ik kan niet anders dan vermoeden dat u een advies hebt ingewonnen van de Raad van State en dat die het volledig heeft uitgehold. U bent dus zo ver gegaan als u maar kon gaan. Alleen is dat absoluut niet erg ver.
Mijnheer de minister, hebt u die verklaringen op die manier in de pers afgelegd? Dan zijn die op zijn zachtst gezegd misleidend. Een belangrijker vraag is wat u nu precies gaat doen om die stimulansen om het Nederlands te gebruiken in de moskeeën daadwerkelijk hard te maken. Hebt u overwogen met het federale niveau contact op te nemen met de vraag om eventueel het gebruik van het Nederlands als een beroepsvoorwaarde in te schrijven? Die competentie heeft de federale staat immers, en dat zou enig soelaas kunnen bieden.
Hoe zit het met wat in het Vlaamse regeerakkoord wordt gevraagd, namelijk een snelle uitbouw van een Vlaamse imamopleiding die er ten minste toe zou leiden dat de imams het Nederlands machtig zijn? Ongeacht de inhoud die ze prediken, zou dat op het taalvlak toch een oplossing kunnen bieden.
Wat zult u in tweede instantie doen ten aanzien van het extremisme? U zei dat mensen die het extremisme aanhangen en prediken, hun erkenning zullen verliezen. Hoe zult u dat hard maken? Wie zal erover oordelen? U begeeft zich hiermee immers op een grens waar het gaat om fundamentele rechten en vrijheden die tot onze westerse samenleving behoren, en waarvan ik de laatste zal zijn om ze à la carte te schrappen op basis van zogeheten volksemoties. Wie oordeelt er dus, welke consequenties zijn eraan verbonden en hoe wordt dat gemonitord?
Hoe zit het met de samenwerking met het federaal departement van Justitie? Als minister van Inburgering weet u beter dan wie ook dat deze samenwerking mank is gelopen op het vlak van het afdwingen van de inburgeringsplicht. Er is bij Justitie nog niet bepaald veel animo geweest om daadwerkelijk tot vervolging over te gaan in de doelgroep die onder de verplichting van het inburgeringsdecreet valt. Hebt u nu redenen om te geloven dat het federaal departement van Justitie u betreffende dit besluit en de naleving ervan wel ter wille zal zijn?
Minister Keulen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's, het is goed alles eens op een rij te zetten, want een aantal dingen worden hier door elkaar gehaald. Twee fundamentele decreten leiden me in mijn inburgeringsbeleid, en in mijn beleid ten aanzien van de erediensten.
Het nieuwe inburgeringsbeleid wordt binnenkort aan de regering voorgelegd. Het voorziet in een aparte doelgroep voor de bedienaars van de erediensten die hier niet geboren zijn en/of waarvan ook een van de ouders niet in België geboren is. Die mensen moeten verplicht inburgeren.
Wel zijn er uitzonderingen en vrijstellingen mogelijk, bijvoorbeeld voor mensen die hier middelbaar, hoger of universitair onderwijs volgen. Dit geldt voor alle bedienaars van de eredienst die niet hier geboren zijn en/of waarvan een van de ouders niet hier geboren is. Het geldt zowel voor de Congolese priester als voor de Canadese anglicaanse kapelaan en voor de Tunesische imam die hier bedienaar wordt van een moslimgemeenschap. Al die mensen staan in het regeerakkoord als aparte categorieën.
Voor die mensen wordt voorzien in een heel specifiek inburgeringstraject.
Wat zit daar concreet in? Dat zijn cursussen NT2 en die zijn ongelooflijk belangrijk, maar er is ook bijzondere aandacht voor de wetgeving die zij als bedienaar van erediensten moeten kennen. Ik geef een voorbeeld. Zo moeten ze heel onze wetgeving over het huwelijk kennen. In dit land is alleen het wettelijke huwelijk erkend, en niet het religieuze. We hebben wel een traditie van kerkelijke huwelijken, we hebben daar respect voor, maar de overheid erkent alleen het wettelijke huwelijk.
Een ander voorbeeld is de wetgeving over euthanasie en over abortus. Zij moeten niet applaudisseren, maar ze moeten wel op de hoogte zijn. Ze moeten weten dat euthanasie en abortus hier een rechtsgrond hebben, worden toegepast en deel uitmaken van onze samenleving. Dat soort zaken moeten we hun duidelijk meegeven. Hetzelfde geldt voor het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht. Ze moeten de wetsgrond kennen en er zich niet tegen verzetten. Dat zit specifiek in het inburgeringstraject voor de bedienaars van de erediensten vervat, en voor degenen die als het ware buitenlandse antecedenten hebben, hetzij omdat ze daar geboren zijn hetzij omdat één van hun ouders daar geboren is. Dat geldt niet alleen voor de islam, maar voor alle zes erkende godsdiensten.
Een tweede belangrijk punt is het decreet op de erediensten. Die twee worden altijd door elkaar gehaald. Ik kom hier gewoon mijn wettelijke verplichtingen na, mijnheer De Wever en mijnheer Verreycken, in die zin dat het vorige Vlaams Parlement, meer bepaald op 7 mei 2004, een decreet op de erediensten heeft goedgekeurd en dat de Vlaamse Regering vorige vrijdag de uitvoeringsbesluiten daarvan heeft goedgekeurd. In feite operationaliseren we het decreet gewoon. Door de goedkeuring van de Lambermontakkoorden hebben we als gewest de bevoegdheid gekregen de lokale geloofsgemeenschappen te erkennen. Dat heeft in de praktijk vooral consequenties voor nieuw te erkennen lokale geloofsgemeenschappen van de zes erkende godsdiensten: de katholieke, de protestantse, de anglikaanse, de islamitische, de orthodoxe en de joodse.
Degenen die op dat moment al erkend waren door de federale minister van Justitie, hebben volgens datzelfde decreet hun erkenning verworven. Daar wilden wij niet meer op terugkomen.
U schetst hier een verhaal. Volgens u zou men een dossiertje opsturen, daar komt een stempel en een handtekening op en men is bij manier van spreken erkend. Men kan dan starten en men krijgt geld. Dat is een karikatuur. Sommigen willen deze karikatuur heel bewust verspreiden. De procedure is echter heel duidelijk en heel strak. Ze bestaat voor alle nieuw te erkennen lokale geloofsgemeenschappen van de zes erkende godsdiensten. De procedure is voor iedereen even streng, en de lat ligt voor iedereen, voor alle zes, even hoog.
Dit gaat in zijn werk via het aanspreekpunt. Als de katholieke gemeenschap een nieuwe lokale geloofsgemeenschap wil laten erkennen, dan moet het dossier worden ingdiend via de bisschop, bij de administratie Binnenlandse Aangelegenheden. Voor de orthodoxe gemeenschap verloopt dat via de metropoliet, voor de islam via de moslimexecutieve. Dat dossier moet jaarlijks worden hernieuwd bij de administratie. Uit dat dossier moet blijken, en dat is duidelijk vastgelegd in de uitvoeringsbesluiten, dat alle voorwaarden - het zijn er tien of elf - worden vervuld.
Er is de voorwaarde van maatschappelijke relevantie. Wie een islamitische geloofsgemeenschap wil laten erkennen in een stad moet alle moslims vertegenwoordigen, zowel die van marokkaanse en turkse origine als de bekeerde Vlamingen. De aanvrager moet die groep gelovigen in zijn totaliteit representeren.
Voor het weren van extremisme werken we inderdaad met verklaringen op eer. Hierin staat dat zowel inzake de mensen binnen het bestuur als inzake de activiteiten geen extremisme wordt geduld. Aangezien elk jaar een dossier moet worden ingediend, bestaat altijd een correctiemogelijkheid. Ook transparantie is belangrijk, zowel inzake de bestuursstructuur - wie neemt verantwoordelijkheid op binnen de organisatie - als inzake de financiële structuur.
Alle elementen blijken uit het dossier dat aan de administratie Binnenlandse Aangelegenheden wordt bezorgd. De administratie stuurt het dossier bijna onmiddellijk door naar de federale minister van Justitie, die het doorstuurt naar de Staatsveiligheid. Die Staatsveiligheid gaat na of er ooit problemen waren met de personen die in het dossier worden vermeld. Er wordt ook nagegaan of er ooit problemen waren met de activiteiten die in het gebedshuis plaatsvonden.
Deze regeling geldt niet alleen voor een specifieke godsdienst die door sommigen permanent met de vinger wordt gewezen, maar voor alle nieuw te erkennen lokale geloofsgemeenschappen van de 6 erkende godsdiensten. Daarnaast wordt ook de maatschappelijke relevantie getoetst.
Om na te gaan of de screening van de Staatsveiligheid grondig gebeurde, worden ook alle dossiers aan de lokale autoriteiten overgemaakt. Als werkingsverliezen moeten worden bijgepast, gebeurt dat voor de katholieke, de protestantse, de anglicaanse en de joodse geloofsgemeenschap door de gemeente of de stad. Zij krijgen de dossiers, om na te gaan of er daadwerkelijk een maatschappelijke relevantie is. Als in het dossier staat dat de lokale geloofsgemeenschap alle moslims van de stad vertegenwoordigt, maar volgens de stad zelf komen er alleen bekeerde Vlamingen, is er een probleem. Vandaar de dubbele controle.
Voor de islam en de orthodoxe geloofsgemeenschap wordt het dossier overgemaakt aan de provincie en aan de stad. De provincie moet het werkingsverlies bijpassen, maar de activiteiten vinden plaats in de stad, dus is de stad het best geplaatst om de toetsing van de maatschappelijke relevantie te doen.
Collega's, als we al deze stappen voor alle nieuw te erkennen lokale geloofsgemeenschappen van de 6 erkende godsdiensten achter de rug hebben, komt het dossier opnieuw bij ons terecht en ontstaat een onderhandelingspositie. Ook als alle stappen zijn gezet, is het lang niet zeker dat de lokale geloofsgemeenschap ook geld zal krijgen, want we kijken bijvoorbeeld ook naar de spreiding. Het is dus duidelijk dat we niet over één nacht ijs gaan. We onderhandelen dus ook over de opportuniteit van de erkenning.
We gaan na of het dossier in orde is, maar we kijken ook wat budgettair haalbaar is voor de erkenning van nieuwe lokale geloofsgemeenschappen. We hebben altijd gezegd dat we het stapsgewijs aanpakken en de Vlaamse, lokale of provinciale begroting niet uit balans willen brengen. We willen dus geen problemen creëren voor de financiering.
Deze instrumenten zorgen ervoor dat we onmiddellijk kunnen corrigeren als ons iets wordt voorgelogen. We kunnen eventueel ook erkenningen intrekken. Alles wijst erop dat deze besluitvorming niet op zand is gebouwd: de procedure, de afspraken en de structuur zijn heel degelijk.
De Vlaamse begroting blijft ongewijzigd op 3,7 miljoen euro. Waar dat bedrag vroeger diende voor de 5 erkende godsdiensten, moet het nu volstaan voor de 6 erkende godsdiensten. Het geld gaat meestal naar renovaties en zelden naar nieuwbouw.
Als blijkt dat er nieuwe elementen zijn in de werking, kunnen we altijd de erkenning van de lokale geloofsgemeenschap intrekken.
Twee: iemand die zijn inburgeringsverplichtingen niet nakomt, kan een administratieve sanctie krijgen. Drie: politie en gerecht kunnen altijd optreden, los van de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest en van de minister van Binnenlands Bestuur en Inburgering. Wanneer wetten met voeten worden getreden, kunnen politie en gerecht altijd maatregelen nemen en tot vervolging overgaan.
We hebben een decreet ingevoerd dat moet worden uitgevoerd en we moeten de lijn doortrekken. We leggen een aantal verplichtingen op aan de zes erkende godsdiensten, ook als die in het verleden niet erkend waren. We moeten consequent zijn en ervoor zorgen dat ze ook centen krijgen als ze aan de voorwaarden voldoen en het budgettair mogelijk is.
De vraag is door welke bril je naar de samenleving kijkt. Als de heer Verreycken zegt dat meer islam minder inburgering betekent, zegt hij eigenlijk dat moslims geen Vlamingen kunnen zijn. In wezen is dat schandalig. Het betoog dat de heer Verreycken hier heeft gehouden is er een van afwijzing en uitsluiting, en eigenlijk een betoog dat in dit glazen huis niet thuishoort, als we praten over fundamentele rechten van de mens en over de Grondwet. (Applaus bij de VLD, sp.a-spirit en Groen!)
Mijnheer de minister, met alle respect, maar u bent begonnen met te zeggen dat hier een aantal zaken door elkaar worden gegooid. Ik heb u zeer aandachtig beluisterd en voel me absoluut niet aangesproken. Ik denk niet dat ik iets verkeerd heb gezegd. Ik heb u heel specifieke vragen gesteld en u hebt op geen enkele specifiek geantwoord. De hele affaire van de taalvereiste hebt u links laten liggen alsook de vraag over uw persverklaring. Ik stel voor dat we in de commissie daar nog even op voort gaan.
U verwijst naar het inburgeringsdecreet waarin een specifiek traject zal worden voorzien voor wat men in de volksmond import-imam noemt, iemand die uit het buitenland wordt geïmporteerd en dan met de wondere wereld van het Westen wordt geconfronteerd en zal te horen krijgen over de grote verworvenheden als abortus, euthanasie en het homohuwelijk. Ze moeten weliswaar niet applaudisseren, en ik vraag me trouwens af of bedienaars van de andere erediensten, zoals de katholieke of de joodse, zouden applaudisseren als ze daarmee geconfronteerd worden. Ik wil het allemaal nog wel eens zien, maar ik had het vooral al graag gezien. Ik stel de vraag al meer dan een jaar: waar blijft het inburgeringsdecreet? Waar blijft de aanpassing van de verplichte doelgroep? Waar blijft de invulling van de inburgeringsfilosofie van het Vlaamse regeerakkoord? Het is er niet. Mocht dit er vandaag zijn geweest, dan zouden een aantal vragen nu niet gesteld over wat de uitvoering is van een ander decreet dat u vanuit een andere bevoegdheid onder uw hoede hebt.
Het is juist, u voert dit inderdaad gewoon uit, maar daardoor is de discrepantie met uw bevoegdheid van Inburgering en met de doelstellingen die daarover in het Vlaams regeerakkoord zijn ingeschreven en die u zou moeten uitvoeren, niet weg. In die zin bevredigt uw antwoord mij niet.
U zegt dat er controle en transparantie is, controle door de Staatsveiligheid die alle geloofsgemeenschappen zal moeten controleren. Het lijkt me eerlijk gezegd een reuzenwerk om alle katholieke parochies te gaan doorlichten waarbij de mensen met aandelen van de Banco Ambrosiano in de problemen kunnen komen en dat soort zaken. Dat lijkt me eerlijk gezegd ondoenbaar. Als de Staatsveiligheid even performant is in die zaken als in andere zaken, dan zou daar wel eens weinig van in huis kunnen komen. Bovendien is de screening uitsluitend gericht op het verleden.
Ik heb u gevraagd hoe men extremisme zal monitoren en definiëren. Het lijkt me zeer heikel in levensbeschouwelijke kwesties dat de burgerlijke overheid, in een beschaafd land met scheiding van kerk en staat, op een gegeven ogenblik gaat definiëren wat godsdienstig extremisme is, vanaf wanneer dit wordt beoefend en welke consequenties daaraan worden gehecht. Daar heb ik absoluut geen duidelijk antwoord op gehoord, buiten het feit dat een erkenning kan worden ingetrokken als de politie moet optreden, maar ik veronderstel dat zoiets gebeurt in een context wanneer het al veel te laat is.
U zegt dat de Staatsveiligheid alle parochies zal moeten doorlichten, maar ik heb het over nieuw te erkennen lokale geloofsgemeenschappen. Ik wil met u een weddenschap houden over hoeveel nieuwe katholieke parochies er zullen erkend worden, dat zullen er zeer weinig zijn. In de praktijk gaat het over een heel beperkt aantal. Vooral in de protestants-evangelische hoek komt af en toe een nieuwe gemeenschap bij, voor de rest zijn er bijzonder weinig nieuwe erkenningen.
Het beeld dat u oproept dat het oncontroleerbaar wordt en men mensen die helemaal niets kan worden aangewreven achter de veren zal zitten, klopt niet. Er is een contentieux wat het verleden betreft, daar komen we zeker niet op terug.
De imams staan als aparte categorie vermeld in het nieuwe inburgeringsdecreet. Ik leg dit decreet binnen twee tot drie weken voor aan de Vlaamse Regering. Als we tot een vergelijk komen, kunnen we het decreet naar het parlement brengen en kan de bevoegde commissie daarover debatteren.
De samenwerking met de federale minister van Justitie is goed. De screening gebeurt via de Staatsveiligheid. Wat minstens zo belangrijk is, is dat minister Onkelinx zich bereid verklaard heeft om enkel nog wedden te geven aan de bedienaars van die erediensten die werken in door ons erkende lokale geloofsgemeenschappen. Het gaat daarbij over nieuwe erkenningen. Het verleden is van geen tel. Dat is de inhoud van het eredienstendecreet.
Er was nog een vraag om de taalopleiding samen met Justitie te doen. We hebben een dubbele sleutel, zowel via erediensten als via inburgering. Op het terrein kunnen we resultaten boeken. De imamopleiding is de verantwoordelijkheid van het departement Onderwijs. Ik zeg dit niet om me ervan af te maken, maar dit is de formele bevoegdheidsverdeling.
Mijnheer de minister, in een debat dat gaat over de islam, doet u wanhopige pogingen om er ook maar de arme vijf andere religies bij te betrekken. De arme orthodoxen en anglicanen worden er steeds weer bij gesleurd. Ik wijs u erop dat we in dit land de voorbije jaren drie tot vier grote terrorismeprocessen hebben gehad. Het ging toen niet over orthodoxe of anglicaanse terroristen. Het probleem bevindt zich bij de islam. Wie niet wereldvreemd is, moet dit erkennen!
U hebt u uitgeput in een zeer technische uiteenzetting over de manier waarop de procedure verloopt, maar de politiek relevante vragen hebt u volledig omzeild. Hoe is uw beleid van versterking van de islamitische zuil te verenigen met een beleid van inburgering? Ik zal het anders formuleren. Hoe kunt u als liberaal minister verantwoorden dat gedurende tientallen jaren is gezegd dat mensen moeten worden losgeweekt van de invloed van de katholieke clerus, en dat nu plots een beleid moet worden gevoerd om de macht van de islamitische clerus op de vreemdeling te versterken? Hoe kunt u dit verklaren? Wat is de logica van die twee uitgangspunten?
Ik ben blij met wat u hebt gezegd over de controle. U bent vandaag lelijk door de mand gevallen. Uw verklaringen in De Standaard blijken inderdaad verkeerd. U zegt nu dat de enige controle die u hebt, het feit is dat politie en gerecht altijd kunnen optreden. Dat is een erkenning van uw onvermogen en onwil om zelf te controleren. Er is een duidelijk verschil tussen het geven van subsidies en het optreden van politie en gerecht. Het eerste bevindt zich in de sector van het administratieve recht en het tweede valt onder het strafrecht. Uiteraard zullen politie en gerecht optreden als ze misdrijven vaststellen in moskeeën.
Als de Vlaamse overheid subsidies geeft, dan moet dat gebeuren in het algemeen belang en met een duidelijk doel. Als ik u vraag wat dat doel is en hoe u zult controleren dat dit wordt gerespecteerd, dan schuift u de bal door naar politie en gerecht. U doet dus zelf absoluut niets! U zet de geldsluis open voor de islam zonder ernstige waarborgen en zonder ernstige controle. U laadt op die manier een verpletterende verantwoordelijkheid op u. We zullen in de loop der jaren zien tot wat dit in de praktijk zal leiden. U zult bijvoorbeeld moskeeën erkennen die in het Antwerpse geld ophalen om te sturen naar de families van zelfmoordterroristen in Israël. Dat gebeurt nu al. U zegt dat ik een betoog houd van afwijzing van de islam. U hebt groot gelijk en ik ben daar fier op. Ik zet me daarmee in een Europese traditie van 1500 jaar. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik hoef me niet te forceren om daar andere godsdiensten bij te betrekken. Wie op de hoogte is van het decreet op de erediensten, weet dat het gaat over lokale geloofsgemeenschappen die betrekking hebben op de zes erkende godsdiensten. U zegt dat de financiering van de islam, die in 1974 is erkend, leidt tot de stichting van een islamitische zuil. Ik weet niet of de financiering van de katholieke kerk leidt tot de stichting van een katholieke zuil. Het is maar hoe u de zaken bekijkt.
Gedurende 30 jaar hebben we deze groep mensen genegeerd. Ze zijn hier echter wel aanwezig. Wij weten dat, maar doen alsof er niets aan de hand is terwijl er wel degelijk samenlevingsproblemen zijn. Het is precies met dit soort van maatregelen - inburgering, mensen confronteren met rechten en plichten, mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheid - dat een samenleving wordt opgebouwd.
De controle van justitie en politie is algemeen. U verwijst naar processen die zijn gevoerd, wat erop wijst dat die instanties wel degelijk hun verantwoordelijkheid nemen. Aangezien die erkenning jaarlijks opnieuw moet worden toegekend, kunnen we sanctioneren via de bevoegdheid van de erediensten en via de bevoegdheid van de inburgering. Het lijkt me belangrijk dat de bedienaars van de erediensten via de kennis van de taal en de wetgeving, worden ingeschakeld in de samenleving. Op die manier kunnen zij bijdragen tot stabiliteit. We moeten elkaar de rug niet toekeren. Dat is een politiek die u voorstaat. Ik kies voor een samenleving met rechten en plichten, en verantwoordelijkheid voor iedereen. En daarin ben ik consequent. Wanneer mensen aanspraak willen maken op financiering, dan zal ik hen ook wijzen op hun verantwoordelijkheid en hen confronteren met onze waarden en normen.
Het incident is gesloten.