Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Dewinter heeft het woord.
Dames en heren ministers, mijnheer de minister-president, we hebben u niet gemist deze zomer, mijnheer Leterme. We hebben eenvoudigweg niet de kans gehad om u te missen. U was immers alomtegenwoordig: van de defensiedagen in Zeebrugge tot 'België danst' op de Grote Markt in Ieper, van een bezoek aan de chiro van Hollebeke op kamp in de Ardennen tot de uitreiking van de Antonius Awards in het Brugse sterrenrestaurant De Karmeliet, van de promotiedag van de dagverse Vlaamse garnaal tot een fietstocht.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer Dewinter, in De Karmeliet ben ik nog nooit geweest, ook niet deze zomer. Ik wens ten stelligste te ontkennen dat ik daar was. (Rumoer)
Ik neem daar kennis van. Ik heb dit van de persagenda van uw kabinet geplukt. Ik was er zelf niet bij. In elk geval, van de Gordel tot de IJzerbedevaart, daar was u wel, van 11 tot 21 juli.
Leterme venit, vidit, vincit. Leterme is er, hij komt, hij ziet en hij overwint blijkbaar, als we de opiniepeilingen mogen geloven. Maar u had het deze zomer blijkbaar zo druk dat u geen tijd meer over had om voldoende aandacht te besteden aan uw Septemberverklaring. Met een tsunami aan voorstelletjes en ideetjes hebt u eergisteren dit halfrond overspoeld. Het geld werd kwistig uitgedeeld. Iedere minister en iedere partij van uw coalitie kreeg zijn deel.
Een commentaarschrijver van de grootste Vlaamse krant noemde uw Septemberverklaring wat oneerbiedig 'een catalogus van Trois Suisses'. Hij citeerde daarmee uiteindelijk niemand anders dan de heer Van Rompuy die dat zei toen de heer Dewael hier zijn Septemberverklaring bracht. Niks nieuws onder de zon. 'Ieder zijn deel' of 'Voor elk wat wils' zou een betere titel geweest zijn voor uw Septemberverklaring dan 'Elke mens telt'.
Uw Septemberverklaring was overigens niet meer, dat moet u durven toegeven, dan een actualisering van het regeerakkoord van vorig jaar. Van een bezield project, van een toekomstplan voor Vlaanderen was geen sprake. Veel samenhang, veel coherentie tussen de ontelbare voorstellen die u hebt gedaan, heb ik in uw verklaring niet mogen ontdekken. Ik heb u eergisteren niet echt kunnen betrappen op een visie, op een toekomstperspectief voor Vlaanderen. Laat het duidelijk zijn, we zitten hier niet weeral eens te wachten op de aankondiging van Olympische Spelen of een of andere wereldtentoonstelling in Vlaanderen. Aan megalomane beloften en projecten, aan retorica hebben we geen boodschap. Waar we wel zitten op te wachten, mijnheer de minister-president, dat is de beloofde ommekeer, de door CD&V en N-VA beloofde ommekeer.
Ik kan het maar beter overlaten aan anderen om mijn gelijk te halen. In de krant De Tijd van nauwelijks twee dagen geleden gaf de voorzitter van Industrie Vlaanderen, de heer De Pril, het volgende commentaar. 'Het ontbreekt de Vlaamse Regering aan een economisch project en aan daadkracht. Er waren het voorbije jaar goede maatregelen maar ook minder goede. De regering vermindert hier de kosten voor bedrijven en verhoogt ze elders. We proberen zelf een rode draad in het beleid te zoeken, maar dat lukt niet altijd. De NV Vlaanderen mist een project.'
Het is de tweede keer dat de heer Dewinter een fout maakt. Het interview met de heer De Pril werd opgenomen vóór de Septemberverklaring. Nadien sprak hij met heel veel lof over de Septemberverklaring, ook namens Industrie Vlaanderen. (Applaus van CD&V)
Mijnheer de minister-president, betekent mijn inleiding dat onze fractie alles wat u voorstelt, afwijst? Neen, integendeel, we kunnen ons vinden in nogal wat voorstellen die u lanceert. We hebben geen problemen met het Vlaams Agentschap Ondernemen, het Innovatiefonds, de Task Force Buitenlandse Investeringen, de vriendenlening, het startprogramma voor Zaventem en noem maar op. Als iets goed is, dan zeggen we dat ook.
Daarover gaat het echter niet. We stellen vast dat u geen antwoord geeft op vragen bij een aantal belangrijke dossiers zoals die over de nachtvluchten in de buurt van Zaventem waarover nogal wat onenigheid bestaat, het kernenergiedebat, de toepassing van het jeugdsanctierecht waarover we het in de loop van de volgende weken ongetwijfeld nog zullen hebben met minister Vervotte, en de financiering van de zorgverzekering. Over al deze zaken horen we u niet. We stellen ook vast dat u de praktische invulling van bijvoorbeeld het nieuwe Vlaamse mestbeleid, de invoering van het autowegenvignet en de discussie over de dienstencheques in de kinderopvang voor u uit schuift. Ongetwijfeld zal mevrouw Ceysens het hierover nog hebben.
Mijnheer de minister-president, in De Standaard van 25 augustus, die ook dateert van vóór uw Septemberverklaring, hebt u toch wel in uw kaarten laten kijken. U zei immers: 'Tussen de meerderheidspartijen is de chemie er duidelijk nog niet.' Het voorbije jaar hebben we inderdaad nogal wat ruzies meegemaakt tussen de coalitiepartners en de regeringsleden van uw rooms-paarse meerderheid. Er waren ruzies over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, over de nachtvluchten, over DHL, over de financiering van de Vlaamse zorgverzekering, over de subsidiëring van allochtonenverenigingen, over kernenergie, over het milieubeleid van minister Peeters en over de jeugdinstelling van Everberg.
Niet langer geleden dan eergisteren haalde mevrouw De Ridder uit naar sp.a-minister Van Brempt in verband met haar plannen met het openbaar vervoer. De kritiek van mevrouw De Ridder ondersteunen wij trouwens volmondig. De gigantische hap geld die naar De Lijn gaat, doet mij de wenkbrauwen toch wel fronsen. Enige kritiek terzake is zeker op zijn plaats.
Eergisteren was er uiteraard ook het enfant terrible van deze meerderheid, mevrouw Ceysens, die het nodig vond om uitgerekend op de dag van uw Septemberverklaring te eisen dat de dienstencheques voor de kinderopvang absoluut in de Septemberverklaring dienden te worden opgenomen.
Mevrouw de fractieleidster van de VLD, als u nog enige autoriteit en geloofwaardigheid als fractieleidster van de tweede grootste partij van deze coalitie wilt overhouden, dan moet u ervoor zorgen dat uw eisen nu en dan ook worden gerealiseerd. Zo niet, gaat u telkenmale af als een gieter, en dat is pijnlijk voor uw partij en voor uzelf.
Mijnheer de minister-president, we komen tot de slotsom dat de ruziecultuur die u in het verleden - terecht - paars hebt verweten, tijdens deze coalitie is voortgezet. Het gekissebis en geruzie dreigt af en toe wel eens de bovenhand te halen op het no-nonsensebeleid en de zakelijke stijl die u zo graag omarmt.
De prioriteit van uw regering in het algemeen, en van het kartel tussen CD&V en N-VA in het bijzonder, was om vernieuwing en een ommekeer in deze regering te realiseren. Uw bijzondere aandacht ging uit naar het wegwerken van de wachtlijsten in de zorg en de sociale huisvesting. U was deze thema's blijkbaar vergeten in de Septemberverklaring. Deze morgen heeft minister Vervotte, na de kritiek in de kranten, snel een paar nieuwe maatregelen aangekondigd waardoor onze kritiek vandaag wellicht bij voorbaat wordt gepareerd. De cijfers zijn niet spectaculair goed, wel integendeel.
Ik stel me de vraag of er na één jaar Leterme, na één jaar rooms-paars aan de macht in Vlaanderen, al resultaten werden geboekt op het gebied van het wegwerken van al deze wachtlijsten. De cijfers geven een duidelijk antwoord op deze vraag.
We stellen vast dat de wachtlijst van de centrale zorgvraagregistratie nauwelijks is ingekrompen en dat het aantal wachtenden in 2004 nog fors is toegenomen. Enkele maanden geleden bleken nog 6426 wachtenden op een aangepaste en dringende zorgverstrekking te wachten. Dat zijn 1000 mensen meer dan tijdens de laatste maanden van de paars-groene regering van voormalig minister-president Somers.
Ondertussen wachten nog steeds meer dan 2500 mensen op een persoonsgebonden assistentiebudget. De minister heeft deze ochtend verklaard dat volgend jaar bijna 1000 bijkomende plaatsen in de residentiële en de semi-residentiële voorzieningen zullen worden gecreëerd.
We nemen akte van die beloftes. We kunnen de minister enkel op basis van de vandaag beschikbare cijfers beoordelen. Het blijft evenwel duidelijk dat de minister haar inspanningen zal moeten opdrijven.
Zoals u weet, is het zo dat bij het gehandicaptenbeleid mensen inspraak hebben om na te gaan waar het uitbreidingsbeleid kan plaatsvinden, waar het meest noodzakelijk is. Daarom heb ik daar gisteren na de raad van bestuur over gecommuniceerd, niet meer of niet minder.
Wat de cijfers betreft, moeten we naar de registraties kijken. De laatste registratie dateert van maart 2005. De volgende registratie zal in oktober 2005 plaatsvinden. Uit die nieuwe registratie zal een reële daling blijken. We werken uiteraard voort en er zal ongetwijfeld nog veel werk moeten worden verzet. Vorig jaar hebben we evenwel 1000 plaatsen tot stand gebracht en dit jaar zullen we opnieuw 1000 plaatsen realiseren.
We hebben geen enkele garantie dat alle mensen die een persoonlijk assistentiebudget hebben aangevraagd ook voor een PAB in aanmerking komen. Het is onze bedoeling na te gaan hoeveel mensen reëel voor een PAB in aanmerking komen. De Vlaamse overheid stimuleert de mensen om zich te laten registreren. We willen dat aan iedereen de juiste zorgen wordt verstrekt. Hoewel we niet zeker zijn welke zorgen ze precies nodig hebben, stimuleren we alle mensen om zich toch te laten registreren. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw de minister, ik besef ten volle dat ik u niet mag of kan afrekenen op basis van het beleid dat u gedurende een enkel jaar hebt gevoerd. Ik heb hiermee niet het minste probleem. U hebt een legislatuur tot uw beschikking en we geven u het voordeel van de twijfel. We weten dat Rome niet op één dag is gebouwd.
Na een jaar kunnen we ons oordeel enkel op de beschikbare cijfers baseren. We stellen vast dat de wachtlijsten niet zijn gekrompen, integendeel zelfs. U hebt een aantal maatregelen aangekondigd. Ik had die maatregelen ook graag in de Septemberverklaring van de minister-president zien staan. Het zij zo. Het is u gegund. Ik stel enkel vast dat u nog een lange weg af te leggen hebt.
Ik denk hierbij niet enkel aan de zorgvoorzieningen, maar ook aan het aantal kinderopvangplaatsen. Tijdens de verkiezingscampagne heeft CD&V beloofd dat 10.000 bijkomende plaatsen zouden worden gecreëerd. Die belofte is ondertussen afgezwakt tot 5000 plaatsen tegen het einde van de legislatuur. Momenteel bent u nog niet veel verder geraakt dan een wat steriel debat. De VLD wil dienstencheques voor de kinderopvang gebruiken. U bent een andere mening toegedaan.
Mijnheer Dewinter, dat klopt niet. Er zijn dit jaar al plaatsen in de kinderopvang gecreëerd. Zodra de precieze aantal bekend is, zal ik hierover nog communiceren. Ik kan u vandaag alvast meedelen dat we dit jaar al meer dan 700 plaatsen hebben gecreëerd. (Rumoer)
Ik noteer dit cijfer.
Wanneer we naar de wachtlijsten voor sociale woningen kijken, stellen we geen spectaculaire daling vast.
Ondertussen wachten er nog steeds 70.000 kandidaat-huurders op een sociale woning. Nu is het weer aan de volgende minister om te zeggen dat de cijfers niet kloppen. Ik kan alleen maar de cijfers aanhalen die door het ministerie, de kabinetten en de bevoegde diensten worden meegedeeld. Ik weet dat die cijfers pijnlijk zijn en niet echt op verbetering wijzen, maar dat is de realiteit.
Eind 2004 - dan was deze coalitie toch al een half jaar aan de macht - zijn er 2371 sociale woningen opgeleverd, terwijl er dat in 2002 nog 2845 waren. Dat is bijna 500 meer dan bij het aantreden van deze coalitie. Dit zijn de cijfers, maar wat ik zeg, zal weer niet waar zijn. Ik haal ze nochtans uit uw statistieken en tabellen. Men kan niet om deze cijfers heen.
Ik herhaal: Rome is niet op een dag gebouwd en er worden investeringen gedaan, en het zal wel beteren tegen het einde van deze legislatuur. Op dit moment echter, na een jaar regering-Leterme, stellen we op basis van de cijfers in de zorg, de kinderopvang en de sociale huisvesting vast dat er van enige verbetering nauwelijks sprake is.
U wordt zelfs heel defensief, mijnheer Dewinter, want op het einde pakt u gas terug en zegt u dat Rome niet op één dag is gebouwd. Over het verschil in cijfers tussen het jaar dat u citeert en het jaar daarvoor, hebben we in de commissie uitvoerig gedebatteerd. Het ene jaar werden de cijfers bekeken op het ogenblik van de aanbesteding en het jaar nadien op het ogenblik van de oplevering. Daar zit een hiaat van een half jaar tussen. De terugval heeft te maken met de methodiek, niet meer en niet minder.
Wat de cijfers voor 2006 betreft, zijn er nooit mooiere cijfers geweest voor de sector van de sociale huisvesting als nu: 233 miljoen euro voor het investeringsprogramma van de VHM en 80 miljoen euro voor subsidies rechtstreeks vanuit het ministerie.
Op de wachtlijsten staan vandaag 54.000 kandidaten. Dat heeft veel te maken met het gegeven dat de sector attractief is. Vandaag zijn de mensen die genoteerd staan voor een sociale woning of appartement daarin geïnteresseerd ten eerste omdat ze aan de voorwaarden voldoen en ten tweede omdat de kwaliteit van die woningen vandaag beter is dan op de privé-huurmarkt. Daardoor zullen we altijd een wachtlijst hebben ondanks de inspanningen die we leveren. De huurprijs in de sociale sector is gemiddeld een derde tot de helft minder dan op de privé-huurmarkt omdat de huurprijs in de sociale sector wordt berekend op basis van het inkomen. Dat is deels de verklaring van de wachtlijst: de attractiviteit van een product dat kwalitatief beter is dan bij de concurrentie en bovendien goedkoper. Bovendien zijn alle etiketten weggevallen. Twintig jaar geleden kleefde er nog een etiket op een sociale woning, vandaag niet meer. Iedereen die maar enigszins kan, wil aan een sociale woning geraken: dat is de realiteit en het is een goede evolutie.
Tien jaar geleden waren er 10 percent huurders meer, of 35 percent huurders, en waren er geen wachtlijsten. Vandaag zijn er nog 25 percent huurders en zijn er plots wachtlijsten. De wachtlijst heeft te maken met de attractiviteit van de sector. We leveren extra inspanningen omdat het mogelijk moet zijn voor minder kapitaalkrachtigen om betaalbaar te huren. Heel belangrijk op economisch vlak is het terugverdieneffect. Vlaanderen is vandaag in de sector van de sociale huisvesting de grootste bouwheer. We geven hiermee enorme impulsen aan de economie. Vandaag overleeft de wereld van de aannemerij voor een groot deel door de investeringen die we doen in deze sector. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer de minister, het zou me veel te ver leiden om op alle elementen van uw antwoord in te gaan, maar uw redenering is toch wel merkwaardig. U zegt dat de wachtlijsten niet uw schuld zijn, maar de schuld van het feit dat we zo'n kwaliteitsvolle woningen aanbieden zodat er altijd maar meer mensen in geïnteresseerd raken. Dan zou u er misschien eens aan moeten denken om bepaalde groepen, die zich nu mogelijkerwijze ten onrechte beroepen op de sociale voorzieningen, eventueel te schrappen.
Wat bedoelt u?
Ik bedoel daarmee dat het wegwerken van de wachtlijsten in de sociale huisvesting, maar bijvoorbeeld ook het toekennen van goedkope leningen via het Vlaams Woningfonds en vele andere sociale faciliteiten van de overheid, kunnen worden beperkt. Ik verwijs naar de Scandinavische landen en Nederland, waar onomwonden wordt gesteld dat de toegang tot het geheel van sociale voorzieningen moet worden beperkt voor nieuwkomers die nooit hebben bijgedragen tot de sociale zekerheid.
Ik citeer graag Wouter Bos, Nederlands voorzitter van de PvdA, uit een interview in Elsevier van deze zomer: 'Wie hier komt, moet zijn of haar toegang tot de sociale zekerheid verdienen door een tijd te werken. Je kunt niet meer aankomen met het verhaal dat we eindeloos solidair moeten zijn met mensen die naar hier komen. Ik kan me voorstellen dat veel van de rechten en plichten nadrukkelijk aan het Nederlanderschap worden verbonden, in plaats van alleen maar ingezetene te zijn. Minder rechten dus voor immigranten.' Dit is getekend door Wouter Bos, voorzitter van de PvdA. De heer Stevaert reed tijdens de verkiezingscampagne nog met een volle bus naar Nederland om te kijken hoe goed de socialisten het er deden en hoe fantastisch het beleid van de PvdA wel was. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Dit zijn de woorden van Wouter Bos en hij heeft overschot van gelijk.
Het is echt erg gesteld, niet alleen met uw kennis van de binnenlandse politiek en Vlaamse thema's, maar ook met uw kennis van de internationale politiek. U moet toch weten dat de PvdA niet in de Nederlandse regering zit en dat de partij niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor de dingen die misgaan. (Rumoer)
U zegt dat we daar zijn gaan kijken naar de puinhopen van paars. Maar paars is er niet aan de macht.
Ik kan alleen maar vaststellen dat waar wij hier voor worden veroordeeld, in Nederland de politiek en het beleid is van uw geestesverwanten van de PvdA. Dat is de realiteit. De heer Bos heeft overschot van gelijk. De remedies die hij opsomt, zijn misschien een antwoord op de problemen van wachtlijsten. Laat me duidelijk zijn: ik heb het niet over gehandicapten, dringende zorg en kinderopvang, maar wel over sociale huisvesting en sociale leningen.
In 2004 is 21,5 percent van de sociale woningen toegewezen aan vreemdelingen. Ook 21 percent van het aantal sociale leningen van het Vlaams Woningfonds betreft vreemdelingen. Het is dringend nodig om paal en perk te stellen aan het zonder beperking blijven uitdelen van belastinggeld aan personen die onze nationaliteit niet hebben en die hier niet of nauwelijks hebben bijgedragen tot de sociale zekerheid en tot het welzijn en de welvaart van ons volk en van ons land. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de minister-president, dit debat is een perfect moment om een evaluatie op te maken van het economische relancebeleid dat u zegt te voeren. Ook op economisch vlak zijn de cijfers helaas allesbehalve rooskleurig, maar dat zult u ongetwijfeld betwisten. Eind augustus 2005 waren er in Vlaanderen 265.845 niet-werkende werkzoekenden. In juli 2004 waren er dat meer dan 24.000 minder, namelijk 241.476. De verhouding tussen het aantal werkzoekenden en de beroepsbevolking bedraagt momenteel 9,7 percent. In juli 2004 - de nadagen van paars-groen - was dat nog 9 percent. In augustus 2002 bedroeg de Vlaamse werkloosheidsgraad 7,7 percent, of dus 2 percent minder dan vandaag.
In de leeftijdsgroep van 15 tot 64 jaar is in Vlaanderen 63 percent aan de slag. Daarmee staan we op de voorlaatste plaats in de Europese rangschikking. De werkzaamheidsgraad van werknemers ouder dan 45 jaar bedraagt in Vlaanderen nauwelijks 26 percent. Daarmee staan we op de allerlaatste plaats in Europa. Voor het jaar 2005 stevent Vlaanderen af op een record aantal faillissementen. Wellicht zal het recordcijfer van vorig jaar, toen er 8.025 faillissementen werden geteld, worden overschreden.
Ik weet wel dat u zult zeggen dat we niet over de nodige hefbomen beschikken. We hebben noch het geld, noch een eigen fiscaal systeem. Daarvoor ben ik samen met u meer dan ooit vragende partij. We stellen evenwel toch vast dat de hoge arbeidskosten en de torenhoge belastingen de buitenlandse bedrijven het land uitjagen. En u doet daar, met de beperkte bevoegdheden waarover u beschikt, te weinig aan. Mag ik in dat verband citeren wat minister Peeters over de Elia-heffing in Gazet Van Antwerpen van 17 augustus jongstleden zei: 'We moeten een oplossing zoeken én voor de elektriciteitskosten zonder de Elia-heffing én voor de inkomensderving van de gemeenten door de liberalisering.' De VLD van de heer Bart Somers - die op dit ogenblik wellicht achter het stuur op de snelweg aan het sms'en is - sloot zich daarbij aan. Hij stelde in een persmededeling dat de afschaffing van de Elia-heffing er vlug moet komen, en hoe sneller hoe liever. Hij zei dat op 13 september, amper twee weken geleden dus. Het mag geen broekzak-vestzakoperatie worden, en het mag ook niet gebeuren op de kap van de gezinnen, de bedrijven of de gemeenten. Volgens hem moet de Vlaamse regering op zoek naar bijkomende besparingen voor een totaalbedrag van 130 miljoen euro: dat is de kostprijs van de afschaffing van de Elia-heffing. In de Septemberverklaring is er van de afschaffing van de Elia-heffing echter geen sprake.
Het is zeer gemakkelijk om te spreken over economische relance en te stellen dat we alles zullen inzetten op economische ontwikkeling, terwijl deze taks, die overigens alleen in Vlaanderen wordt geheven, de energiefactuur van de industriële bedrijven in Vlaanderen met gemiddeld 10 percent zal doen stijgen. In een open brief van 21 september 2005 aan de Vlaamse regering is Industrie Vlaanderen bijzonder duidelijk: 'Dit is een kaakslag voor onze industrie en dit getuigt van een gebrek aan politiek doorzettingsvermogen op alle niveaus om het ondernemingsklimaat van onze industrie in Vlaanderen daadwerkelijk te verbeteren. Voor een aantal van onze energie-intensieve bedrijfstakken is dit een onverteerbare stijging waarvan de rekening zich zal presenteren in de vorm van verlies van tewerkstelling in Vlaanderen.'
De door uw regering beloofde belastingverlaging van 125 euro in 2007 is volgens mij dan ook niet meer dan een vestzak-broekzakoperatie. De invoering van de Elia-taks kost de Vlaamse burgers en bedrijven in 2005 172 miljoen euro en volgend jaar nog eens 172 miljoen euro. Laten we ook niet vergeten dat de Elia-taks boven op de fameuze riooltaks komt, waardoor er in de praktijk van een verlaging van de globale belastingsdruk helemaal geen sprake is. Die riooltaks zal door een aantal intercommunales worden doorgeschoven naar de burger: het gaat over 0,25 eurocent per kubieke meter. Wat u geeft, neemt u dus terug.
U zult mij uiteraard vragen waar het Vlaams Belang dan het geld vandaan haalt om die 172 miljoen euro van de Elia-taks te compenseren. Moet ik u erop wijzen dat de Vlaamse begroting een overschot van 270 miljoen euro heeft? Is dit overschot absoluut noodzakelijk om de schuldenlast weg te werken? Neen, want iedereen weet dat Vlaanderen nu al een aanvaardbaar schuldniveau heeft bereikt en door allerlei financiële instellingen als zeer kredietwaardig gequoteerd staat.
Die 274 miljoen euro moet alleen maar dienen om de Belgische en de Waalse regering te verlossen van de Europese noodzaak om hun tekorten en schulden grondig aan te pakken. Dat zei u zelf in uw Septemberverklaring. In feite staat Vlaanderen borg voor het failliete België. Met dit cadeau aan de heren Verhofstadt en Di Rupo geeft u inderdaad uw Belgische adelbrieven af, mijnheer de minister-president. U behaalt zo uw diploma van goed Belgisch staatsmanschap. Ook met deze Vlaamse Regering merken we weinig verzet tegen de Belgische realiteit en fataliteit, en blijft de leus helaas: Vlaanderen rendeert en België verteert.
U herhaalde het als een soort mantra: deze Vlaamse Regering is, zo zegt u, een investeringsregering. U investeert in de periode 2006-2009 ongeveer 3145 miljard euro voor het realiseren van allerlei dingen, zoals de missing links, het Innovatiepact, het Limburgplan, de doorstromingswerken, de haven, de Scheldeverdieping, enzovoort.
Ik moet u voor de derde maal corrigeren. Zelfs wij zijn niet in staat tot 3300 miljard euro aan investeringen. Ik dank u voor de lof, maar dat bedrag zullen we, in alle bescheidenheid, niet bereiken.
U wordt natuurlijk geconfronteerd met een gigantisch probleem. Mocht u echt het verschil willen maken, dan zou u natuurlijk nog veel meer moeten investeren. Dat lukt echter niet. De paradox is dat de Vlaamse overheid financieel gezond is, maar door de Europese afspraken over de totale Belgische overheidsschuld niet mag lenen om te investeren in onder meer onderwijsgebouwen, wegen en rusthuizen. Nu hebt u de toveroplossing gevonden, namelijk de alternatieve financiering. Die fameuze PPS-formule moet zorgen voor massa's vers geld.
Let op: we wijzen die alternatieve financiering als achterpoortje omdat we niet kunnen lenen, niet af, integendeel. Wel pleiten we, zeker na wat we hebben meegemaakt in de Aquafin- en GIMV-dossiers, voor het aan de dag leggen van een zeer grote voorzichtigheid. In het GIMV-dossier zijn aandelen verkocht onder de marktwaarde: dat geeft iedereen toe. Dat moet ook eens worden gezegd.
Soms ingewikkelde methodes van alternatieve financiering zullen zorgen voor een begroting die niet langer correct en zeker niet langer transparant zal zijn voor het parlement. Daarmee richt ik me ook tot de voorzitter van dit parlement en zijn opvolger of opvolgster. Met dit alternatieve financieringsmechanisme wordt democratische controle soms bijzonder moeilijk. Daarom stellen we voor dat elk apart dossier van alternatieve financiering zou worden gevolgd door een aparte cel - of voor mijn part een aparte kamer - binnen het Rekenhof. Over elk apart dossier zou een apart rapport moeten worden overgemaakt aan de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting van het Vlaams Parlement. Dat is ons voorstel.
In de beleidsverklaring heb ik zeer transparant en volledig uiteengezet wat we precies gaan doen qua alternatieve financiering. U hebt een punt wanneer u zegt dat dit transparant moet gebeuren. Ook bij de toelichting over de beleidsbrief inzake PPS heb ik gezegd dat we daar zeer transparant over zullen communiceren. Het eerste belangrijke ogenblik terzake zal komen wanneer de decretale bepalingen zullen moeten worden besproken en beoordeeld in het Vlaams Parlement. Het kan natuurlijk niet dat we op ontransparante wijze de toekomst zouden bezwaren. Ik zeg hiermee toe aan dit parlement dat we op dat vlak volledige openheid van boekhouding zullen brengen en dat het parlement een zicht zal hebben op wat er precies gebeurt in het kader van die zogenaamde alternatieve financiering.
Ik neem daar akte van. We zullen dat toetsen aan de realiteit.
Het valt ons op hoe weinig er beweegt op communautair vlak. Gisteren ontpopte u zich in Dag Allemaal tot een Vlaamse Siegfried, door te stellen dat u een vuist wilt maken naar de PS. U sprak net geen separatistische taal toen u stelde dat 'de Vlamingen nu eenmaal de meerderheid vormen en de minderheid moet beseffen dat wij ons lot in eigen handen nemen'. We waren gecharmeerd door zoveel Vlaamse strijdbaarheid, maar als het er echt op aankomt blijft in uw Septemberverklaring van al uw stoere verklaringen heel erg weinig over.
Ik zeg het ten behoeve van de nieuwe collega's: het voorstel van resolutie met betrekking tot de staatshervorming werd in het Vlaams Parlement goedgekeurd op 3 maart 1999. Dat is bijna politieke archeologie.
De resolutie van 3 maart 1999 is een soort schaamlapje geworden waarachter de Vlaamse Regering zich verstopt om zelf quasi geen initiatieven te moeten nemen.
Mijnheer de minister-president, aan de andere kant van de taalgrens ligt men echt niet wakker van die resolutie of van de stoere verklaringen van Yves Leterme in Dag Allemaal. Die verklaringen moeten alleen maar dienen om het Vlaamse imago van het kartel CD&V/N-VA op te poetsen na het BHV-debacle. Hoe krachtig de Vlaamse vuist wel is, hebben we kunnen ervaren naar aanleiding van het dossier over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. De vuist van Leterme bleek toen niet veel meer te zijn dan een slap en klefferig handje.
Mijnheer de minister-president, na de niet-splitsing van BHV hebt u zich overigens uitgeput in lof en sympathiebetuigingen voor de Waalse regering in het algemeen, en de Parti Socialiste in het bijzonder. U hebt hen bedankt voor de soepelheid en de constructieve medewerking in het dossier van de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Reynders, Onkelinx en Van Cauwenberghe en consorten werden zowaar op 11 juli door de Vlaamse minister-president in hotel Errera uitgenodigd op champagne en kaviaar. Mijnheer de minister-president, van een Vlaamse vuist heb ik toen wel heel weinig gemerkt.
Mijnheer de voorzitter, vooraleer mijn collega's tegen deze uitspraak protesteren, moet ik zeggen dat, gelet op mijn gastronomische levenswandel, het misplaatst is te verwijzen naar kaviaar en champagne.
Uw antwoord is best leuk, maar doet weinig ter zake.
Mijnheer de minister-president, nogal wat mensen vragen zich, samen met ons, af wat uw echte bedoelingen zijn. Wij vragen ons af wat uw verborgen agenda is. Wij vragen ons af wat u echt wilt. Mijnheer de minister-president, we hebben het bange vermoeden dat het mandaat van minister-president slechts een opstapje, een springplank of trampoline is naar meer en beter, naar het ambt van federaal premier.
We hebben het bange vermoeden dat zich binnen de Vlaamse Regering een tweede scenario-Dewael - letterlijk en figuurlijk - aftekent. We hebben het stille vermoeden dat de Vlaamse Regering voor het CD&V/N-VA-kartel niet veel meer is dan een oorlogs- en propagandamachine in de strijd tegen paars op het federale niveau, en tegen Guy Verhofstadt in het bijzonder. Mijnheer de minister-president, wees gerust, ook wij willen Verhofstadt weg, maar niet ten koste van het goed functioneren van de Vlaamse Regering.
Mijnheer de minister-president, de pers is u goed gezind, want u verkeert al meer dan een jaar in een staat van genade en mag alles doen, want alles wat Yves Leterme doet, is fantastisch. Een paar antwoorden op vragen in de media lieten evenwel aan duidelijkheid niets te wensen over. In Polspoel en Desmet werd u gevraagd of u tot 2009 minister-president blijft. U zei - en ik heb goed zitten lachen - dat het uw partijvoorzitter is - ocharmen, Jo Vandeurzen - die daarover moet beslissen. Het is goed om weten dat die man toch over iets mag beslissen binnen CD&V. (Gelach bij het Vlaams Belang)
In De Zevende Dag antwoordde u op dezelfde vraag met de prozaïsche woorden: 'A week is a long time in politics'. Mijnheer de minister-president, de zakelijke stijl die u zichzelf aanmeet, moet enkel dienen om het contrast met Verhofstadt en paars zo groot mogelijk te maken. U bakt bewust broodjes met de Waalse PS. Sommigen zeggen dat het akkoord tussen de PS en CD&V al gesloten zou zijn. (Opmerking van de heer Eric Van Rompuy).
Mijnheer Van Rompuy, u zult het alleszins niet weten, u zullen ze het niet komen vertellen.
Ik weet nog alles wat binnen CD&V gebeurt, onderschat me niet.
Men moet al eens links slaan om rechts te krijgen.
In het vooruitzicht van de vorming van een federale rooms-rode regering hebt u zich deze zomer al uit de naad gewerkt om uzelf in de schijnwerpers te plaatsen en aan uw langgerekte campagne te beginnen om federaal premier te worden.
Mijnheer de minister-president, ik vraag u nu met iets meer aandrang dan de regeringsgezinde journalisten die u daarover ondervragen, en ik wil daarop een duidelijk en formeel antwoord: blijft u gedurende de hele legislatuur, tot de verkiezingen van juni 2009 Vlaams minister-president? Zult u geen kandidaat zijn voor de federale verkiezingen?
Ik herinner me hoe de fractievoorzitter van CD&V heeft gefulmineerd toen voormalig minister-president Dewael halfweg de legislatuur de plaat heeft gepoetst en het is afgetrapt naar de federale regering om daar minister van Binnenlandse Zaken te worden. Ik wil dergelijk debacle niet meer meemaken in deze Vlaamse Regering, laat dat duidelijk zijn. Blijft u, mijnheer de minister-president, kapitein op het schip van de Vlaamse Regering tot juni 2009?
Ik zal in elk geval nooit doen wat kopstukken van het Vlaams Belang in 2003 en 2004 hebben gedaan, namelijk op twee - en als het zou kunnen zelfs op drie - lijsten kandidaat zijn en geen enkel van de verkozen mandaten opnemen. (Applaus bij de meerderheid)
Een duidelijker antwoord had ik van u niet mogen verwachten. U zult dus kandidaat zijn, niet op twee of drie lijsten maar op één lijst. Dat is de essentie van uw antwoord. Dat is de dubbelzinnigheid die u laat. U zult kandidaat zijn voor CD&V en u bent de 'futur premier' van ons land. We zullen dus zeer binnenkort opnieuw worden geconfronteerd met een scenario-Dewael waarbij de kapitein het schip niet leidt tot het in de haven is, maar halfweg vaandelvlucht pleegt, en deze regering ook op dit eigenste ogenblik alleen gebruikt en misbruikt als springplak voor zijn persoonlijke ambities en die van zijn partij. Ik betreur, mijnheer de minister-president, dat u hier geen duidelijk en formeel antwoord wilt, durft en kunt op geven. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, leden van de regering, geachte collega's, in de Ronde van Frankrijk, die binnenkort Vlaanderen aandoet, zijn er ploegen waarvan men vooraf weet dat ze voor de gele trui gaan. Andere ploegen mikken op de groene trui, een aantal azen op de bolletjestrui. Van een aantal andere ploegen weet men dat ze al tevreden zijn als ze een ritje kunnen winnen.
Bij de start van deze regering was er een zeker leedvermaak over de heterogene samenstelling van de ploeg. Deze ploeg kan niet winnen, zo werd gezegd. Naast spurters zitten er klimmers in, tijdrijders samen met démarreurs. Daar kon niets van terecht komen. Armstrong, Boonen en Vinokourov in één ploeg, dat is vragen om problemen.
Iedereen dacht dat de ministers vechtend met elkaar over de straat zouden rollen. 1 jaar later blijkt dat beeld echter niet te kloppen. Door iedereen ruimte te geven, oog te hebben voor ieders capaciteiten en respect te hebben voor de achtergrond van waaruit iedereen werkt voor de samenleving, slaagt kopman Leterme er in om met zijn ploeg niet alleen voor geel te gaan, maar ook een ploegmaat op kop te hebben in het puntenklassement, op kop te staan voor de bolletjestrui, voor de witte trui van beste belofte en zelfs af en toe een rit mee te pikken.
Natuurlijk is de koers maar pas van start gegaan. We zijn nog lang niet aan de finish. De zware cols liggen nog voor ons. We moeten beseffen dat ze uitermate steil zullen zijn. De ronde waar we voor staan, is immers geen gewone ronde.
Leo Tindemans noemde in 1970 de toenmalige economische crisis geen gewone storm maar een klimaatsverandering. Hij had het bij het juiste eind. Hij heeft echter te laat gelijk gekregen. Daardoor betalen we vandaag nog altijd de schulden van het verleden af.
Vandaag staan we opnieuw voor een klimaatsverandering. Hetgeen tijdens de vorige legislatuur nog werd afgedaan als een dipje, kan vandaag niet meer worden genegeerd. We staan voor grote uitdagingen op het internationale vlak door de stijgende olieprijzen, en op binnenlands vlak door de vergrijzing. Vlaanderen stevent af op een vergrijzing die groter is dan in de andere gewesten. De kosten daarvan kunnen we alleen maar dragen als de werkzaamheidsgraad fors verhoogt. Dat geldt voor iedereen, vooral bij laaggeschoolden, allochtonen en, meer nog dan bij de anderen, bij de ouderen.
Sinds 2000 is de werkzaamheidsgraad bij de 55-plussers nog verder gedaald tot het laagste niveau van heel Europa. Ze ligt nu op 38 percent bij de 55- tot 60-jarigen. Duitsland en Nederland halen meer dan 59 percent. Zelfs Wallonië doet het in deze categorie beter dan Vlaanderen.
Ook in het algemeen is de werkzaamheidsgraad echter niet goed. Sinds 2001 is ze opnieuw verslechterd. Dat is ook niet verwonderlijk. Sinds 2000 ligt de evolutie voor onze loonkost jaarlijks systematisch ongeveer 1 percent hoger dan in onze buurlanden. De concurrentiekracht van de Belgische economie verzwakt. Volgens de ranglijst van het World Competitiveness Yearbook tuimelen we zelfs uit de top 20. Het aantal faillissementen is sinds 2000 met 18 percent gestegen. De buitenlandse investeringen zijn sinds 1999 met 55 percent teruggelopen.
Niet voor niets is er deze week over de toestand van onze industrie een dramatisch rapport verschenen. De toestand is dus inderdaad ernstig. Zoals ik ook al vroeger heb gezegd, is echter niet de grootte van de moeilijkheden waar we voor staan het probleem, noch de vergrijzing, de 2 miljard Chinese handen of het 1 miljard Indische hoofden, maar wel de manier waarop we met die problemen omgaan. Negeren we de problemen, laten we het orkest voortspelen terwijl de Titanic zinkt of pakken we de problemen aan, dat is de vraag. Het is vooral een kwestie van mentaliteit.
Vlaanderen heeft zijn succes aan twee troeven te danken: enerzijds de ligging aan de zee, in het middelpunt van het gebied met de grootste koopkracht ter wereld en anderzijds en vooral aan de werkkracht van zijn mensen.
We hebben de hoogste productiviteit ter wereld. Als Vlaanderen groot geworden is, dan is dat te danken aan de duizenden arbeiders die zich inzetten voor hun job, die zich al doende bijschoolden of avondschool volgden en die overuren deden als het nodig was. Als we groot zijn geworden, dan is dat te danken aan de ploegbazen die hun medewerkers motiveerden, die vermoedelijk stuk voor stuk universiteit aankonden, maar vaak al van hun vijftiende op de werkvloer stonden doordat ze begonnen nog voor de grote democratisering van het onderwijs. Als we groot zijn geworden, dan is dat te danken aan degenen die soms na hun uren bij een baas thuis in hun garage met een bedrijfje begonnen, een nieuw product ontwikkelden en het op de markt brachten. Door hard werken en risico's nemen bezorgden ze na verloop van tijd één, twee, vijf of zelfs twintig andere mensen een job.
Die generatie besefte dat, om een taart te verdelen, ze eerst gebakken moet worden. Dat betekent echter niet dat ze geen solidaire samenleving hebben opgebouwd. Door hun werkkracht is in Vlaanderen een samenleving mogelijk geworden waarin wordt opgevangen wie gehandicapt is, waarin niemand bang moet zijn om oud of ziek te worden, waarin niemand arm wordt als hij het ongeluk heeft zonder job te vallen en waarin elk kind school kan lopen volgens zijn talenten.
Wij zijn de kinderen van die generatie. Dankzij hen hebben we heel wat kansen gekregen. Laten we daarvoor respect hebben. Laten we er af en toe aan denken als we in de spiegel kijken. Het is mijn overtuiging dat we, als we willen bewaren en verder uitbouwen wat die vorige generatie heeft opgebouwd, zodat we het kunnen doorgeven aan onze kinderen, we er dan ook voor zullen moeten zorgen dat die mentaliteit van werkijver in onze samenleving bewaard blijft.
Als we dat als beleidsmakers willen, dan moeten we in de eerste plaats ook het goede voorbeeld geven. Met deze septemberverklaring en meerjarenbegroting heb ik de indruk dat er hier een regering staat die inderdaad dat voorbeeld wil geven, die niet kiest voor potverteren, maar voor investeren. Investeren is de toekomst voorbereiden, en dat doet deze regering. Dat bewijzen de cijfers die ik zal opsommen. Op deze manier is deze regering inderdaad de eerste regering van de eenentwintigste eeuw, aangetreden in 2004 en kijkend naar en zich voorbereidend op die verdere eenentwintigste eeuw.
Zo gaan er voor meer dan een miljard investeringen naar infrastructuur, 525 miljoen euro naar innovatie, 563 miljoen euro naar rusthuizen, gehandicapteninstellingen en jeugdzorg, 236 miljoen naar huisvesting, 250 miljoen naar scholenbouw, 40 miljoen naar extra bodemsanering, 100 miljoen naar kunsten, sociaal-cultureel werk en erfgoed, enzovoort. In het totaal gaat het om 3,5 miljard euro.
De voorbije weken werd nogal lyrisch gedaan over het Marshallplan voor Wallonië. Ik wil Vlaanderen niet absoluut vergelijken met Wallonië, want dat maakt ons veel te gauw zelfgenoegzaam. We moeten ons meten met de Europese topregio's. Toch is het goed erop te wijzen dat het Waalse plan 1,4 miljard beslaat, twee vijfden van wat Vlaanderen in de komende vier jaar zal investeren. Alleen al voor innovatie voorziet Vlaanderen in het viervoudige van Wallonië.
Uiteraard gebeuren deze investeringen niet louter op basis van de reguliere middelen. Ze worden aangevuld met alternatieve financiering, wat ons een aangewezen middel lijkt om de noden te lenigen zonder de toekomst te hypothekeren. Onze fractie staat er immers op dat de schuldafbouw wordt voortgezet, want dat creëert bijkomende middelen voor toekomstige generaties.
Wordt er op vele terreinen ingezet, dan gaat de aandacht toch het meest uit naar werk en economie. Het ter beschikking stellen van kapitaal om creatieve en innovatieve ideeën te ontwikkelen en verder uit te bouwen is essentieel. Met een reeks instrumenten wordt geprobeerd de moeilijke toegang tot financiële middelen op te vangen.
Het ARKimedesfonds zorgt voor risicokapitaal voor KMO's. De beleggers geloven in dit instrument, en op heel korte termijn werd dan ook 110 miljoen euro opgehaald. Dat zal zeker zorgen voor een sterke impuls. Het Innovatiefonds, met een kapitaal van 75 miljoen euro, zal dit nog versterken. Daarnaast is de uitvoering van de vriendenlening belangrijk, aangezien dit een heel ander soort investeringen aanmoedigt.
Naast kapitaal, hebben ondernemingen ook advies en bijkomende vorming nodig. We stellen tevreden vast dat de bestaande cheques worden hervormd. De afgelopen maanden kwam er veel kritiek over het budget en de verdeling. Daarenboven bleek het systeem fraudegevoelig te zijn. Onze fractie zal dan ook met een waakzaam oog de nieuwe methode van de ondernemerschapsportefeuille bekijken, zeker na het negatieve advies van de SERV. De ondernemingen hebben immers recht op een transparant en toegankelijk systeem. Willen we onze geloofwaardigheid in de ondernemerswereld behouden, dan kunnen we ons op dit vlak geen tweede debacle veroorloven.
Over de hervorming van de groeipremie hebben we jammer genoeg nog niets vernomen. De CD&V-fractie vraagt de minister van Economie om na de evaluatie de hervorming van het systeem snel op te starten, zoals werd aangekondigd.
De Vlaamse economie heeft ook buitenlandse investeringen nodig om verder te groeien. Om deze investeringen aan te trekken moet er een goed ondernemingsklimaat zijn om de moederbedrijven te overtuigen. Daarnaast moeten Vlaamse ondernemingen geholpen worden in hun zoektocht naar betrouwbare buitenlandse partners. Hierin moet het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen een grote rol spelen. We hopen dan ook dat het FIT na de fusie van Export Vlaanderen en Dienst Investeren Vlaanderen nu een krachtig instrument wordt.
Ten slotte stelt de regeringsverklaring terecht dat de industrie vandaag en ook morgen essentieel is voor onze welvaart en tewerkstelling. Initiatieven zoals die genomen zijn voor de automobielindustrie moeten inderdaad worden uitgebreid naar andere sectoren zoals de chemie.
Toegegeven, niet alles is perfect. Wij waren en zijn geen voorstander van de Eliaheffing. De energieliberalisering heeft de gemeenten heel wat geld gekost. De winst is maar in geringe mate terechtgekomen bij de burgers. Vooral de federale overheid heeft er via hogere BTW- en vennootschapsbelastingen voordeel aan gedaan. Terecht ontvangen de gemeenten een compensatie, maar die had in onze ogen van de federale overheid moeten komen, niet van een heffing op burgers en bedrijven. Dus, mevrouw Gennez, als u de energiefactuur voor de gezinnen wilt verlagen, is er een heel, heel eenvoudige methode. Trek de federale Eliawet in en vervang ze door een BTW-compensatiefonds. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Maar ondanks die Elia-heffing, zeggen ook de werkgevers dat deze regering met deze verklaring en deze meerjarenbegroting duidelijk inzet op economie en industrie.
Bij de post van deze morgen was er een brief van de veelbesproken heer De Pril, directeur-generaal van Agoria Vlaanderen. 'Industrie Vlaanderen en veel ondernemers met ons hebben met genoegen vastgesteld dat de Vlaamse Regering met haar Septemberverklaring duidelijk de prioriteit wil maken van een krachtig economisch beleid. De keuze om hierbij te komen tot een eigentijds industrieel beleid met bijzondere aandacht voor de specifieke noden van de industrie is zonder meer toe te juichen.'
De werkgevers zijn, met andere woorden, overtuigd van de kracht van deze verklaring en van de meerjarenbegroting. Het juiste pad is ingeslagen. Dit moet voluit worden doorgezet. Daar zullen we ten zeerste over waken.
Deze regering investeert ook in mensen. Een goede kenniseconomie vereist hoogopgeleide arbeidskrachten die maximaal participeren aan het actieve leven. Hiervoor moet er allereerst verder worden geïnvesteerd in ons kwalitatief onderwijs. Terecht wordt er in de eerste plaats aandacht gevraagd voor de herwaardering van het technische en het beroepsonderwijs en voor het taalonderricht. De verschillende participatie van kinderen van hooggeschoolde en laaggeschoolde ouders is een probleem en moeten we een probleem blijven vinden. De democratisering van het onderwijs lijkt stilgevallen.
Onze werkzaamheidsgraad is niet alleen een probleem bij ouderen, ook bij laaggeschoolden en allochtonen. Na een degelijke opleiding moet de doorstroom naar de arbeidsmarkt worden geoptimaliseerd. Al te vaak vallen er nu nog mensen uit de boot. Initiatieven om de werkloosheidsval op te heffen zijn broodnodig. Dat stond ook in ons verkiezingsprogramma. Daarom stonden we steeds volmondig achter de belastingverlaging van 125 euro in 2007 en 150 euro in 2008 voor de laagste inkomens.
Vermits er budgettaire ruimte voor is, krijgt ook de 200 euro voor alle werkenden in 2009 onze goedkeuring. Werken moet immers lonen. Het is geen toeval dat deze regering in de mate dat ze belastingen verlaagt, niet kiest voor gratis kijken of gratis laten rijden, maar wel voor het ondersteunen van wie werkt.
Ook het voorgenomen pad om de wachtlijsten weg te werken, wordt verder integraal afgewerkt. Tegen het einde van de legislatuur zullen we die afwerking bereiken. Wie ervoor zorgt dat er taart gebakken wordt, heeft ook het recht om erover te waken dat iedereen, ook de zwakste, zijn rechtmatig deel krijgt. We zorgen daarvoor.
We kondigen het niet aan met veel klaroengeschal, maar toch behoort Welzijn opnieuw tot een van de belangrijkste groeiers in de begroting voor het komende jaar. Uiteindelijk kan ook dit goede gevolgen hebben op de werkzaamheid van onze samenleving. Een werknemer die zich geen zorgen moet maken over een plaats voor zijn gehandicapte zoon of over de opvang van zijn hoogbejaarde moeder, zal immers meer geneigd zijn tot creativiteit en innovatie dan een werknemer die zich wel zorgen maakt. Uit internationale vergelijkingen blijkt dat samenlevingen, zoals de Scandinavische, die deze menselijke factoren op orde hebben, ook makkelijker in staat zijn om sociaal-economisch performant te zijn.
Met het wegwerken van de wachtlijsten en het versterken van de Vlaamse economie voeren we ook ons verkiezingsprogramma uit. Als christen-democraten houden we woord. Door de uitvoering van deze regeringsverklaring zetten we Vlaanderen op het goede pad, maar de Vlaamse Regering zou het nog beter doen indien we over nog meer hefbomen konden beschikken. Uit de regeringsverklaring blijkt duidelijk dat de vraag en wens om over veel meer hefbomen te beschikken nu volmondig en duidelijk door alle regeringspartners wordt ondersteund.
Vlaanderen heeft weinig te zeggen over de loonkost die onze industrie zo parten speelt. Vlaanderen heeft weinig te zeggen over de eindeloopbaanproblematiek. Minister Vandenbroucke doet terecht een aantal goede voorstellen om ouderen aan het werk te houden, maar het zwaartepunt van de discussie blijft hoe dan ook federaal. Op dat niveau merken we in de zogenaamde oriëntatienota tot nu toe slechts heel vage voorstellen op.
De federale regering kan beter, maar zal het waarschijnlijk altijd moeilijk blijven hebben omdat Vlaanderen en Wallonië nu eenmaal een uitermate verschillende arbeidsmarkt hebben. Wallonië moet in de eerste plaats zorgen voor jobs voor jongeren. Wij moeten onze oudere werknemers langer aan het werk houden. Dat vereist een andere aanpak en andere maatregelen. Liever vandaag dan morgen willen we op dit vlak beslissingen zien nemen worden. We stellen dit niet voor om Wallonië te pesten, want Vlaanderen heeft geen belang bij een sociaal-economisch kerkhof aan onze zuidergrens. In feite is dat er kerkhof er nu al met een jeugdwerkloosheid van meer dan 30 percent.
Terecht wordt in de Septemberverklaring een objectief onderzoek naar de transfers aangekondigd, maar we weten allemaal dat een hogere tewerkstelling in Wallonië de beste manier is om de transfers weg te werken. We hebben dus alle belang bij een welvarend Wallonië.
We hebben ook alle belang bij een welvarend Brussel, want Brussel heeft gelijkaardige werkloosheidscijfers als Wallonië. In Wallonië bestaat er met het Marshallplan tenminste al een besef dat er nood is aan verandering en aan een ommekeer. Het is onbegrijpelijk dat die er in Brussel niet is. De enige troef waarover Brussel beschikt is de nationale en Europese hoofdstedelijke functie. Die functie creëert jobs, maar er horen uiteraard ook lasten bij.
Bovendien hoort er ook een luchthaven bij. Vanuit Vlaanderen zetten we er, met het ambitieuze Start-plan, voluit op in. Het is onbegrijpelijk dat Brussel dat niet doet en het zich met een danig hoge werkloosheid permitteert om onredelijke geluidsnormen uit te vaardigen. Zolang die blijven bestaan, heeft het verder praten over een billijke spreiding geen zin. Vlaanderen mag niet buigen voor chantage.
Ik deel de analyse van de heer Caluwé, maar hij moet die niet hier uit de doeken doen, maar wel in de aanwezigheid van zijn minister in de Brusselse regering.
Mijnheer Caluwé, u maakt in Brussel toch deel uit van de meerderheid?
We maken deel uit van de meerderheid, maar het gaat om een bescheiden staatssecretarisschap.
Wablief? Nu gaat het plots om een bescheiden staatssecretaris! U hebt dus niets te zeggen in de Brusselse regering?
Iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Van op deze tribune geef ik een duidelijk signaal en een duidelijke boodschap mee.
U doet een bekentenis die kan tellen: u hebt in de Brusselse Regering niets te zeggen.
Ambitie voor Vlaanderen is het uitgangspunt van ons handelen. We willen immers een overheid die oog heeft voor de behoeften van zes miljoen Vlamingen. De jongeren, de gezinnen, de ondernemers, de leerkrachten, de werkenden, de werkzoekenden, de gepensioneerden, de verzorgenden, de kunstenaars en de topsporters, elke groep heeft andere verwachtingen ten aanzien van dezelfde overheid. Daaraan tegemoet komen, vormt de uitdaging voor deze regering.
Uit de Septemberverklaring van minister-president Leterme blijkt dat deze ploeg ambities voor zes miljoen Vlamingen heeft. Het gaat hier niet om loze beloften of om proefballonnetjes, maar om concrete initiatieven die in de meerjarenbegroting zijn becijferd en vertaald. Deze Vlaamse Regering is een investeringsregering, een regering die oog voor de noden van de Vlamingen heeft en die er voluit voor wil gaan.
De Vlaamse Regering staat er trouwens niet alleen voor. Onze fractie zal meedenken en meerwerken om de doelstellingen te bereiken en te controleren. We zullen de Vlaamse Regering aanmoedigen en aansporen om de behoeften van zes miljoen Vlamingen te lenigen.
Hiervoor hebben we ook een slagvaardiger parlement nodig. Er zijn heel wat denkoefeningen gemaakt om het Vlaams Parlement eigentijdser en kwaliteitsvoller te laten functioneren. Onze fractie is van mening dat die denkoefeningen nuttig zijn, maar dat we, om onze controlefunctie maximaal uit te oefenen, in de eerste plaats van twee praktische aangelegenheden werk moeten maken.
Heel veel voor de beleidsondersteuning interessante informatie, zoals cijfers van Vrind, SERV-onderzoeken, gegevens van 'Vlaanderen gepeild' of het verslag van de Ombudsdienst van de Vlaamse Gemeenschap, komt in het Vlaams Parlement te weinig aan bod. We willen dat de doelstellingen kwantificeerbaar zijn. Hiervoor moeten indicatoren worden ontwikkeld.
In onze snelle informatiemaatschappij moeten alle nota's, rapporten, vragen om uitleg, interpellaties en antwoorden sneller beschikbaar worden gesteld. Dit moet ook via het internet gebeuren. Ik ben blij dat onze webstek vanaf 1 oktober op dit vlak eindelijk performanter zal zijn.
De slogan van de CD&V-fractie is niet voor niets 'Ambitie voor Vlaanderen'. Onze fractie heeft ambitie voor Vlaanderen. De CD&V-fractie zal niet langs de zijlijn toekijken, maar zal een actieve rol in de besluitvorming spelen. Heel wat jong politiek talent is tot onze fractie toegetreden. Deze beloftevolle mensen zullen hun stem laten horen en zullen er nauw op toezien dat deze ploeg het tempo niet laat zakken. Onze sterke ploeg bestaat uit jonge en uit ervaren spelers die allen een eigen inbreng willen en zullen hebben. Onze ploeg heeft inhoud, visie en ambitie. Deze ploeg is niet de luidruchtigste in dit halfrond, maar met veel inhoudloos kabaal heeft nog nooit iemand een wedstrijd gewonnen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Liberaal heeft mevrouw De Aguirre de Septemberverklaring maandagavond in Terzake genoemd. De minister-president was in de studio aanwezig en kreeg dit als eerste te horen. Wie ben ik en wie zijn wij om ons in deze Septemberverklaring niet terug te vinden? Voor ons maakt dit in elk geval meteen duidelijk dat de liberale ministers hun job met verve hebben uitgeoefend.
Liberaal is ongetwijfeld de uitdrukkelijke keuze voor een belangrijke lastenverlaging voor de werkende Vlaming. In 2007 starten we met de lagere inkomens. Vanaf 2009 krijgen alle werkende Vlamingen hun deel. Deze lastenverlaging is vorig jaar bij momenten zwaar gecontesteerd, in twijfel getrokken, als chantagemiddel in een communautair verhaal gebruikt en bij wijlen als onbelangrijk en zinloos afgedaan. Vandaag staat ze met woorden en cijfers prominent in de Septemberverklaring te blinken en wordt het ontwerp van decreet in één adem nog voor dit jaar aangekondigd.
Dit is een juiste keuze. We vangen hiermee drie vliegen in een klap. In de eerste plaats betekent een lastenverlaging economische groei. In de tweede plaats dicht een lastenverlaging de werkloosheidsval. In de derde plaats betekent het verlagen van de lasten vaak het verhogen van de overheidsinkomsten, zoals de verlaging van de successie- en schenkingsrechten dit jaar nog heeft bewezen. Wat kan een mens meer van een eenvoudige maatregel verwachten? In naam van de werkende Vlaming dank ik alle leden van de Vlaamse Regering oprecht voor deze correcte lastenverlaging.
Liberaal is ongetwijfeld de focus op het ondernemen, het innoveren en het internationaliseren. Niemand kan er omheen dat de Septemberverklaring hiervan terecht de topprioriteit maakt. Sinds voormalig president Clinton zijn stafmedewerkers en beleidsmakers met de fameuze oneliner 'It's the economy, stupid' duidelijk heeft gemaakt dat de economie de motor van jobcreatie, van welvaart en bijgevolg van welzijn is, lijkt het alsof dit discours door andere fracties wordt aanvaard en zelfs wordt overgenomen.
Het ondernemerschap bevorderen, onze economie vernieuwen, de financieringsinstrumenten zoals ARKimedes, de vernieuwde waarborg, de vriendenlening: ze staan allemaal voorop in deze Septemberverklaring. Dit is het 'copy paste' uit ons programma waar we wel van houden. Jobcreatie, het aanwakkeren van de arbeidsmarkt en het veiligstellen van de werkgelegenheid is niet voor niets de grootste bekommernis van de Vlaamse burger. In dezen is de VLD een bondgenoot van iedereen die wil werken aan ondernemerschap, modernisering en flexibilisering van onze arbeidsmarkt en het aanwakkeren van de activiteitsgraad in Vlaanderen.
De VLD is ook altijd partner voor wie eenvoudige en weldoordachte oplossingen vraagt voor belangrijke problemen en uitdagingen. Daarom lezen we graag dat er een wegenvignet komt zonder dat de Vlaming er meer voor moet betalen. Daarom pleiten we in het belang van ons milieu ervoor om de verkeersbelasting op duurzame wijze te hervormen. Groene fiscaliteit zint ons wel.
Voeg bij deze prioriteiten de uitdaging van de fundamentele samenlevingsvraagstukken en het kunnen omgaan met diversiteit, en je hebt een volgend punt waarom deze Septemberverklaring best liberaal te noemen is. Een stevige klemtoon op het inburgeringsbeleid dat nieuwkomers naar de arbeidsmarkt toeleidt en hun scholingsgraad verhoogt, daar tekenen we voor. Het stimuleren van talenkennis en het belang van meertaligheid in het onderwijs werd overigens door diverse leden van onze fractie in een lijvige nota op voortreffelijke wijze verwoord. De Septemberverklaring steekt daaruit op dat talenkennis een economische troef is die we blijvend moeten uitspelen. Wij zullen de Vlaamse Regering daar blijvend aan herinneren.
U ziet, collega's, van de blauwe kleuring van de Septemberverklaring krijgt onze fractie een behaaglijk gevoel. Moet u, mijnheer de voorzitter, en u allemaal nu vrezen dat wij van op deze tribune alleen nog zeemzoete praat zullen verkopen en er dit parlementair jaar - mijnheer de voorzitter, volgens uw zeggen uw laatste - niets meer te beleven zal zijn? Betekent dit dat er geen spektakel meer komt, dat er geen vuurwerk meer ontsteekt, dat onze blauwe fractie op haar lauweren zal rusten? Of geurt er in deze Septemberverklaring toch nog iets naar ontvlambaar kruit dat de vingersnelheid van de minister-president toch nog op de proef zal stellen? Collega's, het is niet helemaal met tegenzin dat ik u beken dat we enkele sporen van dit kruit hebben opgesnoven bij het horen van de term investeringsregering. Nu de Septemberverklaring het etiket 'liberaal' heeft gekregen, willen we vooral weten of het uitgangspunt van deze investeringsregering liberaal zal zijn. Hier is de alertheid van onze fractie geboden. Hier zal de 'proof of the pudding' geleverd moeten worden als we aan tafel schuiven en onze eerste hap nemen.
Ons verslikken in de geserveerde pudding zullen we pas doen indien de notie investeringsregering betekent dat op een totaal achterhaalde keynesiaanse wijze de grote overheidsinvesteringen elkaar zullen opvolgen. Voor zo'n loodzware overheidsinvesteringsregering passen we, ook al worden deze overheidsinvesteringen in de tijd gespreid. Hierover kan geen misverstand bestaan. Alternatieve financiering betekent niet dat we de komende generaties met schulden opzadelen: laat dit een duidelijke waarschuwing zijn tegen debudgettering om wachtlijsten weg te werken
.
Debudgettering is geen deugdelijk alternatief. Alternatieve financiering betekent dat de overheid zo verstandig is om andere financiers in haar plaats aan het investeren te zetten. Voor ons zal de pudding naar meer smaken, indien blijkt dat deze investeringsregering zich tot doel stelt de broodnodige investeringen in infrastructuur op het vlak van welzijn, onderwijs en mobiliteit op eigentijdse wijze naar de markt te brengen. De overtuiging groeit dat belangrijke privé-investeerders ook op zoek zijn naar investeringen in onroerend goed.
Mevrouw Ceysens, ik ken weinig van cijfers en ik ben zeker geen economist. Als we vandaag bouwen en mijnheer X betaalt, dan is het toch logisch dat die daaraan geld wil verdienen. Hij wil zijn investering terugverdienen, en liefst nog met winst. Wie zal dat allemaal betalen? Het kan niet anders dan dat de toekomstige generatie daarmee wordt opgezadeld.
Mijnheer Stassen, er zijn voorbeelden uit het buitenland. Er zijn belangrijke pensioenfondsen die op zoek zijn naar investeringen, die middelen hebben die ze graag investeren.
Ik zal geen geld stoppen in een pensioenfonds als het niets opbrengt.
Mag ik mijn redenering afmaken? Die fondsen willen het geld investeren en ze doen dat ook efficiënter. In het VIPA zien we dat privé-investeerders erin slagen om de overheidssubsidie er uit te halen door slimmer en beter te bouwen, door beter te onderhouden. Ze hebben expertise. De overheid moet niet de ambitie hebben om als beste bakstenen op elkaar te zetten. We laten ons daar nog te veel in vangen. Natuurlijk willen ze vergoed worden voor wat ze leveren en daarom moeten wij mensen financieren. De winst zit hem in de wijze waarop mensen met expertise efficiënter aan de slag gaan. De overheid moet niet de grote bouwmeester zijn. Dit is een fundamentele visie.
De boekhouder in mij wordt wakker als ik sommige betogen hoor. Ik wil het even hebben over de alternatieve financiering. We gaan naar een nulpositie in de schuld. Er zijn enorme maatschappelijke vragen in de scholenbouw, de rusthuizen en andere sectoren. Er zijn de lage rentevoeten en er is de inflatie. We hebben het voorbije jaar een aantal technieken uitgevlooid en die worden nu aan Europa voorgelegd. Het is niet meer verantwoord om neen te blijven zeggen op alle maatschappelijke vragen. De burger heeft recht op een goede school, op goede rusthuizen en energiezuinige gebouwen. Dit is geen last op de toekomstige generaties. Het is niet meer dan normaal. Wie een huis bouwt, betaalt dit ook niet cash. Dit is een zeer verantwoorde beslissing. Ik herhaal dat er volledige transparantie zal zijn naar het parlement. We zullen decretale bepalingen voorleggen en niets achterhouden. (Applaus bij CD&V)
Het is ons aanvoelen dat, zelfs wanneer we in 2009 naar een schuldenvrij Vlaanderen komen, we de budgettaire teugels niet mogen laten vieren. Als we dan beginnen met lenen, dan wentelen we dit inderdaad voor een deel af op de komende generaties. We weten dat er andere, efficiënte financieringsbronnen mogelijk zijn. We kunnen onze middelen dan gebruiken om reserves aan te leggen.
Waarvoor willen we deze reserves gebruiken? Ik kom daar straks toe. Het valt te voorzien dat we in 2007 wel eens zouden kunnen onderhandelen, ook communautair, om bevoegdheden naar Vlaanderen over te hevelen terwijl er geen grote middelenpakketten meer bij gaan komen. Tot nu toe ging een overdracht van bevoegdheden steeds gepaard met bijkomende middelen. Vlaanderen moet zich in poleposition plaatsen om reserves te hebben, zodat wij bevoegdheden kunnen opnemen, ook al zijn de middelen er niet meer. We zullen middelen genoeg nodig hebben om dit alles in de toekomst te betalen. Daarom moet de overheid heel selectief zijn in wat ze financiert. Soms zullen we erin slagen anderen voor ons te laten financieren. Dit is voor ons de kern van het verhaal van alternatieve financiering en publiek-private samenwerking.
De pudding zal voor ons naar meer smaken indien blijkt dat deze investeringsregering zich tot doel stelt de broodnodige en maatschappelijk verantwoorde investeringen ook op eigentijdse wijze naar de markt te brengen. De overtuiging groeit dat er belangrijke spelers zijn die dit willen. Met een gegarandeerde afnemer in de gedaante van de overheid vinden ze een investering in wegen, onderwijsgebouwen en welzijnsvoorzieningen bijzonder interessant. Laat hen dat dan ook doen. Zo verlichten we het overheidsbudget, dat we dan immers voor andere prioriteiten kunnen gebruiken. Dit zullen we niet kunnen doen bij alles. Laten we het daar doen waar het kan. Heel vaak kan het precies op het terrein van onroerend goed en infrastructuur. Laten we onze middelen houden voor andere prioriteiten, waar deze formule niet mogelijk is, waar we die privé-investeerders niet zullen vinden. Zij staan immers niet klaar om in alles te investeren. Laten we die middelen voor een belangrijk deel reserveren voor de toekomst.
In 2009 zal Vlaanderen schuldenvrij zijn. Dit mag geen alibi worden om de budgettaire teugels te vieren. Een schuldenvrij Vlaanderen in 2009 moet ons op weg zetten om communautaire onderhandelingen aan te gaan, waar we kunnen ijveren voor meer bevoegdheden, zelfs zonder middelenoverdracht. Een slimme en slanke investeringsregering moet ook het bedje spreiden voor privé-investeerders. Er is een wereld van verschil tussen een logge, aanbodgedreven investeringsregering of een wendbare, kwieke, vraaggestuurde investeringsregering, die investeringen ook laat drijven van onderuit. Buitenlandse voorbeelden tonen aan dat de knowhow die deze investeerders brengen bovendien ook nog een meerwaarde betekent voor het optimaliseren en moderniseren van deze infrastructuur. Wat baat het de overheid om dé expert te worden in het onderhouden en ordenen van bakstenen? Dat kan niet onze roeping zijn. We moeten hier drastisch en fundamenteel over durven te debatteren. Wij hopen dat er hier anno 2005 geen taboe meer bestaat terzake.
Ik moet eerlijk bekennen dat we er na deze Septemberverklaring, misschien wat paradoxaal, enerzijds wel gerust op zijn, maar anderzijds toch nog een beetje bang zijn. Ons stelt de paragraaf gerust waarin u, mijnheer de minister-president, maandag heel expliciet stelde dat het antwoord op een groeiende behoefte aan zorg en welzijn volwaardige economische activiteiten en werkgelegenheid creëert. Ook stelt het ons gerust dat u hier uitdrukkelijk stelde dat er, binnen een duidelijk kader, ruimte moet zijn voor marktwerking terzake. Deze passage klopt voor 100 percent en doet ons eerlijk gezegd deugd.
Nu alle partijen de planeconomie voor de niet-budget- of marktsectoren, zoals industrie, vrijhandel en diensten, hebben afgezworen, nu alle kranten de Septemberverklaring van een klassieke driepartijenregering wel moeten duiden als een keuze voor liberale ingrediënten zoals lastenverlaging, ondernemerschap, innovatie en internationalisering, kan onze fractie wat dat betreft misschien wat geruster worden.
Dat betekent wel dat het tijd wordt om grenzen te verleggen, en om jullie mee te nemen op een pad waar we resoluut gaan voor een bevrijding en ontgrendeling van traditionele budgetsectoren als onderwijs, ouderenzorg, kinderopvang, openbaar vervoer en wegeninfrastructuur. Mijnheer de minister-president, u hebt ruimschoots gelijk dat deze budgetsectoren mogelijkheden hebben op het vlak van volwaardige economische activiteiten en jobcreatie. U hebt gelijk dat er ruimte moet zijn voor marktwerking.
De weg naar Lissabon ligt geplaveid met dit soort uitdagingen. Noem ze gerust gigantisch of moeilijk, maar zeg nooit dat ze onmogelijk of niet geruststellend zijn.
Onze verbazing is wel groot dat in deze Septemberverklaring nog niet resoluut voor het woord dienstencheques gekozen kan worden - wat een aarzeling. We moeten het stellen met de cryptische en defensieve omschrijving dat we de flexibele en occasionele kinderopvang beter en ruimer moeten uitbouwen, ook buiten de collectieve voorzieningen. Laten we dus zeggen dat het gaat om dienstencheques voor de kinderopvang.
Ik wil van de dienstencheque geen fetisj maken, maar de cheque staat wel symbool voor de broodnodige opstart van de marktwerking in een nieuw segment uit de dienstensector. Zelden hebben we een maatregel zo'n return zien geven op het vlak van jobcreatie - bijna 19.000 nieuwe jobs - , op het vlak van nieuw ondernemerschap - 60 percent privé-leveranciers en 40 percent overheidsgerelateerd - en op het vlak van de levenskwaliteit voor jonge gezinnen en tweeverdieners, maar ook voor ouderen die thuis willen blijven wonen - bijna 200.000 nieuwe gebruikers.
De belangen van de werkende Vlaming, van alleenstaande moeders die in ploegen werken, van moeders die zich ziek melden omdat hun kind ziek is en geen opvang hebben en de belangen van de tweeverdieners uit de middenklasse, die vroege en late uren op een flexibele wijze moeten dichtrijden, mogen niet afketsen op het protectionisme van organisaties die niet willen weten van marktwerking in klassieke budgetsectoren.
Mevrouw Ceysens, als de dienstencheque iets bewijst, is het dat het naar de markt sturen van dit soort dienstverlening duurder is dan de reguliere dienstverlening. Dat is de reden waarom de vorige Vlaamse Regering er zo lang over gediscussieerd heeft en wij de regeling hebben beperkt tot occasionele gevallen. Als u de redenering van de dienstencheques voor de kinderopvang toepast op de zorg, zal vooral de overheid er veel meer voor bijbetalen.
Mijnheer Stassen, u hebt het decreet mee goedgekeurd. Ik geloof niet dat mensen hun kind uit de collectieve opvang zullen weghalen om het via het gebruik van dienstencheques van 's morgens tot 's avonds thuis op te vangen. Zo zal het niet werken.
Als mensen dienstencheques willen, is het om een ziek kind - dat ook niet collectief wordt opgevangen - op te vangen en om opvang in de vroege en late uren mogelijk te maken. Daarvoor hebben we in dit parlement een decreet goedgekeurd. Hier moet uitvoering aan worden gegeven.
Mijnheer de voorzitter, ik wil geen onduidelijkheid laten bestaan. De problematiek van de flexibele opvang, ook buiten de bestaande structuren - waarmee we ingaan op terechte vragen en verwachtingen van Vlaamse mannen en vrouwen die geconfronteerd worden met een niet-ingeloste vraag naar kinderopvang - nemen we ter harte. We willen bekijken op welke wijze we, rekening houdend met alle elementen, de beste beleidsinstrumenten kunnen aanreiken en beslissingen kunnen nemen.
Mevrouw Ceysens, u moet van ons aannemen dat we niet zullen improviseren. We zullen het grondig bekijken vooraleer we een beslissing nemen. Er zijn andere sectoren waar zaken werden gelanceerd en we nu nog altijd moeten zoeken naar herschikkingen om de instrumenten doeltreffender te maken.
Mijnheer de minister-president, ik besef heel goed dat we dit debat vandaag niet zullen beëindigen, maar improviseren zou ik het niet durven noemen.
Het christelijk ziekenfonds heeft vandaag een project 'Altijd is Kortjakje ziek' waarbij deze dienst aan ouders van zieke kinderen wordt aangeboden. Dit gebeurt volgens het concept van de dienstencheques in de kinderopvang. Het is dus de interimsector die dit systeem doet draaien. Het systeem bestaat dus al en is ook, als ik me niet vergis, opgenomen in de verzekeringspolis die is afgesloten voor het personeel van het Vlaams Parlement.
Het debat is blijkbaar nog niet overal rijp. We zullen echter aan de boom blijven schudden tot de vrucht valt.
Hoewel het gaat om een bescheiden dossier, wordt er veel aandacht besteed aan de dienstencheques in de kinderopvang. Het gaat voor ons dan ook om de barometer die moet polsen hoe menens het is met het invoeren van fundamentele vernieuwingen en het doorbreken van taboes om welvaart en welzijn in Vlaanderen veilig te stellen.
Mevrouw Ceysens, u zegt dat Keynes over zijn hoogtepunt heen is. Wat investeringen en schulden betreft, meen ik dat u de nota's van de minister van Financiën nog eens moet nalezen. Het gaat immers over een spreiding van de kosten van de Vlaamse overheid waardoor nu sneller kan worden geïnvesteerd dan wanneer er nooit schulden zouden worden gemaakt en we zouden worden geremd in het verlenen van de nodige diensten of het uitbouwen van de infrastructuur die nodig is om die diensten te verlenen.
Ik denk dat ook Hayek over zijn hoogtepunt is. U wilt de dienstencheques gebruiken als instrument en de markt een grotere rol laten spelen in diensten zoals welzijn en onderwijs. Ik sta daar ontzettend huiverachtig tegenover. Ik wil me dan ook niet aansluiten bij de strijd die u daarvoor voert.
Ik heb daarstraks tot driemaal toe een bedenking gehoord van de heer Dewinter waarin hij duidelijk de minister van Financiën heeft gefeliciteerd met zijn financieel beleid.
Mijnheer Sannen, toen het daarnet ging over de PPS, waren blijkbaar een aantal leden van uw fractie van mening dat mevrouw Ceysens een pleidooi hield tegen alternatieve financiering. U zegt echter zelf dat de minister van Financiën duidelijk is in zijn begrotingsbenadering voor wat de alternatieve en andere financieringen betreft. Ik stel dan ook voor om de voorzitter van de Commissie voor Financiën te verzoeken om binnenkort de commissie samen te roepen zodat de minister van Financiën duidelijkheid kan scheppen. Behalve de heer Stassen pleit niemand tegen alternatieve financiering. Alleen hij heeft de win- winsituatie nog niet begrepen, maar dat komt wel in orde.
Mijnheer de voorzitter, ik nodig de leden van het Vlaams Parlement uit om deze brochure even door te nemen. Ze zullen dan op pagina 41 kunnen zien dat we naar een zeer merkwaardige situatie gaan. In 2009 zal Vlaanderen 0 euro schuld hebben. We houden daarbij rekening met de afspraken die we hebben gemaakt met de federale regering over het halen van de begrotingsdoelstellingen. Dankzij deze afspraken zal Vlaanderen in 2010 nog slechts een begrotingsnorm hanteren van 18,2 miljoen euro, terwijl die vandaag 274 miljoen euro bedraagt.
In 2010 heeft Vlaanderen geen schulden meer. De facto bedraagt de begrotingsnorm 0 euro. Dat betekent dat de begroting in evenwicht moet zijn, net zoals bij de gemeentebesturen. In 2006 worden we geconfronteerd met een aantal grote maatschappelijke uitdagingen: schoolgebouwen, rusthuizen die we moeten bouwen om tegemoet te komen aan piekperiode 2012-2015. De vraag is hoe we op een alternatieve, budgettair verantwoorde manier kunnen investeren zonder dat we die investering inschrijven in één begrotingsjaar. Ik denk daarbij aan dossiers zoals het Deurganckdok, waarvan de kosten 630 miljoen euro bedragen.
We werken daarvoor een techniek uit en vragen daarvoor het fiat van de Nationale Bank en Eurostat. Van zodra we de toezegging hebben van Eurostat, zullen we deze techniek volledig toelichten in de commissie. We kunnen echter pas iets toelichten als het licht op groen staat. (Applaus bij CD&V en bij de VLD)
Dat klopt helemaal. Mijnheer de minister, weinigen beseffen dat u wellicht de enige beleidsverantwoordelijke zult zijn in een schuldenvrije regio. Ik zie er geen andere. Dat is geweldig. (Rumoer)
Voor ons is dat te mooi om waar te zijn. We hebben er alle begrip voor dat dit een aantal mogelijkheden schept, maar dan nog sluiten we onze ogen niet voor een andere realiteit. We weten dat er noden zijn in de rusthuissector en dat er zal moeten worden gebouwd. We weten dat er privé-investeerders zijn die een rusthuis willen bouwen. Ze doen dat nu al zonder dat de overheid ook maar 1 euro subsidieert. Desondanks is de dagprijs concurrentieel met die van instellingen die een subsidie ontvangen. We mogen onze ogen daar niet voor sluiten, maar nagaan hoe zij erin slagen om zonder subsidies te bouwen. Voor de overheid is dat een gunstige operatie, want de budgetten worden erdoor ontlast en kunnen op een andere manier worden ingezet. Natuurlijk is het goed dat we dat die dossiers bekijken. De dagprijs is niet hoger dan bij degenen die bouwen en er subsidies voor krijgen. Ik vraag dat de dossiers worden bekeken en vergeleken.
We weten dat ze middelen hebben die ze willen investeren.
Mevrouw Ceysens, is dit een pleidooi voor een privatisering van bepaalde onderdelen van de sociale voorzieningen? Dat lijkt er toch sterk op. Ik kan daar geen andere conclusie uit trekken. Is dat de richting die deze regering uit wil? (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
Wat wil de regering met de alternatieve financiering? Op de lange duur weet ik het niet meer. De socialistische minister Vandenbroucke vertelt iets heel anders dan u. U pleit hier openlijk voor een privatisering. Voor een deel begrijp ik dat, hoewel ik het niet goedkeur. Ik zie niet goed in hoe we anders de alternatieve financiering zullen waarmaken in het onderwijs, in de rusthuissector, enzovoort. De privé-sector zal enkel investeren als ze winst kan maken. Dat is toch essentieel! Als men de weg van de privatisering uitgaat, dan heb ik daar heel veel vraagtekens bij.
Mevrouw Ceysens, uit uw toespraak en de reacties daarop kan ik alleen maar opmaken dat er in de regering absoluut geen eensgezindheid is. (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
Ik heb het nu over de regeringsverklaring. Bovendien stel ik vast dat als de liberalen over economie beginnen, ze het ook niet altijd goed weten. Mijnheer Vermeiren, als de minister-president spreekt over een investeringsregering, dan is dat een Keynesiaans beleid en niets anders. (Opmerkingen van de heer Francis Vermeiren)
U hebt gezegd dat de heer Stassen de enige is die nog aan Keynes blijft vasthouden. De regering voert nu echter een Keynesiaans beleid - anders hebben wij ooit verschillende cursussen economie gestudeerd.
Het essentiële element in het debat is dat er onder de term PPS allerlei dingen worden weggestopt. Zoals minister Van Mechelen het voorstelt, gaat het om een financieringstechniek, waarbij banken en zo worden aangetrokken om onder de schuldnormen en Europese normen uit te geraken. Daar heb ik begrip voor, maar zeg dan gewoon dat het een vorm is van alternatieve financiering en geen PPS, want dat is iets helemaal anders. In een PPS-formule wordt de privé-sector niet alleen bij een project betrokken voor de financiering, maar ook voor het bouwen en de uitbating, zodat er een win-winsituatie zou moeten ontstaan.
Over alternatieve financiering is er waarschijnlijk weinig discussie, en in zoverre het onder controle wordt gehouden binnen bepaalde normen, ga ik er zelfs mee akkoord, maar dan mag niet gezegd worden dat dit een schuldenvrije regering is. De schuld wordt alleen onder een andere vorm gebracht.
U pleit er echter ook voor de privé-sector er echt bij te betrekken. Daar sta ik dan weer heel huiverig tegenover. Bovendien is er in de regering geen eensgezindheid over, en dus zeker geen akkoord.
Mijnheer Tavernier, u hebt het debat blijkbaar heel goed gevolgd en u hebt het nu heel bevattelijk samengevat. Alternatieve financiering is inderdaad een techniek waarmee wordt gewerkt om uit te zoeken hoe er kan worden geïnvesteerd.
U zult echter begrijpen dat voor ons in die alternatieve financiering inderdaad ook de echte PPS mogelijk moet zijn. De rusthuissector, die al als voorbeeld is genoemd, wordt in Vlaanderen natuurlijk in grote mate door de privé-sector beheerd, alleen wordt dat beperkt tot de private non-profitsector. We vinden echter dat ook de profitsector daar moet aan kunnen deelnemen. We geven die mensen wanneer ze bouwen niet eens een waarborg. Ze zijn daar nochtans vragende partij voor.
Ze kunnen rusthuizen bouwen, en vragen daarvoor niet veel van de overheid. De private non-profitsector vraagt 60 percent subsidies en 40 percent waarborg. Zij vragen echter alleen maar een waarborg. Als die er komt, willen ze op de proppen komen met een infrastructuur waarvan ze ook vandaag al de kosten in hun dagprijs verrekenen, terwijl die dagprijs toch niet hoger ligt dan in de non-profitsector.
We moeten dat inzien. Ons doet dit inzicht alvast uitkijken naar privé-inbreng, niet alleen met alternatieve financieringstechnieken, maar ook met werkelijk alternatieve investeerders.
Mevrouw Ceysens, het verbaast me ten zeerste dat u alternatieve financiering en PPS zo invult. U stevent af op aparte private sociale voorzieningen. Vandaag gaat het over rusthuizen, morgen over ziekenhuizen en overmorgen over scholen, waar de rijken door meer te betalen een betere kwaliteit van verzorging, opvang en onderwijs kunnen krijgen.
Ik snap er niets meer van. Is dat de invulling die de socialisten geven aan de PPS-formule en aan de alternatieve financiering? Ik weet niet meer wat de partners uit deze regering willen. De ene volgt blijkbaar Milton Friedman en de andere volgt Keynes, maar wie volgt eigenlijk Leterme? Niemand! (Gelach/ Applaus bij het VB)
Mijnheer de minister-president, welke invulling geeft u eraan? Dat is niet dezelfde als die van mevrouw hier, en evenmin als die van mijnheer daar.
Ik ben héél blij met wat u zegt, mijnheer Dewinter. (Gelach bij het Vlaams Belang)
Laten we eerlijk zijn, u probeert de Vlaamse ondernemers een ander verhaal wijs te maken. Aan hen gaat u vertellen dat dat allemaal wel moet kunnen en dat de ondernemerswereld een goede zaak is. Nu is de scheidslijn bijzonder duidelijk. Uw visie op de economie in Vlaanderen is bijzonder duidelijk. (Rumoer)
Mijnheer Dewinter, u moet eens geblinddoekt een privé- en een publiek rusthuis binnenstappen en pas binnen uw blinddoek afnemen. U moet dan eens kijken naar het prijsetiket, naar de populatie en naar de gang van zaken. U moet dat echt eens doen. Dat zal de taboes doorbreken die ons vandaag verhinderen de bestaande programmatie uit te voeren. Er bestaat een programmatie voor dagcentra en kortverblijf voor ouderen. Die wordt niet ingevuld omdat de overheid onvoldoende middelen heeft. De privé-sector staat klaar, maar kan vandaag in Vlaanderen niets doen. Dit zijn groeisectoren. De bevolking heeft hier nood aan, maar wij moeten eerst de grendels wegnemen.
De gedachten zijn natuurlijk vrij. Het beleid van de regering is duidelijk inzake de financiering en de mobilisatie van middelen buiten de begroting.
Ik zou aan mevrouw Ceysens - in deze vrije gedachtewisseling die weinig te maken heeft met de regeringsverklaring - toch het volgende willen zeggen. Als u ergens geblinddoekt wilt binnenstappen, stap dan Wallonië en Brussel binnen. Kijk naar de rusthuizen daar. De commerciële sector speelt daar een veel grotere rol dan bij ons. Overigens, ik zal u een argument geven, u zou dat kunnen misbruiken, maar ik zal u ook de consequenties schetsen. De dagprijzen liggen lager, maar de kleine commerciële instellingen zijn vaak architecturaal niet in staat zijn om te voldoen aan de normen voor omschakeling naar RVT's. Dat is een van de grote problemen voor een federaal beleid terzake. Gelukkig heeft de federale regering dit de jongste jaren wat laten diversifiëren. Ook minister Demotte doet dat nu en dat is goed. Die rusthuizen kunnen gewoon niet volgen omdat ze niet kunnen voldoen aan de architecturale normen voor een omschakeling voor verzorging van zwaarbehoevenden. Ze zijn gemiddeld goedkoper, maar kunnen niet voldoen aan de maatschappelijke behoeften. Dat hangt samen met het commerciële karakter dat daar veel sterker aanwezig is.
Ik nodig u uit om eens naar de Waalse en Brusselse rusthuizen te kijken en daar uw conclusies uit te trekken inzake de globale structuur van het aanbod. Het ligt niet zo eenvoudig dat een commercieel initiatief ten volle de stijgende zware zorgbehoevendheid - die is groter in Vlaanderen dan in Brussel en Wallonië - op kan vangen. Dat is een heel ander debat dan het debat dat we nu voeren over de financiering van de bouw. (Applaus bij sp.a-spirit en CD&V)
Mijnheer de voorzitter, ik wil enkele zaken duidelijk stellen. Ik heb mij geërgerd aan de uitspraken van de heer Dewinter. Hij zei dat privé-rusthuizen gebouwd worden voor rijke mensen. Ik nodig hem samen met minister Vandenbroucke uit om in mijn streek de tientallen privé-rusthuizen te bezoeken. Ze worden schitterend uitgebaat door privé-organisaties aan behoorlijke prijzen. Ze zijn vergelijkbaar met de rusthuizen van OCMW's en gemeenten omdat ze een bestendige samenspraak hebben. De OCMW-rusthuizen coördineren hun organisatie met die rusthuizen.
Het is verkeerd om te denken dat het bij het zoeken naar oplossingen op het vlak van financiële middelen - want daarover gaat deze discussie - noodzakelijk is om te pleiten voor of tegen het ene of het andere systeem. Het is geen kwestie van pleiten tegen mutualiteiten, het gaat enkel om het openen van de horizon en het vergroten en verbeteren van de mogelijkheden. We willen immers tot daadwerkelijke oplossingen komen voor mensen die heel dringend hulp nodig hebben.
Ik stel vast dat de regering eensgezind is. Het verwondert me niet dat de heer Tavernier zich daarover ergert. Het is logisch dat hij daar als oppositielid niet gelukkig mee is.
Uit heel deze discussie heb ik één zaak geleerd: de stelling van het Vlaams Belang. De heer Dewinter, die zich in zijn betogen dikwijls stoelt op de noodzaak om meer gebruik te maken van de privé-sector en de ondernemingen, heeft nu duidelijk gemaakt dat hij er een tegenstander van is. Dat is een nieuw feit voor mij.
Dat is heel juist. (Gelach)
Voor ons was dat echt heel verhelderend.
Collega's, dit debat heeft alles te maken met de Septemberverklaring en met het concept van de investeringsregering. Wij willen duidelijk stellen dat deze regering een investeringsregering kan zijn door bijvoorbeeld waarborgen te verlenen aan investeerders die dan op hun beurt broodnodige investeringen doen. Waarborgen zijn heel zinvolle instrumenten om in de toekomst investeringen op diverse fronten los te krijgen.
Mijnheer de minister-president, tijdens een vorig debat had ik reeds de gelegenheid om het over dit thema te hebben. Toen liet u optekenen dat we in Vlaanderen expertise in huis hebben. Een aantal mensen hebben reeds ervaringen op dit vlak in een internationale context. De Commissie voor Financiën zou de heer Theo Dilissen eens kunnen uitnodigen, want hij heeft de voorbeelden die ik heb gegeven en wellicht ook nog andere waarop een nog veel groter taboe rust, al eens wereldwijd in de praktijk gebracht.
Wij willen stapsgewijs tewerk gaan. We beseffen heel goed dat er nog taboes op rusten en er nog weerstand tegen is. Blijkbaar kunnen weerstanden worden overwonnen, want dat wordt in de Septemberverklaring bewezen aan de hand van een aantal heel duidelijke zinsnedes.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, onze fractie heeft de laarzen aangetrokken en wil koers zetten naar de kennis- en diensteneconomie die we met de Lissabondoelstellingen kunnen duiden. De Septemberverklaring van dit jaar doet dat ongetwijfeld ook, en daar zijn we best wel gelukkig mee. Natuurlijk wordt het voor ons uitkijken op welke wijze en met wiens middelen de investeringsregering investeert of doet investeren.
Liberalen zijn meestal snoepers. (Rumoer)
Eerlijk gezegd ben ik zelf bijzonder verlekkerd op pudding. We zullen met genoegen de pan uitlikken om te proeven van de geserveerde pudding. We zullen hem beoordelen op alle ingrediënten. U begrijpt dat het niet belasten van toekomstige generaties, de levenskwaliteit van de werkende Vlaming, man en vrouw, en het ontgrendelen van de budgetsectoren voor ons forse smaakmakers kunnen zijn.
Mijnheer de minister-president, we hebben uit uw Septemberverklaring kunnen opmaken dat u ons kookboek en een aantal van onze recepten in elk geval ziet zitten. We vragen dat het beleid naar die recepten zou smaken. Gebruik dit parlement als een bevoorrechte voorproever. Ga met ons het debat aan op basis van voorontwerpen van decreet. Op die ogenblikken is uw regering concreet genoeg om een gestoffeerd debat te voeren, kunnen maatschappelijke en institutionele adviesorganen aan het debat deelnemen en moeten de fracties in dit parlement de kans krijgen om politieke duiding en kleuring te bieden.
De heer Caluwé heeft alvast laten merken dat hij het nut hiervan inziet. Op deze wijze komt een belangrijke vernieuwing voor het Vlaams Parlement in zicht. Politiek saai? Het belooft best boeiend te worden. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer de voorzitter, 'vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen' is het motto van onze regering. Een motto waar overigens geen enkel weldenkend mens tegen kan zijn. De overheid moet vertrouwen bij de bevolking wekken en moet de verantwoordelijkheid nemen om alle mensen in de samenleving gelijke kansen te garanderen.
Mijnheer de minister-president, het ligt waarschijnlijk aan uw verkoudheid, maar wij zijn geen snoepers. Ik heb trouwens ook een verkoudheid te pakken. (Gelach)
Indien uw regering haar motto gestand wil doen, moet u de Vlamingen misschien op een iets andere toon aanspreken. Enkel wie echt in de toekomst gelooft, moet de toekomst niet ondergaan. Nuchtere analyses van de huidige situatie zijn belangrijk als beginpunt van een discussie. Wie zelfs maar een beetje negativiteit in de samenleving injecteert, dreigt defaitisme te oogsten. Ik weet zeker dat u, CD&V, de VLD en de sp.a-spirit-fractie dat niet willen.
Wie in de mensen gelooft, gelooft ook echt in een toekomst voor Vlaanderen. Zoals de heer Caluwé daarnet al heeft gezegd, leven we in een van de rijkste regio's ter wereld. We hebben opnieuw een begroting in evenwicht. We gebruiken hiervoor zelfs alternatieve financiering, een gegeven waarvan wij overigens geen tegenstanders zijn. Ons onderwijs is van wereldklasse. Onze gemeenschapsvoorzieningen mogen worden gezien.
Zoals de minister-president heeft verklaard, zijn er ook uitdagingen. Onze jongeren- en allochtonenwerkloosheid ligt eigenlijk schandalig hoog. De ongelijkheid in ons onderwijs is veel te groot. Het recht op kwaliteitsvol wonen is in onze samenleving nog altijd niet voor iedereen gegarandeerd. Bovendien hebben we een enorme, steeds zwaarder wordende ecologische schuld uitstaan. Misschien zijn nog niet genoeg voorzorgen genomen om de uitdaging van de verzilvering op te vangen.
Ik wil mijn spreektijd niet gebruiken om de minister-president punten te geven. Ik wil proberen een aantal punten van de sp.a naar voren te brengen. Mijn voorbeelden zijn illustratief en uiteraard niet limitatief. Als socialisten vinden we het belangrijk dat de Vlaamse Regering de toekomst op een offensieve en een progressieve manier vormgeeft.
We vinden het een goede zaak dat de nadruk op de versterking van de Vlaamse economie wordt gelegd. Enkel in een economisch welvarend Vlaanderen kunnen we een samenleving opbouwen die niet duaal is. Voor de sp.a is het belangrijk dat de economische groei ten goede komt aan alle Vlamingen en verteerbaar blijft voor mens en milieu.
Daarom pleiten wij veeleer voor kwalitatieve groei dan alleen maar voor kwantitatieve groei. Het volstaat niet om te zeggen dat we de economische kansen van Vlaanderen veilig moeten stellen door te investeren in innovatie. Natuurlijk moeten we investeren in innovatie - iedereen is het daarover eens -, maar we willen van de regering ook weten welk soort economie we willen, welk soort innovaties we beogen en in welke domeinen Vlaanderen dankzij onze R&D een topregio wil zijn. Over die prioriteiten moeten de regering en het parlement de komende maanden verder debatteren.
De Vlaamse economie mag niet alleen op kortetermijnsuccessen mikken.
Er is altijd een slingerbeweging bezig tussen niets doen en de economie gewoon zijn gang laten gaan enerzijds en een economisch beleid oude stijl anderzijds. In het laatste geval proberen de beleidsmakers te bepalen wat binnen 10 jaar succesvolle sectoren zullen zijn. Tussen beide uitersten heeft de Vlaamse Regering een goed evenwicht gevonden. Ons economisch en innovatiebeleid is een horizontaal beleid dat in alle sectoren doordringt. Verder willen we doelgericht werken naar niches waarin Vlaanderen wereldklasse uitstraalt, zoals elektronica en nanotechnologie, biotechnologie en breedband. Zo'n evenwichtig beleid hebben we nodig.
Ik deel uw mening. Ik denk wel dat het belangrijk is dat we daarover in het parlement verder discussiëren. We moeten het eens zijn over speerpuntensectoren die bijzondere aandacht verdienen omdat ze de economie van de toekomst mee vorm zullen geven.
Ik wil op dat vlak een aantal voorstellen doen. De ontwikkeling van een duurzame en toekomstgerichte economie is de grote uitdaging. Als we dat niet doen, zadelen we de komende generaties met een zware schuldenlast op. De afgelopen 25 jaar heeft in België vooral in het teken van de sanering van de overheidsschuld gestaan. Een maatschappij die leeft van geleend geld zal uiteindelijk alleen nog maar zijn schuldeisers betalen en geen middelen overhouden voor investeringen. We vinden het daarom belangrijk dat naast de sanering van de overheidsschuld ook echt werk wordt gemaakt van het wegwerken van onze ecologische schuld.
Lozingen in de bodem, de lucht en het water hebben ervoor gezorgd dat Vlaanderen met black points is bezaaid. Er is voorzien in 10 miljoen euro FFEU-middelen. Dat geld zal worden gebruikt voor de alternatieve financiering van de bodemsanering. Dat is een goed begin, maar dat moet in de toekomst worden herhaald. Die 10 miljoen euro zullen het probleem immers niet oplossen. Verder gebruiken we nog buitenmatig veel schaarse natuurlijke rijkdommen en stoten we nog altijd te veel broeikasgassen uit. Eigenlijk gedragen we ons nog altijd als een cafébezoeker die voortdurend op krediet drinkt. Dat is niet goed voor ons milieu, en het is de verantwoordelijkheid van de politieke wereld maar ook van de bedrijfswereld en de burgers.
Een voormalige premier van de partij van de minister-president zei ooit dat schulden altijd moeten worden afbetaald. Hij had het toen over de staatsschuld. Met de ecologische schuld is dat vandaag niet anders. We hopen dan ook van harte dat de consensus in de regering hierover nog wordt versterkt en nog meer wordt uitgedragen.
Vervuiling bestrijden impliceert natuurlijk dat we minder vervuilende energie gebruiken. Daartoe moeten we het gebruik van alternatieve energie stimuleren.
Ik denk dat we dit niet doen door met de regelmaat van de klok op engagementen terug te komen. Aan een aantal van onze valse profeten van de kernenergie wil ik dit zeggen: welke onderneming zal vandaag investeren in nieuwe energiebronnen als sommige politici bewust de onzekerheid over het uitstapscenario uit de kernenergie in stand houden? Hoe zullen we de volgende generaties uitleggen dat we na 30 jaar wetenschappelijk onderzoek - ik weet wel dat er inspanningen geleverd worden door Belgonucleaire enzovoort - nog steeds niet weten wat we met het kernafval moeten doen? Ik denk dat we het probleem van de broeikasgassen niet mogen verleggen naar dat van het opslaan van het kernafval.
Mevrouw Gennez, een groot socialistisch kopman, de heer Mathot, heeft ooit gezegd: de staatsschuld is vanzelf gekomen, hij zal vanzelf weggaan. Ik ben het daar niet mee eens. (Opmerkingen van mevrouw Caroline Gennez)
U verwees ook naar de voorganger van de huidige minister-president; dan kan ik ook wel eens citeren uit het socialistisch verleden.
Wat betreft de kernenergie moeten we de discussie eindelijk eens aangaan. U spreekt heel mooi over CO2-uitstoot, maar u zult dan eens moeten uitleggen hoe we het Kyoto-verdrag zullen moeten nakomen en hoe we dat betaald zullen krijgen. U weet zeer goed dat dat zonder onze kerncentrales 8 miljard euro zal kosten. Dat is niet mijn berekening, daar bestaan fantastische rapporten over.
We moeten dit debat niet zwart-wit voeren door te zeggen dat wij niet aan de toekomst en de vervuiling denken. Er is 5000 ton kernafval in België. Dankzij politieke spelletjes zit dat nu opgeslagen in de openlucht in Mol sedert 1993. We zullen ook eens moeten zeggen wat we daarmee moeten doen en wat we volgend jaar zullen moeten doen met die enkele duizenden mensen die daardoor op de keien zullen staan. Of de 5000 ton nu 8000 ton worden, als we onze kerncentrales nog 40 jaar zullen openhouden, maakt niet uit, ik meen dat het probleem heel complex is. Het opbod dat er nu bestaat tot de windmolens er zullen staan, is politieke peptalk die niets meer met realiteitszin te maken heeft. Als we tegen 2014 investeerders willen aantrekken, zullen we het licht moeten laten branden.
Los van de opmerkingen van de heer Dedecker, die ik bijna volledig kan onderschrijven, valt het me op hoe het debat wordt gekenmerkt door de ruzie binnen de meerheid over alle thema's waar minister-president Leterme het niet over heeft gehad in de Septemberverklaring. We hebben de dienstencheque voor de kinderopvang gehad, we hebben de alternatieve financiering gehad met totaal uiteenlopende denkbeelden, en nu krijgen we in bedekte termen een rechtstreekse aanval van mevrouw Gennez ten aanzien van minister Peeters. Die wordt uitgerekend vandaag ondersteund in een uitgebreide vrije tribune van mevrouw Gennez en de heer Martens in De Tijd. Daarin wordt minister Peeters verweten dat hij zich beperkt tot een klaagzang over liberalisering van de energie en het tevergeefs ter discussie stellen van de Elia-taks. Mevrouw Gennez zegt dat de minister bewust de versnippering in het landschap van de energiecommunales blijft onderhouden. Ze vraagt zich af wanneer de minister tot het besef komt dat hij een rol moet spelen in de maatregelen omtrent de energiecrisis en dergelijke meer. Het is een langgerekte tirade en aanval op het beleid van minister Peeters dat ze nu nog eens herhaalt, zonder zijn naam te noemen, want dat durft ze niet op de tribune. De minister heeft gepleit - dat heb ik toch duidelijk gehoord en gelezen op radio en televisie en in kranten - voor het behoud van de kernenergie en het verwerpen van het afbouwscenario dat door links hier destijds is voorgesteld. We steunen de minister in dezen. Ik stel vast dat de meerderheid verdeeld is wat het energiedebat aangaat.
Mijnheer de voorzitter, het is vanzelfsprekend dat mevrouw Gennez met haar partij zich in enkele punten wil profileren, en de problematiek van de kernenergie is een element daarin.
We hebben in dit parlement al heel wat hoorzittingen over kernenergie gehad. Dit debat moet binnenkort worden afgerond met een voorstel van resolutie. Uit de hoorzittingen is gebleken dat de wetenschappelijke wereld ook geen eenduidig standpunt hanteert.
Mevrouw Gennez, u doet alsof we moeten kiezen tussen het ene of het andere. Dat is niet zo. Binnen de beperkte bevoegdheden die Vlaanderen heeft, wordt er alles aan gedaan om te investeren in alternatieve en rationele energie. Daarover zijn we het eens.
De vraag is of we de Kyoto-doelstellingen zullen halen als kernenergie wegvalt. Wetenschappers zijn het erover eens dat dit niet het geval zal zijn. Federaal minister Verwilghen heeft een rapport besteld. Laat ons dit afwachten. De federale regering voelt dat dit een fetisjisme-dossier is. Als u uw zin krijgt en kernenergie wordt afgebouwd, dan zullen we die misschien moeten invoeren uit Frankrijk aan een duurdere prijs. Dat kan ook niet de bedoeling zijn. We zullen op die manier nog meer afhankelijk worden van energie uit het buitenland.
Mevrouw Gennez, ik heb ook uw vrije tribune gelezen. De heer Caluwé heeft daarnet verwezen naar de Elia-heffing. Ik vraag u om dat nog eens aan te kaarten bij de federale overheid.
U geeft goedkope kritiek op minister Peeters en zegt dat hij voor een verdere versnippering van de intercommunales is. Uw partij pleit inzake zuivere intercommunales zoals op het vlak van de kabel ook voor een verdere versnippering. Ik vind uw kritiek dan ook gemakkelijk. Volgende week voeren we een actualiteitsdebat over Suez en Electrabel. Daaruit zal blijken dat we vragende partij zijn voor een versterking van de overheid in de distributienetwerken om vat te krijgen op de prijs. U kunt niet stellen dat CD&V daarvoor verantwoordelijk is. Als er middelen zijn om de Elia-heffing af te schaffen, dan kunnen we de kritiek van de VLD bijtreden. In het kader van het regeerakkoord moet er naar een meer efficiënte besteding van de middelen voor openbaar vervoer worden gezocht, met dezelfde graad aan openbaar vervoer.
Ik wil een oproep doen om het debat over kernenergie op een intellectueel correcte manier te voeren. Ik doe in het bijzonder een oproep aan de heer Dedecker die blijft zeggen dat het licht uitvalt in 2015 als Doel I wordt gesloten. Niets is minder waar.
Ik wil de heer Dedecker ook vragen om een gezaghebbend rapport dat gisteren werd gepubliceerd, te lezen. Daarin staat dat het in 2030 perfect mogelijk is om post-Kyoto te halen: 30 percent minder CO2-uitstoot tegen 2030 gekoppeld aan een uitstap uit kernenergie op Europees vlak.
Ik treed de heer Decaluwe bij dat we alle middelen en alle aandacht moeten focussen op energiebesparing, energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen. Als we alle middelen die in het verleden zijn besteed aan onderzoek naar radioactiviteit en kernenergie zouden besteden aan hernieuwbare energie, dan zouden we veel verder staan dan vandaag. (Applaus bij Groen!)
De heer Dedecker heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik wist dat het groene gedachtegoed het monopolie bezat op de intellectualiteit, maar blijkbaar niet op het gezond verstand. (Gelach)
Mijnheer Sannen, als ik op uw zenuwen werk, dan moet u vooraan gaan staan. We zullen het debat voeren over kernenergie. Dat is helemaal niet moeilijk.
Ik wil de heer Lovelock citeren. Net als de heer Vandenbossche hier is hij de grote goeroe van de groene beweging wereldwijd. Hij zegt klaar en duidelijk dat we de Kyoto-normen niet kunnen halen als we de kerncentrales sluiten.
Moet ik eens uitspraken van premier Verhofstadt herhalen over de beslissing om de kerncentrales te sluiten? Dat is niet zo lang geleden.
Alle studies, of ze nu van de groene zijde komen, of van de rode, of van alle andere zijden, wijzen uit dat we 10 percent groene energie kunnen maken tegen 2040. Die overige 50 percent zult u waarschijnlijk halen in Frankrijk, waar men 72 percent van de energie uit kerncentrales haalt. Geeft u daar eens een antwoord op. Vanwege de groene beweging krijg ik dan steeds het antwoord dat kernenergie moet worden vervangen door aardgas. Bij mijn weten is aardgas beperkt en is het ook een fossiele brandstof.
Mijnheer de voorzitter, ik doe een oproep tot het hier terzake voeren van een debat op niveau. Dan heb ik het niet over het groene intellectuele monopolie, maar over gezond verstand. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Dedecker, als ik goed op de hoogte ben van de parlementaire werkzaamheden, zijn we bezig met dat debat. Ik neem aan dat u daarvan ook op de hoogte bent.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw Gennez, u stelde dat een van de redenen voor het feit dat er blijkbaar onvoldoende wordt geïnvesteerd in het zoeken naar nieuwe alternatieven qua energie, de onduidelijkheid met betrekking tot kerncentrales is. Ook het omgekeerde is echter het geval. Trouwens, mijnheer Dedecker, de stelling dat het afval in open lucht ligt opgestapeld, gold misschien in de jaren tachtig en tot in het begin van de jaren negentig, maar is nu al lang achterhaald. In de vroegere Vlaamse economie was er sprake van onduidelijkheid over de toekomst wat de brandstofelementen betreft. Er is een evolutie geweest, binnen Europa en wereldwijd, wat productie-elementen betreft. Daarvan moeten we nu de gevolgen dragen, als er straks bedrijven sluiten die garant staan voor de rechtstreekse tewerkstelling van 550 of 600 voltijdsequivalenten, en dan heb ik het nog niet over de afgeleide tewerkstelling. Dat vloeit voort uit de dubbelzinnigheid die in het verleden hier bestond.
Daarom stel ik voor een einde te maken aan die dubbelzinnigheid, onze discussies in de commissies af te ronden en ons op Vlaams niveau daadwerkelijk meer bezig te houden met datgene waarvoor we echt bevoegd zijn. We moeten veel meer investeringen doen wat die elementen betreft. Aan de heren Dedecker en Dewinter wil ik zeggen dat ik het ontroerend vind dat de Kyoto-norm hun zo na aan het hart ligt. Dat is toch al een nieuw inzicht, waarvoor onze felicitaties.
We hebben het gehad over de wijze waarop we energie produceren. We zijn het er misschien wel over eens dat de goedkoopste wijze om de Kyoto-norm te halen energie besparen, minder energie verbruiken is. We hebben in een opiniestuk inderdaad een aantal suggesties gedaan aan minister Peeters. Dat lijkt me te behoren tot de vrijheid van het debat. Ik wil die hier nog eens inhoudelijk herhalen. De discussie over de intercommunales zullen we wel voeren op een ander niveau. Verantwoord omgaan met energie is een besparing voor iedereen. Kostenbesparingen zijn geen luxe. De energierekening is sowieso immers al zeer ongelijk verdeeld.
Financieel zwakkere gezinnen betalen percentueel veel meer voor hun energie. Dat we, met z'n allen, niet radicaal voor die energiebesparingsmaatregelen kiezen, heeft eigenlijk ook een beetje te maken met het feit dat het politieke niveau er te weinig aandacht aan besteedt.
Sp.a-spirit betreurt enigszins dat gesnoeid werd in de energiebesparingspremies die de netbeheerders aan de consument aanbieden. In 2004 kregen gezinnen en KMO's nog premies voor de plaatsing van superisolerende beglazing, muurisolatie of een energie-audit. Vandaag is dat niet langer altijd het geval.
Collega's, de premies waren een succes, en daar moeten we lessen uit trekken voor de toekomst. We realiseerden op die manier, door ook de consument te responsabiliseren, een grotere besparing dan de wettelijk opgelegde doelstelling. Wij denken dat we daarmee moeten doorgaan.
Vlaanderen en België ondertekenen internationale afspraken om de uitstoot van schadelijke gassen tegen te gaan en ons energieverbruik te doen dalen. Als we daartoe een kleine maar succesvolle maatregel treffen, wordt die gekortwiekt door het te grote succes. We willen de regering aanmanen en steunen om die stimuli voor investeringen in rationeel energiegebruik nog verder op te drijven. Uit een evaluatie van onze administratie blijkt dat de REG-actieplannen wel efficiënt zijn. We stellen voor dat de minister van Energie, samen met de andere ministers, hier al zijn energie in investeert.
Collega's, we moeten erop letten dat we de successen van de sociale welvaartsstaat niet laten verdrinken in een misschien te partiële visie op de toekomst. Volgens ons hebben we vandaag nog geen voldoende coherente maatschappelijke visie op de manier waarop we de vergrijzing echt kunnen verzilveren.
De hogere levensverwachting is een succes, en we willen dat succes naar waarde schatten. Het aantal levensjaren in goede gezondheid is toegenomen. Daarom moeten we de tijd die onze senioren extra hebben, omzetten in echte kwaliteit voor de oudsten onder ons. Daartoe moet elke minister zijn verantwoordelijkheid nemen. Onze ouderen moeten mobiel zijn, zich kunnen ontspannen, aan sport kunnen doen en cultuurbeleving kunnen hebben. Daarvoor doe ik een oproep aan elke minister om nog meer een seniorvriendelijk beleid te voeren.
We denken ook dat de zorgverzekering verder moet worden uitgebouwd. We feliciteren de regering met de beslissing om de zorgpremie niet te verhogen. We moeten eigenlijk nog verder evolueren naar een zorgsysteem waarbij, volgens sp.a-spirit, de sterkste schouders echt de zwaarste lasten moeten dragen en de minst sterke ouderen echt de zorg krijgen die ze nodig hebben. We wensen de regering daarvoor alle wijsheid om er in deze legislatuur effectief werk van te maken. Alleen als de mensen kunnen uitkijken naar een prettige oude dag zal de vergrijzing effectief de verzilvering zijn van de tientallen jaren sociale vooruitgang in ons land.
Vlaanderen is een kleine, centraal gelegen en dichtbevolkte regio. We vinden het belangrijk dat onze infrastructuur zo georganiseerd is, dat iedereen in de toekomst ook effectief mobiel kan blijven. Dat betekent dat we als socialisten resoluut de kaart trekken van gelijke kansen op een duurzame mobiliteit voor iedereen.
We zien het belang in van investeringen in het openbaar vervoer. We schatten dat hoog in, maar we zien ook het belang in van investeringen in onze waterwegen en we zijn ook voorstander van het wegwerken van een aantal missing links waarover consensus bestaat.
Collega's, we moeten toch ook durven toegeven - en dan gaat het over de valse profeten van koning auto - dat ons openbaar vervoer model staat voor heel wat andere dichtbevolkte regio's in Europa. We moeten er nog meer in investeren. We moeten ons vast net nog verder uitbouwen. De burgemeesters zijn daar vragende partij voor, ongeacht hun politieke kleur of overtuiging. Alle burgemeesters vragen aan het kabinet van de minister van Mobiliteit wanneer zij nu effectief op de lijst staan inzake basismobiliteit.
We moeten dat net uitbreiden door basismobiliteit op de conventionele manier uit te bouwen. We zijn echter ook niet doof voor vernieuwingen inzake netmanagement en de bediening van een aantal mensen via andere collectieve voorzieningen. Dat is de mobiliteit van de toekomst. Het is onze wens dat alle partijen in dit halfrond deze structurele en duurzame visie zouden delen die gelijke kansen garandeert voor zoveel mogelijk mensen.
Ik denk dat iedereen in dit halfrond voorstander is van een sterk openbaar vervoer. Dat moet echter op een efficiënte manier worden beheerd. Mevrouw Gennez, u beweert dat er wordt gepleit om overal vaste busverbindingen in te leggen. Uw partij moet dan ook openstaan voor een grondige, ook financiële analyse van alle vervoersregio's zodat de middelen zo efficiënt mogelijk kunnen worden besteed. Mevrouw De Ridder heeft een punt dat de busbezettingsgraad in bepaalde regio's ondermaats is.
Die stemmingmakerij stoort me.
Mevrouw de minister, ik kan u twintig buslijnen noemen waar de bezettingsgraad 1 percent bedraagt. We moeten dan ook nagaan hoe we dezelfde middelen beter kunnen investeren om dezelfde bereikbaarheid te behouden, ook voor de zwakkere doelgroepen. Vandaag wordt nog steeds te veel lucht vervoerd. De heer Sauwens heeft daar een analyse over gemaakt. Er moet op een constructieve wijze worden gewerkt aan een efficiëntere besteding van de middelen. We zijn ervan overtuigd dat die middelen doeltreffender kunnen worden besteed zonder het openbaar vervoer in Vlaanderen af te bouwen.
De heer Decaluwe heeft het net perfect verwoord: er is geen sprake van tweestrijd of voor of tegen. Het gaat hier over de efficiënte implementatie van het principe van de basismobiliteit. Mevrouw de minister, u zegt dat er op regelmatige basis een evaluatie en eventueel een bijsturing plaatsvindt van de bezettingsgraad. Die bijsturing gebeurt momenteel niet volledig en niet efficiënt. Ik zal u dan ook een lijst bezorgen van de meldingen die ik al heb ontvangen op mijn website, zowel van de onderbezetting als van de overbezetting.
Wij vragen een efficiënte implementatie door onder meer de taxisector in te schakelen bij de uitvoering van de basismobiliteit. Ik betreur dat u dit idee niet in overweging wilt nemen, want de belbussen volstaan niet. Ik vraag dan ook dat zou worden onderzocht hoe via het systeem van dienstencheques of taxicheques de taxisector kan worden betrokken bij de organisatie van de bereikbaarheid voor iedere Vlaming.
Als ik het heb over stemmingmakerij, dan doel ik op foto's die op willekeurige tijdstippen worden getrokken van lege bussen. Ik geef een aantal voorbeelden.
Als een bus naar de stelplaats rijdt of 's morgens vertrekt, dan is die leeg. (Rumoer)
Als men 's morgens op het drukste moment in Antwerpen naar de trams richting stad gaat kijken, dan zijn die overvol. Als ze terugrijden, zijn ze leeg. Het klopt dat tijdens bepaalde daluren bussen soms geen hoge bezettingsgraad hebben. Toch zijn ze erg noodzakelijk om in een volledige dienstverlening te voorzien en mensen die 's morgens naar hun werk vertrekken en 's avonds later doorwerken toch te garanderen dat ze naar huis kunnen. We moeten dus de volledige dienstverlening in ogenschouw nemen.
Dat gezegd zijnde, daag ik u uit een andere openbarevervoersmaatschappij of andere maatschappijen tout court aan te duiden waar er zo doortastend wordt geëvalueerd als bij De Lijn. Jaarlijks worden alle lijnen gescreend. Op basis van een aantal afgesproken normen wordt nagegaan of de bussen voldoende capaciteit hebben. Als dat niet het geval is, worden er maatregelen getroffen. Dat kan gaan van een lagere vervoersdienst, zoals de belbus of openbarevervoerswagens, waar nu een aantal experimenten mee worden gevoerd tot zelfs het afschaffen van die lijn. Er wordt wel rekening gehouden met het criterium van de basismobiliteit. Nog heel recent is dat gebeurd in Turnhout, in Zoersel. Er is een continue evaluatie.
Ik heb al meermaals gezegd dat het niet mijn hobby is om lege bussen te laten rijden of lucht te vervoeren. Alle suggesties zijn welkom. Ik betreur alleen dat sommige mensen het leuk te vinden om een succesvolle maatschappij, waarvoor we allemaal betalen, in een slecht daglicht te stellen. De afgelopen jaren is het vervoersaantal van De Lijn gestegen. We kunnen discussiëren over de methodologie. Niemand kan echter betwisten dat het aantal passagiers fors is toegenomen. In dezelfde periode is er in Nederland voor een vergelijkbaar vervoer een vermindering van het aantal passagiers. In de rest van Europa wordt met enige interesse gekeken naar de situatie in Vlaanderen.
Ik heb een visienota geschreven, die ik uitgebreid zal bediscussiëren met de leden van de commissie, over de toekomst van het openbaar vervoer. Niet alleen qua basismobiliteit maar ook qua netmanagement wordt de volgende jaren grote vooruitgang geboekt. We voeren daarmee uit wat is opgenomen in de meerjarenbegroting.
Mevrouw De Ridder, ik heb het voorstel van de dienstencheques voor de taxi's van tafel geveegd omdat ik echt niet inzie hoe een en ander te combineren valt. Als u me een goed voorstel doet over dienstencheques en taxi's, dan wil ik dat uiteraard bekijken. Ik zie echter niet in hoe een taxi kan worden betaald met een dienstencheque. (Applaus bij sp.a-spirit)
Ik hoop dat we nog voor 1 uur kunnen gaan eten. Ik wil eerst nog kort iets zeggen over investeren in de toekomst. We zijn tevreden dat de sp.a-minister van Onderwijs 1 miljard euro extra zal injecteren in schoolgebouwen via slimme PPS-formules. We moeten er nu echt over waken dat we scholen van de toekomst bouwen. Nieuwe pedagogische inzichten, nieuwe noden en de uitdagingen van een modern onderwijs vereisen een andere visie op schoolgebouwen dan vroeger. Gelukkig is de tijd voorbij dat leerlingen als militairen in de gang marcheerden en bijgevolg in scholen zaten die een beetje op kazernes leken.
Ook de nieuwe basisfinanciering van het onderwijs en de nadruk op gelijke kansen voor elk kind kennen een doorbraak. Nu moeten we effectief werk maken van het wegwerken van de ongelijkheid in ons onderwijs. Anders zal onze samenleving talenten missen.
Geachte collega's, het zal om een wervend project moeten gaan. Het moet worden gedragen door alle onderwijsactoren: leraars, directies, koepels, ouders maar ook door de leerlingen zelf. Als die nieuwe basisfinanciering een feit is - en we gaan ervan uit dat daar de volgende jaren in wordt geïnvesteerd - dan vragen we een extra inspanning om, zoals afgesproken in de regeringsverklaring, werk te maken van de kosteloosheid en het gratis aanbod van het basisonderwijs.
Zou sp.a eens duidelijk willen zijn? U bent in 2004 de campagne ingegaan met een pleidooi voor gratis onderwijs. De minister van Onderwijs, bij mijn weten nog altijd een sp.a-minister, heeft in november het woord 'gratis' vervangen door het woord 'kosteloos'. Dat is belangrijk. Diezelfde minister spreekt vandaag over de invoering van de kosteloosheid, mogelijkerwijs vanaf het zesde studiejaar. Nu spreekt u hier weer over kosteloos en gratis. (Opmerkingen van mevrouw Caroline Gennez)
Dat zal echter tot een miljardenfactuur leiden. De minister-president had het er al over. Hij hoopt 3300 miljard te hebben. Ik hoop dat het zoveel zal zijn, want wat u zegt, is totaal iets nieuws.
Mijnheer Van Baelen, ik vraag alleen dat we de Grondwet en het regeerakkoord zouden naleven. Ik weet wel dat Rome niet in een dag gebouwd is. Het zal dus geleidelijk worden ingevoerd nadat de minister van Onderwijs werk heeft gemaakt van het terugdringen van de ongelijkheid.
Een laatste aspect waar ik aandacht aan wil besteden, is het woonbeleid. In een rijke regio als de onze moeten we ons rekenschap geven van het feit dat nog altijd niet ieders grondwettelijk recht op een kwaliteitsvol huis gegarandeerd is. Het is spijtig dat heel wat jonge mensen het bouwen van een eigen nest altijd maar moeten uitstellen omdat het eigenlijk te duur wordt. Ook alleenstaanden hebben het moeilijk om de huur te betalen, zelfs met een gemiddeld inkomen.
Voor veel mensen is helaas geen of een onbetaalbaar dak boven het hoofd de eerste stap naar kansarmoede. De minister van Wonen kan dat niet tolereren. Daarom vragen we niet alleen dat het basisrecht op wonen wordt ingeschreven in het Vlaamse gronddecreet waar de minister-president gisteren over sprak, maar ook dat er in de huisvesting een nog grotere inspanning wordt geleverd op verschillende fronten om dat grondrecht effectief te garanderen.
De barrières voor de aankoop van een eigen huis mogen voor sp.a verder worden verlaagd. We zijn nog steeds voorstanders van de afschaffing van de belasting op het niet hebben van geld bij het afsluiten van een hypothecaire lening. De Vlaamse Regering moet nu eindelijk eens werk maken - en moet desnoods verplicht worden werk te maken - van een minimumaantal sociale woningen op haar grondgebied. We zouden ook willen dat we, via een versterkt stelsel van huursubsidies, eindelijk kunnen discussiëren over een meer gereguleerde privé-huurmarkt. Er zijn immers nog heel wat misbruiken, en op het Vlaamse niveau hebben we niet altijd de instrumenten in handen om daar echt iets aan te doen.
Collega's, met stijgende verbazing las ik in de pers dat de Vlaamse regeringsverklaring wat saai was. Als dat de perceptie is, dan moeten we dringend duidelijk maken dat deze regering echt wel visionair is, dat ze geen schrik heeft van de uitdagingen van de toekomst maar dat ze die uitdagingen ziet als bruggenhoofden naar meer welvaart en welzijn in een regio waar het goed om leven is.
Mijnheer de minister-president, wat ik u in uw tweede jaar toewens, is dat het vertrouwen dat u aan de Vlamingen wilt geven, aan kracht en geloofwaardigheid zou winnen. Ik hoop samen met u aan het begin van het volgende jaar van deze legislatuur te kunnen vaststellen dat de regering niet alleen de hoofden maar ook de harten van de Vlamingen heeft weten te beroeren. (Applaus bij de meerderheid)