Verslag plenaire vergadering
Voorstel van decreet houdende wijziging van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid
Verslag
Aan de orde zijn het voorstel van decreet van mevrouw Sabine Poleyn, de heren Herman Schueremans, Chokri Mahassine, Kris Van Dijck en Bart Caron en mevrouw Tinne Rombouts houdende wijziging van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid en het voorstel van decreet van de heer Jos Stassen houdende wijziging van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid, die door de commissie in samenhang werden behandeld met dien verstande dat het voorstel van mevrouw Sabine Poleyn, de heren Herman Schueremans, Chokri Mahassine, Kris Van Dijck en Bart Caron en mevrouw Tinne Rombouts als basis voor de bespreking werd genomen. Wij volgen hier dezelfde werkwijze.
De algemene bespreking is geopend.
(verslaggever)
In het kader van de twee voorstellen van decreet tot wijziging van het decreet van 2002, organiseerde de commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media eind mei een hoorzitting met de Vlaamse Jeugdraad en de Federatie voor Organisaties voor Kunsteducatie.
Het voorstel van decreet van de heer Stassen houdt enkel een aanpassing van de procedure van aanvraag van subsidie in, waardoor de jeugdorganisaties meer tijd krijgen om hun dossiers op te maken.
Het andere voorstel heeft tot doel het decreet van 2002 te evalueren en aan te passen. Het gaat daarbij om de aanpassing van terminologieën en formuleringen. Daarnaast wordt bepaald dat de jeugdverenigingen niet enkel van de adviescommissie, maar ook van de administratie advies krijgen. Tenslotte is er sprake van vereenvoudiging. In een tweede deel werd het hoofdstuk jeugdcultuur herschreven. Er zullen subsidies kunnen gegeven worden aan jongeren en verenigingen die artistieke projecten of producten realiseren. Fundamenteel verandert er niets: de huidige praktijk wordt bestendigd en geoptimaliseerd.
Voor de hoorzitting zelf verwijs ik naar het schriftelijke verslag. De sprekers konden zich vinden in de meeste van de voorgestelde aanpassingen: zij pleitten voor de op stapel staande veranderingen. Toch was er bij sommige sprekers enige onrust over de vervaging van het kruispunt van de sector Jeugd en de sector Cultuur.
Het decreet werd besproken op 2 juni. De commissie besliste het voorstel van mevrouw Poleyn en anderen als basistekst voor de bespreking te gebruiken.
De heer Stassen stelde dat één element van zijn voorstel, de vervroegde ondertekening van de subsidie-overeenkomst, niet in het uitgebreide voorstel voorkomt. Hij wenst dit als amendement te behouden.
De heer Caron antwoordde dat het niet om een principiële, maar om een technische kwestie ging.
Mevrouw Rombouts stelde dat CD&V het decreet van 2002 wegens een overhaaste en onzorgvuldige invoering niet goedkeurde. De fractie is heel tevreden met het nauwe overleg met de sector en met het evaluatie- en monitoringsproces: daarom staat zij wel achter dit voorstel.
De heer Stassen merkt op dat het van bij het begin duidelijk was dat technische aanpassingen nodig zouden zijn; hij vindt het dus logisch dat die bij deze dan ook gebeuren. Hij vindt dat er, gezien de meningsverschillen tijdens de hoorzittingen, nog verder overleg nodig is.
Mevrouw Poleyn sluit zich aan bij de heer Caron: het gaat hier om administratieve beperkingen, en het zijn de politici die de knoop moeten doorhakken.
De regering had op het moment van de bespreking nog geen standpunt ingenomen. Zij zou dat wel doen voor de plenaire bespreking. Er was wel al een positief advies van de Inspectie van Financiën.
Het voorstel van decreet werd met 10 stemmen bij 4 onthoudingen aangenomen.
Kan de regering haar standpunt toelichten voor we de bespreking verder zetten?
Alle voorstellen en amendementen dragen de volledige goedkeuring van de regering mee. Eventuele bedenkingen zullen tijdens de behandeling en de bespreking zeker nog aan bod komen.
Ik dank mevrouw Van Nieuwenborgh voor het voortreffelijke verslag.
Het voorstel van decreet omvat twee luiken. In het eerste luik komen technische aanpassingen ter verduidelijking en verbetering aan bod. Eén van die zaken is de timing voor het indienen van het beleidsplan van de landelijke jeugdwerkorganisaties. Het is de bedoeling dat die nieuwe timing reeds voor de volgende indiening van toepassing zal zijn. Ik zou van de regering willen weten of zij de uitvoeringsbesluiten tijdig klaar kan krijgen, en of er een duidelijke communicatie met het jeugdwerk kan komen teneinde onrust te vermijden.
Wij vinden de erkenning van de kunsteducatieve organisaties binnen de sector jeugd heel belangrijk: door hun driejaarlijkse subsidie worden zij erkend en gewaardeerd. Anderzijds begrijpen wij de bekommernissen van de jeugdorganisaties betreffende het beleidskruispunt met de sector Cultuur. Wij zullen de evolutie van de kunsteducatieve sector in die zin mee opvolgen en evalueren.
Ook dit nieuwe decreet Jeugdbeleid zal na afloop van de eerste planningsperiode opnieuw moeten geëvalueerd en verbeterd worden.
Het decreet van 2002 is een goed decreet. Het was een trendbreuk omdat het kwaliteit, visie en vernieuwing honoreerde en afstapte van het kwantitatieve.
Toch blijkt dat, zonder aan de essentie te raken, een aantal regels moeten aangepast worden. Precies dat is de bedoeling van dit voorstel van decreet: over de aanpassingen bestaat een grote eensgezindheid, ook op het werkveld.
Op een aantal punten is het advies van de Jeugdraad niet helemaal gevolgd. Vooreerst is de datum van ondertekening van de subsidieovereenkomst op 1 april gehandhaafd. Dat biedt meer tijd en ruimte.
Voorts wordt er meer rechtszekerheid geboden aan de kunsteducatieve sector in het voorstel en niet in de uitvoeringsbesluiten. Daarvoor baseren we ons op juridische argumenten maar ook op de visie dat jeugdbeleid een breed begrip is. De kern blijft het traditionele jeugdwerk maar dat moet openstaan voor vele werkvormen van jongeren en hun vrije tijd. De Jeugdraad hoeft echter niet te vrezen voor zijn subsidies. Het is spijtig dat de sector een zelfbeschermende reflex vertoont. (Applaus bij sp·a-spirit)
De Jeugdraad schermt de sector niet af, maar vraagt om voldoende tijd te nemen voor een goede en overlegde beslissing. Er zijn immers nog andere deelsectoren die aanspraak kunnen maken op opname in het jeugdbeleid.
Het jeugdbeleid mag zich niet afschermen maar moet vooruit en dus openstaan voor andere werkvormen en samenwerkingsverbanden.
Beide vooral technische voorstellen hebben goede bedoelingen met het Jeugdwerk en zijn nodig voor de rechtszekerheid. Het is wel tekenend dat we tot voor enkele minuten het standpunt van de regering niet kenden. Mijn partij stelt voor om de artikelen 12, 13, 14 en 22 te schrappen. Voor de artistieke aspecten van het jeugdbeleid volstaan de artikelen 30 en 31 immers en de door ons gewraakte artikelen gaan in tegen de door het jeugdwerk gevraagde decretale rust. (Applaus bij VB)
Het is goed dat een aantal punten van het overigens verdienstelijke decreet aangepast worden. Het grote discussiepunt zijn de kunsteducatieve organisaties. Samen met de Jeugdraad pleiten we ervoor om eerst in overleg met de sector de grenzen van het landelijk gesubsidieerde jeugdbeleid te bepalen en pas daarna te beslissen. Zulke omvattende wijzigingen mogen niet geregeld worden in een voorstel dat technische aanpassingen beoogt. Daarom zal mijn fractie zich onthouden bij de stemming.
Het gaat niet allen over de grenzen van het Jeugdwerk maar ook over de kunsteneducatie en de jeugdcultuur. Er is een nieuw regelgevend kader in het sociaal-cultureel werk, het lokale cultuurbeleid en het kunstendecreet. Die decreten pogen de diversiteit van cultuur en kunsteneducatie te vatten. Dat botst met de grenzen van het traditionele jeugdwerk, maar vormt de basis voor cultuurparticipatie. Dit voorstel is het sluitstuk en nodig om de betrokken sectoren gelijk te berechten.
Die argumentatie geldt ook voor de sectoren milieu, derde wereld, verkeersopvoeding, enzovoort. Al die sectoren hebben rechtszekerheid nodig, maar eerst moeten de grenzen van het jeugdwerk in overleg bepaald worden. Er moet eensgezindheid zijn over de plaats van alle deelsectoren.
Hoewel de sector decretale rust vraagt, waren een aantal technische verbeteringen aan het decreet van 2002 noodzakelijk. Een evaluatie zal gebeuren in uitdrukkelijk overleg met alle betrokken actoren.
Voor de twee voorstellen valt iets te zeggen. Enerzijds kan diversiteit de sector van de kunsteducatie versterken. Anderzijds moeten we de impact ervan evalueren. De middelen moeten gewaarborgd blijven, maar een bundeling sluit ik niet uit. Het kunstendecreet betekende een extra stimulans voor de kunsteducatie.
Jeugd en Mobiliteit zijn afzonderlijke departementen, we moeten ook de grenzen respecteren. Dat staat echter de openheid niet in de weg, de nodige stimulansen blijven noodzakelijk.
Er is voorzien dat het decreet uiterlijk tegen 1 januari
De algemene bespreking is gesloten.
Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet van mevrouw Poleyn, de heren Schueremans, Mahassine, Van Dijck en Caron en mevrouw Rombouts houdende wijziging van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid.
- De stemmingen over de amendementen op de artikelen 12, 13, 14 en 22 en over de artikelen 12, 13, 14 en 22 worden aangehouden.
- De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks om 16 uur de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.