Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de actuele vraag van de heer Martens tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de plannen van de minister voor de Noord-Zuid-verbinding door de Kempen.
Het verheugt ons dat de minister de problemen inzake verkeersveiligheid, leefbaarheid en doorstroming op Noord-Zuid-verbinding door Turnhout, Kasterlee en Geel met een zekere voortvarendheid wil oplossen. Het verbaast ons dat de minister nu al kiest voor n oplossing, met name die van het paralleltrac aan de N19. Die oplossing zal niet alleen de open ruimte nog meer versnipperen, maar houdt ook een bedreiging in voor het unieke natuurgebied De Zegge. Dat natuurgebied geniet Europese bescherming. Het gebied van de Kleine Netevallei is trouwens een van de laatste laagveengebieden van Vlaanderen en dus ecologisch waardevol.
Door nu al n oplossing naar voren te schuiven begeeft de minister zich in een juridisch mijnenveld. Zowel het natuurdecreet als de Europese regels vereisen voor dergelijke speciale beschermingszones en habitatrichtlijngebieden vooraf een passende beoordeling van de mogelijk negatieve invloed van beslissingen op dergelijke gebieden.
Uit het milieu-effectenrapport, uitgewerkt door de Bodemkundige Dienst van Belgi, blijkt de mogelijkheid van significante negatieve effecten. Dat MER wijst op de blijvende gevolgen van het paralleltrac door geluid- en lichtoverlast, maar ook door de versnippering.
De Europese natuurbehoudwetgeving en het natuurdecreet stellen dat bij dergelijke beoordeling een maatregel alleen maar kan doorgezet worden als de alternatieven ontbreken. In het MER werd al een alternatief onderzocht, met name het sluiten van de ring rond Kasterlee en de optimalisatie van het bestaande trac. Daar volstaan een aantal milderende maatregelen voor het natuurgebied de Hoge Mouw. Momenteel loopt er een streefbeeldstudie van de administratie die de optimalisering van het bestaande trac als oplossing onderzoekt.
Volgens Gazet van Antwerpen zal het project worden gefinancierd met middelen uit het budget dat de regering heeft vrijgemaakt voor het wegwerken van de zwarte punten. Voor de missing link tussen Kasterlee en Geel heeft de minister 29 miljoen euro ingeschreven. Dat is een grote hap uit het budget van 100 miljoen euro, terwijl op het trac maar een zwart punt ligt. Hoe gaat de minister de nodige middelen bijeenbrengen voor het oplossen van de andere 815 zwarte punten?
Waarom wacht de minister de resultaten van de streefbeeldstudie niet af? Vreest hij niet dat hij door het trac vast te leggen zonder de nodige procedures te volgen, in een juridisch kluwen zal terechtkomen? Klopt dat het dat hij rekent op geld dat vrijgemaakt is voor het wegwerken van de zwarte punten? Welk effect zal dat hebben op het wegwerken van de andere zwarte punten? (Applaus bij spa-spirit en Groen!)
Ik juich toe dat de heer Martens eveneens een oplossing voor het probleem van de noord-zuidverbinding door de Kempen wil. Het probleem dateert al van de jaren 1960 en het is goed dat het wordt opgelost. Als bevoegde minister wens ik dat dat tijdens deze regeerperiode gebeurt. Het gekozen trac is opgenomen in het gewestplan. Ik waardeer dat de heer Martens de nodige elementen aanreikt om te voorkomen dat ik in een juridisch mijnenveld terechtkom.
Het natuurgebied De Zegge bevindt zich op 1625 meter van het basistrac en het is de vraag of er dan een passende beoordeling moet gebeuren. Ik zal dat bekijken. Op pagina 295 van het MER staat dat er geen significante invloed te verwachten is op het vlak van de geluidseffecten. Verder is biotoopverlies voor fauna en flora door rustverstoring te verwaarlozen als de Roerdomstraat niet wordt aangesloten op het trac. De MER geeft milderende maatregelen en ik zal erop toezien dat die worden gerealiseerd.
De middelen die vrijgemaakt zijn voor de gevaarlijke punten, moeten daar uitsluitend naartoe gaan. In Kasterlee is er een gevaarlijk punt dat daarvoor in aanmerking komt. Verder zal ik ervoor zorgen dat het geld dat nodig is voor de noord-zuidverbinding wordt gehaald uit andere middelen.
Ik maan de minister aan om de passende beoordeling te maken omdat voor de fauna en flora en het landschap wel een invloed kan worden verwacht. Verder ben ik blij dat de minister het budget voor de zwarte punten niet gaat opgebruiken voor het oplossen van de knelpunten op het trac. Toch raad ik de minister aan om de besluitvormingsprocedures in de Vlaamse en Europese natuurbehoudwetgeving te volgen. Ten slotte is de vraag of hij al dan niet de resultaten van de streefbeeldstudie afwacht.
Ik zal nauwgezet de juridische elementen in dit dossier opvolgen. De streefbeeldstudie is door de vorige regering gevraagd om het probleem van de gevaarlijke punten aan te pakken, niet om te zoeken naar het meest aangewezen trac.
Het incident is gesloten.