Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de beleidsnota Ruimtelijke Ordening. Monumenten en Landschappen 2004-2009, ingediend door de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid van het Reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
(verslaggever)
De beleidsnota werd in de commissie besproken op 25 november en op 2 december 2004. Minister Van Mechelen lichtte de beleidsnota toe.
De uitgangspunten inzake ruimtelijke ordening zijn volgens hem de integrerende en coördinerende rol van ruimtelijke ordening, het zorgvuldig en kwalitatief ruimtegebruik, de rechtszekerheid, het verminderen van de administratieve lasten, het vereenvoudigen van de procedures, het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV), de discussies over het stedelijk gebied en het buitengebied, het toepassen van de subsidiariteit en het feit dat in de ruimtelijke ordening de doelstellingen en niet de instellingen centraal staan.
Er is nood aan ruimte om te wonen, ruimte om te ondernemen en te werken, ruimte voor recreatie, jeugd en cultuurbeleving, ruimte voor platteland, ruimte voor mobiliteit en ruimte voor natuur.
De instrumenten van het beleid zijn de structuurplanning en de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Er moet vooruitgang worden geboekt inzake het vergunningenbeleid, het grondbeleid en het handhavingsbeleid.
De uitgangspunten van het beleid inzake onroerend erfgoed zijn integratie, bescherming op maat, subsidiariteit, ontwikkelingsgerichte benadering, gedragen partnerschappen, vereenvoudiging van procedures en alternatieve financiële stimuli.
Essentieel is de integratie via inventarissen en een ontwikkelingsgerichte bestemming. Men moet zich afvragen of een roerend erfgoed alleen kan bewaard worden als het omgevende onroerende goed wordt beschermd. De handhaving is een belangrijk speerpunt voor het beleid.
De Vlaamse overheid werkt samen met Monumentenwacht Vlaanderen, Contactforum voor Erfgoedverenigingen (VCM) en Erfgoed Vlaanderen.
De minister stelt dat volgens het nieuwe Europese Landschapsverdrag een dynamisch beleid en maatschappelijke steun noodzakelijk zijn. De administratie zal hierbij een belangrijke rol spelen. Ook hier is de inventarisatie een instrument voor integratie. Voor het beheer van de landschappen zal de overheid op zoek gaan naar partnerschappen en zal een nieuw premiestelsel worden ingevoerd. Subsidiariteit is belangrijk.
Er moeten duidelijke keuzes worden gemaakt inzake het bodemarchief, rekening houdend met de financiële middelen. Het veroorzakersprincipe kan hierbij een rol spelen. De Centrale Archeologische Inventaris moet worden voortgezet.
Bij de bespreking gaf CD&V aan dat er onvoldoende afstemming is tussen de verschillende beleidsnota's. Sp·a-spirit waarschuwde voor een hectareopbod. Groen! vroeg een evenwicht tussen planning, vergunning en handhaving. De VLD vond het positief dat de minister zekerheid wil geven inzake bouwmisdrijven. Ook Vlaams Belang vroeg aandacht voor de verjaring van bouwmisdrijven.
De minister was geen vragende partij voor de talrijke wijzigingen van het decreet van 18 mei 1999. Inzake de klantvriendelijkheid ziet hij vooruitgang. De handhaving moet soepel zijn als het kan en streng als het moet. Hij wil nagaan of er telkens een aparte inspectiedienst nodig is. Het decreet moet worden bijgestuurd.
Alle partijen dringen aan op een evaluatie van het bestaande RSV. Het RSV 2 moet in 2007 klaar zijn. De minister meent dat er een afbakening moet zijn tussen stedelijk gebied en buitengebied, maar dat de huidige afbakening problematisch is. Alle partijen zijn het daarmee eens. De heer Daems benadrukt echter dat veel principes van het RSV op dat onderscheid zijn gebaseerd.
Er wordt voorgesteld om de bindende bepalingen van de gemeentelijke structuurplanning facultatief te maken. Groen! vreest dat men op die manier niet veel zal realiseren. VLD meent dat het afleveren van de vergunningen door de gemeenten zal leiden tot de gewenste klantvriendelijkheid. Sp·a-spirit tekent voorbehoud aan tegen het facultatief maken van de bindende bepalingen. Groen!, CD&V en sp·a-spirit hebben vragen bij het grondbeleid. De minister heeft bijkomende studies besteld omdat hij niet tevreden was met het resultaat van de bestaande studies. De minister wil het decreet over de Grondbank implementeren.
Alle partijen hebben bedenkingen bij de woongebieden en de woonuitbreidingsgebieden. De minister stelt dat men moet nagaan waar de woonuitbreidingsgebieden kunnen worden aangesneden.
Inzake ruimte voor ondernemen maakt Groen! bedenkingen bij de ijzeren voorraad die de minister wil introduceren. CD&V vindt het positief dat de minister zowel aan bestaande als aan nieuwe sites aandacht schenkt. Men mag zich echter niet beperken tot het gemakkelijkste spoor namelijk de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. De minister wil een betere invulling van de voorschriften inzake bedrijventerreinen.
CD&V is blij dat men werk wil maken van inventarisatie en bescherming van onroerend erfgoed. Sp·a-spirit merkt op dat het beleid inzake monumenten en landschappen nu voor het eerst deel uitmaakt van het beleid ruimtelijke ordening.
CD&V is bekommerd om de besparingen op de restauratiekredieten. Op vraag van sp·a-spirit antwoordt de minister dat er geen twijfel bestaat over de afschaffing van de koppelsubsidies, die investeringen automatisch verbinden aan subsidies of omgekeerd. (Applaus)
Door de vele absurditeiten en onrechtvaardigheden is het decreet op de ruimtelijke ordening al herhaaldelijk gewijzigd. Ook nu heeft de regering een zoveelste reparatiedecreet ingediend onder andere om de sanctieregeling bij het niet-tijdig naleven van gemeentelijke verplichtingen te wijzigen en een en ander aan te passen aan uitspraken van de Raad van State.
In de vorige regeerperiode hebben de gemeenten hun historische rol in het vergunningenbeleid terecht teruggekregen. Voldoende ondersteuning en kwaliteitscontrole door de Vlaamse administratie zijn daarbij noodzakelijk.
Het is goed dat de minister het op de markt brengen van beschikbare bouwgronden wil stimuleren. Op het vlak van klantvriendelijkheid en administratieve vereenvoudiging moet nog heel wat gebeuren. Ik hoop dat het actieplan reguleringsmanagement ook de ruimtelijke ordening zal beïnvloeden.
Er is nog steeds rechtsonzekerheid en het handhavingchaos. De betrokken beleidsdomeinen zouden beter op elkaar afgestemd worden. Verjaarde bouwmisdrijven worden gedoogd maar niet vergund. Dat stelt problemen als er vergunningsplichtige werken aan het gebouw uitgevoerd worden. Na een verjaring mag er geen blijvende sanctie meer zijn. We zijn het eens met de heer Lachaert die verjaring aan de vergunbaarheid wil koppelen, maar desalniettemin werd het voorstel van Vlaams Belang om bouwwerken na verjaring van een bouwmisdrijf als vergund te beschouwen verworpen door alle andere partijen. Ook in de beleidsnota staat niets over dat onderwerp.
Een stedenbouwkundig misdrijf in kwetsbaar gebied verjaart niet. Dat is correct naar de letter van de wet, maar niet rechtvaardig. Nochtans is de minister onverbiddelijk. Vlaams Belang betreurt dat er geen opsplitsing wordt gemaakt in harde en zachte kwetsbare gebieden, waarbij enkel in zones zoals natuurreservaten en beschermde duingebieden een uitdoofbeleid te verantwoorden is.
Er bestaan nog steeds discriminaties tussen eigenaars van zone-eigen en zonevreemde woningen. Eigenaars van zonevreemde woningen moeten een openbaar onderzoek laten uitvoeren voor ze bepaalde vergunningen krijgen en moeten in sommige gevallen planbaten betalen. Voor Vlaams Belang is het afschaffen van de planbaten de enige probate remedie voor rechtszekerheid. De minister is voorstander van lokale oplossingen voor specifieke gevallen. Dat staat allicht een omvattende oplossing voor alle zonevreemde constructies in de weg.
Er moet een gezond evenwicht zijn tussen bijkomende industrieterreinen en het saneren van bestaande sites. Het pleidooi van de minister voor een defederalisering van de sociaal-economische vergunningen krijgt de steun van mijn partij. Slechts zo is een eenvormig vergunningenbeleid mogelijk.
Vlaams Belang apprecieert dat de minister landbouw als een van de belangrijkste economische functies op het platteland beschouwt, en de vraag naar para-agrarische activiteiten wil onderzoeken.
In de beleidsnota wordt de omzetting van de resolutie over de weekendverblijven in decretale regelgeving aangekondigd. De minister streeft daarbij naar een planologische oplossing, en waar dat niet kan naar een uitdovend woonrecht. Dit volstaat niet, omdat een planologische oplossing slechts relevant is voor clusters van weekendverblijven. De individuele verblijven, die vaak al bestaan van in de jaren 60 of 70, vallen hierdoor uit de boot. Voor de illegale maar zone-eigen weekendverblijven moet het Vlaamse Gewest ter regularisatie een algemene stedenbouwkundige verordening opmaken.
Naar analogie met het uitdovend woonrecht voor campings moet een constructie uitgewerkt worden voor illegale, niet vergunde weekendverblijven. Het decreet op het handhavingsbeleid moet aangepast worden om rechtszekerheid te bieden bij de afhandeling van de oude misdrijven. Bevel tot herstel of een hypotheek op onroerend bezit na meer dan dertig jaar is voor Vlaams Belang onaanvaardbaar.
Het is de hoogste tijd dat er een waterdichte en rechtszekere ruimtelijke ordening komt.
Hoewel nog niet alle problemen opgelost zijn evolueert de beleidsnota Ruimtelijke Ordening in de goede richting.
Op het vlak van het grondbeleid was een van de prioriteiten van deze regering voldoende beschikbare en betaalbare bouwkavels te creëren. Nochtans zou het grondbeleid zich volgens de minister vooral moeten toeleggen op brownfieldsontwikkeling, strategische bedrijventerreinen en ontwikkeling van stationsomgevingen. CD&V vindt dat niet voldoende en stelt dat die betaalbare bouwkavels er wel degelijk moeten komen.
Eigenlijk is er nog voldoende reserve binnen de woongebieden. We kunnen dus spreken van een kunstmatige schaarste die niet alleen om familiale redenen, maar ook door makelaars en grondspeculanten gecreëerd wordt.
Het grondbeleidsplan, dat in uitvoering van het decreet Ruimtelijke Ordening moet opgemaakt worden, moet coördineren, inventariseren en alle instrumenten op elkaar afstemmen. De opdracht tot opmaak van een voorontwerp werd gegund in juni 2004, en moest nu afgerond zijn. Wat is de stand van zaken en de verdere planning?
Over het uitbreiden van de woongebieden bestaat heel wat verwarring. Een rondzendbrief moest deze uitbreiding versoepelen, maar we stellen vast dat er heel wat regionale verschillen bestaan en dat de circulaires niet overal op dezelfde manier geïnterpreteerd worden. Wij dringen aan op objectieve criteria om speculatie tegen te gaan.
Het aansnijden van extra woongebieden zal de marktprijs niet doen dalen. Daarvoor zijn ook randvoorwaarden nodig met voldoende aandacht voor een gezonde mix van sociale kavels en sociale huurwoningen.
Het sluitstuk van de ruimtelijke ordening is de handhaving. Daardoor komen we terecht bij de verjaring van de bouwmisdrijven. Twee maanden geleden vernietigde een arrest van het Arbitragehof een deel van het verjaringsdecreet. De minister kondigt in zijn beleidsnota de snelle installatie van de Hoge Raad voor Herstelbeleid aan. Wanneer zal deze installatie een feit zijn? Is de minister ook nog van plan een wetgevend initiatief te nemen, zoals hij vooropstelde?
Deze regeerperiode zal in het teken staan van de verdere uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan en de voorbereiding van een Structuurplan 2. Op de eerste plaats moet het eerste plan uitgevoerd worden: er moet verder werk gemaakt worden van de gelijktijdige afbakening van natuur en agrarische gebieden. De evaluatie van het Ruimtelijke Structuurplan en de opmaak van een tweed plan dienen in nauw overleg met alle betrokken actoren te gebeuren.
Een goede ruimtelijke ordening vraagt vereenvoudiging en klantvriendelijkheid. Hoewel op dit terrein reeds vooruitgang geboekt werd staan we nog niet ver genoeg. De bouwvergunningen moeten nog sneller afgeleverd worden, en met iedere weigering moet een motivatie gepaard gaan.
Na het oneindig wijzigen van decreten heeft Ruimtelijk Ordening nu eindelijk wat rust nodig: de rechtszekerheid is zoek en op het terrein heerst verwarring. Het hoge aantal klachten wijst op onduidelijkheid.
Het maatschappelijk draagvlak moet verbreed worden door een algemene vorming over het doel en het nut van ruimtelijke ordening.
Ik wil er de minister aan herinneren dat de resolutie over de weekendverblijven op 15 januari 2003 door alle partijen ondersteund werd. Het is hoog tijd nu een decreetgevend initiatief te nemen.
De beleidsnota is uitgebreid en ambitieus. Ik hoop dat ze ook gerealiseerd wordt.
Het is noodzakelijk om het structuurproces, dat nu eenmaal begonnen is in weerwil van de tegenstand van sommigen waaronder de VLD, af te werken op alle niveaus. Daarom moeten de gemeenten en steden die nog geen of onvolledig werk daarvan maakten, aangezet worden tot de voltooiing van een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Het vormt immers een voorwaarde om de bevoegdheid over het vergunningenbeleid volgens het principe van de subsidiariteit op het laagste niveau te brengen. Op die manier zullen toekomstige problemen over de ruimtelijke draagkracht worden vermeden. Ik heb wel begrip voor het respijt dat de gemeenten tot nu toe kregen, maar verder uitstel is onbehoorlijk.
Voorts is een decretale regeling nodig voor de verjaring. Die is nodig voor de rechtszekerheid. Er moet ook duidelijk gemaakt worden dat instandhouding geen misdrijf meer is. Daarnaast moet ook een termijn voor de instelling van een burgerlijke vordering worden vastgelegd. Tot slot is een regeling vereist voor de zones waarvan de bestemming wordt gewijzigd. Ik ga er wel mee akkoord dat het probleem niet onmiddellijk wordt aangepakt. Immers, als men nog even wacht op de gevolgtrekkingen die de rechterlijke macht afleidt uit het arrest van het Arbitragehof van 19 januari 2005, zullen de meeste twijfels al weggenomen zijn.
Wat de werking van de administratie betreft, moet er zo vlug mogelijk in elke provincie een loket komen voor basisinformatie over het stedenbouwkundig dossier, ten behoeve van burgers, bedrijven en lagere overheden.
Wij vragen verder een decretale regeling voor het beroep van de gemachtigde ambtenaar tegen de beslissingen van de bestendige deputatie. Daarin moet zijn bevoegdheid beperkt worden tot de wettigheidscontrole. Een systematische en ongemotiveerde opportuniteitscontrole leidt immers tot onnodig beroep bij de minister.
De druk op de prijzen van de bouwgronden is zeer hoog en wordt nog vergroot door de historisch lage intrestvoeten, die de vraag stimuleren. Wij dringen daarom aan op het versnelde aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Bij de opmaak van het kadaster daarvoor moet men uitgaan van al het beschikbare werkmateriaal, met inbegrip van de - eventueel nog niet finaal goedgekeurde - gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen.
De discussie over de afbakening tussen agrarische en natuurstructuur speelt zich het best af op gemeentelijk niveau. Op hogere niveaus wordt de strijd al vlug symbolisch.
Tot slot wijs ik er collega Schauvliege op dat de vele wijzigingen uit de vorige beleidsperiode het gevolg zijn van het feit dat men in de voorafgaande periode niet goed had geluisterd. In 1999 werd het decreet er snel voor het pre-electorale reces doorgejaagd, wat ik toen al een gemiste kans noemde.
Tijdens de vorige regeerperiode werd een aantal decreten gewijzigd die in de loop van de regeerperiode waren goedgekeurd. Nu moeten we zorgen voor rust. Ik ben ervan overtuigd dat we het op dat punt eens zijn met elkaar.
Veel van de problemen waarmee Vlaanderen kampt zijn het gevolg van slechte ruimtelijke ordening. De voorbije jaren merkten we evenwel een trendbreuk. Na de decreetwijzigingen, rechtsonzekerheid en handhavingsproblemen van de voorbije jaren moeten we tijdens deze regeerperiode voor rust zorgen.
Sedert de invoering van het RSV zijn er uiteraard nieuwe maatschappelijke behoeften ontstaan die een ruimtelijke visie vereisen: windmolens, stortplaatsen voor bagger- en ruimingspecie, recreatiegebieden, stadsrandbossen enzovoort. Het volgende ruimtelijke structuurplan moet daarover een visie ontwikkelen. De voorbereiding van het volgende structuurplan is geen voorwendsel om het huidige RSV stop te zetten.
De principes achter het RSV blijven gelden. Om onze biodiversiteit te beschermen is het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) nodig. Vlaanderen moet nieuwe industrieterreinen aanleggen. De Vlaamse landbouw heeft 750.000 hectare nodig. We moeten de rivier- en beekvalleien herstellen om overstromingen te voorkomen. Jammer genoeg verloopt de uitvoering van deze principes trager dan gewenst. Op zeven jaar tijd zijn maar 3000 van de 10.000 hectare nieuwe bosgebieden aangelegd. Het VEN is maar voor twee derde gerealiseerd. De doelstelling om 38.000 hectare bijkomende natuurgebieden aan te leggen, halen we evenmin.
Zeggen dat Vlaanderen te klein is, klopt niet. De landbouw gebruikt 800.000 hectare. Er zijn 150.000 leegstaande bouwpercelen die om speculatieve redenen niet worden vrijgegeven.
Daarom moeten we nieuwe grondbeleidinstrumenten invoeren. We hebben een grondenbank nodig met voor- en opkooprecht, grondenruil enzovoort. Een operationele regeling voor de planbaten, een grondspeculatietaks en een heffing op leegstaande bedrijventerreinen zijn eveneens nodig.
Die instrumenten genereren inkomsten om bijvoorbeeld brownfields te saneren. Een begroting van 5 miljoen euro om bedrijventerreinen ambtshalve te saneren zal niet volstaan. Zo hoeven we geen greenfields aan te snijden. Met die middelen kunnen we het Rubiconfonds financieren dat overstromingsgebieden aanlegt in natuurgebieden. Het grondbeleidsplan is heel urgent. Het had er al op 1 mei 2002 moeten zijn.
Naast ruimte bestemmen moeten we onze woongebieden, industrieterreinen en natuurgebieden ook duurzaam inrichten. Op duurzame bedrijventerreinen deelt men nutsvoorzieningen en investeert men in collectieve infrastructuur. We moeten duurzaam bouwen stimuleren.
Wij blijven voorstander van het tweesporenhandhavingsbeleid. Historische bouwovertredingen oogluikend toegestaan door de overheid moeten kunnen verjaren als ze geen blijvende hinder veroorzaken. Het Arbitragehof heeft twee uitzonderingsgronden op de verjaarbaarheid geschrapt. Wij blijven echter vinden dat een bouwovertreding die omwonenden blijvende hinder bezorgt niet mag verjaren.
De bouw- en milieu-inspectie moet nauwlettend toezien op nieuwe overtredingen. Een lik-op-stuk-beleid moet nieuwe bouwovertredingen vermijden.
De heldere uiteenzetting van minister Van Mechelen heeft in de commissie tot een interessante discussie geleid. Ik wil het hebben hebben over een aantal zaken waarover wij ons zorgen maken.
Mijn opmerkingen over de verjaring bewaar ik voor het debat over de decreetwijziging. Ik ga ervan uit dat het decreet wordt hersteld aangezien het Arbitragehof alleen op enkele juridische onzorgvuldigheden heeft gewezen.
Wij zijn tevreden dat deze Vlaamse Regering de uitgangspunten van het RSV heeft overgenomen. De geruchten over de herintroductie van de opvulregel en twee nieuwe woonuitbreidingsgebieden per gemeenten bleken gelukkig niet te kloppen. Al leid ik uit de discussie over het kadaster af dat het tweede gerucht opnieuw opduikt. Ik kijk uit naar het antwoord van minister Van Mechelen.
Er is al meermaals gewezen op het belang van het RSV. Ik verwijs naar het gezamenlijke advies van de SERV en de MiNa-Raad.
De uitvoering stokt op meerdere terreinen, zoals onder meer de afbakening van de open ruimte.
In het MIRA-rapport staat dat de bebouwing in de stedelijke gebieden sneller toeneemt dan in het buitengebied. Volgens de minister werkt het RSV. We vragen dat hij consequent is en dat hij de grenslijn tussen stedelijk gebied en buitengebied behoudt om daaraan de doelstellingen van het RSV te koppelen.
Het voornemen om de bindende bepalingen van de gemeentelijke structuurplannen facultatief te maken is in strijd met de uitgangspunten van het RSV. Ook het laten wegvallen van de zogenaamde 'stok achter de deur' als de gemeenten tegen 2007 niet voldoen aan de vijf voorwaarden om vergunningen toe te kennen, is een slecht signaal. In sommige gemeenten zal het gemeentelijke structuurplan een mooi maar theoretisch werkstuk blijven.
Wonen wordt een van de grote uitdagingen. De beleidsnota is op enkele punten hoopvol. Zo wil de minister onder meer nieuwe woonvormen mogelijk maken en kavels binnen bestaande woongebieden op de markt proberen brengen. Wat betreft de woonuitbreidingsgebieden twijfelen we eraan dat de krapte op de bouwmarkt de belangrijkste reden is voor de stijgende grondprijzen. Volgens meerdere rapporten worden gronden om speculatieve redenen vastgehouden. Ook in de beleidsnota van minister Keulen staat dat maar liefst 12,6 procent van alle bouwpercelen in woonzone onbebouwd zijn. De eerste opdracht is dan ook om de bestaande kavels los te wrikken. Ik ben het ermee eens dat gemeenten zelf heffingen dienen uit te werken, maar het Vlaams Gewest kan een meer proactieve rol spelen.
Wat betreft het zomerakkoord, rijst de vraag wat de resultaten zijn van de tweejaarlijkse rapporten die door de provincies van de woonbehoefte per bestuurlijk arrondissement worden opgemaakt.
Wat betreft het ontwikkelen van KMO- en industriegebieden is het positief dat het tweesporenbeleid inzake greenfields en brownfields wordt voortgezet. De minister moet wel geld vrijmaken om de brownfields een kans op slagen te geven.
Verder breek ik een lans voor een spaarzame en duurzame invulling van bedrijventerreinen. Die opdracht omhelst meerdere bevoegdheden, maar met ruimtelijke ordening legt men de basis voor de rest. Voor de ontwikkeling van het Economisch Netwerk Albertkanaal werkt de minister bijvoorbeeld niet alleen aan nieuwe terreinen, maar probeert hij ook 1400 hectare binnen de paarse gebieden los te wrikken. Dat is een manier van duurzaam ruimtelijk ontwikkelen, maar er zijn nog andere mogelijkheden, zoals onder meer zongerichte inplanting, parkmanagement enzovoort. Verder is het voorwaardenscheppend kader voor het aantrekken van bepaalde types van bedrijven die reststromen aan mekaar leveren, een Vlaamse bevoegdheid. De minister gaat daar voorlopig evenwel niet op in.
Wat betreft de open ruimte is de vraag of de gelijktijdige afbakening van landbouw-, natuur- en bosgebied al dan niet wordt gerealiseerd binnen de voorziene timing. Volgens de minister-president dienen eerst de proefprojecten te worden geëvalueerd.
Een doortastend grondbeleid is een absolute noodzaak. We vrezen dat er opnieuw heel wat studies zullen gebeuren, maar er zijn al heel wat degelijke rapporten geschreven. Ook heeft de vorige Vlaamse Regering het decreet betreffende de Grondenbank goedgekeurd. Waarom wordt dat niet aan het parlement voorgelegd?
De beleidsnota bevat veel wolfijzers en schietgeweren. Zo zijn we onder meer bezorgd over de intentie om de definitie van kwetsbare gebieden af te slanken, over een verzwakking van de stedenbouwkundige handhaving, over de droom van sommigen om woonuitbreidingsgebieden à la carte te kunnen aansnijden en over de richting die het debat over de verjaring van de bouwmisdrijven uitgaat.
De beleidsnota biedt hoopvolle perspectieven voor een duurzame ruimtelijke ordening, maar dan moeten de mooie principes worden vertaald in duidelijke beleidskeuzes. De eerste testcase is een oplossing voor het debat over de verjaring van bouwmisdrijven. De beleidsnota krijgt van Groen! het voordeel van de twijfel. (Applaus bij sp·a-spirit, Groen! en N-VA )
Er rust een zware taak op de schouders van de minister: tegelijkertijd het RSV uitvoeren, bijsturen en evalueren, en een nieuw RSV maken. Er zijn terzake heel wat spanningen. De grootste spanning betreft de planningsprincipes. Het RSV is een visionair document geweest dat moet worden uitgevoerd, maar ook worden bijgestuurd. Tien jaar geleden was het aspect van recreatie, sport en vrije tijd nog niet zo belangrijk als nu. Die sector moet volwaardig in het debat worden betrokken. Dat is totnogtoe onvoldoende gebeurd. Er is op tien jaar tijd al heel veel werk verricht. Er zijn nog een aantal pijnpunten, maar er is een grotere openheid. Het is essentieel dat men de details van de beheersplannen meer in het oog houdt.
Op het vlak van landbouw, recreatie, sport en vrije tijd staan we nog nergens. Landbouw zit nog altijd onterecht in de strijdende positie om zijn territorium te verdedigen. Er zijn nochtans heel veel kansen, bijvoorbeeld met het plattelandstoerisme. Ook de combinatie met sport is heel belangrijk, bijvoorbeeld golf spelen bij de boeren zoals in Nederland al het geval is.
Een specifiek domein zijn de kustpolders. We blijven achter de principes van het kustpolderdecreet staan.
Een belangrijk element is het ruimtebeslag van de diverse functies. De minister is voorstander van een partnerschapsmodel. Daarbij zal hijzelf de scheidsrechter moeten zijn.
De woonfunctie is zeker problematisch. De laatste tien jaar werden er 250.000 woningen gebouwd, waarvan 100.000 open bebouwingen met een groot ruimtebeslag.
In de gewestplannen wordt iets meer dan 800.000 hectare bestemd voor landbouw, het grootste deel voor de beroepslandbouw en een kleiner maar niet onaanzienlijk deel voor de hobbyboeren. Landbouw is belangrijk. Met de huidige efficiënte landbouwmethodes zou een vermindering van het ruimtebeslag evenwel mogelijk moeten zijn. In Nederland zou de helft van het landbouwareaal een gecombineerde functie kunnen krijgen.
De fasering van het RSV 2 baart me zorgen. Sedert het zomerakkoord van 2002 is er op dit vlak niet veel meer gebeurd. Wanneer zullen de verlanglijstjes van de ruimtebehoevende sectoren worden opgesteld? Hoe zal het partnerschapsmodel eruit zien? Hoe zal de procedure precies verlopen?
Voor heikele thema's wordt soms een beroep gedaan op de provincie, zeker in West-Vlaanderen. Ik denk aan de strandconstructies en aan de kampeerzones. Deze werkwijze leidt tot een nauwer contact met de gemeenten, wat positief is, maar soms ook tot een blokkering van het beleid gedurende vele jaren.
Ik waardeer het beleid inzake onroerend erfgoed. Het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed moet een volwaardig beleid kunnen voeren met een inventariserende en een onderzoekende rol.
Ik vrees dat er minder aandacht zal zijn voor de sector Monumenten en Landschappen, ook al is er nog veel achterstand in te lopen. De middelen worden afgebouwd wegens de budgettaire krapte. We hopen op een herstelbeweging zodat het beleid van de voorbije jaren kan worden voortgezet.
Met vooruitlopende gemeenten zou men een convenant kunnen afsluiten. Eventueel kan de landschapszorg in de gemeentelijke structuurplannen worden opgenomen, zoals in Holsbeek nu al het geval is.
Ik vraag de aandacht van de minister voor de bescherming van het oorlogserfgoed van de Westhoek. De inventarisatieprojecten worden stilaan afgerond. Denkt de minister aan een totale bescherming? Is dat mogelijk binnen de bestaande wetgeving? Een oorlogserfgoeddecreet, naar analogie met het Duinendecreet, zou een goede oplossing zijn. Ik hoop dat de minister hierover zo snel mogelijk duidelijkheid kan brengen. (Applaus bij CD&V en sp·a-spirit)
De minister wil een soepeler beleid voeren inzake onroerend erfgoed en dat is een goede zaak. Ik heb het dan niet over het aantal te beschermen monumenten, want op dat vlak is nog steeds een inhaalbeweging nodig.
Een te strikt beschermingsbeleid kan echter perverse effecten hebben. Door de strenge voorwaarden die gekoppeld zijn aan een bescherming worden potentiële privé-investeerders afgeschrokken, wat veel mogelijkheden van herbestemming blokkeert.
Met de functionaliteit van onroerend erfgoed werd in Vlaanderen weinig creatief omgesprongen. Herbestemming van onroerend erfgoed leek alleen mogelijk voor museale of socio-culturele toepassingen, dus voor infrastructuur van ondergeschikt belang, waaraan niet altijd behoefte was. De leegstand bleef dan ook bestaan, zelfs na restauratie. In het buitenland gaat men op dit vlak soepeler en meer doordacht te werk. De financiële last van restauratie en herbestemming is te zwaar voor de publieke sector. De tijd is rijp voor een Vlaams Erfgoedfonds dat beheerd kan worden door een organisatie als Erfgoed Vlaanderen.
Flexibiliteit geldt echter niet voor handhaving. Soms heb ik de indruk dat eigenaars, zelfs openbare besturen, met het excuus van de financiële implicaties desinteresse en onwil maskeren. Openbare besturen die de wet negeren, worden node aangepakt.
Bepaalde passages in de beleidsnota zijn verontrustend. Men zou de conclusie kunnen trekken dat de minister een classificatie van monumenten wil waarbij het regionale niveau de verantwoordelijkheid over andere dan de topmonumenten overdraagt aan lokale bestuursniveaus. Ik hoop dat de minister met subsidiariteit enkel bedoelt dat provinciale en gemeentelijke besturen meer initiatieven moeten ontwikkelen. Voorwaarde daarbij is dat de financiële ondersteuning behouden blijft. Om de achterstand in te halen is het nodig dat de kredieten voor restauratie de volgende jaren opnieuw stijgen.
Ik ben behoedzaam optimistisch, de minister heeft goede ideeën en kan rekenen op mijn fractie voor de uitvoering ervan. (Applaus bij VB)
Het beleid voor Monumenten en Landschappen wordt voor het eerst behandeld in de beleidsnota Ruimtelijke Ordening. Dat opent perspectieven, maar de toonzetting van de nota maakt ons ongerust. De minister geeft de indruk dat zijn voorgangers zich schuldig gemaakt hebben aan beschermingsdrift, wars van criteria. Nog niet zo lang geleden was het onroerend erfgoed in Vlaanderen echter vogelvrij, met veel schade tot gevolg.
De klassieke beschermingsmechanismen staan in een negatief daglicht. De overheid moet inderdaad evolueren van een controleur-inspecteur tot een begeleider-consulent. Die ontwikkelingsgerichte benadering neemt niet weg dat bescherming van waardevol erfgoed prioritair blijft.
Waardering van onroerend erfgoed in inventarissen mag niet verward worden met de bescherming ervan. Het instrumentarium is aan evaluatie toe, maar blijft belangrijk. De klemtoon op topmonumenten wekt de indruk dat de minister een voorbijgestreefd classificatieconcept aanhangt. Het waardevolle bouwkundig patrimonium belichaamt in zijn geheel het verleden van Vlaanderen en is dan ook volledig de verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid.
Minister Van Mechelen denkt daar blijkbaar anders over en ziet de Vlaamse overheid enkel maar bijdragen waar nodig en wenselijk is en binnen de financiële krijtlijnen van de begroting. Gelukkig nuanceerde hij in zijn antwoord de belaging van de koppelsubsidie, nu meent hij dat die wel voor enige dynamiek kunnen zorgen. Het wordt een boeiend debat, met als inzet de autonomie te versterken zonder de monumentenzorg te verzwakken.
Het stilzwijgen over monumentenzorg geeft geen hoop. Wanneer komt er nieuws over de financieringsfondsen, de fiscale voordelen, de visie over de bestemming van het erfgoed? Het beheer wordt terecht de hoeksteen van de zorg voor het erfgoed. Hergebruik en herbestemming is terecht het kernthema van deze regeerperiode. Daarvoor is echter een gedurfd en nieuw instrumentarium nodig.
De overheid moet samenwerken met lokale besturen en raad geven aan eigenaars en andere betrokkenen. Daarvoor moet de mentaliteit veranderen. Ook is het nodig om na te denken over nieuwe functies van de gebouwen.
Sp·a-spirit mist een aantal aspecten in de beleidsnota. Die bevat niets over varend erfgoed, de ontsluiting en publiekswerking, het inzetten van waardevol patrimonium in stedelijk beleid, samenwerking met de beleidsdomeinen Cultuur en Natuur, en kerkelijk erfgoed. Sensibilisatie wordt te kort belicht.
Sp·a-spirit wijkt niet af van de afspraak uit het kerntakendebat dat de bescherming van het waardevol bouwkundig en landschappelijk patrimonium vooreerst de taak is van de Vlaamse overheid. De overheid moet heldere criteria hanteren en optreden als een partner. Classificatie van monumenten is onaanvaardbaar: een gebouw is beschermd of is dat niet. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, sp·a-spirit, en N-VA)
De meeste partijen steunen de beleidsnota en formuleren opbouwende kritiek en bezorgdheden. Het is essentieel dat er voldoende maatschappelijke steun is voor de ruimtelijke ordening en de bescherming van het onroerend erfgoed. Dat moet gebaseerd zijn op rechten, plichten en duurzame ontwikkeling en behoud. De overheid kan daarbij een integrerende en coördinerende rol spelen en optreden als scheidsrechter. Een zorgvuldig en kwalitatief ruimtegebruik, rechtszekerheid en vereenvoudiging zijn terecht bekommernissen van de sprekers.
Er waren ook vragen over het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, de verhouding tussen het buitengebied en het stedelijk gebied, en de subsidiariteit. Zij geven stuk voor stuk aan dat we het erover eens zijn dat we moeten plannen om een visie en een kader te ontwikkelen, vergunnen om behoorlijk uit te voeren, en handhaven om consequent op het terrein op te treden.
De motie van Vlaams Belang, ingediend door de heer Huybrechts drukt de zorg over de discriminatie van zondevreemde eigenaars en over het handhavingsbeleid uit.
In de voorbije jaren creëerden we een rechtszekere basis voor zonevreemde eigenaars van woningen en bedrijven. Het is voor mij evident dat we daarbij een duidelijk onderscheid maken in de aanpak van woningen en gebouwen gelegen in kwetsbaar of niet-kwetsbaar gebied: de spelregels moeten wat dat betreft verschillen. In niet-kwetsbare gebieden zijn de regels betreffende bouwen, herbouwen en verbouwen voldoende ruim om de bezitters van zonevreemde woningen rechtszekerheid te geven. Daarnaast moeten gemeentelijke en provinciale autoriteiten de mogelijkheid hebben de gewestplannen zo nodig via ruimtelijke structuurplannen te remediëren.
Wat het handhavingsbeleid betreft moet de trendbreuk van minister Baldewijns verder gezet worden. Ik sta volledig achter een nultolerantie voor nieuwe bouwovertredingen. De cijfers op het terrein bewijzen dat deze houding vruchten afwerpt. Betreffende historische bouwovertredingen werd in 2003 met brede steun een decreet goedgekeurd waarover na het arrest van het Arbitragehof van juli 2004 rechtsonzekerheid ontstond. Na de twee arresten die daarop volgden, dat van het Hof van Cassatie van november 2004 en dat van het Arbitragehof van januari 2005 kan geen sprake van rechtsonzekerheid meer zijn. Zowel het Arbitragehof als het Hof van Cassatie bevestigen dat een decreetgever kan beslissen dat een bouwmisdrijf kan verjaren. Beide instanties erkennen dat het Vlaams Parlement de mogelijkheid heeft in een procesvoering als tussenschakel de Hoge Raad voor het Herstelbeleid in te lassen. Enkel de cesuurdatum van 1 mei 2000 vervalt. De documenten voor oprichting van de Hoge Raad zijn klaar. Maar omdat er geen vrouwelijke kandidaten zijn om erin te zetelen moet een afwijking op de genderregel gevraagd worden.
Ik volg de visie van de heer Lachaert: we moeten nu de Hoge Raad oprichten en hem de tijd gunnen te evalueren, eventuele problemen te signaleren en aanbevelingen te doen. Zo nodig zullen we dan snel remediëren. Maar nu op de werking van de Raad vooruitlopen zou verkeerd zijn.
Wat de kwetsbare gebieden betreft, is een eenduidige definitie essentieel. In het wijzigingsdecreet dat vrijdag werd ingediend werd de draagwijdte van de term kwetsbare gebieden gewijzigd. Dit slaat echter enkel op artikel 145 bis, en niet op artikel 147. Er is dus geen sprake van enige versoepeling ten aanzien van de bouwmisdrijven.
Administratieve vereenvoudiging is ieders doel. We moeten naar de unieke vergunning, waarin bouw- en milieuvergunning één zijn. We moeten er echter over waken dat deze integratie daadwerkelijk een verbetering is, en geen rechtsonzekerheid creëert. Dit is niet eenvoudig. De Cel Wetsmatiging onderzoekt de zaak: in het najaar zou men tot besluitvorming moeten kunnen komen.
De motie van de meerderheid is opgebouwd uit drie grote aspecten: het planologische beleid, het vergunningenbeleid en het handhavingsbeleid. Ik nam acte van de bezorgdheid van de heer Caron betreffende Monumenten en Landschappen.
Voor een aantal grote fracties is het grondbeleidsplan een prioriteit. Er gebeurden al heel wat studies op het terrein, maar die waren van bedenkelijk niveau. In juli 2004 werd het werk opnieuw begonnen door een consortium bestaande uit de studiegroep Omgeving, Idea Consult en DLA. De inhoudelijke opdracht met betrekking tot de analyse van het functioneren van het grondbeleid en de grondmarkt werd afgerond. Uitvoerige bespreking zal volgen. Dit is een belangrijke tussenstap in de totstandkoming van het Vlaams grondbeleid. Wij willen instrumenten ontwikkelen op Vlaams niveau. Dit is subsidiair ten aanzien van het provinciale en gemeentelijke niveau.
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen blijft een basisdocument dat we versneld willen uitvoeren. Er moet een domino-effect op gang komen. Wat de stedelijke afbakening betreft zitten we in een stroomversnelling. Heel wat steden zijn al klaar, andere zitten midden in het proces. In Limburg rijst het probleem van de meningsverschillen binnen de bipool Genk-Hasselt.
In de loop van 2005 moeten de meeste afbakeningsprocessen afgerond zijn. Dan blijven alleen Antwerpen en de Vlaamse Rand nog over, die in 2006 klaar moeten zijn. De doelen van dit RSV 1 is de scherpstelling van wonen en werken en de synergie met het buitengebied. Maar daarnaast komt er ook een RSV 2, dat we RSV 2020 doopten. Een gedetailleerd schema van de aanpak volgt na de zomer.
De afbakening van het buitengebied zal gemakkelijker verlopen nu het stedelijk gebied geregeld is. De opdeling in agrarisch en natuurgebied vindt plaats in opeenvolgende testgebieden. De eerste is thans op kruissnelheid, de vierde moet klaar zijn in juni 2007. Die aanpak garandeert een gelijktijdige en gelijkwaardige behandeling van landbouw en natuur.
Wat de vereenvoudiging van de procedures betreft, komen er snel provinciale loketten. Verkennende gesprekken zijn op dit moment bezig.
De gemeenten die tegen de decretale einddatum van 1 mei 2005 niet klaar zijn met hun ruimtelijk structuurplan, krijgen eenmalig twee jaar uitstel. Het zou immers onbehoorlijk zijn om meer dan 250 gemeenten hun bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen te ontnemen ten voordele van de bestendige deputaties. Maar wie in mei 2007 niet klaar is, kan zich aan een sanctie verwachten, met name de intrekking van de mogelijkheid tot afwijkende BPA's.
De stijging van de kostprijs van de bouwgronden is een relatief probleem : het hangt af van datgene waarmee men vergelijkt. In feite komt de evolutie neer op een nivellering. Daarnaast is er sprake van speculatieve schaarste. Het gewest kan daar iets aan doen met fiscale stimuli, de gemeenten met een sturend beleid. Ik geef de belasting op onbebouwde percelen als voorbeeld. Wat de woonuitbreidingsgebieden betreft, is er behoefte aan een wetenschappelijk onderbouwd document, op basis waarvan het beleid conclusies kan trekken. Die inventaris, die rekening houdt met onder meer de watertoets en de Europese richtlijnen, moet er tegen eind mei zijn.
Het beleid inzake ruimtelijk ordening heeft inderdaad behoefte aan flankerende maatregelen. Een daarvan is de brownfieldontwikkeling, die na Pasen decretaal geregeld wordt.
Inzake Monumenten en Landschappen moet Vlaanderen een actief erfgoedbeleid voeren. Daartoe is een meerjarenbegroting tot 2015 nodig, een termijn die de huidige decretale en subsidietijd overschrijdt. Paul Van Grembergen toonde op dit vlak de weg, die nodig is om tot zekerheid te komen voor planning en uitvoering van duurzame renovatie.
Ik pleit voorts voor flexibeler mechanismen die een win-winsituatie creëren in het debat tussen de gemeenten en de provincies, die meer vrijheid vragen en het gewest, dat sturend wenst op te treden.
De kredieten voor Monumenten en Landschappen zijn gevoelig gestegen vanaf mijn voorgangers Sauwens en Van Grembergen. Mijn bijdrage is de opheffing van de onterechte discrepantie tussen beleids- en betalingskredieten. Op die manier slagen we erin om de aanvragen van restauratiepremies sneller te honoreren.
De aanpak van het kerkelijk erfgoed wordt uitgewerkt in de beleidsbrieven. Het komt erop aan te kiezen voor wat de moeite waard is en daarbij ook herbestemming een kans te geven. Alles bewaren heeft onoverzienbare budgettaire gevolgen.
Het oorlogserfgoed ligt mij na aan het hart. Dit dossier houdt verband met de A19. Er is opzoekingwerk verricht op de Pilkem Ridge. We moeten nu nadenken hoe we daarmee omgaan. Ik houd rekening met de suggestie om het oorlogserfgoed als geheel te beschouwen. Het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) kan daar een rol in spelen.
Ten slotte moeten we de taak van het VIOE scherper stellen met bijzondere aandacht voor zijn acteurs- en regisseursfunctie. Hoe verhoudt het VIOE zich tot de administratie Monumenten en Landschappen? Ik begrijp bijvoorbeeld niet waarom het VIOE in alle Vlaamse provincies actief is behalve in Antwerpen.
Iedereen is het met mij eens dat we wonen betaalbaar moeten houden. Niet alleen het departement Wonen, maar ook dat van Ruimtelijke Ordening heeft op dat vlak een taak. Ik kijk in die zin uit naar het grondbeleidplan.
De woonuitbreidingsgebieden spelen een belangrijke rol. Om wonen betaalbaar te houden moet er in de eerste plaats grond beschikbaar zijn. Woonuitbreidingsgebieden mogen niet door een van de partners alleen ontwikkeld worden.
De bespreking is gesloten.
Wij zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede moties houden.