Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de beleidsnota Vlaams Woonbeleid 2004-2009, ingediend door de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid van het Reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
(verslaggever)
Ik verwijs naar mijn schriftelijke verslag.
Het wordt in Vlaanderen steeds moeilijker een betaalbare koop- of huurwoning te vinden.
Door de stijging van het aantal alleenstaanden zijn steeds meer mensen met een klein budget op zoek naar een huurwoning. De huurprijzen zijn de voorbije jaren dan ook fors gestegen, in elk geval forser dan de lonen. Alleenstaanden met een leefloon besteden vaak meer dan de helft van hun inkomen aan huur.
De sociale huisvesting zou voor dit probleem een oplossing kunnen bieden, maar die verkeert in een diepe crisis. Slechts zes procent van het woningpark in Vlaanderen bestaat uit sociale huurwoningen tegen twintig tot dertig procent in andere westerse landen. Daarom is de private huurmarkt voor deze mensen vaak de enige oplossing.
De vorige Vlaamse Regering beloofde 15.000 nieuwe sociale huurwoningen te bouwen, maar dit streefcijfer werd niet gehaald. De huidige regering heeft dan ook geen streefcijfers meer opgegeven.
De vorige regering heeft 16.000 sociale huurwoningen gebudgetteerd. De uitvoering volgt op het terrein, maar kan soms twee tot drie jaar duren.
De kiezers hebben u afgerekend op wat er werkelijk gerealiseerd werd, en dat is nog niet de helft van het vooropgestelde aantal.
De gemiddelde inkomenscoëfficiënten van de huurders van sociale woningen zijn de afgelopen jaren systematisch gedaald. Door de koppeling van de huurprijzen aan het inkomen van de huurder zijn de inkomsten van de socialehuisvestingsmaatschappijen sterk gedaald. Daarom verhogen sommige maatschappijen voortdurend de basishuurprijzen. De gemiddelde basishuurprijzen variëren van 160 tot 425 euro, een onredelijk verschil.
Meer dan twintig procent van de Vlaamse sociale woningen -bij sommige huisvestingsmaatschappijen is dat zelfs negentig procent- werden toegewezen aan vreemdelingen. In Antwerpen zou ongeveer twintig procent van de aanvragen afkomstig zijn van asielzoekers, vluchtelingen of geregulariseerde illegalen. De grote aanwezigheid van mensen uit andere culturen, en dus met andere woongewoonten, hypothekeert de leefbaarheid van de woningen.
De SERV stelt dat Vlaanderen weliswaar tot de sociaal-economische top behoort, maar niet tot de absolute top. Een van de belangrijkste elementen daarbij is dat veel mensen het moeilijk hebben om een behoorlijke huisvesting te vinden, onder meer door het ontbreken van huursubsidies.
Het Vlaams Belang meent dat beperkte aanpassingen in de sociale huisvesting niet volstaan. Het toekennen van sociale woningen aan mensen met relatief hogere inkomens is volgens ons niet realistisch. Structurele maatregelen zijn noodzakelijk om de sociale huisvesting leefbaar te houden. Ik neem aan dat we daarover in de toekomst nog uitgebreid van gedachten zullen kunnen wisselen. (Applaus bij VB)
De heer Penris geeft een heel eenzijdig en negatief verhaal dat de waarheid geweld aandoet.
Er is de laatste jaren inderdaad een gevoelige prijsstijging geweest. In ons land zijn er echter 73 procent huiseigenaars, een Europees en zelfs een internationaal record. Dat zegt iets over het welvaartspeil van onze bevolking. Het is tevens een garantie voor de oude dag. Negentien procent van de bevolking zit op de privé-huurmarkt en zes procent op de sociale huurmarkt. De Vlaamse situatie is dus beter dan die in de buurlanden waar er twintig tot dertig procent sociale huurwoningen zijn. Uit enquêtes blijkt bovendien dat de sociale huurders over het algemeen tevreden zijn over de kwaliteit van de woningen. De uitwassen op de huurmarkt moeten door de wooninspectie worden beteugeld.
In de begroting voor 2005 werd 309 miljoen euro uitgetrokken voor sociale huisvesting. Dat is een recordbedrag. De Vlaamse Regering neemt dus haar verantwoordelijkheid.
Ik ben blij dat het goed gaat met de eigenaars in Vlaanderen. Als nationalist zie ik echter dat er 74.000 van onze mensen op een wachtlijst staan. Zij moeten een veel te groot deel van hun inkomen aan wonen besteden. De komende weken zal ik hieromtrent een aantal vernieuwende voorstellen formuleren.
De sociale huisvesting is degelijk en betaalbaar. De gemiddelde huurprijzen variëren tussen 180 en 250 euro, tegen 500 euro op de privé-markt. Door de groei van het aantal gezinnen ontstaat er echter een extra druk. Op een bepaald moment botsen we op onze grenzen en dat moeten we ook durven zeggen.
De analyse van de heer Penris is gedeeltelijk correct, al heb ik van hem geen oplossingen gehoord.
De repliek van de minister is eveneens correct, maar toch draait men rond de hete brij. Ondanks de extra investeringen is de sector immers financieel in crisis. Er is ook het probleem van de sociale getto's.
In deze sector is een soort van big bang nodig. Niet alleen het sociale huurstelsel, maar ook het financieringsstelsel moet worden aangepast.
In 2005 moeten we werk maken van een nieuw sociaalhuurbesluit en de financiering van de maatschappijen onder handen nemen. De VHM maakt een overzicht van de financiële toestand van de verschillende maatschappijen. Voor het derde jaar op rij krijgen de 28 zwakste maatschappijen extra steun. We hebben ervoor gekozen in de eerste plaats de zwaksten een dak boven het hoofd te geven. Dat is heel menselijk, maar niet zonder financiële gevolgen.
De beleidsnota Vlaams Woonbeleid 2004-2009 is heel interessant. De met redenen omklede motie van de meerderheid geeft aan hoe de minister de aangekondigde maatregelen in regels kan gieten. De tijd vliegt immers.
Wonen stond de voorbije jaren in de belangstelling. Niettegenstaande het hoge aantal eigenaars in Vlaanderen, liefst 72 procent is het vooral voor jonge mensen steeds moeilijker om een huis te bouwen, kopen of huren. Het woonbeleid gaat over veel meer dan sociale huisvesting.
De bevolking zoekt een betaalbare woning of betaalbare bouwgrond. Wat kan de overheid daarvoor doen? De beleidsnota bevat een aantal antwoorden. Het eerste wat ons te doen staat is het aantal woningen verhogen. Niet alleen sociale woningen, maar ook woningen voor de middengroep. De vraag is uiteraard hoe de overheid het aantal woningen zal verhogen.
De voorbije jaren is het financieringsprogramma voor de gesubsidieerde woningbouw opgetrokken. Van zodra we weten over hoeveel geld minister Keulen de komende jaren zal beschikken, kunnen we berekenen hoeveel bijkomende woningen we kunnen laten bouwen. Vervolgens moeten we ons afvragen op welke manier we die woningen laten bouwen?
We moeten absoluut over sterke socialehuisvestingsmaatschappijen beschikken. Ons systeem kan niet langer efficiënt werken. We zullen de sector moeten rationaliseren. Dat zal lef vergen. Tegelijk moeten we de maatschappijen voldoende middelen geven om break even te kunnen werken.
Sociale woonmaatschappijen en de private sector kunnen samen projecten uitvoeren, maar ze mogen niet in elkaars plaats treden. We moeten werken met lokaal verankerde maatschappijen die over een bepaalde periode een budget krijgen om doelstellingen te bereiken. Achteraf moeten we die maatschappijen daarop kunnen afrekenen.
Als we erin slagen de capaciteit te verhogen, is de volgende vraag wie de nieuwe woningen kan kopen of huren. Het antwoord op de vraag voor wie de overheid in huisvesting moet voorzien, bepaalt hoeveel bijkomende woningen nodig zijn. Als de overheid in de eerste plaats de zwaksten helpt, zijn de sociale mix en leefbaarheid niet de belangrijkste problemen. Positief is dat de beleidsnota bepaalt dat een gemeenschappelijk kader voor de sociale verhuring nodig is.
Vervolgens moeten we ervoor zorgen dat woningen betaalbaar blijven voor de middengroep. Ik lees dat de lage rente sommige jonge gezinnen ertoe aanzet bijna de volledige waarde van het huis te lenen. Ik begrijp niet dat banken dat toestaan. Dat maakt me bezorgd.
De beleidsnota bevat heel wat initiatieven op het vlak van de registratierechten, de meeneembaarheid, de bevriezing van de onroerende voorheffing enzovoort. Wij steunen deze voorstellen. Woonbeleid is echter ook grondbeleid. Minister Keulen is helaas niet bevoegd voor Ruimtelijke Ordening. Vanwege het fictieve gebrek aan bouwgrond, moeten gemeenten en private partners de kans krijgen woonuitbreidingsgebieden aan te snijden. Alleen verloopt deze procedure heel traag. De socialehuisvestingssector beschikt over 860 hectare woonuitbreidingsgebied. De sector moet echter 5 tot 8 jaar wachten om een nieuw project uit te voeren. Ik hoop dat deze termijnen in overleg met de minister voor Ruimtelijke Ordening korter kunnen.
We mogen de hoge huurprijzen in de private sector evenmin uit het oog verliezen. Ook in Vlaanderen zijn er een aantal malafide verhuurders. De regelgeving kan op dit vlak niet streng genoeg. De Wooninspectie levert goed werk. We moeten de gemeenten steunen om een en ander hard te werken. Jammer genoeg zijn er niet genoeg sociale woningen. Ik kijk verlangend uit naar de dag dat er in Vlaanderen 200.000 sociale huurwoningen zijn. In het regeerakkoord wordt de huursubsidie aangekondigd.
Een nieuw sociaalhuurbesluit uitvaardigen en de maatschappijen anders financieren zal gepaard moeten gaan met initiatieven op de private markt. Wie niet terecht kan in de sociale sector, heeft ook recht op een betaalbare huurwoning.
Hoe gaat de overheid om met het woonpatrimonium? Net zoals de bevolking veroudert het patrimonium. We zijn er nog niet klaar voor. De kangoeroewoning lijkt manna, maar de overheid kan solidariteit niet organiseren.
Nieuwe woonvormen en -clusters moeten niet alleen meer aandacht schenken aan ouderen, maar ook aan kinderen.
Het is een uitdaging mensen ertoe aan te zetten hun woningen aan te passen en stedenbouw mee te krijgen. Gebeurde ooit een enquête naar de woonbehoeften? Dit zou wel eens verrassende resultaten opleveren: woonvragen veranderen. Het is positief dat de steden terug aantrekkingskracht hebben op jonge gezinnen.
Wonen is een prioritaire behoefte. Toch hebben steeds meer mensen problemen om die in te vullen. Aan het eind van deze legislatuur zullen we moeten evalueren in hoeverre we op de grote vragen een antwoord hebben geboden. We hopen dat de beleidsnota het masterplan voor het wonen wordt.
Onze fractie vindt de beleidsnota positief; ze houdt een engagement van de minister in ten aanzien van het woonwelzijn van iedere Vlaming. De nota steunt op drie pijlers: de eigenaars, de huurders op de privé-markt en de huurders binnen de sociale huisvesting. Het is een uitdaging deze drie pijlers te verzoenen. De dynamiek die de beleidsnota uitstraalt zal niet enkel door de politici, maar door de andere actoren moeten gedragen worden.
In de nota komt de link met Werk te weinig naar voren: we moeten mensen uit hun lage sociale situatie helpen, en dat kan alleen maar in overleg met de minister van Werk.
Het nieuwe uniforme huurbesluit is een grote uitdaging. Het nieuw toewijzingsbesluit is daarin een positief punt. Uitwerking daarvan dient in nauw overleg met de lokale actoren te gebeuren: steden en gemeenten zijn het best geplaatst om het aanbod in goede banen te leiden.
De minister wenst de huursubsidies uit te breiden. Daar sta ik helemaal achter, maar ik wil benadrukken dat dit ook voor de private huurmarkt nodig is: daar zijn de prijzen vaak zeer hoog.
We zijn zeer tevreden over de continuïteit in de uitbreiding van het aantal sociale woningen. Gezien de wachtlijsten is dit zeker nodig. Wat de financiering betreft moet de private sector hier zeker een rol in blijven spelen. Publiek-private samenwerking is aangewezen.
Tijdens de vorige regeerperiode hebben we het leegstandsdecreet verfijnd. Daardoor kregen steden en gemeenten meer armslag om de strijd tegen de verkrotting aan te gaan. Maar het probleem van de dubbele taxatie dreigt: er zijn zowel stedelijke als gewestelijke heffingen. Als de gemeente zich van deze taak kwijt moet het gewest buiten spel gezet worden. Denkt de minister dat het decreet op de leegstand moet aangepast worden, of kan hij dit probleem via de uitvoeringsbesluiten aanpakken?
Het harmoniseren van de sociale leningen is zeer positief. Dit geldt ook voor het optrekken van de inkomensgrens bij de verzekering voor gewaarborgd wonen. Toch denk ik dat ze nog moet verhoogd worden: vandaag is niemand zeker van zijn job, ook niet de hoge inkomens.
Wat "Wonen en Ouderen" betreft vind ik het goed dat er een studie komt over duurzaam wonen. We kunnen niemand verplichten te bouwen met het oog op de oude dag, maar we kunnen de mensen wel sensibiliseren door hem voorbeelden en mogelijkheden aan te reiken.
De nota werd in de commissie positief onthaald. Ik ben ervan overtuigd dat dit ook in het parlement zo is.
- De vergadering wordt geschorst om 16.40 uur.
- De vergadering wordt hervat om 16.50 uur.
Publiek-private samenwerking is een interessant denkspoor, maar totnogtoe zijn er maar een beperkt aantal projecten. Wat is de visie van de VLD daarover?
Er zijn inderdaad een beperkt aantal publiek-private samenwerkingsprojecten, die desalniettemin gezorgd hebben voor meer sociale woningen. De VLD denkt dat bouwondernemingen en publieke sector meer moeten samenwerken aan een mix van sociale en private woonentiteiten. Zo kunnen in eenzelfde gebouw de kleinere appartementen bestemd zijn voor de sociale sector en de duplexappartementen verkocht worden aan gewone burgers.
De beleidsnota besteedt terecht veel aandacht aan het verwerven van een woning. Een eigen woning is immers de beste garantie voor een comfortabele oude dag. Door de stijgende prijzen wordt het steeds moeilijker om een woning te kopen. Daarom is het goed dat de inkomensgrens voor de verzekering gewaarborgd wonen met 10 procent stijgt. We hopen dat die grens op termijn kan afgeschaft worden. Ook de harmonisering van de sociale leningen en de verbeterings- en aanpassingspremies zijn goede maatregelen.
De nota besteedt weinig aandacht aan energiezuinig of duurzaam wonen. Het is nuttig om te onderzoeken hoe dat kan gestimuleerd worden met premies. Huurwoningen op de private markt hebben vaak een slechte prijs-kwaliteitverhouding. Daarom zijn we blij met de huursubsidies en het huurwaarborgfonds, die ook de discriminatie van mensen zonder vast inkomen moeten tegengaan. Ook de forse verhoging van de boetes voor huisjesmelkers juichen we toe.
Hoe zal de minister de Vlaamse Wooninspectie meer armslag geven? De burgemeesters moeten meer mogelijkheden krijgen en de woningen die onbewoonbaar verklaard zijn, moeten hersteld worden op kosten van de eigenaar. Uit het rapport van de Wooninspectie blijkt dat de woningen van een derde van de eigenaars die zij verbaliseren al eerder door de burgemeester onbewoonbaar verklaard werden.
In veel gemeenten is er behoefte aan een woonwinkel of woonloket waar iedereen terecht kan met vragen over alle aspecten van wonen. Gemeenten moeten inderdaad expertise opbouwen, daarom moeten goede proefprojecten gesteund worden.
Het nieuw sociale huurbesluit is belangrijk voor een creëren van een sociale mix die de leefbaarheid verbetert. Het zal ook tegemoet komen aan de moeilijke financiële situatie van sommige socialehuisvestingsmaatschappijen. Het verhogen van de inkomensgrens is goed voor een sociale mix, maar de woningen moeten toekomen aan diegenen die ze het meest nodig hebben. Om de wachtlijsten weg te werken, moeten er veel woningen bijkomen.
De kennis van het Nederlands moet gestimuleerd worden, maar mag niet gebruikt worden als uitsluitinggrond. Het recht op wonen primeert.
Voorts vraag ik aandacht voor nieuwe behoeften en alternatieve vormen van wonen. Jonge generaties hebben immers minder stabiele relaties en minder stabiele loopbanen. We zijn blij dat de minister het belang van bewonersparticipatie voor de leefbaarheid en de responsabilisering van alle betrokkenen inziet.
Kortom, het is een goede nota met een brede kijk op huisvesting, maar er is nog veel werk. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, sp·a-spirit en N-VA)
Ook de bevoegdheden ruimtelijke ordening en fiscaliteit hebben een grote invloed op dit bevoegdheidsdomein. Een ander cruciaal element zijn de middelen. Daarom is de meerjarenbegroting belangrijk. Het Vlaams Parlement kan mee zorgen voor een rechtmatig aandeel voor wonen in die begroting.
Wat betreft de woonkwaliteit is het Kenniscentrum voor Duurzaam Woonbeleid begonnen met een woonenquête om te peilen naar de woonwensen van de Vlamingen. Dat is belangrijk om te weten wat ze van ons verlangen.
Wat betreft de bemerking dat energiezuinig wonen en duurzaam bouwen niet expliciet in de nota zijn vermeld wijs ik erop dat de VHM koploper is inzake die thema's. Verder levert de wooninspectie momenteel goed werk en pakt de uitwassen van de sociale sector aan. Ze krijgt de volle steun van de Vlaamse Regering. De eerste twee jaar ging men vooral te werk in de grootsteden Antwerpen en Gent; momenteel is men actief in ongeveer 50 steden. Het enige probleem is dat er te weinig agenten zijn. In het kader van beter bestuurlijk beleid zullen op het vlak van de ministeries Ruimtelijke Ordening, Wonen en Erfgoed worden samengevoegd. Die operatie zal experts uitsparen, die kunnen worden ingezet om de Wooninspectie te versterken.
Wat PPS betreft wordt binnen enkele weken een voorstel gedaan aan de regering waardoor het eerste PPS-project op het vlak van de huisvesting kan worden geconcretiseerd. Ik wijs erop dat kinderziektes eigen zijn aan een eerste project. Ten slotte treedt het sociaal huurbesluit begin 2006 in werking. Ik hoop dat we dit halfweg dit jaar in het parlement kunnen bespreken.
We hebben niets tegen PPS als aan drie voorwaarden is voldaan: bouwen voor dezelfde doelgroep, bouwen voor dezelfde kwaliteit en een neutrale operatie voor het Vlaamse budget. Als het nieuwe systeem daarmee rekening houdt, is dat een stap vooruit.
Met dit PPS-project zal de begroting niet worden belast.
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.