Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de actuele vraag van de heer Van den Brande tot de heer Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over het standpunt van de Vlaamse Regering ten aanzien van de financiële vooruitzichten van de Europese Unie voor de periode 2007-2013.
Een belangrijk discussiepunt op de komende Europese Raad zijn de financiële vooruitzichten van de Europese Unie voor de periode 2007-2013. De commissie zegt dat om de vijf grote doelstellingen waar te maken 1,26 procent van het bruto Europese inkomen nodig is. Sommige landen achten 1 procent voldoende. Op het overlegcomité vonden de beleidsgeledingen van ons land het redelijk om 1,15 procent van het bruto Europese inkomen te besteden aan de vastleggingen.
In de beslissing van het overlegcomité staat één sibillijns zinnetje: België hecht bijzonder belang aan de concurrentiekracht en aan het sociaal cohesiebeleid. Vlaanderen zal niet meer kunnen profiteren van het sociaal cohesiebeleid omdat we geen doelstelling I of II-gebieden hebben en niet in de uitloopfase zitten. Wallonië zegt dat het cohesiebeleid en dus de structuurfondsen wel de door de commissie voorgestelde middelen moeten krijgen.
De middelen voor een aantal doelstellingen, namelijk landbouw en administratieve kosten, zijn al vastgelegd. Als het Waalse standpunt gevolgd wordt, zijn er sowieso minder middelen voor de doelstellingen die essentieel zijn voor de competitiviteit, de jobs en de kenniseconomie in Vlaanderen en helpen om te voldoen aan de Lissabon-doelstellingen.
Het is dus redelijk dat de Vlaamse Regering wil dat een beperking van de inkomsten proportioneel verdeeld wordt over alle doelstellingen. De enige andere mogelijkheid om onze prioriteiten niet te schaden is een verhoging van het percentage van het bruto Europese inkomen. Dat is budgettaire en politiek niet haalbaar.
De Vlaamse Regering moet de omvang, het automatisme en de noodzaak van de door Wallonië voorgestelde solidariteit in diverse gremia in vraag stellen. In 1994 heb ik de erkenning Henegouwen als doelstelling I-gebied gesteund. Dat was redelijk, maar de redelijkheid heeft grenzen en mag niet tot gevolg hebben dat de belangen van de Vlamingen geschaad worden. Wat is de houding van de Vlaamse Regering? (Applaus bij CD&V)
Dit wordt inderdaad een van de belangrijkste institutionele debatten van de komende jaren.
Ik probeer tegen eind deze week een vergelijking te maken tussen het bedrag dat Vlaanderen bijdraagt aan de Europese Unie en het bedrag dat Vlaanderen terugkrijgt, per beleidsdomein.
Geen twee, maar drie categorieën zijn van belang. Plattelandsontwikkeling, visserij en leefmilieu zijn eveneens belangrijk voor Vlaanderen. In het kader van de eerste categorie, concurrentiekracht voor groei en werkgelegenheid zal Vlaanderen volgens schattingen gebaseerd op de 1.26%-norm ongeveer 2 miljard euro ontvangen tussen 2007 en 2013.
In de tweede rubriek, cohesie voor groei en werkgelegenheid zal Vlaanderen 1,08 miljard euro ontvangen. Wallonië mag 1,850 miljoen euro verwachten omdat Henegouwen en misschien ook Namen nog een beroep zullen kunnen doen op de fasing out. Dat zou goed zijn voor 1,350 miljard euro.
De derde rubriek, plattelandsontwikkeling, visserij en leefmilieu is belangrijk voor Vlaanderen. Als de 1,26-hypothese wordt behouden, ontvangt Vlaanderen ongeveer 320 miljoen euro. In totaal gaat het voor Vlaanderen dus over ongeveer 3,5 miljard euro.
Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zweden en Oostenrijk willen 1,26 procent beperken tot 1 procent. De cohesielanden en de nieuwe lidstaten blijven ijveren voor 1,26 procent. België heeft vorige vrijdag in het Overlegcomité een middenpositie ingenomen en opteert voor ongeveer 1,15 procent omdat 1 procent geen voluntaristisch beleid meer mogelijk maakt en 1,26 procent budgettair onhoudbaar is.
Als van 1,26 naar 1,15 wordt gegaan, zal er bespaard moeten worden. Wallonië wil in elk geval de cohesiemiddelen op 0,41 procent houden. Vlaanderen wil een proportionele besparing. Als het Waalse scenario wordt gevolgd, verliest Vlaanderen 334 miljoen euro in de eerste rubriek en 41 miljoen euro in de derde rubriek. In de tweede rubriek wint Vlaanderen 130 tot 135 miljoen euro. Als de besparing niet proportioneel wordt verrekend, verliest Vlaanderen in totaal 237 miljoen euro.
In het overlegcomité en de voorbereidende werkgroepen houdt de Vlaamse regering het been stijf. Ik ben tevreden dat de heer Van den Brande namens zijn fractie de Vlaamse regering steunt. Ik verwacht geen beslissing voor de tweede helft van 2006, maar het is toch belangrijk dat de Vlaamse regering nu al op een zo ruim mogelijke steun kan rekenen om haar standpunt kracht bij te zetten.
Ik ben blij met het kordate standpunt van de minister-president. Hij geeft duidelijk aan dat er een probleem kan zijn en dat de Waalse houding ernstige budgettaire consequenties heeft en bovendien tekort doet aan een dynamisch perspectief in het kader van de Lissabondoelstellingen. De landen van de Eurozone moesten nu eenmaal budgettair orde op zaken stellen.
In het federale Adviescomité voor Europese Aangelegenheden stelde premier Verhofdstadt gisteren dat de Europese Unie hoe dan ook meer middelen ter beschikking zal stellen dan in de huidige periode, maar hij vergat er aan toe te voegen dat de Unie inmiddels is uitgebreid van 15 naar 25 leden. Een aantal regio's uit de nu toegetreden landen moeten, in het gemeenschappelijk belang, vooruit geholpen worden.
Het Vlaams Parlement moet deze zaak goed opvolgen. Vlaanderen moet tot de koplopers kunnen behoren.
Dat deze kwestie wordt afgerond onder het Luxemburgse voorzitterschap, in de eerste helft van 2005, is zeer twijfelachtig. Waarschijnlijk zullen de beslissingen worden genomen in de tweede helft van dat jaar, onder het Britse voorzitterschap.
Ik hoop dat ik de volgende dagen het parlement ernstig onderbouwde cijfers kan bezorgen over onze bijdrage en return.
Als de timing verschuift, mogelijk zelfs tot aan het Duitse voorzitterschap, is het belangrijk het referentiejaar te kennen op grond waarvan men gaat oordelen of men al dan niet voor de fasing out in aanmerking komt. Er zijn immers evoluties in het BNI en Wallonië zit heel dicht bij 75 procent. Als de beslissing wordt uitgesteld, zou dat percentage kunnen overschreden worden, waardoor het recht op de fasing out vervalt.
Het incident is gesloten.