Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de taakstelling van het BOIC
Verslag
Aan de orde zijn de samengevoegde actuele vragen van de heer Van Dijck tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over een nieuwe kandidaat-voorzitter voor het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) en van de heer Caron tot de heer Anciaux over de taakstelling van het BOIC.
Sport is een gemeenschapsbevoegdheid, maar op het vlak van de topsport houdt het federale BOIC een flinke vinger in de pap. Het voorzitterschap van dat comité is vandaag eens te meer het voorwerp van politiek getouwtrek. Minister Anciaux is niet verantwoordelijk voor die aanwijzing, maar zij is niet zonder belang voor ons. Mijn fractie vindt immers dat het BOIC zich moet aanpassen aan de federale staatsstructuur, als het een volwaardige partner wil worden in het sportbeleid.
Er zijn thans twee kandidaat-voorzitters. De eerste, de heer Beckers, wil het unitaire beleid voortzetten. De tweede, de heer Housiaux, zou juist de Vlaamse en Waalse vleugel willen versterken. Dat laatste lijkt interessant, maar toch hebben wij vragen bij deze kandidaat. Klopt het wel dat hij een dergelijke politiek wil voeren, zoals de media beweren? Is het bovendien wel kosjer dat hij op dit ogenblik belangrijke functies uitoefent als bedrijfsleider, onder meer als hoofdaandeelhouder van de NV Dialogic, die opdrachten uitvoert voor datzelfde BOIC. Kan hij met een dergelijke kans op belangenvermenging een geloofwaardig kandidaat zijn?
Welke houding neemt de minister hiertegenover aan? Welke ontwikkelingen verwacht hij? Hoe ziet hij de toekomstige samenwerking met het BOIC en met deze kandidaat-voorzitter?
Misschien staan wij inderdaad voor een trendbreuk in de werking van een Belgicistisch bastion, waar tot nu toe het voorzitterschap geregeld werd bij politieke consensus. Het is wel degelijk merkwaardig dat de VSF een andersoortige kandidaat naar voren schuift. Secretaris-generaal Poppe van de VSF zegt bovendien in De Morgen dat het BOIC zich moet aanpassen aan de staatsstructuur en zich voortaan moet concentreren op zijn core business. De voorzitter van diezelfde VSF verwacht dat het BOIC op termijn nog alleen spelers zal uitzenden naar de Spelen. Al de rest zal op Vlaams niveau worden geregeld.
Hoe staat de minister tegenover die visie? Steunt hij de beperking van de taak van het BOIC?
De oorzaak van het hele probleem is dat het BOIC zich niet heeft aangepast aan de staatshervorming. Op zich is de Vlaamse Regering natuurlijk niet bevoegd voor de aanwijzing van de voorzitter van het comité, hoe belangrijk die ook is voor het topsportbeleid. De twee kandidaten worden deze week doorgelicht en volgende week weten we wiens kandidatuur aanvaard wordt. Op 17 december vernemen we wie werd verkozen.
Wat de onverenigbaarheid betreft, is het vandaag in elk geval zo dat het voorzitterschap van de heer Housiaux in strijd zou zijn met artikel 3 van de BOIC-statuten. Voorts meen ik dat de toekomstige voorzitter in elk geval het Nederlands moet beheersen.
Inzake de programma's van de kandidaten, streeft de VSF ernaar om samen met de Franstalige federaties te werken aan een meer confederaal BOIC. Het moet een koepel worden met een rol ten aanzien van het buitenland, terwijl het gewicht van het sportbeleid bij de drie gemeenschappen terechtkomt. Nog beter zou volgens mij zijn dat de sportfederaties en het BOIC fuseren, naar Nederlands model. De VSF zou in dat scenario op termijn samengaan met de Vlaamse afdeling van het BOIC.
Er kan onderzocht worden of de VSF en de Vlaamse sportfederaties de kandidaat, die dat scenario steunt, kunnen ondersteunen. Ik denk dat de evolutie naar een meer confederale werking niet tegen te houden is.
Ik deel de mening van de minister en hoop dat de gemeenschappen volwaardige partners in het BOIC worden. We moeten echter op onze hoede blijven voor belangenvermenging. Ik vrees trouwens dat geen van de kandidaten Nederlands spreekt.
Ik hoop dat de veranderingen onze Vlaamse atleten ten goede komen.
Het incident is gesloten.