Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2000
Verslag
Dit is een goede onderwijsbegroting. Er zit continuïteit in het beleid en er is ruimte voor nieuwe initiatieven. De onderwijskredieten stijgen met 7,7 miljard frank : dat betekent een groei van ongeveer 3 percent. Voor de SP is het echter noodzakelijk dat er meer geïnvesteerd wordt in onderwijs. De overheid zal goed moeten overwegen waarvoor ze de middelen het best inzet en zal ook moeten controleren of de scholen de middelen goed gebruiken. Arbeidskinderen en kinderen uit kansarme gezinnen halen nog steeds niet evenveel uit het onderwijs als andere kinderen. De komende jaren moeten initiatieven genomen worden om iedereen gelijke kansen te geven.
Ondanks het strakke budgettaire keurslijf is de kwaliteit van het onderwijs de voorbije jaren verbeterd. Dat is echter niet voldoende. Via de eindtermen worden gelijke verwachtingen aan alle leerlingen gesteld. Rekening houdend met hun beginsituatie moet de school ervoor zorgen dat de minimumdoelstellingen door het overgrote deel van de leerlingen worden bereikt. Het werk is echter nog niet af.
Via onderwijsvoorrangsbeleid en zorgverbredingspro-jecten zijn de scholen meer gaan nadenken over een aangepaste aanpak om vrijwel iedereen de eindtermen te laten bereiken. Voor zorgverbreding in het basisonderwijs werd de eerste jaren 657 miljoen frank gereserveerd. Hoewel dat budget vorig jaar verhoogd is met 100 miljoen frank, is het nog altijd onvoldoende. De budgetten worden in 2000 opnieuw verhoogd met de bedoeling om in 2004 alle initiatieven die aan de voorwaarden voldoen, voldoende middelen te geven. Dat is belangrijk want scholen hebben zo beseft dat bepaalde leerlingen met een beetje extra zorg het gewone onderwijs met succes kunnen doorlopen. Het vraagt meer inspanningen van de leerkrachten en zij moeten zich dus door de overheid gesteund voelen.
De grondwettelijk gegarandeerde kosteloze toegang tot het onderwijs is niet voldoende om ouders met een laag inkomen te vrijwaren van financiële kopzorgen voor hun schoolgaande jeugd. In het decreet over het basisonderwijs van 1997 wordt het begrip kosteloze toegang duidelijker omschreven en werd in een klachten- en sanctieprocedure voorzien. Dat zou er echter ook moeten komen voor het secundair onderwijs.
Bovenop de extra werkingsmiddelen van het Tivoli-akkoord, ontvangt het basisonderwijs in 2000 nog eens 399 miljoen frank voor bijkomende beleids- en administratieve ondersteuning. Zo zullen directeurs zich meer op hun pedagogische en leidinggevende taken kunnen concentreren. Het moet de scholen ook helpen om het schoolzwemmen kosteloos te maken. Indien de noodzaak blijkt uit de studie over de objectiveerbare verschillen, zullen deze middelen nog worden aangepast. De tweede fase van deze studie zal binnenkort opgestart worden. De studie gaat na of de financieringsmechanismen voor het onderwijs de juiste zijn. Dat moet er uiteindelijk toe leiden dat er voor elke leerling voldoende middelen zijn om hem of haar op de meest optimale manier te laten participeren aan het onderwijs. Deze middelen zullen echter niet toegekend worden in functie van de behoeften van een bepaald net.
Er moet ook gewerkt worden aan een betere doorstroming na het basisonderwijs. Hiervoor zijn structurele maatregelen en een doelgroepenbeleid nodig. Er zijn recent twee decreten goedgekeurd die meer garantie bieden op een betere oriëntering van de leerling : het decreet over het secundair onderwijs en het decreet over de centra voor leerlingenbegeleiding. Door de reductie van het aantal studierichtingen zal het studieaanbod transparanter worden en is een betere leerlingenorintatie mogelijk.
In de beleidsnota zal aandacht besteed worden aan maatregelen om anti-sociaal gedrag te voorkomen en op te lossen. De vorige minister Baldewijns heeft een actieplan opgesteld voor de preventie van anti-sociaal gedrag. In de begroting wordt 3,9 miljoen frank uitgetrokken voor allerhande uitgaven in verband met time-outprojecten. Wij denken echter dat niet te snel mag gegrepen worden naar time-outprojecten of schoolvervangende programma's. Scholen mogen dit niet als een gemakkelijke oplossing zien. Jongeren opleiding onthouden, kan immers leiden tot zware problemen nadien : zij krijgen minder kansen op de arbeidsmarkt. Het is beter om leerkrachten in concentratiescholen of scholen met veel kansarme leerlingen daadwerkelijk te helpen en te ondersteunen in hun moeilijke opdracht.
Gelukkig wordt er meer geïnvesteerd in de verfraaiing van de gebouwen. Een veilige en aangename schoolomgeving is zowel voor leerkrachten als voor leerlingen motiverend en een blijk van waardering. Verloederde schoolgebouwen werken vandalisme en geweld eerder in de hand en hebben geen gunstig effect op de zelfwaardering van de jongeren. In 2000 wordt opnieuw 2,1 miljard frank uitgetrokken. Voor bepaalde onderwijsniveaus wordt dit budget bovendien structureel.
Leerkrachten en directies hebben nood aan waardering, ondersteuning en inspraak. Er moet een inspraakregeling komen voor de personeelsleden. Vlaamse leerkrachten worden niet slecht betaald. De wedden van kleuterleidsters en onderwijzers werden gelijkgeschakeld. Ook de weddeschalen van de directies van basisscholen zijn niet meer afhankelijk van de schoolgrootte. De CAO van 1997-1998 wil het weddeverschil tussen kleuterleidsters en onderwijzers enerzijds en regenten anderzijds wegwerken.
Jongeren blijven kiezen voor de lerarenopleiding maar komen niet allemaal in het onderwijs terecht. In de begroting 2000 wordt geld beschikbaar gesteld voor het opstarten van een vervangingspool van pas afgestudeerde leerkrachten. Zij krijgen dan een bezoldigde aanstelling voor een volledig schooljaar. Dit biedt daarenboven een oplossing voor het probleem van directies om vervangers te vinden.
Ondanks een sterke toename van de scholingsgraad, volgen kinderen van hooggeschoolde ouders bijna vier keer meer hoger onderwijs dan kinderen van laaggeschoolden. Meisjes en jongens daarentegen genieten nu in gelijke mate van het hoger onderwijs. Het is belangrijk voor de toekomst van onze samenleving dat zoveel mogelijk jongeren doorstromen naar het hoger onderwijs. We zullen dus ook meer moeten investeren in het hoger onderwijs. Bij de volgende begrotingscontrole moet er ook een oplossing komen voor de uitstapregeling voor 55-plussers. Ook de basisfinanciering van hogescholen en universiteiten moet aangepast worden.
Iedereen moet hoger onderwijs kunnen volgen. De kosten zijn in het hoger onderwijs hoger en het belang van studietoelagen en sociale voorzieningen groot. Er wordt momenteel gewerkt aan een studie over het verband tussen de studiekosten en de mate waarin jongeren uit sociaal lagere klassen verder studeren. Toch heeft men ondertussen al enkele voor de hand liggende maatregelen genomen. Sedert vorig academiejaar worden studietoelages automatisch geïndexeerd. Daarnaast werden de minimumgrenzen 10 percent verhoogd zodat studenten uit minder begoede gezinnen een volledige studietoelage kunnen verkrijgen. Er wordt ook meer gebruik gemaakt van het vermoedelijke inkomen van het aanvraagjaar. Eenmaal de studie af is, zal het systeem verder verbeterd worden.
De sociale voorzieningen zijn heel belangrijk. De achterstand die de hogescholen op de universiteiten hebben werd de voorbije twee jaren gedeeltelijk weggewerkt. Nu wordt de sociale toelage van de hogeschoolstudenten opnieuw met 500 frank verhoogd, wat ons dichter brengt bij de beloofde gelijkschakeling.
We zijn er nog steeds niet in geslaagd de oude sociale kloof weg te werken maar worden al geconfronteerd met nieuwe uitdagingen : niemand mag de informatietrein missen. De scholen moeten dan wel over de nodige middelen beschikken. Daartoe gebruiken ze in de eerste plaats het PC/KD-project, dat volledig naar onderwijs overgeheveld zal worden. Voor deze investering willen wij jaarlijks middelen uittrekken, net zoals voor nascholing en ondersteuning van de leerkrachten.
Er is meer geld nodig voor onderwijs en wij moeten blijvend creatief nadenken hoe we met die middelen de ongelijkheid wegwerken. Dat is nog meer dan vroeger essentieel. Daarom mag onze aandacht niet verslappen. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
We hebben hier al geregeld gehoord dat de Vlaamse economie goed scoort. Het VEV durft het aan de vraag te stellen of dat ook zo zal blijven. De toekomst moeten we vandaag al voorbereiden en dit moet in de eerste plaats in het onderwijs gebeuren. De heer Martens heeft er in die zin al op gewezen hoe belangrijk het is om te investeren in ons onderwijs. Onze kennis is onontbeerlijk om de riante positie van onze regio te behouden.
Eenerzijds zijn onze mogelijkheden beperkt gezien de vastgestelde dotatie. We kunnen in die zin van geluk spreken dat 50 miljard frank wordt bijgepast vanuit het Vlaams Gewest. Mevrouw Demeester-De Meyer stelt terecht dat de onderwijsmiddelen belangrijk zijn. Zij beschouwt fiscale autonomie als onontbeerlijk voor een degelijk onderwijs. Anderzijds liggen een aantal uitgaven vast : er is het grote aandeel vaste personeelsuitgaven, er zijn de CAO's en de bestaande decreten moeten worden uitgevoerd. Deze beperkte marge verplicht ons keuzes te maken. De minister wil daarover in de eerste plaats discussiëren in de bevoegde commissie. De heer Vanleenhove, commissievoorzitter, zal bevestigen dat we dat steeds op een waardige manier doen.
De onderwijsbegroting is met ruim drie percent gestegen. Dat is onvoldoende, maar we zijn tevreden dat die bijkomende middelen in de eerste plaats bestemd zijn voor die domeinen waarover wij vroeger altijd amendementen indienden. Het regeerakkoord is ambitieus op onderwijsvlak en deze begroting is een eerste stap. Ik hoop dat we het hele programma kunnen uitvoeren. Wij zullen het beleid aandachtig volgen.
Het kabinet van minister Vanderpoorten bevindt zich boven de administratie Onderwijs. Toch zondert zij zich niet af in een ivoren toren. Zij stippelt haar beleid niet alleen uit in overleg met adviseurs, maar bezoekt bijna dagelijks scholen. dat verheugt mij : onderwijs draait in de eerste plaats om mensen. Dat moeten ook de leden van de commissie Onderwijs blijven beseffen. Die komen weliswaar vrijwel allen uit het onderwijs, maar toch is de afstand met de scholen te groot. Wij moeten samen met de scholen het beleid voeren. Scholen mogen geen wereldvreemde bastions zijn, afgeschermd door metaaldetectors.
De uitdaging waar we allemaal voor staan is ervoor zorgen dat alle jongeren school lopen tot ze 18 jaar zijn. Ook welzijn heeft hier een belangrijke taak. Het tijdschrift Klasse bewijst dat het departement op een moderne manier kan communiceren met het onderwijzend personeel. Er is veel te doen rond de moeilijke verhouding tussen onderwijs en de arbeidsmarkt. Wij vragen daarover een themadebat. (Applaus bij de CVP, de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Over de invoering van de eindtermen voor de tweede graad van het secundair onderwijs bestond aanvankelijk een meningsverschil tussen minister Vanderpoorten en onze fractie. Terwijl zij leek aan te sturen op een onmiddellijke invoering voor het TSO, het BSO en het KSO, en een uitgestelde voor het ASO (behalve in de richting humane wetenschappen), pleitten wij voor gelijktijdigheid. Onze redenering was : als men niet klaar is met het ASO, kan men beter alles een jaar uitstellen, en meteen ook de geplande bezuinigingen. Tot onze aangename verbazing volgde de minister ons wat de gelijktijdigheid en het uitstel met één jaar van de eindtermen betreft, doch helaas niet voor het uitstel van de bezuinigingen. Er dreigen nu grote organisatorische moeilijkheden voor de scholen : men moet studierichtingen reduceren, terwijl er pas over een jaar aangepaste leerplannen zullen zijn. Tegelijk moet men dan nog bezuinigen.
De gelijktijdigheid leek ons inderdaad beter voor de beeldvorming. Anderzijds staan de reductie van de eindtermen en de besparingen geheel los van de invoering van de eindtermen. Oorspronkelijk was het de bedoeling eerst de eindtermen in te voeren en daarna pas de studierichtingen te reduceren.
Dat laatste is juist, maar de enige logische volgorde is ook dat men eerste de eindtermen invoert en dan pas herstructureert.
Het ontwerp van beleidsnota onthult ook nog een ander probleem. Terwijl de eindtermen basisvorming voor de tweede graad van het SO ongewijzigd na het VLOR-advies aan regering en parlement worden voorgelegd, kan dat parlement vervolgens nog wel inhoudelijke wijzigingen aanbrengen. Hoe zal men dan later nog kunnen garanderen dat zij naadloos aansluiten op die van de derde graad? En is het wel verantwoord dat politici zonder deskundig en wetenschappelijk advies direct en diepgaand ingrijpen in de inhoud van de eindtermen?
De voorstellen die aan de commissie zullen worden voorgelegd, worden door de DVO ontwikkeld. Zij zullen het uitgangspunt van de besprekingen vormen.
De deskundigen van de DVO zijn zeer competent, maar zij zijn allen theoretici. In de VLOR zitten tenminste ook mensen die het onderwijs van binnenuit kennen.
De DVO wordt voor elke eindterm door specialisten bijgestaan.
Wij kijken er al naar uit hoe dat precies in zijn werk zal gaan.
De leerkrachten wensen te participeren. Die inspraak hoeft niet per se via de vakbonden en de onderwijskoepels te verlopen, maar het vernomen om die te vervangen door direct verkozen leerkrachten en vertegenwoordigers van de directie brengt ook het gevaar van politisering met zich mee. Bovendien is het algemeen belang niet noodzakelijk gediend door het al te modieuze individualisme. Het lijkt ons wenselijk om de participatiestructuur in zijn geheel te bekijken en daarbinnen de positie van de VLOR te bepalen. Alle betrokkenen hebben recht op een vertegenwoordiging.
Deze inspraak- en participatie dreigen in het gedrang te komen voor wat de ouders betreft. De minister heeft gezegd dat het decreet over de ouderverenigingen nader zou worden onderzocht. In dat decreet hebben de ouderverenigingen, met bijzondere aandacht voor kansarme ouders, de opdracht gekregen om de participatie van alle ouders reëel te maken. Intussen blijkt echter dat er onvoldoende middelen zijn. De leefbaarheid van de centra die de verenigingen daarbij moeten helpen, komt daardoor op korte termijn in het gedrang. Er moet dringend worden ingegrepen. De minister hecht veel belang aan participatie. Ze moet daarom in het kader van de budgetcontrole bijkomende middelen uittrekken voor deze centra. De ouderverenigingen krijgen een nieuwe taak door de oprichting van de scholengemeenschappen. Dat alleen al verantwoordt een verhoging van de middelen en ik hoop dat daar bij de begrotingscontrole werk van wordt gemaakt. De relatie van de centra tot organisaties van de overheid zoals Steunpunt voor ouders en Klasse voor ouders moet worden onderzocht.
Het regeerakkoord is erg ambitieus. We verwachten dat er een duidelijk pad wordt uitgetekend : hoe zal men de plannen voor het leerlingenvervoer, de uitvoering van het CLB-decreet, de internaten, de gebouwen, de sociale toelage voor de hogescholen, enzovoort realiseren. Er moet dringend een plan voor die punten worden opgesteld. (Applaus bij de CVP)
We zijn het over heel wat punten eens. Ook over de positie van de leerkrachten bij de participatie. De leerkrachten hebben zelf verzocht om niet alleen door de vakbonden vertegenwoordigd te worden, maar het spreekt vanzelf dat die een belangrijke rol te vervullen hebben. Verschillende contacten leidt tot een meer correct algemeen beeld.
Het probleem moet op de juiste manier worden gesteld : welke opdracht vertrouwen we toe aan de VLOR? Misschien is het niet zo geslaagd om overleg en advies nu in een orgaan te verenigen, zoals nu in de VLOR. In elk geval is de CVP zeker bereid om over deze kwestie met de minister van gedachte te wisselen.
Het aantal leerlingen in het Nederlandstalige onderwijs in Brussel blijft toenemen. Waar in Vlaanderen het aantal kleuters is gedaald, is dat aantal in Brussel met 2,8 percent gestegen. Het aantal anderstalige leerlingen die kiezen voor Nederlandstalige onderwijs neemt toe. De ouders kiezen voor de kwaliteit, de discipline en de meertaligheid van het Nederlandstalig onderwijs. En dat kan ons alleen verheugen. Ongeveer 24 percent van het totale aantal leerlingen in Brussel volgt les in het Nederlandstalige onderwijs. Het aantal anderstalige kleuters in het Nederlandstalige onderwijs is verdubbeld in vergelijking met twintig jaar geleden. In het lager onderwijs is het aantal gestegen tot 44 percent.
De scholen staan voor een enorme uitdaging door de grote toename van leerlingen met een multiculturele achtergrond. Veel kinderen volgen les in een taal die niet hun moedertaal is en die in de omgeving van de scholen niet domineert. De groep van homogeen Nederlandstaligen wordt steeds kleiner. Leerkrachten worden geconfronteerd met zeer gedifferentieerde klassituaties waarvoor ze niet zijn opgeleid. Eén taalbeleid voeren is geen oplossing. Er zijn te veel verschillen per gemeente en per wijk. Daarom is er behoefte aan een lokaal schoolbeleid, waarbij CLB's, ouders, schoolopbouwwerk, enzovoort samenwerken. Taal staat niet los van een volledige opvoeding in de Brusselse context.
De Vlaamse overheid moet elke kind maximale kansen bieden. De scholen moeten daartoe voldoende middel krijgen : aangepaste methoden, ouderbetrokkenheid, een inschrijvingsbeleid waarin de ouders hun inzet voor het Nederlands betuigen, enzovoort. Ik juich de ambitieuze doelstelling van de Vlaamse regering toe. In een protocol tussen de vorige minister van onderwijs en het VGC-college werd een bijzondere opdrachthouder aangesteld. Het is positief dat de huidige regering dat protocol heeft bevestigd. De opdracht is echter onduidelijk. Bovendien is het niet duidelijk of de opdracht na juni 2000 zal worden voortgezet.
In de begroting worden geen bijkomende middelen uitgetrokken voor de Nederlandstalig basisscholen in Brussel. De onrust is groot. Zal het beleid voldoende oog hebben voor het feit dat deze problemen zich stellen in het middelbaar onderwijs? Het is beter om problemen te voorkomen dan om achteraf brandjes te moeten blussen. Bovendien moeten er voldoende middelen worden uitgetrokken voor de infrastructuur, die er momenteel over het algemeen erg slecht aan toe is. Veel scholen barsten uit hun voegen. Er is al voldoende voorbereidend werk gedaan door DIGO. Het is nu tijd voor maatregelen. De toekomst van het Nederlandstalige onderwijs in Brussel moet worden veilig gesteld. Het gaat om een politieke beslissing. Het Nederlandstalige onderwijs is essentieel voor de Vlaamse aanwezigheid in Brussel : voor de verspreiding van de Nederlandse taal en cultuur. Het is dus essentieel om voldoende middelen vrij te maken. Ik vind deze middelen echter nergens in de begroting. Tijdens de besprekingen in de commissie kreeg ik hierover geen opheldering. (Applaus bij de CVP)
Ik begrijp de aandacht van mevrouw Grouwels voor de problematiek. U hebt zelf al de kern van de zaak aangehaald : mijn voorganger, de heer Grijp, heeft een bijzondere opdrachthoudster aangeduid die op 15 december een actieplan zal indienen. Op basis daarvan zal bepaald worden welke concrete stappen er ondernomen moeten worden. Het is zeker de bedoeling om daarover in de bevoegde commissie verder te debatteren.
- De vergadering wordt onderbroken om 18.03 uur.
- De vergadering wordt hervat om 18.31 uur.
- De heer André Denys, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
We behandelen nu de hoofdstukken Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen.
Enkele maanden geleden beloofde de nieuwe regering meer welzijn en een actief zorgbeleid met aandacht voor onder meer kwaliteit, kinderrechten, armoedebestrijding, de uitvoering van de zorgverzekering, de verfijning en de coördinatie van het gezondheidsbeleid. We werden bedolven met veel beloftes en minister-president Dewael stelde in de Septemberverklaring dat er een volwaardige begroting opgesteld is. De CVP-fractie was dan ook in blijde verwachting. Inzake welzijn is er nog veel werk aan de winkel : enerzijds het onwelzijn en de ongezondheid wegwerken en anderzijds het welzijn en de gezondheid bevorderen. Dat maakt deel uit van een actief zorgbeleid. De voorbije jaren is er op dat vlak een proactief beleid gevoerd.
De eerste begroting van deze regering bevat heel wat beloftes maar echte sporen van een concreet nieuw beleid zijn er niet in terug te vinden. We stellen vast dat de begroting 2000 gekenmerkt wordt door continuïteit, ook in de cijfers. Zo stijgt de begroting voor welzijn en volksgezondheid met 5 percent, een normale stijging in vergelijking met de voorbije jaren. Het aandeel van de welzijnsbegroting in de totale begroting stijgt met 9 percent en die van gezondheid met 2 percent. Er worden dus geen extra middelen voorzien. Ook de nieuwe initiatieven, waarvoor in 1 miljard frank uitgetrokken is, bouwen verder op de vorige regeerperiode. Ik vind dat terecht omdat al deze initiatieven in een constructieve sfeer totstandgekomen zijn. Ik denk onder meer aan de resolutie over bijzondere jeugdzorg en over armoedebestrijding, het Thuiszorgdecreet en het Kindereffectrapport. We juichen die inhoudelijke continuïteit toe, maar vragen toch dat u ook iets doet met die initiatieven en vooral dat u duidelijkheid verschaft.
Als u de zorg betaalbaar wilt maken, dient u van de zorgverzekering een prioriteit te maken. Momenteel weten we niets over de uitvoering van de zorgverzekering. In de bevoegde commissie bevestigde u dat er een stappenplan is. Waaruit bestaat dat en wanneer wordt ermee gestart? Er is een federale werkgroep over de zorgverzekering opgericht. Heeft dat een invloed op de Vlaamse zorgverzekering? Via de media hebben we vernomen dat de zorgverzekering zou starten op 1 januari 2001, terwijl u in het programmadecreet alle ruimte openlaat. U creëert heel wat onduidelijkheid. Zo staat in het regeerakkoord dat er een vergoeding komt voor de mantelzorg, terwijl u nadien stelde dat daarover nog veel vragen bestaan. Ik hoop dat u zo vlug mogelijk duidelijkheid verschaft. Ik heb dan ook al een vraag om uitleg ingediend.
Dit lijkt een begroting van de continuïteit, maar het is er vooral een die onduidelijkheid met zich meebrengt. In de bevoegde commissie hebben noch de minister noch het kabinet een duidelijk antwoord kunnen geven op diverse vragen, bijvoorbeeld over de verdeling van de middelen van het constant beleid. Ik heb sterk de indruk dat u vraagt dat we een blanco cheque zouden ondertekenen. U geeft zelf toe dat er nog heel wat onduidelijkheid bestaat, onder meer over het vrijwilligerswerk en de armoedebestrijding. Ik kan dat begrijpen voor een aantal domeinen, maar het kan niet dat u voor de bijzondere jeugdzorg 300 miljoen frank uittrekt en alleen maar de intentie kan uitdrukken om een aantal contractuelen aan te werven die zullen instaan voor de uitwerking van de resolutie.
De begroting bestaat voor 80 percent uit personeelsaangelegenheden. Toch bespaart u 1 percent. De vraag rijst dan ook hoe u aan de social profit gaat uitleggen hoe u enerzijds 700 miljoen frank bespaart en anderzijds 1 miljard frank besteedt aan nieuwe maatregelen. Waar zal u het geld halen als u tegemoet wil komen aan de terechte vragen van het personeel? We hebben in een amendement dan ook gevraagd dat de vermindering van 1 percent gewijzigd zou worden.
De begroting bevat een aantal gemiste kansen. Over verschillende thema's is er niets te vinden. Zo wordt er wel gesproken over de uitbreiding van de opvang overdag, maar niet over flexibele en acute kinderopvang en evenmin over de opvang van zieke kinderen. Over het armoedebeleid, het vrijwilligerswerk en de interculturele samenwerking is er eveneens weinig of niets te vinden.
Ik stel vast dat u ook valse hoop geeft. Zo drukt u in het regeerakkoord het voornemen uit om de nepstatuten te regulariseren. Ook hebt u gesteld dat het niet de bedoeling is om dat op de lange baan te schuiven. Toch zijn er in de begroting geen middelen vastgelegd. Welke garantie kan u bieden dat er bijkomende middelen vastgelegd zijn? We zijn voorstander van een totale regularisatie en hebben daarover een motie ingediend. U zegt dat de belangen van de non-profitsector u aan het hart liggen. Welke nieuwe initiatieven plant u om de werkdruk en de stress te verminderen?
U zegt dat de CVP een motie ingediend heeft voor de regularisatie van de nepstatuten. Waarom heeft uw partij dat dan al niet vroeger gerealiseerd?
Wij hebben gereageerd op uitspraken van de minister dat er een oplossing zou komen voor het probleem van de nepstatuten. Vervolgens hebben we vastgesteld dat dit federaal nog niet geregeld was.
Door de afspraken van het onderwijsakkoord inzake de registratierechten zijn er nu nieuwe mogelijkheden geschapen.
De trekkingsrechten zullen niet volstaan om deze problematiek op te lossen.
De heer Vermeiren geeft de indruk dat er door het Sint-Elooisakkoord bijkomende middelen gegenereerd worden. Dit akkoord levert wel 3,3 miljard frank op voor de Franstaligen, maar voor Vlaanderen is het effect nul.
Zoals de heer De Roo dat voor mij gedaan heeft, wil ik enkel het woord geven om een vraag te stellen aan degene die een toespraak houdt, in dit geval dus aan mevrouw Becq. (Applaus bij VU&ID)
Ik heb niet beloofd dat ik voor deze situatie een oplossing zou vinden. Als de minister dit belooft, dan vraag ik wel hoe en met welke middelen dit zal gebeuren en of het opgenomen is in de begroting. De social-profitsector heeft ook problemen met het vinden van het nodige personeel. Intussen stellen we vast dat de besparing van een percent op constant beleid ook zal leiden tot een besparing op het personeel. Ik heb in de commissie gevraagd of de weddendrift, een lelijk woord voor ancinniteit, mee ingecalculeerd was. Mondeling werd er gezegd dat dit vermoedelijk wel het geval was. In het schriftelijk antwoord stond dat dit altijd mee verrekend werd voor de eigen diensten van de Vlaamse administratie, maar dat er voor het Vfsiph hierover wel discussie mogelijk was. Is de minister dan wel zeker over de anciënniteit van het personeel in de diensten voor AWW en in de centra voor geestelijke gezondheidszorg, die wel betoelaagd worden door de overheid, maar die niet in dienst staan van de overheid?
De Vlaamse overheid kan zich niet beperken tot het lanceren van slogans, onder meer over het zorgverlof, waarvoor ze niet bevoegd is. Ik vraag me af waarom de Vlaamse overheid dan niet minstens heeft gezorgd voor zorgverlof bij de Vlaamse administratie. De CVP-ministers van arbeid hebben op verschillende manieren naar uitwegen gezocht. In de administratie heeft men nu reeds recht op vier dagen betaald familiaal verlof per jaar, wat meer is dan een jaar zorgverlof over heel de carrière. Toch kunnen sommige zaken beter gecordineerd worden met de federale collega van tewerkstelling. Of denkt men er misschien aan om ook dit thema te bespreken op de Costa?
Deze begroting werd een overgangsbegroting genoemd. Men vraagt van ons een blanco cheque. Dit kunnen we niet geven, maar we willen de minister wel houden aan de belofte om met de voorstellen naar het parlement te komen. We wachten met ongeduld op deze voorstellen. (Applaus bij de CVP)
Vroeger was het een traditie dat de minister antwoordde na elk blok van sprekers. Dat was bij de begroting van onderwijs niet het geval.
Dat is het gevolg van een wijziging van het reglement. Ik vind dit persoonlijk ook jammer, maar deze situatie is wel conform het reglement. Ik meen dat de bespreking van de begroting moet geëvalueerd worden. De debatten moeten meer spankracht krijgen.
Op donderdag 16 december om 10 uur zullen de minister-president en het voor de begroting bevoegde lid van de Vlaamse regering antwoorden op de vragen en de opmerkingen van de volksvertegenwoordigers. De manier waarop de begroting behandeld wordt, zal het voorwerp moeten zijn van een dialoog. Dit geldt zowel voor de wijze van antwoorden als voor de duurtijd van de debatten.
Ik meen dat de parlementsleden niet alleen de aanwezigheid van de ministers moeten kunnen eisen, maar dat de ministers ook het recht moeten hebben om te spreken.
Ik ga het debat van de commissie hier niet herhalen. Ik wil het wel hebben over de verwachtingen die we koesteren over netwerken. De mensen die subsidies krijgen zouden moeten gaan samenwerken. Daarom vraag ik me af of we dit dan wel doen in de politiek. Ik wil het daarbij hebben over de samenwerking binnen de Vlaamse regering en de samenwerking met de federale regering.
In het dossier van de zorgverzekering komt het er nu op aan de vier miljard frank die ingeschreven zijn in de begroting goed te parkeren. Ik had begrepen dat we een zorgfonds nodig hadden om het geld veilig te stellen en om het te laten kapitaliseren. We zijn echter nog niet toe aan de oprichting van dit zorgfonds omdat de Raad van State nog geen advies heeft uitgebracht. Daarom vraag ik me af of men de vier miljard frank zal kunnen laten kapitaliseren en of de Raad van State in 1999 nog advies zal uitbrengen.
De vier miljard frank van de zorgverzekering zijn veiliggesteld. In afwachting dat de beslissing terugkomt van de Raad van State is een beleid in functie van kapitalisatie nog moeilijk omdat dit geld op een gewone begrotingscode staat. Ik zal navragen hoeveel tijd de Raad van State nog nodig heeft.
Ook op het vlak van buitenschoolse kinderopvang moeten we denken aan een gecoördineerde aanpak. Dit mag niet beschouwd worden als een monopolie van de Vlaamse overheid : overleg met de sportclubs, de tekenacademies en de jeugdbewegingen is aangewezen. Het moet mogelijk zijn de kinderen in te schrijven voor de bestaande activiteiten, waarbij de buitenschoolse kinderopvang ervoor zorgt dat de kinderen ter plaatse geraken en opgevangen worden.
De IBO's (Initiatieven voor Buitenschoolse Kinderopvang) worden opgestart vanuit het lokale initiatief. Op het terrein is er communicatie tussen verschillende sectoren. Niet iedere gemeente hanteert echter dezelfde aanpak. Sommige gemeenten organiseren enkel buitenschoolse kinderopvang in de vakantieperiodes voor de speelpleinwerking, andere gemeenten voorzien in een apart aanbod.
Op veel plaatsen is er geen samenwerking. Wij verwachten dat de minister de bestaande initiatieven tracht in te schakelen in de buitenschoolse kinderopvang.
Onze commissie volgt de tewerkstelling in nepstatuten met argusogen. In deze sector zijn er ook grote discrepanties. Niet alle kinderverzorgsters krijgen bijvoorbeeld gelijk loon voor gelijk werk. Ik schrok er wel van dat deze sector heel mooi en netjes ging betogen in Anderlecht. Ook zij hebben recht om hier in Brussel in de Wetstraat te betogen.
Om echt nog vooruitgang te maken bij het vervullen van de kinderrechten - eigenlijk kunnen we beter spreken over kindernoden - zullen we ook de ouders van het belang hiervan moeten overtuigen. Hiervoor zal de minister moeten samenwerken met de minister van onderwijs. Dit kan onder meer via Klasse voor Ouders.
De minister schrok van de doelstelling om het aantal verkeersdoden te verminderen met 20 percent. Dit kan natuurlijk enkel in samenwerking met de minister voor Mobiliteit en Openbare Werken, die moet zorgen voor een betere bescherming van de zwakke weggebruiker.
Kinderen en jongeren hebben ruimte nodig zowel buiten- als binnenshuis. Vooral kansarme jongeren wonen in grote flatgebouwen waar ze weinig ruimte hebben en met een grote geluidsoverlast. Om deze situatie te verbeteren moet samengewerkt worden met de minister van Huisvesting en de minister van Ruimtelijke Ordening. Wij vrezen dat vooral kinderen en gezinnen slachtoffer zullen worden van het schaarser worden van de ruimte.
De commissie zal ook moeten samenwerken met de federale regering. De federale minister voor Volksgezondheid heeft onder meer een beleidsnota over eerstelijnszorg. Wij moeten de kans krijgen om hier met haar over te praten. De maatregelen die de minister van Justitie voorstelt in zijn beleidsbrief, moeten voor de helft uitgevoerd worden door de gemeenschappen en de gewesten. Het is dus noodzakelijk dat wij hierover met hem kunnen overleggen. Interlandelijke adoptie hebben wij in de vorige regeerperiode nooit grondig kunnen regelen omdat het federale parlement de internationale verdragen hierover nog niet geratificeerd heeft.
Het is goed dat de minister extra aandacht wil besteden aan justitieel welzijnswerk maar ook hiervoor zal zij moeten samenwerken met Justitie. De verhouding tussen justitiehuizen en welzijnswerk moet verduidelijkt worden. Voor slachtofferhulp, bezoekhuizen, enzovoort is verder overleg noodzakelijk. In de commissie is er reeds een eerste hoorzitting geweest over internering. Mensen die geïnterneerd worden, worden vandaag vaak opgesloten in gevangenissen. Ook dit moet besproken worden met Justitie. In de vorige legislatuur is er een motie over de bijzondere jeugdzorg goedgekeurd. Ook dit moet geregeld worden in samenspraak met de bevoegde federale minister.
De klacht, die ingediend is bij het Arbitragehof, bewijst dat de zorgverzekering raakt aan federale bevoegdheden. Wij moeten bekijken welke uitkeringen en andere financile implicaties de federale overheid wil toestaan. Zij willen blijkbaar een beter toelage geven aan chronisch zieken. Dit kan een nuttige aanvulling zijn bij de zorgverzekering. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
In afwachting van de beleidsbrief wil ik aandacht vragen voor een aantal dossiers die volgens mij dringend afgehandeld moeten worden.
Bij de begroting valt mij op dat de dossiers en materies verspreid zijn over verschillende hoofdstukken. De coördinatie per thema is geen gemakkelijke opgave maar zal leiden tot efficiëntie, doorzichtigheid en meer kwaliteit.
Uit het regeerakkoord, waarin geen gezinshoofdstuk terug te vinden is, uit het feit dat geen minister afzonderlijk bevoegd is voor het gezin en uit de begroting, blijkt dat deze regering te weinig aandacht besteed aan het gezin.
De budgetten voor gezinsaangelegenheden stijgen nochtans het sterkst.
Ik zeg ook dat het oneerlijk zou zijn om te zeggen dat er geen aandacht besteed wordt aan het gezin.
De middelen gaan voornamelijk naar gezins- en bejaardenhulp en komen niet ten goede van de jonge gezinnen.
Het zijn voornamelijk initiatieven voor kinderopvang die ondersteund worden. Dit komt toch ten goede van jonge gezinnen.
De diensten voor gezinshulp beschikken over te weinig uren en zijn in praktijk onbetaalbaar voor jonge gezinnen.
Weet mevrouw Dillen dat bejaardenzorg tijdens de vorige regeerperiode onder het gezinsbeleid viel?
Jawel.
Er worden inspanningen geleverd voor de gezinnen en voor het werkende individu. Maar een volledig gezinsbeleid schenkt ook aandacht aan de thuiswerkende ouder. Gezinsarbeid is volwaardige arbeid, maar krijgt geen volwaardig statuut. Ik blijf hiervoor pleiten omdat we verplicht zijn de thuiswerkende ouder te waarderen. Het heeft geen zin kinderopvang te organiseren voor ouders die er bewust voor kiezen buitenhuis te werken. Ik hoop dat minister Vogels daar de nodige aandacht aan zal besteden en verder zal gaan dan vrijbijvende verklaringen zoals over het zorgverlof. Een gezinsvriendelijk beleid kan niet zonder een gezinseffectenrapport. Volgens het Vlaams centrum voor de bevordering van het welzijn van kinderen en gezinnen is dat de band tussen het gezinsbeleid en andere beleidsdomeinen.
Als minister van Gelijke Kansen schenkt minister Vogels veel aandacht aan gelijke kansen voor holebi's en migranten. Maar er is meer nodig. Wie echt voor gelijke kansen wil zorgen, vertrekt vanuit het gezin zodat gezin en werken perfect combineerbaar worden. Omdat vrouwen vaker buiten het gezin werken, worden de gezinszorgtaken anders verdeeld. Dit overheid dient dit te ondersteunen. Als minister van Gelijke Kansen en van Gezin kan mevrouw Vogels dat stimuleren.
Gehandicapten zullen we niet integreren door een decreet of een uitvoeringsbesluit. Daartoe moet de heersende mentaliteit veranderen. Wat kleuterleidster Séverine overkomen is, bewijst dat gehandicapten nog altijd gediscrimineerd worden. Gehandicapten hebben enkel baat bij bescherming, gebaseerd op respect voor hun waardigheid.
De gemiddelde leeftijd waarop jongeren met illegale drugs beginnen is op twee jaar tijd gedaald van 15 naar 13 jaar. De enige gepaste reactie daarop is preventief, nochtans merk ik daarvan niets in de begroting. Hetzelfde geldt voor aidspreventie. Jongeren worden opnieuw nonchalant.
Steeds meer jongeren zijn zwaarlijvig. We moeten hen voortdurend stimuleren gezond te leven. Dit probleem kan niet los gezien worden van het toegenomen aantal jongeren dat rookt. Vooral jonge meisjes roken vaker dan vroeger en doen dit vaak uit schrik voor zwaarlijvigheid. Een preventiecampagne die aandacht besteedt aan deze band, is geen overbodige luxe.
Ten slotte moet ik opmerken dat in deze begroting geen middelen worden vrijgemaakt voor preventie van kindermishandeling. Kindermishandeling is de tweede doodsoorzaak bij kinderen. Het is een verdoken, maar daarom niet minder reëel probleem. We moeten het ernstig nemen. (Applaus bij het VB)
Ook voor de commissie Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid is een belangrijke taak weggelegd op het vlak van gehandicaptenintegratie. We zullen dit niet nalaten.
Volgens de kabinetschef van premier Verhofstadt verliest de euro terrein tegenover de dollar vanwege de verschillende economische opvatting. De open Amerikaanse industrie investeert in de eerste plaats in toekomstgerichte sectoren, terwijl de gesloten Europese economie eerder investeert in sectoren die aan belang inboeten. Wellicht heeft hij gelijk, alleen vermeldt hij niet alles. Hij zegde niets over de miljoenen armen, daklozen, chronisch zieken en gevangenen.
Cyberspace slaat ons al enkele jaren om de oren met allerhande slogans over duurzame economische ontwikkeling en optimale democratie dankzij de informatie- en communicatietechnologie. Men overspoelt ons met gratis e-mailadressen, zonder te wijzen op de forse Belgacom-factuur die zal volgen. De aanschaf van een minimale configuratie voor een computer kost toch al gauw 70.000 tot 80.000 frank : een aanzienlijke financiële aderlating voor de zwakkeren. Daar komt nog bij dat de helft van de mensheid niet eens een telefoon heeft horen rinkelen, laat staan dat zij weldra met zijn allen gaan meeracen op de informatiesnelweg.
Kafka beschreef onze tijd al in het begin van deze eeuw : "En zij werden voor de keuze gesteld : koningen worden of koeriers van de koningen. En net als kinderen wilden ze allemaal koeriers worden. Daarom zijn er alleen nog maar koeriers. Ze razen nu de wereld rond en omdat er geen koningen meer zijn, roepen ze elkaar zelf de zinloze berichten toe. Graag zouden ze een einde maken aan hun ellendige leven, maar ze durven niet vanwege hun ambtseed." In de plaats van gelijke koningen, de oude droom, werden wij gelijke koeriers.
Het verrassende verband tussen (het al dan niet houden van) huisdieren en de (mate waarin men beroep doet op de) sociale zekerheid toont aan dat er in de eerste plaats nood is aan hogere levenskwaliteit.
Zullen wij dan maar premies gaan toekennen aan wie zich een huisdier wil aanschaffen?
Dat wou ik net zelf retorisch vragen. Het antwoord is neen. Het echte probleem is de eenzaamheid : er zijn meer fysieke intermenselijke relaties nodig. Het succes van patintvriendelijke ziekenhuizen bewijst dat. Het rapport-Peers toont helaas aan dat de overheid tot nu toe in de gezondheidszorg meer aandacht had voor de verstrekkers dan voor de patiënten.
Willy Huyghe wijst er in een artikel in Samenleving en Politiek op dat inhoudsloos, brutaal en voorbedacht geweld bij jongeren zich steeds vaker voordoet : het vindt immers geen maatschappelijke tegenbeweging op zijn weg. Gewelddadige videospelletjes bijvoorbeeld worden kritiekloos geconsumeerd.
Het alternatief wordt door Schopenhauer aangeboden : mededogen, dat wil zeggen het vermogen om zich met iemand anders te vereenzelvigen. Helaas wordt de social-profitsector al te zeer als een vangnet gezien, in de plaats van hem positief te benaderen. De medewerkers worden beloond met nepstatuten en een minimale honorering.
Veeleer zouden zij een een bijzonder sociaal statuut moeten krijgen, zoals de mijnwerkers vroeger : het zware, gevaarlijke en ongezonde (want stresserende) werk dat zij doen, is noodzakelijk voor de toekomst en de waardigheid van onze maatschappij.
Niet alleen verantwoord ondernemerschap, maar ook zorg voor onze medemensen is essentieel voor de kwaliteitsconcurrentie in onze maatschappij. (Applaus bij de CVP, de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Het samenkomen van Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen bij één minister maakt een effectief en efficiënt beleid mogelijk, dat breekt met het vroegere tweesporenbeleid. Voortaan wordt gekozen voor een actief zorgbeleid, gericht op meer kwaliteit in het leven.
Het is niet eenvoudig om tegemoet te komen aan alle welzijnsnoden binnen de budgettaire normen. De vraag van de CVP voor 1,3 miljard frank bijkomende middelen klinkt wat vreemd na het aangehouden zuinigheidsbeleid tijdens de vorige regeerperiode.
Deze begroting maakt het mee mogelijk om van onze samenleving een duurzame samenleving te maken, die grenzen durft te erkennen en waarin aandacht wordt besteed aan sociale uitsluiting. De last die mensen dragen wordt steeds groter en is ongelijk verdeeld. Anderzijds vermindert de individuele draagkracht. De mantelzorg brokkelt af. De weegschaal van draaglast en draagkracht wordt uit evenwicht gebracht. Vraag is welke rol de overheid hierbij moet spelen. De sociale verschraling zorgt er immers voor dat er steeds meer een beroep wordt gedaan op de overheid. Bij de bespreking van de beleidsbrief hoop ik een antwoord te krijgen op al deze vragen.
In het kader van het gelijkekansenbeleid wil ik een oproep doen aan alle ministers van de Vlaamse regering. Zo wil minister Landuyt vrouwen stimuleren om in een niet traditionele opleiding of beroep te stappen. Omgekeerd moeten jongens worden aangemoedigd om te kiezen voor verzorgende beroepen. Zo zullen de stereotiepen wegvallen en kan het tekort aan personeel in het welzijnswerk worden opgevangen. Onderzoek heeft aangetoond dat er nood is aan voorbeeldmannen die zich niet blindstaren op de traditionele rol van kostwinner.
De resultaten van het onderzoek Verstedelijking, sociale uitsluiting van jongeren en straatcriminaliteit moeten worden gebruikt om het minderhedenbeleid van het strategisch plan te actualiseren en te intensiveren. Dat plan is de neerslag van een inclusief en horizontaal beleid. Alle ministers dragen in deze een verpletterende verantwoordelijkheid. Ondanks de beleidsinspanningen komen nog te veel allochtonen ongelijk aan de start. Intussen groeide een moeilijk te bereiken generatie jongeren op. De voorstellen van de interdepartementale commissie etnisch-culturele minderheden moeten worden uitgevoerd. Dat driesporenbeleid is erop gericht om racisme en discriminatie te bestrijden, de voorzieningen die werken met jongeren te interculturaliseren en de eigen allochtone gemeenschap meer mogelijkheden te geven.
Onderzoek leert dat veel Vlamingen een erg moeizame relatie hebben met hun vreemde medeburgers. De klemtoon van het beleid moet misschien worden verschoven naar de publieke opinie. Als migranten voor dezelfde feiten veel vaker worden aangehouden dan autochtone Belgen, wie is dan de crimineel?
Door de Antwerpse lokale integratiecentra werd vorige week nog een schrijnend beeld opgehangen van de situatie van migranten in een onderwijssysteem dat faalt in zijn opzet om iedereen gelijke kansen te geven. Het non-discriminatieverdrag moet worden herzien. Bij uitsluiting moeten standaardprocedures worden gevolgd. Er moeten sancties komen tegen scholen die zich te buiten gaan aan racisme. Er moet vooral oog zijn voor een dialoog met de doelgroep.
Professor Koen Raes heeft er in het achtste Jaarboek Armoede Sociale Uitsluiting op gewezen dat er niet alleen aandacht moet worden besteed aan armoedebestrijding, maar ook aan rijkdombestrijding. Dat idee moet verder worden ontwikkeld.
We zullen de begroting met overtuiging goedkeuren. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Vijftien jaar geleden werden in het Leuvense begijnhof seminaries georganiseerd over efficiëntie en effectiviteit in wat vanaf toen de social-profitsector werd genoemd. Deze sector werd tot dan toe vooral geassocieerd met een gebrek aan doeltreffendheid. Het woord non-profit werd vervangen door social profit, omdat het moderner klonk en beter beantwoordde aan de realiteit.
De welzijnssector is sindsdien enorm gegroeid. Het gaat niet langer om een zachte sector. Gelukkig blijft de inhoud van het werk wel zacht : het gaat immers om werken met mensen die een helpende hand nodig hebben.
Tegemoetkomen aan nieuwe behoeften is niet eenvoudig. Er is behoefte aan creativiteit. Inspanningen van ouders voor zieke en gehandicapte kinderen, van kinderen voor ouders enzovoort worden in de toekomst onbetaalbaar. Daarom moet de zorgverzekering worden ingevoerd op een structurele basis. Een en ander moet betaalbaar blijven. De levenskwaliteit van alle Vlamingen moet gevrijwaard worden en blijven. Het kwaliteitsdecreet moet worden bijgestuurd. Het is nog te veel gericht op het meten van kwaliteit naar economische maatstaven. In welzijn zijn vele dingen niet meetbaar.
Er is nood aan participatie. Via een stappenplan moet de persoon meer centraal komen te staan.
Toch is het budget niet de enige toegangspoort tot verbetering van het levenscomfort in onze gemeenschap. Iedereen kan werken aan een persoonlijke mentaliteitswijziging. Ik wil dat even illustreren aan de hand van een aantal concrete voorbeelden geïnspireerd op de nieuwe accenten van de begroting 2000.
Onder het thema gelijke kansen worden enkele miljoenen frank besteed aan toegankelijkheid. Dat begrip moet echter, in de ruimste betekenis van het woord, in alle domeinen van de begroting worden geïntroduceerd. Ook in de nieuwe beheersovereenkomst met de openbare omroep mogen we de toegankelijkheidsgedachte niet vergeten. De teletekstredactie heeft een behoorlijke reputatie opgebouwd, maar er is nog werk aan de winkel. Rechtstreekse televisie-uitzendingen worden zelden ondertiteld. Daardoor missen doven en slechthorenden vaak elementaire informatie. In Nederland en vooral het Verenigd Koninkrijk zijn de teletekstredacties bemand met een zeer uitgebreide personeelsbezetting die de dagelijkse ondertitelingen verzorgen. De VRT benut momenteel de nieuwste apparatuur voor een vlottere en betere dienstverlening voor de doelgroep. Het beschikbare velotype-systeem is nochtans niet operationeel omdat men niet over de nodige mensen beschikt die de zware opleiding kunnen volgen om de techniek te beheersen. Toch verdient de redactie alle lof om haar inzet en op de wijze waarop ze contact houdt met de diverse belangengroepen om de programma's zo toegankelijk mogelijk te maken.
Over het openbaar vervoer zijn er al heel wat rapporten geschreven. Hoewel het niet onoverkomelijk is om dat voor iedereen toegankelijk te maken, worden de problemen te vaak als onuitvoerbaar afgewimpeld. Door de inrichting van de opstapkades kan al heel wat verholpen worden. Een hellend platform dat bereikbaar is via een hellend vlak, kan veel moeilijkheden verhelpen. Ook hier geldt de stelregel dat overleg met de doelgroep belangrijk is en tot interessante oplossingen kan leiden. Het decreet over de toegankelijkheid vraagt om aanpassingen.
Ik ben verheugd dat er tien miljoen frank extra middelen ingeschreven staan voor de centra voor ontwikkelingsstoornissen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de huidige wachttijden weggewerkt worden zodat de diagnose zo snel mogelijk kan gesteld worden en er meteen gestart kan worden met de noodzakelijke therapie en begeleiding. Ouders en gezinnen hebben recht op deskundige ondersteuning, maar ook op ontmoeting met lotgenoten. Het is een goede zaak dat ook het Trefpunt Zelfhulp te Leuven op de nodige financiële ondersteuning kan rekenen, al dient het centrum zelf nog werk te maken van de bekendmaking.
Denkend aan de resolutie over autisme die dit parlement goedkeurde, vestig ik nu reeds de aandacht op de specifieke zorg die daarvoor noodzakelijk is. Voor gezinnen geconfronteerd met crisismomenten, is er nog geen directe hulp opgezet. Dat brengt me bij de zorg voor kinderen en personen met een handicap. Het is een goede zaak dat de semi-residentiële zorg voor schoolgaande kinderen uit de grijze zone getreden is. De meeste semi-internaten kunnen een positieve balans voorleggen. Bovendien passen ze in de flexibele opvangmogelijkheden waarvoor het VFSIPH tekent. Ze bieden aan ouders en kinderen een vorm van ambulante begeleiding die het thuis draaglijker kan maken. Dat de semi-internaten voor niet-schoolgaanden uitgebreid wordt met vijfentwintig plaatsen, beantwoordt eveneens aan een grote noodzaak. Toch moet er in de toekomst meer aandacht besteed worden aan personen met niet aangeboren hersenletsels. Jaarlijks raken tientallen personen blijvend gehandicapt tengevolge van een zwaar verkeers- of arbeidsongeval. Specifieke opvang in aparte paviljoenen of kamers dringt zich op voor die mensen.
Voor de subsidie aan erkende centra en samenwerkingsinitiatieven in het kader van het algemeen welzijnswerk voorziet de begroting in managementondersteuning. Ook hier geldt opnieuw de toegankelijkheidsgedachte. Het kan niet dat de centra voor teleonthaal blijven werken zonder een faxtoestel.
We ijveren voor een sociaal loket in het gemeentelijk sociaal huis, wat ons verplicht om de administratieve zaken enorm te vereenvoudigen. Dat zal uiteindelijk in het voordeel zijn van iedereen. Hopelijk wordt daaraan aandacht besteed in de volgende begroting.
Ik heb slechts enkele deelaspecten onder de aandacht gebracht. Dat betekent echter niet dat de andere domeinen minder belangrijk zouden zijn. De welzijnssector is bijzonder omdat hij de mensen persoonlijk raakt. Daarom moeten we het te besteden budget op mensenmaat aanwenden. Dat de zogenaamde harde sectoren het welzijn mee bepalen en ondersteunen is duidelijk. Niettemin blijft het een evenwichtsoefening om welvaart en welzijn goed te toetsen aan wat we waardevol vinden. Daarbij blijft het noodzakelijk om het venster van ons Vlaamse huis wijd open te zetten op de wereld rondom ons. Wat daar gebeurt, zal mee bepalen hoe het toekomstige welzijnsbeleid evolueert. (Applaus)
De tekst van het regeerakkoord en de Septemberverklaring over de bijzondere jeugdzorg klonken veelbelovend. De accenten bij de nieuwe initiatieven in de welzijnsbegroting verwijzen onder andere naar de bijzondere jeugdbijstand en de uitvoering van de motie van het Vlaams Parlement.
De hulpverlening aan kinderen, jongeren en hun gezinnen staat voor nieuwe uitdagingen. Het Vlaams Parlement heeft daarover in de vorige regeerperiode gediscussieerd en een aantal voorstellen gedaan. Die discussies werden negen maanden geleden afgerond. De CVP is dan ook enorm ontgoocheld dat er niet sneller gestart wordt met de uitvoering van de motie. Het kan niet dat de ad hoc-werkgroep Bijzondere Jeugdzorg nog niet opgericht is. Dat kan niet uitgesteld worden tot na de bespreking van de beleidsnota van de minister en zeker niet tot na de aanwerving van de medewerkers door de administratie. De werkgroep moet belast worden met de omschrijving van het begrip problematische opvoedingssituatie en moet bepalen welke schendingen van provisie- of protectierechten aanleiding kunnen geven tot dwingend optreden. Ondertussen blijft men ten onrechte schermen met een tegenstelling tussen een gezinsgerichte aanpak en opname.
De intersectorale afstemming tussen de verschillende diensten en sectoren had al lang op de agenda van de Gezins- en Welzijnsraad moeten staan. Die raad heeft als opdracht meegekregen globale beleidsvisies te ontwikkelen en de maatschappelijke ontwikkelingen in termen van welzijn te interpreteren. Uit het jaarverslag blijkt niet dat dat al gebeurd is. Wanneer kunnen we dat verwachten?
Ook wil ik mijn dringende vraag herhalen over de oprichting van de experimentele regio's voor integrale jeugdzorg. Viermaal vijf miljoen frank zou een opstart- en een incentivebeleid mogelijk maken. Op die wijze kunnen hulpverleners mee timmeren aan de toekomstige jeugdbijstand. Via de experimentele regio's kan in een intersectorale aanpak een samenhang gebracht worden in het ruime beleid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de betrokken VOI's. De afstemming tussen de gezondheidszorg, het onderwijs en justitie moet dringend aangepakt worden en tot resultaten leiden. Langer wachten is niet meer verantwoord. Vermits het extra bedrag van middelen nog niet ingevuld is, dring ik aan op een prioritaire afbakening en invulling van dergelijke regio's.
Ik betwijfel ten stelligste of alleen Limburg tot grensoverschrijdend welzijnsoverleg in staat is. Er zou minstens een oproep moeten gebeuren tot een vrijwillige maar beloonde deelname in andere provincies. Wanneer gebeurt dat?
Eenzelfde verhaal kan ik doen over de geïntegreerde preventie. Integratie wordt door intrinsieke en organisatorische barrières verhinderd. Intussen investeert de politieke wereld meer in de veiligheidsbenadering dan in de welzijnsoptiek. Zo is er bijvoorbeeld het overbodig onderzoek van minister Verwilghen over het verband tussen criminaliteit en allochtonen. We weten al dat er een relatie is tussen criminaliteit en sociale uitsluiting. Dat migranten extra kwetsbaar zijn voor mechanismen van uitsluiting is ook geweten. Moet men niet eerder onderzoeken hoe de hulpverleners van de bijzondere jeugdbijstand kunnen ondersteund worden om de cultuureigen aspecten van de migratiecontext mee op te nemen in de hulpverlening? Rechtstreeks werken aan veiligheid boekt vooral schijnresultaten omdat het berust op simpele premissen en de fundamentele vragen ontwijkt.
Een beleid moet worden opgezet dat de basismechanismen van de maatschappelijke kwetsbaarheid afremt. De basis van elke preventie is dus een sociaal-economisch, cultuur- en welzijnsbeleid dat gestoeld is op solidariteit en gericht op integratie. Door de vorige regering werd onder meer hiervoor een Sociaal Impulsfonds opgericht. Door de regeringswisseling is de uitvoering van de plannen voor de gemeentebesturen en de OCMW's echter nog altijd een probleem.
Dat er een goede afstemming nodig is tussen Justitie en Welzijn is intussen als principe verworven. In de praktijk verloopt dat echter niet altijd even vlot. Dit ligt niet in de eerste plaats aan de Vlaamse regering. De wetgever moet rechtszekerheid garanderen. In de beleidsnota van de federale minister van Justitie staat dat er een grondige evaluatie komt van de lopende projecten ter omkadering van de alternatieve maatregelen en dat de ondersteuning wordt teruggeschroefd. Is dat misschien een reden om op de Vlaamse begroting belangrijkere bedragen uit te trekken? In de loop van 2000 zullen de samenwerkingsakkoorden inzake slachtofferzorg worden geëvalueerd, terwijl deze akkoorden nauwelijks zijn goedgekeurd in de respectievelijke parlementen. Is het nodig om in de Vlaamse begroting in middelen te voorzien om onze taak inzake welzijn op te nemen als door een gebrek aan overleg het aanbod niet kan gegarandeerd worden? Ik wil dan ook pleiten voor een ernstig overleg tussen Justitie en Welzijn en voor een geregelde rapportering daarover aan het parlement. (Applaus bij de CVP en het VB)
Ik zou hier nog eens een applaus willen vragen voor mevrouw Janssens-Vanoppen en voor de heer Van Duppen die hier hun maidenspeech hebben gehouden. (Applaus op alle banken)
Ik wil van deze begrotingsbespreking gebruik maken om drugpreventie in de kijker te stellen.
Iedereen zal het ermee eens zijn dat drugpreventie noodzakelijk is. Tot mijn verbazing is er echter hierover niets terug te vinden bij de operationele doelstellingen van het sociaal-medisch beleid. In deze begroting is het bovendien moeilijk te achterhalen hoeveel er precies voor drugpreventie uitgetrokken is. De onduidelijkheid op het vlak van drugpreventie lijkt wel algemeen te zijn. De VAD (Vereniging voor Alcohol- en Drugspreventie) en de CLB's formuleerden naar aanleiding van het nationaal congres drugbeleid 2000 een aantal knelpunten, onder meer het gebrek aan coördinatie en structuur in het preventielandschap, het probleem van de participatie en de tegenstrijdigheid in de media.
Hoe zal de drugpreventie op school verlopen dit jaar? De overschakeling van MST naar CLB is pas gepland voor 1 september 2000. Vanaf dat ogenblik zal er dan ook nood zijn aan interministerieel beleid.
Het probleem van de participatie werd vroeger gedeeltelijk opgelost door de actie Opkikker. Daarmee wilde men niet-druggebruikende jongeren bevestigen in hun houding. De voortzetting van dit project is niet expliciet voorzien.
De media zenden tegenstrijdige boodschappen uit. Is een joint roken nu wel of niet gevaarlijk? Wie op school preventief werkt met jongeren wordt vaak teruggefloten met verwijzing naar de media. Gezien de inconsequente verklaringen van sommige regeringsleden vrees ik dat onze regering deze tegenstrijdigheid niet zal kunnen rechttrekken. Die verwarring zal niet verbeteren. Sommige partijen nemen immers een lakse houding aan ten opzichte van cannabisgebruik : ze stellen dat softdrugs relatief ongevaarlijk zijn. Intussen is er tussen de uitgesproken soft en de uitgesproken hard drugs een grijs middenveld ontstaan : de synthetische middelen zoals XTC die gemakkelijk in te nemen zijn. Daar is nu de gevaarlijke TMA bijgekomen. Zo wordt de scheidingslijn dun. Kan de minister nog middelen uittrekken om in te gaan op de vraag van de Europese top in Helsinki dat er extra aandacht zou besteed worden aan de synthetische drugs?
Vorig jaar werd reeds aangehaald dat welzijn complementair moet zijn aan justitieel beleid, en dat is wat drugs betreft intussen nog niet rechtgezet. De minister van Onderwijs had een aantal projecten opgezet in scholen. Dit initiatief werd echter doorkruist door de justitiële omzendbrief van de federale regering aan de procureurs-generaal waarin stond dat druggebruik de laagste vervolgingsprioriteit moest hebben. En deze dubieuze houding zal niet herzien worden.
Preventie en repressie zouden hand in hand moeten gaan. Ik wil hierbij opmerken dat druggebruikers die willen afkicken niet moeten worden bestraft, maar geholpen. Intussen zal er echter minder aandacht zijn voor drugpreventie.
Welke richting we uitgaan, is niet duidelijk. Ik vind niets terug over drugpreventie in de lijst van lopend wetenschappelijk onderzoek of in de lijst van nieuwe initiatieven in de begroting 2000. Ik hoop dan ook dat drugpreventie een meer prominente plaats krijgt in de volgende begroting en dat we in de beleidsnota van de minister meer aandacht voor het probleem mogen verwachten. (Applaus bij de CVP en het VB)
Ook dit was een maidenspeech. (Applaus op alle banken)
Staat er inderdaad niets over drugpreventie in de begroting?
Door de vorige minister is er voor drie jaar een convenant afgesloten met de Vereniging voor Alcohol- en Drugpreventie (VAD). In een algemene basisallocatie zijn de middelen hiervoor opgenomen. De acties van de VAD, onder meer campagnes voor drugspreventie in scholen, worden voortgezet. Ik heb daarover reeds in de commissie uitvoerig bericht. We verwachten hun eerste rapport tegen het einde van dit jaar.
De houding van de minister tegenover het parlement van de laatste maanden belooft niets dan goeds. Zij heeft benadrukt dat zij alle decreten die tijdens de vorige regeerperiode werden goedgekeurd, helemaal zal uitvoeren. Wij hebben er alle begrip voor dat de zorgverzekering uitgesteld wordt tot het voorjaar van 2001. Er zijn heel wat technische en nu ook communautaire problemen. Wij zullen er echter op toezien dat ze zeker gerealiseerd wordt.
De minister heeft daarenboven aangekondigd verschillende parlementaire suggesties van de vorige regeerperiode uit te werken. Er zijn mensen aangeworven om de conclusies van de rondetafelconferentie over de bijzondere jeugdbijstand uit te voeren. Zij wil een aantal doelstellingen inzake gezondheid, waar het parlement niet echt gelukkig mee was, aanpassen. Zij zal onze bewering dat de LOGO's sommige lokale initiatieven in de kiem smoren, laten onderzoeken. Reeds tijdens de discussies in de vorige regeerperiode hebben we erop gewezen dat de oprichting van de LOGO's in strijd was met een aantal bestaande reglementeringen. Bovendien bestaat daarvoor geen decretale grondslag.
Toch zijn er enkele zaken waar wij niet zo gelukkig mee zijn. Wij zijn blij dat de minister oordeelt dat de experimentele fase van het persoonlijk assistentiebudget voorbij is. Zij heeft het Vlaams Fonds de opdracht gegeven om dit nu in reglementeringen om te zetten. In de vorige regeerperiode heeft dit parlement heel wat informatie en expertise hierover verzameld. Het zou spijtig zijn indien dat nu helemaal buiten beschouwing zou blijven. De minister wil de Federatie Werkgroepen Homoseksuelen uitbouwen als steunpunt en haar een subsidie van enkele miljoenen frank geven. Dit is verheugend, maar ik heb altijd gepleit voor een structureel beleid en een definitieve erkenning van de organisaties voor homoseksuelen.
Uit de uiteenzetting van de minister in de commissie blijkt dat er voor elke 100 frank die de Vlaamse Gemeenschap uitgeeft 10 frank naar welzijnswerk gaat. De vraag blijft echter of dit genoeg is. Wij willen u dan ook enkele argumenten aan de hand doen om voor meer middelen te pleiten. Dit is een arbeidsintensieve sector. Welzijn is volledig gedefederali-seerd. In vergelijking met de budgetten voor gezondheidszorg. Als die helemaal tot de bevoegdheid van de gemeenschap zou behoren, zouden de middelen voor welzijn in vergelijking in het niet verzinken. De bevolking vraagt steeds meer kwaliteiten, onder meer voor kinderopvang en de opvang voor ouderen.
Het vele geld voor welzijn is gerechtvaardigd, maar er is ook een zogenaamd inclusief beleid nodig. De begroting stelt op heel wat punten een inclusief beleid in het vooruitzicht, maar er zijn wel een aantal hiaten, vooral betreffende gezondheidspreventie. Op dit ogenblik produceert preventie gezondheidszorg maar 20 percent van de gezondheid en is absoluut geboden daaraan meer te doen. Nog belangrijker is het de toegang tot de preventieve gezondheidszorg te veralgemenen: het is immers de toegang tot gezondheid.
Er is blijkbaar een nieuwe storm van witte woede opgestoken. Dat herinnert er ons aan dat de hogere budgetten voor welzijn in het verleden vooral afgedwongen werden na sociale conflicten en niet het gevolg zijn van het initiatief van de overheid. Ik pleit ervoor om dit probleem meer doordacht aan te pakken met meerjarenplannen.
Ik wil tenslotte een lans breken voor een nieuw Vlaams preventief gezondheidsbeleid. Uit verschillende publicaties en studies blijkt dat hoe hoger men op de sociale ladder staat, hoe langer men leeft en hoe gezonder men is. De hoogste sociaal-economische groepen leven vier en een half jaar langer. De laagste sociale categorieën sukkelen 12 jaar langer met hun gezondheid, zijn gemiddeld vier centimeter kleiner en lopen meer kans op overgewicht. Het percentage van baarmoederhalskankers die opgespoord worden, ligt beduidend hoger bij de hogere inkomensgroepen. Lagere inkomenscategorieën hebben ook minder kennis over kankerpreventie. Zij lijden drie maal zoveel aan chronische ziektes. Ik vermoed ook dat preventieve zorg deze verschillen nog vergroot.
De nationale gezondheidsenquête heeft ons ook geleerd dat vooral hoger opgeleiden zich snel laten onderzoeken. Van de 72 projecten die tussen 1992 en 1996 werden opgezet waren er maar zeven speciaal gericht op laaggeschoolden en op lage inkomensgroepen. We moeten de gelijke toegang tot de preventieve geneeskunde voor allen garanderen. De middelen moet anders verdeeld worden en er moeten meer campagnes speciaal naar de lagere sociale groepen gaan. Daarbij moet een beroep gedaan worden op beelden en op ervaringsdeskundigen. Hoe moeilijk het ook is, we moeten de gezondheidspreventie voor de middenklasse verminderen. Deze begroting zet het beleid van de vorige verder, maar bevat ook een aantal nieuwigheden. Ik kijk nu al uit naar de beleidsnota. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Ik zou mijn toespraak kunnen beperken tot het opsommen van alle cijfers uit programma 41.5 Over de gehandicaptenzorg. Maar omdat de kans te groot is dat ik me dan verlies in al te veel saaie cijfers, wil ik nagaan waartoe deze begroting eigenlijk dient.
Wij kennen ongetwijfeld allemaal een gehandicapte of wonen in de buurt van een instelling waar een aantal gehandicapten samenleven. Gehandicapten maken nu eenmaal deel uit van de maatschappij. Kunnen zij rekenen op een volwaardige plaats in een maatschappij die aan hun noden beantwoordt? Leiden zij een goed leven? Om daarop te antwoorden moeten we eerst verduidelijken wat een volwaardig leven precies inhoudt. Volwaardige integratie is alleen mogelijk in samenwerking met de anderen en met de omgeving.
Het doel van het Vfiph is in de eerste plaats personen met een handicap sociaal te integreren. Al te vaak leven gehandicapten heel hun leven samen in een oud klooster. Ze komen slechts in contact met de buitenwereld via hun begeleiders en tijdens de jaarlijkse uitstap naar een pretpark. In de begroting van het Vlaams Fonds wordt 75 miljoen frank uitgetrokken voor grote residenties, waarvoor de subsidies al werden toegezegd. Zullen deze investeringen voor een betere integratie zorgen? Het persoonlijk assistentiebudget (PAB) biedt de gehandicapten wel de mogelijkheid om zelf uit te maken welke zorg ze nodig hebben. Ik hoop dat het Vlaams Parlement het experiment met het PAB spoedig veralgemeent.
Het Vlaams Fonds moet ook de tewerkstelling van gehandicapten in het reguliere arbeidscircuit stimuleren. Maar hoe lang zal het nog duren vooraleer dit gerealiseerd wordt? Veel gehandicapten kunnen het werk in de beschutte werkplaatsen niet aan, omdat zelfs daar de economische druk te groot wordt. Bovendien weigeren bepaalde gehandicapten daar te werken uit vrees voor een stigma. Er lopen weliswaar een aantal projecten die gehandicapten gewoon werk geeft.
In de begroting van het Vlaams Fonds wordt ook aandacht geschonken aan het nieuwe beleid en dan vooral aan de multidisciplinaire teams die de behoeften inzake zorgen van een gehandicapte persoon moeten bepalen. Het is belangrijk dat deze teams beter kunnen werken, zodat individuele zorg op maat mogelijk wordt. Het gebeurt al te vaak dat gehandicapten in een instelling terechtkomen en door de onaangepaste zorg gedrag beginnen vertonen dat als karaktergestoord omschreven wordt. We moeten dringend werk maken van zorg op maat en proberen de oude vormen van zorg aan te passen.
De centrale wachtlijsten zijn niet nieuw. Administratieve verplichtingen verhinderen echter een gecoördineerde werking. De overheid wil deze lijsten door de provincies laten opstellen om zo meer inzicht te hebben in de behoeften per regio. Ik vrees dat we op die manier zorg op maat niet dichterbij brengen. Ouders die thuiszorg aanvragen voor een autistisch kind of personen die een PAB aanvragen, worden zelfs niet eens geregistreerd.
Mijn toespraak was doorspekt met kritische opmerkingen omdat ik vind dat we bij het begin van de eenentwintigste eeuw werk moeten maken van een nieuw beleid. Iedereen heeft recht op een volwaardig leven met kwaliteit dat geïntegreerd is in de samenleving waarin hij leeft. Ik ben zeker bereid om daartoe bij te dragen. (Applaus op alle banken)
Het gelijkekansenbeleid moet bevorderd worden door het reguliere beleid. Het is daarom jammer dat het decreet etnisch-culturele minderheden niet wordt uitgevoerd. In dat verband wil ik ook waarschuwen voor de concurrentie die de uitvoering van het SIF-decreet het reguliere beleid en het OCMW-beleid aandoet. Het resultaat is dat men teveel met tijdelijke projecten werkt en teveel administratieve rompslomp moet doorworstelen, waarmee trouwens vaak het OCMW wordt opgezadeld. Bovendien wordt het goede beleid van de gemeenten door het SIF bestraft: als vele migranten de Belgische nationaliteit aanvragen of als er goede sociale woningen zijn, scoort een gemeente laag volgens de criteria.
Het inclusieve karakter van het gelijkekansenbeleid is al te weinig zichtbaar in de eigen domeinen van de minister, Welzijn en Gezondheid. We vinden niets over ervaringsdeskundigen, interculturele bemiddelaars of speciale gezondheidszorg voor ouderen en vrouwen. Zo moet men zich bewust zijn van de mogelijke gevolgen van de afcentiemen voor de armen : omdat zij niet belastingplichtig zijn, genieten zij niet mee. Gerichte verhoging van uitkeringen verdient daarom de voorkeur. Alleen daarmee kan men de duale maatschappij bestrijden. We weten inmiddels dat mevrouw Vogels de coördinatie van het migrantenbeleid voor haar rekening neemt, maar wie doet dat ten aanzien van het armoedebeleid, de heer Anciaux of mevrouw Vogels?
De regering heeft beslist dat ik dat word. Wat het SIF betreft : dat is een product van de vorige Vlaamse regering en het zal in de periode 2002-2003 geëvalueerd worden om uit te maken of het al dan niet een doeltreffend instrument is in de strijd tegen de armoede. Armoedebestrijding moet ons inziens horizontaal aangepakt worden : het is een aangelegenheid van het Stedelijk Beleid, van Cultuur, van Werkgelegenheid, enzovoort.
Wellicht zal de beleidsnota een en ander verhelderen. Helaas kwam er nog geen federaal overleg over de armoede. Minister Vogels was compleet verrast door het plan van de federale minister Vande Lanotte. Voorts pleit mijn fractie voor meer participatie, betrokkenheid, zorg op maat, de keuze voor de minst ingrijpende zorg en het garanderen - letterlijk en financieel - van de toegang. Wat de migranten betreft, zijn meer middelen nodig voor het onderwijs in de Nederlandse taal.
Het gelijkekansenbeleid moet doorzichtig en doelmatig zijn. Helaas ontbreekt een belangrijk thema in de begroting : de gemeenteraadsverkiezingen van 2000. Wij pleiten terzake voor meer paritaire democratie, netwerken, samenwerking met de Vrouwenraad en het ontwikkelen van actiemiddelen zoals het ritssysteem.
Wat de paritaire democratie betreft, voeren wij thans - tegen de klok -het decreet op de gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesraden uit.
Weldra houden wij ook een bijeenkomst met de gemeentelijke emancipatie-ambtenaren en de NGO's met het oog op de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen. De rits is een uitstekend middel : hopelijk sluit uw partij zich aan bij onze partij die dat systeem al sinds 1991 hanteert. De SP-voorzitter heeft inmiddels hetzelfde beloofd.
Het ware beter de rits te gebruiken voor de parlementsverkiezingen.
Wij doen dat nu al, en met succes.
Ik pleit ervoor voor alle verkiezingen het systeem van kop- en lijststemmen af te schaffen.
Een gelijkekansenbeleid kan maar echt succesvol zijn als mannen en vrouwen dezelfde kansen krijgen in de politiek.
Mevrouw van Cleuvenbergen richt haar oproep aan het verkeerde adres : de VLD heeft al een ritssysteem.
Ik voel mij persoonlijk aangesproken als een van de weinige mannen in de commissie Welzijn, Volksgezondheid en Gelijkekansenbeleid. Ik bevestig bij deze dat ik mannen en vrouwen evenwaardig vind.
Als dit onderwerp in de commissie ter sprake komt, zal ik er zijn om de vrouwen te steunen.
Wij zijn blij met elke steun. Maar we moeten niet zozeer de mensen helpen die op lijsten staan, als wel in de eerste plaats vrouwen zo ver krijgen om zich kandidaat te stellen. Daarvoor is meer vorming nodig. (Applaus bij de CVP)
Het begrotingsbeleid van deze Vlaamse regering is eenvoudig de voortzetting van het vorige rooms-rode beleid. In het onderdeel Welzijn blijft men resoluut de multiculturele kaart trekken. Men stoort er zich niet aan dat steeds meer burgers zich daarvan afkeren, moe als ze zijn van de onophoudelijke overlast, hinder en criminaliteit. De multiculturele ideologen zullen achterblijven als een kleine minderheid. De mensen moeten niet weten van asielzoekers met valse papieren of van de regularisering van illegalen. In plaats van de feiten onder ogen te zien en de gepaste conclusies te trekken, blijft men alom de multiculturele ideologie propageren. Welke duistere krachten zitten daar toch achter?
In deze begroting worden opnieuw meer middelen uitgetrokken voor de bevordering van integratie dan vorig jaar. Dat is een jaarlijkse constante. We hebben slechts een troost : met de CVP zou de begrotingspost nog groter zijn, getuige het amendement dat de partij in dit verband heeft ingediend. Een deel van de middelen voor integratie wordt ingeschreven op een rechtstreekse begrotingspost. Het grootste deel daarentegen is verspreid over diverse programma's, zoals algemeen welzijnswerk en bijzondere jeugdzorg. Een groot deel van de 7 miljard frank voor bijzondere jeugdzorg wordt besteed aan de begeleiding van sociaal onaangepaste migrantenjongeren. Migrantenjongeren zijn oververtegenwoordigd in gesloten instellingen. De capaciteit van deze instellingen is ontoereikend en ik hoop dat de minister ze snel uitbreid.
Iedereen heeft de mond vol over de rechten van kinderen, maar men zwijgt over de rechten van de ongeboren kinderen. Men verliest uit het oog dat er elk jaar 9000 abortussen worden gepleegd in Vlaanderen. Een en ander blijkt uit het rapport van de evaluatiecommissie voor de wet van 23 april 1990. Een op zeven zwangerschappen eindigt met abortus. Dat is een beschaafd land onwaardig. Ongeveer de helft van deze abortussen wordt gepleegd om persoonlijke, de andere helft om praktische redenen. Het Vlaams Blok heeft een amendement ingediend om het bedrag voor primaire en secundaire abortuspreventie substantieel te verhogen. Jongeren moeten beter worden geïnformeerd over het gebruik van anticonceptiva. Meisjes en vrouwen die ongewenst zwanger worden moeten beter worden geholpen. (Applaus bij het VB)
Ook de meerderheid is zich bewust van het vreemdelingenprobleem. Wie het recht heeft om in België te verblijven, moet worden geregulariseerd. Dat is een kwestie van menselijkheid. Al de anderen moeten worden teruggestuurd naar hun thuisland, waar ze een sociale taak te vervullen hebben. De heer Strackx doet de werkelijkheid geweld aan.
Is het dan een andere VLD die in de federale Kamer de wet op de regularisatie heeft goedgekeurd?
Het Vlaams Blok spreekt met een dubbele tong. Ook wij willen het ongeboren leven beschermen, maar we staan ook achter de bescherming van kinderen die ter wereld zijn gekomen, van welke origine ook. Voor het Blok zijn kinderen niet langer gelijk, zodra ze geboren zijn. (Applaus bij de CVP)
Aan de orde is de bespreking van het begrotingsonderdeel over Economie, Werkgelegenheid, Toerisme, Buitenlandse en Europese Aangelegenheden.
In de begroting staat geen enkele nieuwe maatregel om de economie in Vlaanderen aan te moedigen. Dat is onaanvaardbaar, zeker in een periode waarin het goed gaat. Er moet een basis worden gelegd om het economische weefsel in Vlaanderen te versterken. Uit de begroting blijkt dat een aantal roodgroene maatregelen worden voortgezet.
In de begroting wordt geen aandacht besteed aan een eigen Vlaams economisch beleid. Een treffende illustratie hiervan is het feit dat er nog steeds geen steunmaatregelen zijn voor niet-landbouwbedrijven in het kader van de dioxinecrisis.
De Europese Commissie heeft op 7 december haar fiat gegeven voor de voorgestelde regeling. Na de aanpassing van het voorontwerp van decreet en de goedkeuring van het protocol en de bijakten, werd het voorontwerp onmiddellijk naar de Raad van State gestuurd voor advies. De Raad kon haar advies slechts uitbrengen na de instemming van de Europese Commissie. Vrijdag kan de regering het ontwerp van decreet definitief goedkeuren. Het ontwerp zal dan zo spoedig mogelijk aan het Vlaams Parlement worden voorgelegd. Alle financiële instellingen kennen de afspraken. Er werden reeds dossiers bij banken ingediend.
Het klopt dat het economische weefsel moet worden versterkt in tijden van hoogconjunctuur. Vraag is alleen hoe dat moet gebeuren. Ik pleit ervoor om de voorwaarden, de omgeving waarin onze bedrijven werken, te verbeteren. Bijvoorbeeld door infrastructuurwerken, zoals in de haven van Antwerpen, zoals ook de vorige minister van Economie bepleitte. Een alternatief is steun voor economische expansie : dat lijkt me echter niet de meest verstandige keuze, zeker niet in een tijd van hoogconjunctuur.
Het bevreemdt me dat de heer Schuermans steunmaatregelen voor bedrijven die door de dioxinecrisis zijn getroffen tot het economisch beleid rekent.
Ik heb alleen gesteld dat u er nog niet in geslaagd bent om een steunmaatregel voor niet-landbouwbedrijven ter goedkeuring voor te leggen. De waarborgregeling kan niet als een definitieve schaderegeling beschouwd worden. In de bevoegde commissie heeft de meerderheid zich met hand en tand verzet tegen de bespreking van een resolutie terzake. We hebben met het reglement van dit parlement in de hand hoorzittingen kunnen afdwingen.
De kritiek van de heer Schuermans strookt absoluut niet met de realiteit. Conform het reglement zijn er vijf leden nodig om een debat te voeren. We hebben volledig volgens het reglement gehandeld. Daarop kan er dan ook geen kritiek geuit worden. Dat er nadien een langdurig debat gevoerd is, is een andere zaak.
De procedure is inderdaad correct verlopen. De oppositie heeft de hoorzittingen afgedwongen. Daaruit kan men onthouden dat voor veel bedrijven en werknemers overheidssteun absoluut noodzakelijk is. De opvolging van de hoorzittingen werd meerderheid tegen oppositie verdaagd tot het ogenblik dat er een regeringsontwerp neergelegd wordt.
De minister heeft bij de begrotingsbespreking in de bevoegde commissie verklaard dat hij er niets voor voelt om te laten uitschijnen dat de Vlaamse regering zal opdraaien voor de schade aan niet-landbouwbedrijven, vooraleer dat door de Europese commissie goedgekeurd is. De Europese Commissie heeft ondertussen bevestigd dat een dergelijke regeling mogelijk is. Men had dat natuurlijk kunnen vermoeden naar analogie met eerdere toezeggingen met federale maatregelen. Mijn concrete vraag aan de regering is of ze een definitieve schaderegeling gaat treffen voor niet-landbouwbedrijven die door de dioxinecrisis getroffen zijn.
We hebben vorige week de goedkeuring gekregen voor de waarborgregeling. Ik zal in de bevoegde commissie aantonen dat de Europese Commissie bij de voorbereidende besprekingen nog stringentere maatregelen heeft laten inschrijven. Zo kan de steun aan niet-landbouwbedrijven alleen maar goedgekeurd worden in het kader van sanitaire maatregelen door de overheid opgelegd. De Vlaamse regering heeft zoiets nog niet overwogen.
Ik stel vast dat de heer Schuermans voortdurend de kar voor het paard spant. Uit de gedachtewisseling met de minister is gebleken dat het aangewezen is om een bepaalde volgorde te hanteren. De leden van de meerderheid hebben op die logische volgorde gewezen. Ik leg er de nadruk op dat het voorstel van resolutie niet weggestemd is, maar behandeld zal worden als we over betere mogelijkheden beschikken om het te appreciëren. Ik begrijp niet waarom hij zo hevig reageert tegen die werkwijze, die getuigt van efficiënt bestuur.
Ik stel vast dat de crisis lang duurt en dat het dringend tijd wordt dat we een antwoord van de regering krijgen. Dat heb ik nu gekregen. Het is duidelijk dat er geen definitieve schaderegeling zal getroffen worden.
In de toelichting bij de begroting hebt u verklaard dat u er nog niet uit bent of men de toekenning van de economische expansiesteun al dan niet dient bij te sturen. Op basis van een resolutie van het Vlaams Parlement werden in de vorige regeerperiode de toekenningscriteria verstrengd. Uw administratie stelt dat er de voorbije jaren heel wat maatregelen op dit vlak genomen werden zodat gesteld kan worden dat de reglementering zeer selectief en nagenoeg onvoorwaardelijk is. We menen dat het om de haverklap wijzigen van deze regelgeving nefast is. Bedrijven die expansiesteun opnemen in het financieringsplan van investeringen, hebben baat bij meer continuïteit en rechtszekerheid van de regelgeving. U stelt expansiesteun in vraag zonder zelf te weten wat er dan wel moet gebeuren.
Ik wil toch even verwijzen naar het verslag. In de betrokken commissie heb ik gesteld dat het effect van de economische expansiesteun bij voorbaat moeilijk in te schatten is omdat die conjunctuurafhankelijk is. Met betrekking tot het ombuigen van de expansiesteun is voorgesteld om te kijken naar een vorm van steunverlening die niet gevoelig is aan conjunctuurschommelingen. Er is het voorbeeld gegeven van steun voor de aanleg van bedrijventerreinen. We verwachten dat er daarvoor in 2001 364 miljoen frank vastgelegd wordt en dat bedrag kan de volgende jaren nog oplopen. De vraag is gesteld of het in een fase van twee jaar economische groei niet verstandiger is om het omgevingsklimaat te verbeteren. Dat is iets anders dan de economische expansiesteun afschaffen. Daar is nooit sprake van geweest. Wat de financiële aspecten betreft heb ik de betrokken commissie beloofd dat ik een stand van zaken op 1 januari 2000 zal opmaken en nagaan hoe de achterstand ingehaald kan worden.
U gebruikt ten onrechte het argument dat continuïteit belangrijk is. In tegenstelling tot maatregelen inzake omgevingsfactoren of op fiscaal vlak die een duurzaam karakter hebben, worden expansiemaatregelen getroffen op basis van een eenmalige investeringsbeslissing. Dat laat precies toe niet continu te werken. De expansiesteun wordt bij wijziging van reglement geregeld. Het gaat immers om maatregelen die moeten aangepast worden aan conjuncturele en snelle wijzigingen in het economische klimaat.
Dat is de theorie, die in de praktijk niet op die manier werkt. Het is nefast dat bij de afhandeling van het dossier vastgesteld wordt dat de spelregels veranderd zijn.
U neemt niet de nodige maatregelen om de bedrijven die op basis van de gangbare wetgeving toezeggingen inzake steun hebben, tijdig uit te betalen. Het Rekenhof merkt op dat er onvoldoende middelen zijn om de verbintenissen van het jaar 2000 te dragen. U stelt vandaag al vast dat er onvoldoende middelen zijn om de engagementen van dit jaar te honoreren. Uw reactie is het budget voor 2000 met 1,7 miljard frank te verminderen. U verwerpt onze suggestie om, zoals in 1998 gebeurd is, de achterstand met een eenmalige budgetverhoging op te lossen. Toch is het uw plicht om continuïteit en vooral rechtszekerheid in uw beleid in te bouwen.
Het klopt niet dat de situatie in 1998 perfect verlopen is. In oktober 1997 kon men nog geen dossiers vastleggen. In 1998 werd de beslissing stopgezet wegens gebrek aan kredieten.
Ik zeg alleen maar dat het zinvol is om de achterstallen tijdig op te trekken via een eenmalige budgetverhoging.
U was toch akkoord met een eenmalige operatie?
We waren akkoord met een eenmalige operatie om de achterstand op dit vlak in te halen, maar niet om deze eenmaligheid voortdurend te herhalen. De conjunctuur brengt mee dat er meer investeringsprogramma's gekomen zijn dan voorzien. We kregen de vraag om vanuit de oppositie hieraan mee te werken. Zo'n cadeau willen we echter niet doen.
De heer Schuermans zegt dat er hiervoor in de budgetcontrole een bedrag van 3,7 miljard frank werd voorzien. Van dat bedrag werd echter slechts een miljard frank voorzien voor deze operatie, terwijl er 2,7 miljard frank gebruikt werd voor Vlamivorm. In 1998 is men in september gestopt met de vastlegging van de kredieten omdat de middelen op waren.
We konden niet voorzien dat de economische groei en de investeringen zo sterk zouden groeien in 1998. Ik heb toen meer middelen gevraagd, maar er niet voldoende gekregen. Men zegt hier dat ik aan Ford Genk geen steun had mogen geven ten belope van een miljard frank. Nochtans heeft de heer Heller me toen gezegd dat de 22 miljard frank investeringen niet zouden doorgaan als er geen steun verleend werd. Als men het instrument van de expansiesteun verder afbouwt, dan zal men de buitenlandse investeringen zien teloorgaan. In andere landen bestaan er immers nog heel andere mogelijkheden om investeringen aan te trekken.
In de voorbije legislatuur is er een inspanning geleverd om de handelscentra op te waarderen. De Mercuriuspojecten, die het gemeentelijk draagvlak overstijgen, waren een goed instrument om lokale commerciële netwerken te ondersteunen op microniveau. Dit erkende ook de heer Voorhamme in de commissie. Nochtans heeft de minister hier met geen woord over gerept in zijn lange toelichting bij de begroting. Dit onderwerp kwam pas aan de orde na een tussenkomst van de heer Voorhamme en van mezelf. Het doodzwijgen van deze projecten om ze vervolgens te verwijzen naar de begroting 2001 getuigt niet van veel aandacht voor het zelfstandig ondernemen op lokaal vlak.
Ons gewest heeft niet zo veel instrumenten om een lastenverlaging voor onze ondernemingen door te voeren. Dit vergt inderdaad nogal wat legistieke spitstechnologie. De voorbije jaren werd eerst aan 11.000, later aan 5.500 Vlaamse bedrijven een compensatie voor de onroerende voorheffing toegekend via Vlaminov en Vlamivorm. Vlamivorm had bovendien de verdienste dat vorming binnen de onderneming financieel beloond werd. Dit was een van de sleutels voor de oplossing van de paradox op de arbeidsmarkt. Nu heeft de minister verklaard dat hij dit initiatief niet wenst verder te zetten en dat hij iets anders wenst te doen. Daarvan hebben we echter niets teruggevonden in de begroting. We geven toe dat dit second best-oplossingen waren. Andere bestuursniveaus hebben meer mogelijkheden om hieraan te werken. Dat betekent echter nog niet dat er op Vlaams niveau geen initiatieven tot lastenverlaging van ondernemingen moeten genomen worden.
In de voorbije legislatuur werd er gedurende vier jaar twee miljard frank per jaar extra geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling. Dit beantwoordt aan een Europese trend. In de kenniseconomie is kennis en de innovatieve toepassing ervan de strategische productiefactor bij uitstek. De huidige Vlaamse regering stopt echter met het groeiritme van de laatste jaren. Wij menen dat het evalueren van de voorbije inspanningen niet als alibi mag gebruikt worden. De budgettaire inspanningen op dit terrein moeten minstens de stijging van het BNP volgen.
Het gaat goed met de Vlaamse economie. Het is echter jammer dat de Vlaamse overheid de extra budgettaire ruimte die ze zichzelf toemeet niet aangrijpt om een steentje bij te dragen in de lijn van eerdere succesvolle maatregelen. (Applaus bij de CVP)
Vlaanderen doet het economisch goed. In het begin van de jaren negentig waren de prestaties minder goed, maar nu is er een hernieuwde dynamiek. Dat is niet alleen het gevolg van export, het wordt ook ondersteund door de binnenlandse vraag, zowel van de consumenten als van de ondernemers. Dat is belangrijk, want een evenwichtige groei is ook een duurzame groei.
In 2000 wordt een toename van het BRP met 3 percent verwacht. Deze gunstige conjunctuur mag niet doen vergeten dat de primaire opdracht van de overheid op structureel vlak ligt. Vlaanderen is op conjuctureel vlak voor een groot deel afhankelijk van de internationale toestand, en hoewel die er momenteel goed uitziet, blijft waakzaamheid geboden. Wat zou er immers gebeuren als de Amerikaanse economie slabakt of als er zich een ernstige beurscorrectie voordoet?
Vlaanderen beschikt niet over macro-economische instrumenten om de conjunctuur te beïnvloeden. Voor het monetair beleid zijn we afhankelijk van de Europese en de Amerikaanse centrale bank en voor de loonkosten van de federale overheid. We moeten dus vooral de structurele draagkracht van onze economie versterken. We moeten streven naar macro-economische stabiliteit en naar micro-economische flexibiliteit, waardoor de overgang naar een kenniseconomie zo snel mogelijk kan gebeuren. Daarbij onderscheid ik vier elementen : het stimuleren van het ondernemerschap, de vernieuwde expansiesteun, een subregionaal beleid en de ontwikkeling en verspreiding van nieuwe technologieën. Daarvoor is 21 miljard frank uitgetrokken.
Het stimuleren van het ondernemerschap is een van de prioriteiten van het regeerakkoord. Het aantal nieuw opgerichte ondernemingen in Vlaanderen is vrij laag. In het regeerakkoord is er sprake van een actieplan voor de verhoging van het aantal nieuwe ondernemingen. Starters zijn een van de belangrijkste kanalen om vernieuwingen in de economische sector te introduceren. Een betere begeleiding van de starters moet de slaagkansen verbeteren. Met de subsidiring van het bedrijfsadvies werd hiervoor een middel voorzien. De VLD steunt de idee van trajectbegeleiding waarbij het VIZO instaat voor bedrijfsadvies en de banken voor de financiering van de start.
Een andere doelgroep zijn de bestaande ondernemingen. Gezien het belang van bijscholing en permanente vorming, dient het VIZO in een aangepast aanbod aan opleidingen te voorzien. Zij krijgen hiervoor 2 miljard frank.
Eén van de belangrijkste horizontale initiatieven is het afbouwen van de administratieve lastendruk en het klantvriendelijker maken van de regelgeving onder meer door alles te concentreren in één loket. Een grotere afstemming en afspraken tussen de verschillende initiatieven zijn hiervoor belangrijk.
Niet de grootte van de middelen voor expansiesteun tellen, maar wel de wijze waarop expansiesteun wordt besteed. Een efficiënte en optimale aanwending van de expansiesteun moet het doel zijn, gericht op het verbeteren van de omgevingsfactoren. Ondernemingen die op een creatieve en zuinige manier omspringen met de beschikbare ruimte kunnen gestimuleerd worden via de expansiestuen.
In het fonds worden middelen voorzien voor expansiesteun. Deze middelen werden echter niet allemaal besteed omdat er onvoldoende dossiers ingediend werden.
Veel bedrijven benutten het grootste deel van hun ruimte voor het aanleggen van parkeerplaatsen.
In 1999 waren op 15 augustus 234 miljoen frank vastgelegd, dossiers ter waarde van 450 miljoen waren nog in onderzoek. We verwachten voor het volgend jaar een toename van het aantal aanvragen tot een bedrag van 787 miljoen frank.
Wij hebben inderdaad een nieuw besluit goedgekeurd om de criteria aan te passen. Er is inderdaad nood aan expansiesteun maar dat is mogelijk via dit fonds.
Ook voor de sanering van vervuilde terreinen kan expansiesteun aangevraagd worden. Aan expansiesteun zijn steeds voorwaarden verbonden, onder meer een verhoging van de werkgelegenheid, beter gebruik van de ruimte. De VLD pleit ten slotte voor meer expansiesteun voor kleine ondernemingen en starters.
Starters krijgen een steun van 5 percent.
Wij willen dat nog meer benadrukken.
Het subregionaal beleid is aan evaluatie toe. De jongste jaren zijn er veel structuren gecreëerd. Het regionaal beleid blijft wel belangrijk. Van hieruit moeten initiatieven tot verbetering en vernieuwing van de bedrijfsomgeving tot stand komen. Dit moet worden gestimuleerd met financiële middelen maar vooral door het geven van een economische finaliteit aan de voorstellen en initiatieven. De levende krachten in de subregio's moeten geresponsabiliseerd worden. Er moeten dus middelen gemobiliseerd worden binnen de streek.
De SERV heeft een unaniem standpunt ingenomen over de reorganisatie van de levende krachten op het terrein. Ik zal dit zo snel mogelijk aan het parlement bezorgen.
Wij zullen dit steunen.
Voor de VLD is het zonder meer positief dat de minister van economie voortaan ook bevoegd is voor het innovatiebeleid. De sterkte van de economie kan afgeleid worden uit de mate van innovatie. De verhoging van de middelen voor onderzoek en ontwikkeling in de vorige regeerperiode was meer dan broodnodig om de achterstand in te halen. Dat is nog niet voltooid. Toch moet men onderzoeken of de middelen op de meest efficiënte manier worden aangewend, eerder dan de middelen fors te verhogen.
In elk geval vraagt de VLD aandacht voor de rol van de KMO's. De technologische vernieuwing moet vooral daar gestimuleerd worden. Grote ondernemingen hebben wellicht weinig problemen om de evolutie op het vlak van bijvoorbeeld e-commerce te volgen. Bij KMO's ligt dat anders. Wellicht kan daar een zekere vorm van positieve discriminatie worden overwogen. Tot slot vraag ik uw aandacht voor de opmaak van een globale inventaris van alle initiatieven inzake onderwijs en ontwikkeling. Dat kan een nuttig beheersinstrument zijn.
Als de regering erin slaagt op die vier domeinen vooruitgang te boeken, zal Vlaanderen niet alleen klaar zijn voor de volgende eeuw, maar zelfs een vooraanstaande rol kunnen spelen. De regering kiest voor een globale aanpak onder de noemer van micro-flexibiliteit. Deze coherente aanpak, die vertrekt van een juiste analyse van de sterke en zwakke punten van onze economie, is de enige weg naar succes. (Applaus bij de CVP, de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Aangezien dit de maidenspeech was van de heer De Cock vraag ik hier ook een applaus voor. (Applaus)
Vlaanderen is de economische motor van dit land : 77 percent van de uitvoer van dit land wordt gerealiseerd door ons, Wallonië genereert slechts 14,6 poercent van de totale export. De bevordering van de export zou één van de prioriteiten van deze regering moeten zijn. In het hoofdstuk over export Vlaanderen staat dat zal gestreefd worden naar een nauwere samenwerking met AWEX. De regering wil dus onze handelsmissies op pad sturen met vertegenwoordigers van een minder presterende en concurrerende regio. Vlaamse handelsmissies moeten als eerste en enige doel hebben de Vlaamse ondernemingen bij te staan en te behoeden voor concurrentie van derden.
Onze bedrijven hebben een handicap in verband met de loonkosten. Aan deze handicap kan deze vergadering, gezien de beperkte bevoegdheden niets veranderen. Door deze beperkingen is dit economische onderdeel van de begroting een slag in het water. Wij mogen aan belangstellende investeerders enkel een plek toewijzen waar zij zich kunnen vestigen, maar op de echt doorslaggevende factoren, zoals werktijd, flexibiliteit, loonvorming , kunnen wij geen invloed uitoefenen.
Het tewerkstellingsdeel is trouwens in hetzelfde bedje ziek. Er zijn gevaren verbonden aan het nastreven van opleiding op de werkvloek. Technologie evolueert razendsnel en de kans dat de leerlingen op de werkvloer een verouderde techniek aanleren is niet te onderschatten.
Het plan om de belastingen te verminderen is ook een slag in het water. Een belastingsverlaging moet de koopkracht stimuleren of de bedrijven ten goede komen om de economie ook te stimuleren. Uit een KBC-studie blijkt dat een rendementsverhoging van één percent goed is voor 8700 nieuwe werkplaatsen. Althans wat België betreft, want zonder de miljardentransfers zou Vlaanderen een rendement van 12 percent kunnen halen.
Met afcentiemen ter waarde van 100 frank wil deze regering nu de werkloosheidsval bestrijden. Wie bruto 54.921 frank verdient, betaalt 7.533 frank sociale lasten en 10.833 frank bedrijfsvoorheffing en houdt zo netto 36.485 frank over. Dankzij het unieke aanbod van de regering zal die persoon voortaan ongeveer 36.600 frank verdienen. Het is te triestig om ermee te lachen. Pas als Vlaanderen volledig bevoegd is voor zijn fiscale autonomie zal deze begroting geen bezigheidstherapie meer zijn. (Applaus bij het VB)
Dat was de maidenspeech van de heer Van Goethem. (Applaus)
We hebben ook de minister van Tewerkstelling uitgenodigd voor dit debat, maar hij is afwezig.
Ik stel voor dat de andere ministers hem onze vragen overmaken.
De rode draad doorheen het regeerakkoord is de actieve welvaartsstaat. Ik denk dat we dat nog eens grondig moeten bespreken tijdens het debat over de beleidsnota. De SP zal er bij elke maatregel die het regeerakkoord uitvoert op toezien of tegelijkertijd de actieve welvaartsstaat dichterbij komt.
Achter deze actieve welvaartsstaat schuilen vijf grote principes. Ten eerste wil de actieve welvaartsstaat de sociale bescherming verbeteren door de afhankelijkheid van de sociale bescherming af te laten nemen.
Bedoelt u nu dat een baan voor iedereen de beste bescherming is?
Ik zal daar straks dieper op ingaan.
Vervolgens moet het beleid proactief en preventief zijn. Ten derde moeten we een beleid op maat ontwikkelen. Ten vierde dirigeert de overheid niet langer, maar delegeert, oriënteert en stimuleert. Ten slotte moeten we participatie stimuleren als middel tegen uitsluiting en voor herverdeling.
Het is juist dat de vorige regering al enkele voorzichtige initiatieven heeft genomen in die zin, maar met enkele voorbeelden zal ik aantonen dat deze begroting de eerste stappen zet naar een actieve welvaartsstaat.
Door de werkloosheidsvallen te bestuderen, bouwt deze regering de afhankelijkheid af. Afcentiemen zijn belangrijk. We moesten kiezen tussen maximale selectiviteit of een sociale benadering. De uiteindelijke oplossing gaat inderdaad eerder in de sociale richting en verliest hierdoor wellicht aan efficintie, maar anderzijds is dit nog maar een eerste aanzet. De financiële input zal stijgen. Het forfaitaire karakter van deze maatregel blijft belangrijk. Bovendien neemt deze regering nog enkele andere maatregelen met hetzelfde doel. Ik denk bijvoorbeeld aan het uitbouwen van de kinderopvang.
De startbanen beantwoorden aan meerdere principes. Startbanen zijn een instrument tegen de afhankelijkheid. Wie te lang werkloos is, raakt steeds dieper in de werkloosheid verzeild. Het stimuleert ook de participatie van jongeren aan de samenleving. Het is proactief omdat jongeren niet langer moeten wachten vooraleer ze in aanmerking komen voor een banenplan. Omdat het geen lineaire maatregel is, is het eveneens maatwerk. Ten slotte werkt de overheid samen met andere actoren. Het is een goede zaak dat we het oorspronkelijke Rosetta-plan van de federale overheid hebben bijgestuurd zodat het aan de principes van de actieve welvaartstaat voldoet.
Viona, jaarlijks geproduceerd door het Leuvense steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming, is een bewonderenswaardig document, dat een uitstekend instrument is voor een pro-actief arbeidsmarktbeleid, onder meer dankzij de wetenschappelijke trendvoorspellingen die erin worden aangeboden.
Zo kunnen wij uit de recentste editie leren dat de Vlaamse werkloosheidsgraad in de categorie 18 tot 24 jaar slechts drie percent bedraagt.
Viona verklaart zelfs deels het succes van het regeringsbeleid en verdient een decretale verankering. Ook het jaarlijkse optreden van de Commissie voor Preventief Bedrijfsbeleid in de commissie voor Werkgelegenheid en Economische Aangelegenheden verdient een dergelijke waardering. Het is in feite een onderbenut instrument : wij zouden er vaker beleidsondersteunend onderzoek moeten bij bestellen. Het recentste bezoek herinnerde ons eraan dat er ondanks de economische groei, toch nog steeds een en ander op te merken valt aan de kwaliteit van het Vlaamse ondernemerschap, in het bijzonder met betrekking tot het anticiperen van economische ontwikkelingen.
Verantwoord ondernemerschap vormt voor de SP mee de kern van het vernieuwde Vlaamse economische beleid. Het is immers essentieel voor de realisatie van de nieuwe oriënterende en stimulerende rol die wij de overheid willen geven. Als wij daar dit begrotingsjaar al werk van maken - en ik pleit daarvoor - dan betekent dat niet noodzakelijk meer lasten voor de ondernemingen, maar integendeel hulp bij het (her)oriënteren naar een duurzame concurrentiepositie. De overheid moet ervoor zorgen dat verantwoordelijke ondernemers niet het slachtoffer worden van onverantwoordelijke, zoals tijdens de dioxinecrisis. Het VEV reikte de Vlaamse overheid tijdens zijn laatste congres de hand.
De trekkingsrechten kunnen dankzij het St-Elooisakkoord voortaan vrijer en eigenzinniger gebruikt worden door de Vlaamse overheid, bijvoorbeeld voor het regulariseren van de nepstatuten.
Voorts pleiten wij voor de decentralisering van het arbeidsmarktbeleid. De spanningen op die markt verschillen namelijk van streek tot streek. Daarvoor hebben wij dan wel meer dan de huidige bescheiden middelen nodig. De lokale werkgelegenheidscentra moeten echte werkwinkels worden.
De SERV pleit voor een geleidelijke integratie van het subregionale werkgelegenheidsbeleid en het streekbeleid. Tegelijk moet daarbij de subsidiariteit maximaal spelen.
De analyse van de Vlaamse arbeidsmarkt leert dat we de werkzaamheidsgraad nog moeten opdrijven : wij blijven achter bij de omringende landen.
De Vlaamse en Belgische cijfers worden vertekend door het probleem van de vijftigplussers. In de andere leeftijdscategorieen is er geen probleem.
Daarmee ben ik het niet eens. Er is ook een probleem voor de categorie van 15 tot 24 jaar.
Welneen. Bij de 18- tot 24-jarigen bedraagt de werkzaamheidsgraad zelfs 97 percent. De cijfers van de heer Laverge worden verklaard door niet-beschikbaarheid om onderwijsredenen.
Het grote drama is inderdaad de tewerkstelling boven de 50. Slechts de helft van de mannen boven die leeftijd zijn aan de slag. Bij de analyse van de cijfers moeten we er rekening mee houden dat de werkloosheid bij jongeren in Frankrijk spectaculair hoog is. Daardoor worden de cijfers vertekend. In de NAR wordt een debat gevoerd over de brugpensioenleeftijd. Enkel de vijftigplussers kunnen de nood aan arbeidskrachten opvangen.
België scoort op het vlak van tewerkstelling slecht in de leeftijdsgroepen tussen 15 en 24 en boven de 50. De tewerkstelling bij de leeftijdsgroep tussen 25 en 50 is in Vlaanderen echter gemiddeld veel hoger dan in het buitenland. Dat doet vragen rijzen. De groep tussen 25 en 50 dreigt zich te overwerken. De stress neemt toe, zeker bij tweeverdieners.
Voor een verhoging van de werkzekerheidsgraad zijn we daarom aangewezen op de vijftigplussers. De vergrijzing begint nog maar pas. Vrouwen zijn later in het arbeidscircuit gekomen dan mannen, bovendien willen ze vaak vroeger met pensioen : het aantal bruggepensioneerden zal daardoor nog toenemen.
De tewerkstellingsgraad bij de groep tussen de 25 en de 50 is enkel in Vlaanderen erg hoog : in Wallonië en zeker in Brussel is dat veel minder het geval. Het ligt dan ook voor de hand dat een efficiënt arbeidsmarktbeleid niet enkel via federaal overleg kan worden gevoerd. Om sociale redenen is er dus nood aan regionale differentiatie. Daarom steun ik het pleidooi van de Vlaamse regering om regionale CAO's te sluiten.
In het kader van het subregionaal overleg moet de nodige voorzichtigheid in acht worden genomen. Hoe groter de decentralisatie bij de verdeling van budgetten, hoe moeilijker het wordt om een duidelijke, objectieve lijn te trekken. Er is dan ook voldoende toezicht nodig.
Er is een trendbreuk merkbaar in de richting van de actieve welvaartstaat. Deze begroting is daartoe de eerste stap. We zullen ze goedkeuren. (Applaus)
Het ecologische accent in het innovatienbeleid is vandaag nog niet aan bod gekomen. De vorige regering besteedde aan dit probleem geen aandacht. Het is wellicht geen toeval dat slechts twee bedrijven in België over het EMAS-certificaat beschikken. In Duitsland bijvoorbeeld hebben duizenden bedrijven zo'n certificaat. Er is dan ook nood aan een trendbreuk via structurele maatregelen. Uit het regeerakkoord blijken verschillende engagementen in dit verband. Ten eerste moeten ondernemingen aangemoedigd worden duurzaam om te gaan met grondstoffen en energie. Dat moet de internationale concurrentiepositie van de bedrijven ten goede komen. Ten tweede moet gestreefd worden naar een verantwoord ondernemerschap. Ten slotte moeten Vlaams onderzoek, ontwikkeling en innovatie worden ondersteund. In dat kader zal de beheersovereenkomst met het IWT worden bijgestuurd.
Wat deze drie punten betreft laat de begroting ons op onze honger. Daarom willen we enkele suggesties formuleren. Er kan een beroep worden gedaan op expansiesteun. Dat is zinvol als de markt faalt. Zo was Vlaanderen enkele jaren geleden koploper op het gebied van windmolens; door een gebrek aan overheidssteun hinkt Vlaanderen intussen achterop. Bedrijven uit andere landen gaan nu met de bestellingen lopen.
De rustpauze van een jaar op het vlak van het innovatiebeleid is een goede zaak. Het innovatiedecreet werd immers pas op het einde van de vorige regeerperiode goedgekeurd en is een lege doos gebleken. Vlaanderen beschikt in dit verband over drie instituten : IMEC, VIB en VITO. Zowel over VIB en de VITO als over het IWT moet een debat gevoerd worden in het kader van de invulling van het regeerakkoord. Het IWT zal meer middelen krijgen.
Het komt erop aan om de juiste instrumenten te ontwikkelen zodat de bedrijven die een duurzame ontwikkeling willen voeren, voorrang krijgen.
Wat betekent duurzame ontwikkeling?
Duurzame ontwikkeling betekent dat men tegemoet komt aan de noden van de huidige generatie zonder de behoeften van de toekomstige generaties in gevaar te brengen. Duurzame ontwikkeling omvat meer dan het milieu alleen, maar ook sociale en participatieaspecten.
Dat zijn slogans. Wat houdt het beleidsinstrumentarium in?
Bedrijven die bijvoorbeeld rationeel energiegebruik toepassen, krijgen voorrang.
Dat gebeurde vroeger ook al. Denk bijvoorbeeld aan de demonstratieprojecten, waarvoor tientallen miljoenen subsidies werden uitgetrokken.
Tijdens de oliecrisis in de jaren '70 namen de onderzoeksgelden in verband met energiegebruik sterk toe. Met de daling van de olieprijzen heeft men die beleidslijn weer losgelaten. We hebben nu een historische achterstand opgelopen. We laten ons te al te zeer leiden door de marktprijs voor energie en zijn te weinig gericht op de toekomstige energienoden.
In het budget is toch niet in meer middelen voorzien voor het stimuleren van bijvoorbeeld windenergie?
De bedoeling van mijn tussenkomst is precies dat deze thema's aandacht zouden krijgen in de beleidsnota's. Ik heb er geen probleem mee dat er in deze begroting nog geen bijkomende middelen voor uitgetrokken zijn.
Ik ben tevreden met het vernieuwd regionaal beleid. Men kan stellen dat er in deze kleine deelstaat een overaanbod is aan subregionale initiatieven. Het is beter om de krachten te bundelen. Op die manier kan men meer bereiken dan door verspreid op te treden. We staan klaar om samen met de minister het economisch en energiebeleid op een paars-groene manier in te vullen. (Applaus)
Ik dank de heer Holemans voor zijn maidenspeech. (Applaus)
Ik heb besloten om niet te spreken over het onderdeel werkgelegenheid, uit stil protest omdat de bevoegde minister niet aanwezig is.
Reglementair is dat niet verplicht. We hebben geprobeerd om de minister nog te bereiken, maar dat is ons niet gelukt.
Ik wil er alleen op wijzen dat er een spanningsveld blijft bestaan tussen het federale en het gewestelijke niveau. Met de startbanen zou er een spanningsveld kunnen ontstaan tussen de sectoriële en de bedrijfsakkoorden.
De evaluatie van een aantal maatregelen uit de begroting moet gebaseerd zijn op expliciete doelstellingen en gekwantificeerd zijn. Alleen dan kan men de bevolking enthousiast maken voor een begrotingsdebat. Net zoals de administratieve last voor het bedrijfsleven moet ook die van de verhouding tussen regering en het parlement tot een minimum herleid worden. Tijdens de begrotingsbesprekingen in de bevoegde commissie is minister Van Mechelen vertrokken van een beleidsverklaring. Hij heeft de commissieleden gevraagd om op voorhand schriftelijke vragen te stellen naar het voorbeeld van het Nederlandse systeem. Het debat in de betrokken commissie was dan ook van een hoog niveau omdat er onmiddellijk ingespeeld kon worden op de antwoorden van de minister. Dit soort samenwerking verdient navolging.
In de voorliggende begroting is, in vergelijking met het verleden, een verbetering merkbaar inzake operationele doelstellingen, ook al heeft het Rekenhof nog enkele opmerkingen. Het is belangrijk dat er keuzes gemaakt worden, maar het zou interessant zijn dat er ook alternatieven voorgesteld worden. De begroting is een belangrijk politiek feit, maar ik hoop dat het rekeningdebat dat nagaat of de doelstellingen gehaald zijn en meestal een formaliteit is, belangrijker wordt.
Omdat het gaat om een dotatiebegroting, ligt de geldstroom grotendeels vast. Er kunnen alleen nog maar bepaalde accenten gelegd worden, die de media halen.
In het economisch beleid van minister Van Mechelen zitten een aantal belangrijke elementen. Ten eerste is er de expansiesteun. Het is essentieel dat er werk gemaakt wordt van de sanering van de bestaande bedrijventerreinen om die opnieuw ter beschikking te stellen van de industrie. Verder is het positief dat de minister voorstander is van een grondige evaluatie van de subregionale economie zodat overlappend werk vermeden kan worden en paal en perk kan gesteld worden aan de wildgroei.
Ik zou ook het antwoord van de Vlaamse regering willen kennen op de vraag van de heer Vinck, voorzitter van het VEV. De minister-president en de minister van Economie hebben daar al positief op gereageerd, de vakbonden negatief. Ik hoop dat de reactie van de Vlaamse regering positief zal zijn.
Ik wil tot slot minister Dua feliciteren met de ontzuiling van de Vlaamse Landbouwraad. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Ik zal mij tussenkomst beperken tot de werkgelegenheid. Ik betreur het dat de betrokken minister er niet is, maar ik reken erop dat zijn collega's hem zullen inlichten.
Het debat rond de werkgelegenheid heeft de jongste twee jaar een eigenaardige wending genomen. Tot voor kort was het creëren van tewerkstelling de prioriteit, nu staat de paradox van de arbeidsmarkt centraal. Toch zijn er nog steeds 185.000 werklozen in Vlaanderen. Dat komt neer op een werkloosheidsgraad van 6,93 percent. De situatie is echter niet in alle regio's even rooskleurig. Ook het aanbod is goed. De VDAB had eind oktober 139.542 vacatures ontvangen. Dat is een toename met 18 percent tegenover vorig jaar. Daarvan is toch de helft bestemd voor mensen die niet meer dan een diploma lager of lager secundair onderwijs hebben. Men zou verwachten dat de Vlaamse regering een specifieke politiek ontwikkelt in antwoord hierop. Hiervan is echter niets in de begroting terug te vinden. We horen dat de details van de politiek niet vooraf kunnen vastgelegd worden. Intussen worden geregeld grootse plannen gelanceerd zoals de regularisatie van de nepstatuten en de lokale werkwinkels. Aan de hand van de begroting betwijfel ik of deze plannen wel kunnen uitgevoerd worden.
In het regeerakkoord werd gesteld dat het verhogen van de werkzaamheidsgraad van 59,5 percent tot 65 percent een jaarlijkse banengroei veronderstelt van 30.000 jobs gedurende vijf jaar, in de geest van de norm die is vastgesteld in het verdrag van Leuven. Er is ook sprake van 7.500 jobs in de sociale werkplaatsen, beschutte werkplaatsen en invoegbedrijven. Daarvoor is een akkoord met de federale overheid nodig. Daarnaast is in een uitbreiding van 7.500 eenheden voorzien in doorstromingsprojecten. De regeringsverklaring stelt dus dat er in 2000 30.000 nieuwe jobs zullen gecreëerd worden, maar er wordt niet aangegeven hoe men dat gaat realiseren. De 3.000 jobs die moeten gerealiseerd worden in de sociale economie zijn voorlopig nepstatuten, gezien men een beroep zal doen op trekkingsrechten, waarover moet onderhandeld worden. Waar zijn de bijkomende middelen die ook voor deze jobs regularisatie mogelijk moeten maken?
Een van de belangrijkste punten van het onderwijsakkoord is dat we onafhankelijk zullen kunnen beslissen over de trekkingsrechten.
De 6,7 miljard frank aan trekkingsrechten werden opgetrokken naar 8,7 miljard frank. Deze 3.000 nieuwe jobs zijn daarin echter niet vervat. Daarvoor moeten nieuwe middelen gezocht worden. Dat betekent dat er opnieuw zal moeten onderhandeld worden.
Het federale banenplan van minister Onkelinx, het zogenaamde Rosettaplan, was oorspronkelijk vrij ambitieus, maar onder druk van de Vlaamse werkgevers heeft premier Verhofstadt deze zaak naar zich toegetrokken. Daardoor wordt dit plan nu in een afgezwakte vorm doorgezet : dit komt neer op het herstel van het 15 jaar oude jongerenbanenplan. Het afgeslankte plan houdt dus geen verplichting meer in voor aanwervingen door KMO's. Jongeren krijgen een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur of minstens van een jaar. Er zal dan ook vraag zijn naar vorming en opleiding. Daarvoor zijn echter geen middelen uitgetrokken in de begroting.
Men kan zeggen dat de minister nog niet wist van de correctie van het Rosettabanenplan toen hij zijn begroting opstelde. Maar dan nog had hij bijkomende middelen moeten uittrekken, omdat ook het oorspronkelijke federale banenplan heel wat werk op de schouders van de gewesten legde.
De 600 miljoen frank die zijn ingeschreven zijn bestemd voor de startbanen van minister Landuyt. In basisallocatie 01.05 is in 900 miljoen frank voorzien voor de uitvoering van Europese richtsnoeren. Vermoedelijk moeten de 600 miljoen frank van de startbanen daarbij geteld worden. Dan komt men uit bij het bedrag dat door de vorige regering werd voorzien.
Men kan er toch niet vanuit gaan dat er cumulatief nieuwe middelen worden uitgetrokken voor elke nieuwe maatregel. Het is belangrijk dat er verschuivingen gebeuren.
De VDAB zal een deel van haar middelen moeten heroriënteren naar een toeleidingsbeleid. Bij de VDAB bestaat de overtuiging dat de accenten voor de besteding van de middelen moeten verlegd worden. De situatie is immers fundamenteel veranderd sedert de wetgeving op de private arbeidsbemiddeling.
Er worden ook nog bijkomende dingen verwacht, zoals de lokale werkwinkels.
Er zijn geen bijkomende middelen voor vorming en opleiding. In de regeerverklaring stelde men nochtans dat de Vlaamse regering een doelgericht instrumentarium zou opzetten om de vormingsinspanningen in de ondernemingen te bevorderen. Intussen is Vlaminvorm afgeschaft. De 460 miljoen frank voor permanente vorming en opleiding in de ondernemingen zijn afkomstig van de vroegere hefboomkredieten. De VDAB en het VIZO moeten het met hetzelfde bedrag doen.
De dienstencheques komen volgens ons tegemoet aan een reële behoefte. Het laat toe dat werklozen uit de PWA's geraken. De concurrentie met het normale economische circuit wordt hierdoor uitgeschakeld. We stellen alleen vast dat niet alle socialisten deze idee genegen zijn. Minister Onkelinx heeft de dienstencheques voor de schilders afgeschaft omdat deze geen effect zouden hebben op de werkgelegenheid.
In de begroting wordt maar 200 miljoen frank uitgetrokken voor de lokale werkwinkels, nochtans een van de paradepaardjes van de regering. Volgens de minister is dit geld enkel voor informatica bestemd. Hij zegt dat de andere kosten voor gebouwen of personeel nog niet kunnen bepaald worden, omdat die sterk verschillen van streek tot streek. Een te eng budgettair kader zou volgens de minister de bewegingsvrijheid beperken. Het is een vreemde redenering dat men minder middelen uittrekt om een nieuwe maatregel niet te hinderen. De lokale werkwinkels hebben nochtans veel opdrachten : zij moeten de basisdienstverlening in elke gemeente verzorgen, met inschrijving informatie, eerste algemene screening, enzovoort. Het is naïef te denken dat de VDAB dit kan in 308 gemeenten. De ervaring met de PLOT's maakt duidelijk dat één persoon onvoldoende is. De VDAB kan onmogelijk zoveel mensen leveren.
De idee van de regularisering van de nepstatuten is niet nieuw. Reeds in 1993 werd dit opgenomen in het protocol van de Vlaamse Werkgelegenheidsconferentie. In 1995 werd tussen de bevoegde ministers van werkgelegenheid een protocol getekend dat de technische afspraken regelde. De minister heeft op een interpellatie geantwoord dat hij de draad hier weer wil opnemen. De vraag blijft of hij een oplossing heeft gevonden voor alle problemen die de regularisatie al die tijd hebben verhinderd. De zogenaamde trekkingsrechten, gegarandeerd door de federale overheid in het Sint-Elooisakkoord, volstaan niet om deze regularisatie te financieren. Hoe zal men dit inpassen in het zogenaamd functioneel beleid? Hoe zal men de niet-objectieve verschillen binnen bepaalde programma's en sectoren wegwerken? Hoe zal de verdeling gebeuren tussen de instellingen? Zal men rekening houden met het levensbeschouwelijke evenwicht?
Mensen, die nauw bij deze zaak betrokken zijn, hebben me gezegd dat ze de totale extra kosten voor de regularisatie op 6,5 miljard frank ramen, inbegrepen de volledige regularisatie van de sociale zekerheid. Men kan niet alle DAC'ers en Gesco's regulariseren, omdat men de middelen hiervoor niet heeft.
Ik heb de indruk dat men vrijblijvend ideeën lanceert, maar de gevolgen ervan niet goed inschat.
Minister Kelchtermans heeft die regularisering vier jaar lang aangekondigd.
De regering wil kost wat kost de indruk wekken dat zij het compleet anders doet. Zij onderschat echter de problemen, waarmee de vorige regering ook te kampen had. Men had de kiezer wellicht veel tijd en een illusie kunnen besparen. (Applaus bij de CVP)
Mag ik nogmaals applaus vragen voor deze maidenspeech. (Applaus)
Ook wij betreuren dat de minister in de commissie slechts een zeer korte toelichting over de begroting gegeven en dat hij hier niet aanwezig is. De minister behandelt dit parlement en de commissie niet correct. Dit mag zich niet herhalen, anders zal dit leiden tot conflicten. Het parlement kan een dergelijke houding niet dulden.
Ik neem akte van uw protest.
Het feit dat er een minister specifiek bevoegd is voor export bewijst het belang dat deze Vlaamse regering hieraan hecht. Export is immers een belangrijke bron van rijkdom en welvaart voor Vlaanderen. Een tweede belangrijke vernieuwing is de gesprekken tussen de federale overheid en de andere regionale regeringen van dit land over export. Deze openheid heeft tot doel de Vlaamse export te bevorderen. Het is goed dat wij hiervoor ook alle bestaande kanalen onder meer die van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel (BDBH) gebruiken.
Een derde belangrijke vernieuwing is dat de minister zal proberen alle instellingen in binnen- en buitenland te mobiliseren om de export te bevorderen. Ik pleit ervoor om in Vlaanderen orde op zaken te stellen en afspraken te maken tussen alle instellingen, bevoegd voor export, om zo middelen te besparen en efficiënt te kunnen handelen. Export wordt gerealiseerd door de bedrijven maar een goed georganiseerde hulp is noodzakelijk. Wij pleiten voor meer aandacht voor KMO's. Er bestaat in Vlaanderen een heel netwerk om export te bevorderen, maar er is een Vlaamse taskforce nodig om kleine bedrijven te helpen zich voor te bereiden op export. Dit vraagt immers onder meer een strategie en de aanpassing van de bedrijfsstructuur.
Werkgelegenheid is één van de belangrijkste punten van het regeerakkoord. Ik vind het dan ook spijtig dat de minister hieraan weinig aandacht besteed bij de bespreking van de begroting. In deze eeuw is een belangrijke verschuiving in de werkgelegenheid geweest. De industrie en de landbouw hebben aan belang ingeboet ten voordele van de tertiaire en quartaire sector. Het beleid moet zich hieraan aanpassen.
Voor de eerste maal maakt de werkzaamheidsgraad deel uit element van het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid. De heer Voorhamme heeft de knelpunten in Vlaanderen aangetoond. Hieraan moet iets gedaan worden. We moeten meer beroep doen op ouderen en jongeren en zo vermijden dat alle last op de middengroepen komt te liggen.
Een belangrijk fenomeen is ook dat steeds meer mensen een job zoeken. Als de werkgelegenheidsgraad niet verandert, zullen er tot aan het jaar 2010 3000 nieuwe jobs per jaar nodig zijn alleen door de nieuwe intreders. Als we de werkgelegenheidsgraad evenwel met een percent willen verhogen zullen we gedurende deze periode 11.000 nieuwe jobs per jaar moeten creëren. Bovendien zijn er nu nog 140.000 werklozen zijn. Omdat steeds meer jongeren en vrouwen werk zoeken, zal de vergrijzing pas vanaf 2010 merkbaar zal zijn. Laaggeschoolden worden nog steeds verdrongen door mensen met een hogere opleiding. Hierdoor wordt het voor werkzoekenden - zowel jongeren als vijftigplussers - steeds moeilijker om terug in het arbeidscircuit te raken. Een op vier jongeren is één jaar na het beëindigen van hun opleiding nog werk aan het zoeken. Precies daarom steun ik voorstel van de heer Van Dijck voor een themadebat over de relatie tussen onderwijs en arbeid.
In deze begroting vind ik drie punten uit de Septemberverklaring terug. Werk moet beloond worden. Werk moet gekoppeld worden aan de kwaliteit van het leven, vooral dan voor de middengroepen. Ten slotte moeten we de kennis en creativiteit van iedereen stimuleren. Deze begroting is echter maar een begin. Op het vlak van werkgelegenheid is er nog veel werk en bovendien moeten we het beleid terzake permanent vernieuwen aanpassen aan de behoeftes en noden.
Ik wil het debat over de afbouw van de veestapel in Vlaanderen niet opnieuw voeren dat we hebben gehad naar aanleiding van mijn interpellatie. Dat heeft weinig zin, vooral omdat we binnenkort de beleidsnota zullen kunnen bestuderen. Ik wil het hier eerder hebben over de toekomst van de landbouw in het algemeen.
Veel familiale landbouwbedrijven zijn in een penibele financiële situatie terechtgekomen. De dioxinecrisis heeft daar niet veel goed aan gedaan. Daarnaast is er nog de recent ontdekte fraude met de weging in de slachthuizen, waarvan opnieuw de landbouwers de dupe zijn.
Minister Dua pleit voor zogenaamde beheerslandbouw. Wij hebben daar niets op tegen, op voorwaarde dat beheerslandbouw vrijwillig wordt ingevoerd en alleen in kwetsbare gebieden. Ook halftijdse landbouw of landbouw als nevenberoep die de minister wil stimuleren, houdt een aantal gevaren in. Ze kan er al te gemakkelijk toe leiden dat alleen hobbylandbouw wordt beoefend. En dat kan niet de toekomst zijn waarnaar de Vlaamse landbouwsector zal evolueren.
Inzake het MAP willen wij de geïntegreerde bedrijven op hun verantwoordelijkheid wijzen. Het spreekt voor zich dat we die geïntegreerde bedrijven vooraf duidelijk moeten omschrijven. We moeten hen dan verplichten hun mestoverschot te laten verwerken en na verloop van tijd zelfs een deel van de mestproductie. Als we daar niet in slagen zal mestverwerking niet alleen nooit rendabel zijn, maar doen de geïntegreerde bedrijven zichzelf meteen ook de das om. Slagen we er wel in, dan komt er meteen ook grond vrij voor familiale landbouwbedrijven.
Indertijd vond minister Dua MAP-2 onwerkbaar en slecht voor de landbouwsector omdat mestverwerking volgens haar onrendabel is en kwam ze op voor de familiale bedrijven. Bovendien weet tot op de dag van vandaag nog niemand welk oordeel de Europese overheid zal vellen over vergoedingen. Toch wil minister Dua MAP-2 nu uitvoeren. Ik hoop dat we over deze tegenstrijdige houding duidelijkheid krijgen in de beleidsnota.
In artikel 25 van het MAP-2 dat een artikel 10 ter en quater invoert, wordt de invoering van het MAP afhankelijk gemaakt van de ondertekening van een milieubeheersovereenkomst (MBO) tussen de overheid en een aantal landbouworganisaties. Maar één van die organisaties weigert de MBO te ondertekenen. We hebben altijd gesteld dat zonder MBO MAP-2 zinloos is. Als de landbouworganisaties niet meer willen meewerken, komt de uitvoerbaarheid van het MAP in gevaar.
Er is hoe dan ook een aanpassing van het decreet nodig, als wij het MAP vandaag willen gaan uitvoeren. Daarbij zal moeten gesleuteld worden aan het voorwaardelijk geformuleerde artikel, dat het MAP afhankelijk maakt van de MBO. Ik vind het in elk geval een goede zaak om milieubeleidsovereenkomsten in het decreet mogelijk te maken.
Hoe staat de minister tegenover mestverwerking? Is zij bereid locaties en middelen te gaan zoeken en vergunningen te verlenen. De eerstgenoemde zijn nodig voor het verwerken van de gigantische hoeveelheden mest. De middelen zijn nodig onder meer voor stimuli en bewustmaking van de boeren.
Ik hou mij terzake aan het regeerakkoord. Daarin staat dat de normen voor mestverwerking gelijk moeten zijn aan die voor vergelijkbare installaties. Ik wens een oplossing zonder landbouwdrama's. De bal ligt thans in het kamp van de sector. Ik ben wel van plan om met hen te overleggen, samen met de minister van Ruimtelijke Ordening. Wel kan ik nu al verklaren dat ik persoonlijk tegen mastodontinstallaties ben en eerder de voorkeur geef aan kleinere verkies, op provinciale of regionale schaal. Ik blijf overigens bij mijn eerdere opmerking dat de prijs - hoeveel wil de industriële veeteelt betalen? - de achilleshiel van het hele project is.
De geïntegreerde bedrijven hebben nog geen enkel initiatief genomen om de mestverwerking van de grond te helpen. De familiale bedrijven die thans experimenteren met proefprojecten, lopen het risico dat hun inspanningen een averechts effect zullen hebben : de vrijgekomen grond zou in de handen van de geïntegreerde bedrijven kunnen vallen. Landbouw en natuur hebben elkaar nodig. De verdedigers van beide sectoren zoeken toenadering tot elkaar en dat is een goede evolutie. Ik vrees evenwel dat in de Vlaamse regering een tweespalt zou kunnen ontstaan tussen de belangengroepen die enerzijds lobbyen voor industrieterreinen en anderzijds voor de open ruimte, al dan niet bestemd voor landbouw.
De landbouwers zijn dermate ontgoocheld door de VLD dat zij tegenwoordig bij ons komen aankloppen om hun stem in Brussel te laten weerklinken. Wij gaan daar in de mate van het mogelijke op in. Ik ben van mening dat de Vlaamse minister van Landbouw een objectieve bondgenoot kan zijn in het verdedigen van de grondgebonden Vlaamse landbouw, in weerwil van onze elders tegenstrijdige visies. Hopelijk zal ik na de bespreking van de beleidsnota deze hoop kunnen bevestigen.
Ondanks uw ontroerende verklaring, vrees ik dat het water tussen onze partijen zeer diep blijft.
Is de heer Wymeersch bereid een MAP zonder vergoedingen te aanvaarden?
Volgens ons moeten landbouwers die door gelijk welk MAP getroffen worden, op de een of andere manier een compensatie ontvangen. Daarbij moeten drie zaken gevrijwaard worden : het leefmilieu, de landbouw en de Europese voedselvoorziening.
De echte vraag is of men bereid is een MAP in werking te stellen zonder definitief antwoord vanwege Europa.
Ook daartoe zijn we bereid.
Het toerisme wint gestaag aan belang. Het is daarom noodzakelijk dat zowel de overheid als de privé-sector investeringen doen. Helaas vind ik daarvan onvoldoende terug in de begroting, al apprecieer ik dan weer de aandacht voor toerisme in andere beleidsdomeinen.
Deze economische sector produceerde 17 miljoen overnachtingen in Vlaanderen en 4 miljoen in Brussel. Dat is evenveel als in 1997. De daling met 400.000 van de binnenlandse gasten werd gecompenseerd door een even grote toename van het aantal buitenlandse gasten. Vlamingen gaan immers steeds meer in het buitenland met vakantie : dat is een gevolg van de welvaart. Het beleid moet er zich daarom op richten meer buitenlandse toeristen aan te trekken. Investeringen moeten in de eerste plaats gebeuren in de toeristische infrastructuur en een specifiek aanbod voor buitenlandse toeristen.
Bij het kusttoerisme moeten we bijzondere aandacht besteden aan weekend- en dagtoerisme buiten het zomerseizoen, om oververzadiging in de piekperioden te vermijden. Het toeristisch beleid moet worden gevoerd in samenwerking met de provinciale en lokale overheid. Er moet gewerkt worden aan kwaliteitszorg en professionalisering. Infrastructuur, gastvrijheid en professionalisering moeten voldoende aandacht krijgen. Daarom moet de samenwerking tussen de sector en het onderwijs verbeterd worden.
Toerisme is een van de snelst groeiende sectoren. Het zorgt voor heel wat werkgelegenheid voor studenten, vrouwen en laaggeschoolden. Het aantal studenten in de toeristische sector is op zes jaar tijd verdubbeld. De werkgelegenheid in toerisme kan nog aanzienlijk toenemen : er is sprake van 40.000 arbeidsplaatsen. Vooral voor de horeca zijn specifieke maatregelen aangewezen. Het slechte imago van de horeca op het vlak van loon en arbeidsomstandigheden moet daartoe worden bestreden.
Het sociale toerisme moet worden aangemoedigd. Een jaarlijkse vakantie ligt niet voor iedereen voor de hand. Minstens een derde van de Vlamingen kan niet elk jaar met vakantie gaan. De subsidies voor sociaal toerisme moeten rechtstreeks ten goede komen van de gebruiker. We pleiten dan ook voor sociale vakantiecheques. Het sociale toerisme moet beschikken over aangepaste structuren en dienstverleningspakketten. Met meer dan 3,5 miljoen overnachtingen in 1998 is het sociale toerisme een volwaardige sector geworden. Het sociale jeugdtoerisme moet bijzondere aandacht krijgen. Het jeugdtoerisme moet als en volwaardige tak binnen Toerisme Vlaanderen worden opgenomen. Er is nood aan een objectieve labeling binnen het sociale toerisme, naar het voorbeeld van de hotelsector.
De toename van het toerisme eist een zware ecologische tol. De duinen zijn overbebouwd en de badplaatsen hebben veel te lijden gehad. Nochtans is toerisme afhankelijk van de natuurlijke omgeving. Er moet een evenwicht gevonden worden tussen toerisme en ecologie. Er moet worden gewerkt aan herbebossing, een verdere aankoop van duinen, enzovoort. Duurzaam toerisme komt de werkgelegenheid en het milieu ten goede en verdient de aandacht van iedereen (Applaus bij de VLD, de SP en VU&ID)
Ik betreur dat de bevoegde minister niet aanwezig is.
Ik zal de minister daarop wijzen. Morgen zal de minister vanaf 10 uur aanwezig zijn.
Toerisme en recreatie liggen goed in de markt. Toerisme is echter bijzonder gevoelig voor de negatieve aspecten van de economische groei op het vlak van milieu, ruimtelijke ordening, mobiliteit, natuur en samenleving. Het overschrijden van de ecologische draagkracht kan leiden tot de ineenstorting van de toeristische aantrekkingskracht van bepaalde gebieden.
We stellen het prijs dat men een toeristisch beleid uitstippelt. Sommige vormen van toerisme zijn duurzamer dan andere. Er moet rekening worden gehouden met ecologische en sociaal-culturele effecten. Het evenwicht moet gevrijwaard worden. We steunen in dit verband de doelstellingen van Toerisme Vlaanderen om de milieuvriendelijke uitbating van de toeristische infrastructuur te bevorderen de kindvriendelijkheid en de toegankelijkheid voor gehandicapten te stimuleren, enzovoort. Stimulansen zijn echter niet voldoende. We vragen garanties. Er mag geen verdere roofbouw komen van natuurgebieden door recreatie en toerisme. Voor alle infrastructuurgebonden recreatievormen moeten de meest strikte uitbatingsvoorwaarden worden uitgewerkt, ook inzake de bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Ook op het vlak van de ruimtelijke ordening moeten de nodige maatregelen genomen worden. We pleiten bovendien voor een doorzichtige besluitvorming in geval van beslissingen over projecten. Er mogen geen kosten doorgeschoven worden naar milieu en maatschappij. Ook met de problemen inzake mobiliteit dient voldoende rekening te worden gehouden.
We verwachten dat men ook na 1 januari gaat starten om de illegale campings aan te pakken. Elke dag dat camping Cosmos er staat, is een verloren dag voor het herstel van de duinen. Voor de vaste campingbewoners moeten er middelen voorzien worden voor een intense begeleiding bij het zoeken naar nieuwe huisvesting voor mensen met een laag inkomen. Het toerisme mag nooit exclusief ontwikkeld worden. Voor ons zit dat ingebed in een regionale ecologische ontwikkeling, dat betekent samen met initiatieven op het vlak van biologische landbouw, ecologische afzet en ecologische producten. De aanwezige vormen van landbouw, visserij of bosbouw kunnen in de toeristische ontwikkeling ingebed worden.
Ik wil erop wijzen dat in Watou al deze elementen aanwezig zijn.
We willen een strategie van zacht toerisme en zachte recreatie. Concreet wil dat zeggen dat er steun verleend wordt aan projecten zoals kleinschalig en milieuvriendelijk streek- en hoevetoerisme, alternatief stadstoerisme en natuureducatie. De Vlaamse overheid heeft ook een coördinerende rol voor de grote routepaden en fietsroutes. In de buurlanden zijn er voorbeelden van een combinatie van toerisme, cultuur en natuur. De Hoge Veluwe in Nederland is daarvan een mooi voorbeeld.
Inzake het sociaal toerisme is de tijd voorbij dat men met grote groepen naar de kust kwam. Het was vaak een noodgedwongen oplossing voor werkende ouders. Dergelijke vakanties zijn niet meer aantrekkelijk. Het is echter zo dat sociaal toerisme en vrijetijdsbesteding meer dan ooit nodig zijn. Veel gezinnen, jongeren en ouderen kunnen nooit op vakantie. We vragen extra aandacht voor die groep. We hopen dat er samen met hun vertegenwoordigers naar mogelijkheden en kansen gezocht wordt.
We vinden het positief dat in het regeerakkoord staat dat toerisme een van de snelst groeiende sectoren is. Verder stelt men dat het arbeidsintensieve karakter voor een aanzienlijke werkgelegenheid voor laaggeschoolden, vrouwen en studenten zorgt. Door de toeristische sector echt toegankelijk te maken voor groepen die daar nu niet terecht kunnen, ontstaat er een positief effect op de werkgelegenheid. We hopen dat laaggeschoolden meer kansen krijgen. We vragen ook een strenge controle op misbruiken van jobstudenten en een optimalisering van de tewerkstellingsvoorwaarden in de horeca.
We vragen verder een reglementering van het toerisme. Toeristvriendelijkheid moet een realiteit worden. We hopen dat er een evenwicht ontstaat tussen de economische groei, het milieu, de ruimtelijke ordening, het verkeer en de natuur. (Applaus)
Dat was de eerste toespraak van mevrouw Declercq. (Applaus)
Ik sluit me aan bij de tussenkomst van mevrouw Declercq. Over de visserij hebben we in de bevoegde commissie een zeer goed inleidend gesprek gevoerd. Er is afgesproken dat we een werkbezoek aan de sector gaan brengen.
De ambtenaren zijn klaar met het eerste financieringsverslag van de visserij. Ik ben verheugd dat de Vlaamse regering de sector overschouwt en dat er een volledig overzicht wordt gegeven van de betekenis van de visserij.
De twee zorgenkinderen, de visserij en het toerisme, zijn verenigd in de toekomstige productondersteuning vanuit Europa. De Vlaamse regering zal erin slagen om de kust onder te brengen onder de doelstelling II-gebied. Dat geeft financiële voordelen en impulsen. Aangezien men de hele kustzone heeft genomen, rijst de vraag wie dat gaat coördineren. Welke projecten gaat men bij voorkeur promoten?
Men kan het toerisme niet overlaten aan Europa. Vlaanderen moet en zal dat zelf doen. Ik pleit ervoor dat de overheid het privé-initiatief ondersteunt. We wachten op het beleidsplan van de minister. Dat komt neer op meer macht, meer middelen en meer geloof in het eigen product via de herwerking van Toerisme Vlaanderen. De bundeling van bevoegdheden moet opnieuw gerealiseerd worden. Voor de kustzone zou een toeristische effectrapportering zinvol zijn. Ik hou dus een pleidooi voor een aangepast ingrijpen.
Een coördinerende rol tussen de bevoegdheidsdomeinen en de bevoegdheidsniveaus is noodzakelijk. De minister van Toerisme laat zich zeer lovend uit over de plaatselijke niveaus. Hij heeft een werkbezoek gebracht aan de verschillende toeristische gemeenten dat zeer goed voorbereid was. We rekenen er dan ook op dat er bij de implementatie van het Kustactieplan rekening zal worden gehouden met de initiatieven die lokaal worden voorgesteld.
De minister moet ook geloven in het eigen product. Dan kunnen we bepaalde discussies uitsluiten. Enkele dagen geleden stond er in De Morgen een artikel waarin aan de hand van studies van het Davidsfonds en van het VEV het gebrek aan imago in het buitenland werd geweten aan een gebrek aan zelfvertrouwen en zelfrespect.
Met deze ideeën in het achterhoofd heb ik het rapport doorgenomen van de commissie Buitenlandse en Europese Aangelegenheden. Vanuit die visie betuigen we onze steun aan het beleid dat daar wordt opgezet. De coördinatie en het algemeen buitenlands beleid zullen de verantwoordelijkheid zijn van de minister-president en aan de vakministers zullen homogene pakketten worden toevertrouwd. Ook zij kunnen naar het buitenland gaan. We denken daarbij vooral aan minister Anciaux van Cultuur en Ontwikkelingssamenwerking en voor minister van Buitenlandse Handel Sauwens.
We verheugen ons dat Vlaanderen politiek naar buiten zal treden. De begroting voor 2000 zal steunen op het strategisch plan Vlaanderen internationaal dat de bedoeling heeft Vlaanderen politiek meer stem te geven in de wereld en in Europa en het met zijn eigen taal en cultuur een volwaardige plaats te bezorgen. In 2000 wordt dat gekoppeld aan een internationale communicatiestrategie. Daarvoor is een bedrag van 85,6 miljoen frank uitgetrokken. Het aspect toerisme moet daarin nog gekaderd worden. Inzake dit beleidsdomein omschrijven we de beleidsplannen. We zullen dan ook graag deze begroting goedkeuren. (Applaus)