Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2000
Verslag
Aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 2000 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2000. We bespreken thans het hoofdstuk Financiën en Begroting.
Wellicht verwacht men vandaag van mij een pleidooi voor de euromeesternorm. Welnu, dat hoef ik niet eens te doen, want anderen hielden er al een in mijn plaats. Sommigen daarvan zijn zelfs vooraanstaande leden van de partij van de minister-president, zoals senator De Grauwe. Maar er is meer : de regering zal met haar begroting voor 2000 de euromeesternorm zelfs overtreffen, en wel dankzij de uitvoering van de begroting 1999. Het vastleggingsritme daarvan is immers zo traag, dat men nog onmogelijk voor het einde van het jaar ten volle alle voorziene middelen ten volle kan aanwenden. Daardoor zal men volgend jaar meer schuld kunnen terugbetalen en dus minder rentelasten moeten dragen, waardoor er weer meer investeringen mogelijk zullen zijn. Dat is op zich natuurlijk positief, maar er staat tegenover dat de regering veel belooft maar - zo blijkt uit de lectuur van haar persmededelingen - tegelijk niet veel uitvoert. Hoe zit het met de belofte van een beter bestuur? Vandaag wordt er in de eerste plaats te weinig bestuurd.
In elk geval is het zo dat de regering een begrotingsnorm op lange termijn nodig heeft. Deze norm zal acyclisch moeten zijn, want met de huidige financieringswijze - waarbij slechts 9 percent van de middelen uit gewestbelastingen komen - moet de begroting tegen een stootje kunnen als het economisch wat minder goed gaat. En dat moment zal ooit komen, ook al verwacht men voor de eerstkomende jaren een jaarlijkse groei van 3 percent. Voorts zal die norm rekening moeten houden met de noodzakelijke afbetaling van de schulden. Ten slotte zal die norm ook gelijkmatig moeten groeien, als men de bevolking blijvend welzijn wil garanderen. Dan zal hij beantwoorden aan het Europese streven naar het inbouwen van een zogenaamse armoedenorm, waardoor men bij besparingen nooit geld haalt bij de laagste inkomens. Al die eigenschappen, die ook de kenmerken zijn van de euromeesternorm, zal de begrotingsnorm van de Vlaamse regering moeten hebben, hoe men die norm ook noemt.
De Vlaamse afcentiemen die de regering thans aanbiedt, beantwoorden geenszins aan wat de Vlaamse bevolking van fiscale autonomie verwacht. Die autonomie zal de Vlaming pas gaan interesseren als de fiscaliteit en haar functies er inzichtelijker door worden. Die zijn : financiering van het vervullen van collectieve behoeften door de staat; herverdeling tussen haves en have-nots; allocatie, dat wil zeggen : toewijzing van middelen; een beleidsinstrument dat bepaalde gedragsvormen afremt en andere bevordert. Tot nu toe is onze fiscale autonomie zeer beperkt gebleven. Alles bij elkaar gaat het om 9 percent van de middelen, en daarover hebben we dan nog niet eens de hele bevoegdheid, omdat de federale staat bijvoorbeeld de belastbare basis blijft beheren. Hier is sprake van een duidelijk democratisch tekort. Vlaamse afcentiemen bieden daarop geen antwoord. Solidair blijven met en respect betonen voor de Franstaligen is zeer lovenswaardig, maar we moeten wel weten tegen welke prijs. Zelfs voor de aangekondigde kortingen, die hoegenaamd geen selectieve afcentiemen vormen, was een knieval nodig.
Het regeerakkoord beloofde meer welvaart dankzij een actief werkgelegenheidsbeleid. Vlaanderen zou de belastingen op het netto-inkomen voor de laagste inkomens uit arbeid doen dalen en zorgen voor de noodzakelijke federale beslissingen. Een lineaire en forfaitaire korting beantwoordt evenwel niet aan de verzuchtingen van het regeerakkoord.
De belastingverlaging zal maximaal leiden tot een vermindering van de lasten met 100 tot 200 frank per maand. Dat geldt enkel voor wie belastingen betaalt, dus niet voor de ongeveer 500.000 Vlamingen die een belastingformulier krijgen, zonder belastingen te betalen. Wie het geld het meest nodig heeft krijgt het niet: de mensen die leven van een vervangingsinkomen. Gehuwde paren krijgen slechts een belastingformulier en dus maar een korting; kinderen krijgen er geen. Deze maatregel is dus gezins- en kindonvriendelijk. Bovendien is ze economisch niet verantwoord en inefficiënt. De berekeningen van de minister-president in de commissie toonden aan dat het systeem niet gunstiger is voor de lage inkomens. De CVP is voorstander van selectieve Vlaamse afcentiemen, die ook door het Vlaams regeerakkoord en de Septemberverklaring in het vooruitzicht werden gesteld. Dat zal echter niet onmiddellijk gerealiseerd worden : de Franstaligen zijn daar immers tegen. Deze maatregel zou immers neerkomen op een stukje fiscale autonomie.
Om al deze redenen zal de CVP de begroting niet goedkeuren. (Applaus bij de CVP en VU&ID)
De stelling van mevrouw Demeester-De Meyer dat de kortingen niet echt een vorm van fiscale autonomie invoeren is juist. Toch onderschat zij het belang van deze maatregel. Na twintig jaar autonomie inzake de uitgavenbegroting, wordt voor het eerst fiscale lasten in Vlaanderen verlaagd. Dat is een enorme vernieuwing. Het betekent heel wat : lees er daartoe het regeerakkoord maar op na. We willen dat de gewestbelasting, zo'n 70 miljard frank, wordt overgeheveld, samen met het deel van de gewestbelastingen dat via de samengevoegde belastingen wordt geristorneerd : in het totaal ongeveer 220 miljard frank. Als dat wordt gerealiseerd zal Vlaanderen zelf kunnen beslissen over de helft van het huidige budget. Dat is veel meer dan wat de beide regeringen-Van den Brande samen hebben kunnen verwezenlijken.
Het zal niet mogelijk zijn om de Vlaamse afcentiemen te realiseren, zoals wordt voorgeschreven in het regeerakkoord. De Vlaamse regering houdt van grote beloftes, maar die moeten ooit worden uitgevoerd.
De regering is nog maar pas aan de slag.
De CVP moet weten wat ze wil. Tijdens de bespreking van de regeringsverklaring zegde de heer De Roo gechoqueerd te zijn dat de selectieve afcentiemen alleen zouden gelden voor inkomsten uit arbeid, omdat de gepensioneerden zo uit de boot vielen. Ik heb toen gezegd dat er voor gepensioneerden door de federale regering andere maatregelen zouden getroffen worden. Nu is de CVP ineens voorstander van selectieve afcentiemen voor inkomen uit arbeid alleen. Ik kan niet meer volgen.
De heer De Roo stelde indertijd gewoon een informatieve vraag.
U vergist zich. In een perscommuniqué klaagde de fractie van de CVP in het Vlaams Parlement aan dat de afcentiemen in het regeerakkoord beperkt werden tot inkomsten uit arbeid. Als ik het goed begrijp is de CVP nu voorstander van een belastingverlaging waarvan de gepensioneerden worden uitgesloten.
Ik heb slechts willen zeggen dat de regering de selectieve afcentiemen zoals vastgesteld in het regeerakkoord nooit zal kunnen verwezenlijken. Een korting op de belastingen kan zonder dat de wet wordt gewijzigd.
Mevrouw Demeester-De Meyer antwoordt op wat ik niet heb gezegd. Tijdens het debat naar aanleiding van de regeringsverklaring verzette de CVP zich tegen afcentiemen die alleen voor inkomen op arbeid golden. Nu is ze daar voorstander van. Dat is niet erg consequent.
Ik stel het op prijs dat de regering een grondige aanpak verkiest. Overhaasting is uit den boze. Daarom wil ik alle leden oproepen om ons te bezinnen over een visie voor een iets langere termijn.
Men mag bij de bevolking geen verkeerde verwachtingen scheppen. Een nieuwe regering mag ambities hebben op voorwaarde dat ze realistisch zijn. Haar visie mag niet gebaseerd worden op illusies. Daarom moeten we ons bezinnen over wat tot de verantwoordelijkheid van de overheid behoort en wat tot die van het individu. Professor Bouckaert sprak in een artikel in Trends over het centrum-linkse karakter van deze coalitie en stelde dat centrum-rechts een niche op markt van de politieke partijen vormt. Deze politieke tegenstellingen zijn vandaag voorbij gestreefd. Het ideologische debat gaat over de verdeling van de verantwoordelijkheid. Een voorbeeld hiervan is de kwestie van de schadevergoedingen in de dioxinecrisis. Volgens mij moet de overheid waken over veiligheid van het voedsel, maar niet de schade verzekeren die is onstaan omdat particulieren fraude hebben gepleegd. De overheid dient alleen te helpen als de zelfredzaamheid bedreigd wordt door grote sociale ellende maar moet niet het verlies aan winst en omzet compenseren. De overheid kan wel de sociale gevolgen van de sluiting van een bedrijf zoals Glaverbel opvangen, maar niet het bedrijf zelf redden. Inzake het moeilijke probleem van geweld op school, mag men de verantwoordelijkheid van ouders en jonge criminelen niet ontkennen. Het is ook verkeerd om de indruk te wekken dat de overheid het geweld op televisie aan banden kan leggen. Veel politici hebben het moeilijk om te erkennen dat de overheid niet alles kan oplossen. Om geen valse verwachtingen te scheppen is het evenwel bittere noodzaak om dat in te zien en te verkondigen. Concreet in verband met de begroting, betekent dat we ons moeten bezinnen over de vraag wat de kerntaken van de overheid zijn.
Ik ga akkoord met de heer Denys wanneer deze ons waarschuwt voor de illusies over de almacht van de politiek. Nochtans blijkt uit heel wat voorbeelden dat de nieuwe regering dergelijke illusies blijft voeden. Zo heeft minister Van Mechelen in de pers gezegd dat er schadevergoeding zou uitbetaald worden aan bedrijven die niet tot de landbouw behoren, maar in de bevoegde commissie heeft hij dat herroepen. Ook de heren Stevaert en Landuyt hebben maatregelen aangekondigd die ze in de realiteit niet kunnen realiseren. De heer Denys dient de regering dan ook te waarschuwen om niet langer dergelijke onmogelijke verwachtingen te creëren
In de commissie ad hoc en in de commissie voor Economische Aangelegenheden heb ik altijd gewaarschuwd voor een dergelijke berichtgeving. Ik heb altijd het standpunt verdedigd dat de Vlaamse regering alleen waarborgen zou verstrekken en daarvoor van de Europese overheid de toestemming zou trachten te krijgen. We zijn daarin geslaagd.
Dat klopt, maar het is een feit dat het beleid van de regering twee sporen volgt : men zegt andere dingen in het parlement dan in de media.
Minister Van Mechelen is altijd veel voorzichtiger in zijn uitspraken geweest dan ik. Aanvankelijk was ik voorstander van subsidies voor de bedrijven die getroffen waren door de dioxine-crisis, maar uiteindelijk ben ik overtuigd door de tegenargumenten. Dat bewijst nog maar een hoe dringend een debat is over de verantwoordelijkheid van de overheid, het individu en de bedrijven. Dat is de essentie van het debat over de kerntaken. We verwachten dat de beleidsbrieven daarover duidelijkheid zullen brengen.
Er is inderdaad een relatie tussen de begroting en de taken van de overheid. De vraag rijst of deze regering zich op haar kerntaken concentreert. Het subsidiariteitsbeginsel houdt ook in dat men aan particuliere organisaties toevertrouwd wat zij het meest efficiënt kunnen organiseren. Het zal is dan ook zeer interessant zij om te kijken welke maatregelen de regering zal nemen in het sociaal-cultureel werk. Het lijkt er namelijk op dat ze in naam van een misplaatst pluralisme een vorm van etatisme zal invoeren.
Het voeren van een debat over de kerntaken van de overheid is een essentieel debat waaraan men de vernieuwing van deze regering zal kunnen afmeten. Een dergelijk debat was ook in de vorige regeringsverklaring opgenomen, maar dat is nooit gevoerd.
Ik ben het eens met het pleidooi van de heer Denys voor een debat over de kerntaken van de overheid. Hoe kan hij dan echter deze begroting goedkeuren, terwijl daardoor de middelen voor het milieubeleid verhoogd worden met 500 tot 700 miljoen frank zonder dat er een evaluatie gemaakt wordt van de taak van de overheid, de pararegionale en het bedrijfsleven?
Sinds de staatshervorming in 1980 en in 1989 is er geen enkele Vlaamse regering in geslaagd om de organisatie en het beleid dat ze van de Belgische staat heeft geërfd fundamenteel in vraag te stellen. Er zijn wel nieuwe accenten gelegd, maar daarvoor werden gewoon nieuwe middelen uitgetrokken. Het oude beleid werd veel te weinig in vraag gesteld. Dat komt door de verzuiling, het corporatisme van verenigingen en de binding tussen de CVP en die organisaties van de zuil. Het is een zegen voor de democratie dat ze niet langer het beleid bepaalt. Dat biedt de kans om een ongebonden politiek te voeren. Ik pleit er niet voor dat er tegen deze organisaties gereageerd moet worden. Wanneer we de collectieve en de individuele verantwoordelijkheid bepalen, moeten we ook klaarheid scheppen over de juiste plaats van de organisaties uit het zogenaamde middenveld. Uit het onderzoek Open regio : blik in de toekomst van het Vlaams Economisch Verbond blijkt dat Vlaanderen goed scoort maar toch een aantal tekortkomingen vertoont. Zo is er bij het sociaal overleg te weinig aandacht voor de toekomstgericht en te veel voor het eigenbelang van de partners.
Het politieke klimaat en de omstandigheden zijn gunstig om hierin verandering te brengen. De heer Vinck, voorzitter van het VEV, heeft daartoe een oproep gedaan op het jaarlijkse congres en de minister-president is bereid om daarop in te gaan. Vlaanderen heeft nood aan snelle en concrete maatregelen, maar ook aan afspraken met het zogenaamde middenveld over de rol die ze kunnen spelen in onze samenleving. Ze kunnen helpen om een maatschappelijke consensus te vinden over de verzoening van economie en kwaliteit van het leven.
De VLD-fractie is ervan overtuigd dat deze regering een vernieuwing kan inluiden op voorwaarde dat ze haar eigen mogelijkheden niet overschat en erin slaagt een consensus te vinden met het middenveld over het algemeen belang. Mijn fractie zal hieraan op een kritische wijze meewerken. (Applaus bij de VLD, de SP en AGALEV)
Er werd hier al gezegd dat deze regering kan genieten van de voordelen van het strenge begrotingsbeleid van de vorige regering die geleid heeft tot een snelle afbetaling van de schuld. Er werd aan toegevoegd dat de economische omstandigheden nu zeer gunstig zijn : een economische groei van 2,5 percent; groot vertrouwen bij bedrijfsleiders en consumenten; gunstige vooruitzichten voor de werkgelegenheid en een inflatie onder controle. In een begroting moet men kunnen lezen wat het beleid dat men zal voeren, feitelijk is. Welnu, in deze begroting zie ik niet de vernieuwing waarover zo vaak is gesproken. Deze begroting werd niet als een overgangsbegroting aangekondigd, maar als een begroting met specifieke accenten. Ik zie deze accenten echter niet.
Men gaat ervan uit dat in deze regeerperiode meer middelen ter beschikking staan. Het opgeven van de euromeesternorm zou 121 miljard frank opleveren. De zerobasebudgetting en de heroriëntatie van de kredieten zou 15 miljard frank opleveren. PPS zou 30 miljard frank opleveren en de reële groei van de gewestbelastingen 14 miljard frank. Samengeteld is dat 195 miljard frank, waarvan er slechts 165 miljard frank bestemd wordt. Daarbij wordt dus nog geen rekening gehouden met de stijging van de personenbelasting ten gevolge van de stijging van de Vlaamse fiscale capaciteit. Bovendien worden geen privatiseringen aangekondigd en wordt op de PPS nog niet gerekend. De zerobasebudgetting en de herorintering van de kredieten is voor later. De versoepeling van de begrotingsnorm levert 9 miljard frank op waarvan 4,5 miljard frank op dit ogenblik wordt besteed. De reële groei van de gewestbelastingen wordt over een periode van vijf jaar op 15 miljard frank geschat. De heer Van Rompuy en de SERV hebben gezegd dat de regering netto niet meer dan 75 tot 95 miljard frank extra middelen zal kunnen creëren. Bovendien wordt 70 percent van de begroting opgeslokt door personeelskosten.
Inzake de middelen van de begroting voor dit jaar werd de achterstallige opbrengsten van de BTW aanvankelijk op 1,6 miljard frank geraamd, maar na discussies in het overlegcomité is dat herleid tot 1,1 miljard frank. Dat blijft hoofdzakelijk beperkt tot de stijging van de gewestelijke belastingen. Ook daar is er dus niets nieuws.
De uitgaven zullen stijgen met drie percent, omdat men de meesternorm verlaat. Men respecteert wel de strengste norm van de Hoge Raad voor Financiën. Een tweetal jaar geleden heb ik hier gezegd dat Vlaanderen 71 miljard frank verlies leed door de strenge toepassing van de meesternorm. Gewezen minister Demeester-De Meyer probeerde me er toen van te overtuigen dat dit niet waar was. Intussen heeft haar fractiegenoot, de heer Taylor, in de commissie voor Financiën, Begroting en Algemeen Beleid het verlies door dit strenge beleid op 80 miljard frank geraamd. Een verlies dat voortkomt uit het feit dat Vlaanderen meer bijgedragen heeft aan de afbetaling van de Belgische staatsschuld. Daarom ben er ik niet ongelukkig om dat de teugels wat gevierd worden zolang de begroting maar binnen orthodoxe normen blijft.
Wat zullen we in de toekomst doen met de beperkte fiscale autonomie? In het verleden hebben we de successierechten verlaagd. Mijn fractie heeft daar toen haar goedkeuring aan gehecht. Voor familiebedrijven werd een nultarief ingevoerd. Daarbij komt echter nog te veel administratieve rompslomp te pas. In de regeringsverklaring staat dat men een gezinsvriendelijk beleid wil voeren, maar men gaat er ook van uit dat de inkomsten uit successierechten zullen groeien. Ik beschouw de successierechten trouwens als een soort legale diefstal. Daarom meen ik dat minstens de successierechten tussen gehuwden moeten afgeschaft worden. Dat is al een eerste mogelijkheid om een gezinsvriendelijk beleid te voeren.
Er waren in het verleden ook ingrepen in het systeem van de onroerende voorheffing. Ook dit systeem is niet meer eerlijk. Er werd immers geen perequatie meer toegepast. Het kadastraal inkomen wordt gendexeerd, maar daarbij vergeet men dat de waarde van een onroerend goed buiten de wil van de eigenaar om in waarde kan verminderen. In het kader van het streven naar een fiscale autonomie moet daaraan iets gedaan worden.
Ondanks de zogenaamde goede sfeer tussen Vlaanderen en Walen wil minister Onckelinx blijkbaar beroep aantekenen bij het Arbitragehof tegen de zorgverzekering. Hoe ver staat het hiermee?
De CVP is niet de eerste die voorstelt om de registratierechten te hervormen. Wij hebben reeds vroeger een resolutie ingediend in de bevoegde commissie, maar deze is door iedereen afgekeurd. Nu zijn de meeste partijen hiervoor gewonnen, zelfs de meerderheidspartijen. Zij vinden dit een goed idee, maar moeten keuzes maken en kiezen nu voor de afcentiemen.
Wij waren hier ook voorstander van maar we moeten dit stap voor stap realiseren. Wij geloven niet in de korting omdat deze economisch niet belangrijk is. Men wil de werkloosheidsval aanpakken. In het regeerakkoord staat dat men door de verlaging van de registratierechten bij de aankoop van een woning de arbeidsmobiliteit wil vergroten. We moeten hier nu de nodige middelen voor voorzien.
Hierop hebben wij geen kritiek, ik wijs er enkel op dat wij hetzelfde voorstelden en iedereen dit afkeurde.
Nu mogen wij 3,2 miljard frank van onze eigen middelen gebruiken , maar hieraan zijn wel een aantal voorwaarden gekoppeld. Wij hebben deze toelating voor één jaar met de belofte dat volgend jaar niet moeilijk zal gedaan worden over een verhoging van de korting. De 2,45 miljard frank voor het Franstalige onderwijs is echter niet voor één jaar. Nu kan men wel argumenteren dat dit juridisch-technisch ook niet moest, maar de Vlaamse onderhandelaars konden dit geëist hebben om betere troeven in handen te houden. Zelfs dit hebben ze laten liggen.
De regering gelooft nog in de welwillendheid van de Walen. In het verleden hebben de Walen veel gekregen en beloofd maar nooit iets gegeven. Wij geloven dit niet meer. Wij hebben nu dus de toestemming om via de afcentiemen ons eigen geld te besteden op een manier die wij eigenlijk niet willen. De minister-president heeft gezegd dat hij via het tewerkstellingsbeleid de werkloosheidsval wil oplossen. In de commissie heeft hij gezegd dat het mogelijk zou zijn om selectieve afcentiemen toe te kennen.
U verwart een en ander. Er zijn twee soorten selectiviteit. Volgens de financieringswet kan men de afcentiemen niet beperken tot de inkomens uit arbeid. Het systeem van een forfaitaire korting geeft echter de laagste inkomensschijven meer voordelen dan de hogere inkomensschijven. Die selectiviteit is wel mogelijk.
De wijziging van de financieringswet of het bekomen van een grotere financiële autonomie was niet het onderwerp van het Sint-Elooisakkoord. We moesten binnen het kader van de financieringswet blijven. De wijziging van deze wet moet behandeld worden in de Costa en niet in het Overlegcomité.
Beweert de minister-president nu dat een korting van eenzelfde bedrag per aanslagbiljet selectieve afcentiemen zijn?
We moeten ons houden aan de bepalingen van de financieringswet. Ik heb geweigerd om de afcentiemen in te voeren in een kaderdecreet. Had ik dit wel gedaan, had men mij dit ook verweten. Er komt een ontwerp van decreet waarin de invoering van de afcentiemen concreet beschreven zal worden. Dit zal besproken worden in de bevoegde commissie. Ik heb het gevoel dat er grote afgunst is omdat wij gerealiseerd hebben wat tijdens de vorige regeerperiode onmogelijk was.
Op de laagste inkomens worden geen belastingen geheven. Zij halen dus ook geen voordeel uit de voorgestelde maatregel. Uit recente studies blijkt dat men armoede niet kan oplossen door fiscale maatregelen maar wel door een verhoging van de vervangingsinkomens.
Wij leven niet op een eiland. Ook de federale regering neemt tal van maatregelen die effecten hebben op het inkomen van de bevolking, onder meer het opnieuw invoeren van de indexering van de belastingschalen.
Door de afcentiemen wil de regering de werkloosheidsval helpen dichten. Doordat voornamelijk de laagste inkomens voordeel halen uit deze maatregel, zal de val echter vergroten, zeker procentueel. De vervangingsinkomens behoren immers zeker tot de laagste inkomens. Het wordt interessanter voor de werklozen om niet te werken. Hiervoor heeft men in 2000 3,2 miljard frank over, maar uiteindelijk zal men dus 40 miljard frank besteden om het probleem te vergroten.
Volgens mijn berekeningen gaat het over 40 miljard frank verdeeld over 5 jaar en over 3,6 miljoen belastingsplichtigen. Dit is dus 11.000 frank per 5 jaar voor elke belastingsplichtige, ongeveer 2000 frank per jaar dus.
Wij zullen deze begroting niet goedkeuren, omdat fiscale autonomie voor ons meer is dan een technisch akkefietje dat de transfers onbespreekbaar maakt. Als we onderhandelen moeten we durven te praten over echte fiscale autonomie. Voor ons is de enige oplossing een onafhankelijk Vlaanderen. (Applaus bij het VB)
We bespreken nu het hoofdstuk Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid.
Als ik de onderwijsbegroting vergelijk met de ambities en beloftes van de Vlaamse regering, kan ik niet anders dan ontgoocheld zijn. De beperkte begrotingsgroei is in de eerste plaats het gevolg van de dynamiek van het onderwijs. De vrije marge van de onderwijsbegroting is beperkt. Ook de heer Van Dijck heeft hierop gewezen.
Als ik deze begroting vergelijk over een periode van meerdere jaren, dan zijn de onderwijsmiddelen inderdaad toegenomen. In vergelijking met de begroting van vorig jaar is die toename eerder beperkt. Er is helemaal geen sprake van een inhaalbeweging als we de onderwijsbegroting vergelijken met begrotingen voor andere beleidsdomeinen. En dat terwijl onderwijs een belangrijke prioriteit is, iets waar ook de heer Vandenbroeke op gewezen heeft.
We evolueren stilaan naar een maatschappij waarin kennis en persoonlijke sterkte belangrijk zijn. Als we in die maatschappij onze gunstige positie willen behouden en zelfs verbeteren moeten we onze onderwijsinspanningen zeker verhogen. Deze begroting biedt ons die kans niet. In de Septemberverklaring werd 20 miljard extra aangekondigd of vier miljard frank per jaar. Op die manier haalt de onderwijsbegroting zelfs de gemiddelde begrotingsgroei niet. Bovendien is het Sint-Elooisakkoord nog een bijkomend verraad voor iedereen die de positie van het onderwijs wil versterken. Ik ben echt bezorgd. Volgens de heer Van Baelen is dit geen overgangsbegroting. Ik hoop van wel, anders staat ons een grijs beleid te wachten.
Met de beperkte extra middelen wil deze regering alleen maar de aangegane verplichtingen nakomen. De heer Van Nieuwkerke merkte tijdens de commissiebespreking op dat deze begroting in een continuüm past. Op zich vind ik dat een goede zaak, maar het is onvoldoende in vergelijking met de extra middelen op de begroting.
De vrijgemaakte middelen voldoen evenmin aan de verwachtingen van de sector. Het basisonderwijs krijgt 399 miljoen frank extra om kosteloos onderwijs te garanderen, om schoolzwemmen effectief op te nemen in de eindtermen en om de beleids- en administratieve hulp uit te werken. Alle fracties waren het erover eens dat die middelen zelfs niet volstaan voor het schoolzwemmen. Bovendien zorgt deze eindterm ervoor dat een aantal scholen middelen verliezen.
Het is onjuist dat alle fracties het daarover eens waren. We hebben daar lang over gediscussieerd. De scholen mogen deze eindterm zo creatief mogelijk uitwerken. Bovendien zwemt al 30 percent van alle kinderen gratis, wat erop wijst dat de toestand verschilt van school tot school.
Ondanks jarenlang klerikaal bewind worden ouders die hun kinderen naar christelijke scholen sturen nog altijd gediscrimineerd. De heer Martens kan toch niet verwachten dat deze vrijzinnige regering cadeaus uitdeelt aan die ouders. Het gaat om meer dan alleen maar schoolzwemmen. Er wordt immers systematisch geld uitgetrokken om kinderen uit het vrije onderwijs weg te lokken. Het vrije onderwijs is de enige plaats waar Vlaamse kinderen nog een Vlaamse opvoeding krijgen. Mocht de heer Martens nu in Antwerpen school lopen, dan zou hij nooit worden wie hij is. Kinderen van christelijke ouders worden schandalig behandeld. De CVP heeft daar nooit iets aan gedaan.
Tijdens de vorige regeerperiode hebben wij de niet-objectiveerbare verschillen laten bestuderen. In het basis- en secundair onderwijs hebben we grote stappen gezet en zijn we uiteindelijk tot een verhouding van 76 op 100 gekomen. Bovendien zal ieder kind evenveel krijgen na de definitieve studie.
De CVP heeft lang aangedrongen op deze studie. Het gaat ons niet om de vijandschap tussen de verschillende scholen. Wij willen alleen dat alle kinderen gelijke kansen krijgen.
Maar liefst 75 percent van alle ouders moet offers doen om hun kinderen op te voeden in een sfeer die zij wezenlijk achten.
Toen we het decreet op het basisonderwijs bespraken, heeft de oppositie aangedrongen op een studie over de niet-objectiveerbare verschillen. De CVP heeft dat toen geweigerd. Pas na het Tivoli-akkoord heeft toenmalig minister van Onderwijs, de heer Luc Van den Bossche ermee ingestemd.
Ik ontken niet dat uw fractie en de rest van de oppositie daarin een rol speelde, maar het initiatief kwam wel grotendeels vanuit mijn partij. Dat kan de toenmalige commissievoorzitter bevestigen.
Inderdaad. De CVP-fractie wilde immers voor eens en voor altijd de discussie over de verschillen afsluiten. Ons principe daarbij was en is dat alle leerlingen op gelijkwaardige basis gefinancierd moeten worden. Wetenschappelijke studie moest daarbij becijferen hoeveel een leerling mag kosten.
Tijdens de voorbije zittingsperiode hebben wij uiteindelijk in de commissie Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid een vrij grote eensgezindheid bereikt over de aanpak van die kwestie. Daarnaast was er het Polder- en vervolgens het Tivoli-akkoord.
Wat de studie over de objectiveerbare verschillen betreft, daarvan wordt de tweede fase vrijdag aan de ministerraad voorgelegd. Voorts hebben wij in de begroting 2000 bijkomend 399 miljoen frank vastgelegd, die voor een deel kan aangewend worden om de kosteloosheid dichterbij te brengen. Dat doel is niet eenvoudig te bereiken en daarom beloven wij een stappenplan voor 2001. Wat de opmerking van de heer Verrijken betreft : zijn verhaal is achterhaald, wat had kunnen vermeden worden als hij de discussies in de commissie had gevolgd.
Met 399 miljoen frank kan men geen drie dingen tegelijk doen : én directies steunen én zwemlessen organiseren én kosteloosheid realiseren. Zoiets beweren staat gelijk met de scholen belazeren.
U draait de zaken om. De plaatselijke scholen kunnen zelf op creatieve wijze kiezen waarvoor zij de middelen prioritair aanwenden. Men kan toch niet ontkennen dat een investering van 399 miljoen frank een mooie eerste stap van het aangekondigde stappenplan vormt.
Toch wel, want de keuze bestaat in feite niet. Schoolzwemmen is immers een eindterm en moet dus verplicht gerealiseerd worden. Het geld moet dus noodzakelijk daarheen.
Ook het hoger onderwijs blijft op zijn honger. Toch zijn de noden er groot. Niet toevallig begint deze week een actieweek. De voorstellen van de administratie ten voordele van sociale toelagen in het hoger onderwijs werden gehalveerd : men schenkt de andere helft aan de universiteiten. De minister schiet tekort en weet dat zelf, anders zou zij niet naar de begrotingscontrole verwijzen.
Dat de noden in het hoger onderwijs groot zijn, zei ik deze ochtend ook al. U vergeet erbij te zeggen dat zulks in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van uw partij is. Bij de herstructurering werd immers geen bijkomende enveloppe voor sociale begeleidingsmaatregelen aangeboden. Men beschouwde het geld als een voorafname, en wel uit een gesloten enveloppe : daarom zit het hoger onderwijs vandaag in een precaire financiële situatie.
Ook wij hebben er steeds op gewezen dat het verkeerd was het sociaal passief niet uit de gesloten enveloppe te weren.
Uw fractie heeft in elk geval mee bijgedragen tot de ontwikkeling van de herstructurering en het enveloppesysteem.
Wij hebben ons toen inderdaad constructief opgesteld, maar niet ten aanzien van het begrotingsbeleid. Dat laatste was rooms-rood en behield ten onrechte het sociaal passief in de enveloppes.
De begrotingscontext was toen geheel anders dan nu. Men mag vandaag dan ook geredelijk meer dynamiek verwachten, bijvoorbeeld ten aanzien van de lerarenherwaardering. Men verarmt de blik tot een louter budgettaire, waarbij men enkel het acute tekort aanpakt.
Ik liet eerder al weten dat we dat probleem ten gronde zouden bespreken bij de publicatie van de beleidsnota. Ook ik betreur dat dat pas in januari zal kunnen plaatsvinden. Overigens liet ik in mijn antwoorden op vragen en interpellaties al in mijn kaarten kijken.
Het is waar dat wij ons in 2000 concentreren op de vervangingspools, maar dat er is nu eenmaal acute nood aan dat hulpmiddel.
Dat neemt niet weg dat de leraars in ruimere zin niets moeten verwachten voor 2001. Ook niet inzake navorming, waar de privé-sector wel inspanningen blijkt te kunnen leveren.
Waar gaat men de middelen halen voor de verwachte vijfde Vlaamse CAO 1999-2000? We weten nochtans dat er eisen op tafel liggen inzake loonsverhoging, arbeidsvoorwaarden en wegwerken van anomalieën.
Ook de basiseducatie is jammerlijk vergeten. Nochtans speelt die een cruciale rol in het bijbrengen van de kennis Nederlands.
Op het moment dat het federale parlement debatteert over de naturalisatie, is het Vlaams Parlement aan zichzelf verplicht mee vorm te geven aan de integratie of - zo u wil - de inburgering. Het honoreren van het decreet etnisch-culturele minderheden en het decreet op de basiseducatie blijft uit.
En dan is er nog het beroeps- en technisch onderwijs. Vele vragen blijven open en het wachten op de beleidsnota betekent in feite een uitstel tot de begroting 2001. (Applaus bij de CVP)
De manier waarop de CVP oppositie voert verschilt van de wijze waarop wij dat in het verleden deden. De VLD was moediger en consequenter : toen we meeruitgaven voorstelden, suggereerden we meteen ook hoe dat kon worden gecompenseerd door besparingen op andere domeinen.
We stelden een alternatieve begroting voor.
Dat hebt u slechts eenmaal gedaan : in 1994.
De enige kritiek van de heer Martens is blijkbaar dat het niet snel genoeg gaat. Daarmee ben ik het eens : we moeten ons echter houden aan een strak begrotingsbeleid.
De ambities zijn bijzonder hoog, maar de beloftes zullen niet kunnen worden ingewilligd.
Zal de heer Denys sommige van onze amendementen steunen?
Neen. U blaast immers koud en warm tegelijk. U wil enerzijds terug naar de meesternorm, maar anderzijds kosten uw amendementen meer dan 12,1 miljard frank.
Ik kan onmiddellijk enkele miljarden frank in de begroting vinden : de Aquafinoperatie kan bijvoorbeeld onmiddellijk worden uitgevoerd. (Rumoer)
De heer Martens heeft in de commissie gezegd dat we een voorbeeld moeten nemen aan de grote inspanningen die sommige bedrijven doen voor de vorming van hun werknemers. Dat klopt. Waar de particuliere sector het goed doet, hoeft de overheid evenwel niet tussen te komen.
Naast extern pluralisme, dat olie is op het vuur van de strijd tussen de netten, is er nood aan intern pluralisme. Toen de heer Martens dat principe verdedigde bij de overname van de gemeentescholen door het vrije net, werd hij teruggefloten door de Guimardstraat. Is de heer Martens bereid om dat interne pluralisme samen met ons te verdedigen? Zo zullen veel middelen vrijkomen die elders beter kunnen worden besteed. (Applaus bij de VLD)
De verwezenlijking van onze amendementen zal geen 12,1 miljard frank kosten, maar slechts 1,8 miljard frank. De Vlaamse regering vraagt daarentegen voor 6 miljard frank bijkredieten in het kader van de begrotingscontrole.
Tijdens de commissiebesprekingen stelde de CVP amendementen voor voor 12,1 miljard frank. Blijkbaar heeft de partij sommige voorstellen aangepast nadat ze mijn kritiek had gehoord in de commissie.
De heer Van Rompuy heeft er al herhaaldelijk op gewezen dat ik voor 2,5 miljard frank bijkredieten heb gevraagd. Ik neem zelf de verantwoordelijkheid op voor de kredieten die ik inschrijf in de begroting voor het jaar 2000. Op 31 december 1999 zal ik een stand van zaken opmaken : bijkomende kredieten zullen dienen om de achterstand goed te maken van de vorige regering met betrekking tot de investeringskredieten voor het begrotingsjaar 1998-1999.
Ik geef de heer Martens op een aantal punten gelijk. Het klopt dat niet alle vragen over het onderwijs beantwoord zijn, maar men kan ook niet verwachten dat zoiets in een keer gebeurt. Het is belangrijk dat er niet geraakt wordt aan de uitvoering van recent goedgekeurde decreten en CAO's. Ook kan er niet gesproken worden van een overgangsbegroting. Het gaat om een volwaardige onderwijsbegroting waarin een aantal aanzetten gegeven worden tot nieuwe engagementen.
Terwijl de globale begroting stijgt met 1,7 percent, neemt die voor het onderwijs toe met meer dan 3 percent of 7,7 miljard frank. Dat wijst erop dat de regering onderwijs weer hoog op de politieke agenda wil plaatsen. Iedereen is het erover eens dat de substantiële middelen op termijn behouden moeten blijven en eventueel verhoogd worden. De middelen zijn adequaat verdeeld over de onderwijsactoren en -sectoren. Er is oog voor de verzuchtingen van het personeel en er ligt een belangrijke klemtoon op de verhoging van de middelen voor de werking en de investeringen.
De bijkomende middelen van 399 miljoen frank voor het basisonderwijs zijn erg belangrijk. Daarmee wordt een belangrijke aanzet gegeven voor de kosteloosheid van het basisonderwijs. Het is de bedoeling om die te bereiken via een stappenplan.
Voor infrastructuur worden terecht bijkomende financiële middelen vrijgemaakt. In de bevoegde commissie heeft de heer Martens gezegd dat hij het betreurt dat er 2,1 miljard frank naar de onderwijsinfrastructuur gaat. Daarmee wil men iets doen aan de achterstand van bepaalde schoolgebouwen. Het is belangrijk een visie te ontwikkelen over het ruimtelijk en architecturaal kader waaraan een schoolgebouw dient te voldoen. Daarmee wordt immers expliciet aangegeven dat niet alleen persoonsgebonden materies belangrijk zijn voor het onderwijs, maar ook de omgevingsfactoren. We hopen dat de minister die inhaalbeweging in de komende jaren zal verderzetten.
Voor de hogescholen voorziet de minister in voldoende middelen om de doelstelling van de campusvorming te realiseren, maar we vragen haar aandacht om de mogelijkheden van samenwerkingsverbanden inzake de infrastructuur tussen hogescholen op het terrein zelf te stimuleren om mogelijke versnippering van middelen tegen te gaan.
Er zijn afspraken gemaakt met hogescholen over de samenwerking tussen hogescholen onderling en tussen hogescholen en universiteiten, en over de stijging van de sociale voorzieningen, die op termijn gefaseerd doorgevoerd zal worden.
Erg hoopvol zijn de inspanningen op het vlak van de zorgverbreding en het onderwijsvoorrangsbeleid. Het onderwijs heeft immers de bijzondere taak om alle jongeren optimaal te begeleiden. De intentie om de administratieve rompslomp te verminderen, het samenbrengen van de diverse zorgprojecten en het evalueren van bepaalde projecten stemmen ons hoopvol. Aandacht voor jongeren die het moeilijk hebben is belangrijk.
Voor de financiering van de hogescholen blijkt dat bij de budgetcontrole van begin volgend jaar een nieuwe rekening moet gemaakt worden. Toen de begroting in september opgesteld werd, was het probleem van de hoge financiële druk bij sommige hogescholen nog niet aan de orde.
Het probleem van de budgettaire druk van de hogescholen was beslist al gekend op het ogenblik dat de begroting opgemaakt werd. Uiteraard zijn er grote verschillen tussen de hogescholen onderling.
De precaire situatie van hogescholen was inderdaad al bekend. De heer Van Baelen kan niet de indruk wekken dat de regering deze noden niet gekend zou hebben.
In de vorige regeerperiode hebben we 585 miljoen frank in de hogescholen gepompt. We wisten toen al dat dit niet de helft van de behoeften dekte.
Het probleem moet vanuit verschillende gezichtspunten bekeken worden. De hogescholen hebben er een honderdtal nieuwe opties bijgekregen. Ook dat moet in rekening worden gebracht.
Het financiële beeld van de hogescholen verschilt onderling enorm en de problematiek dient dan ook in zijn totaliteit bekeken te worden.
De basisfinanciering en de werkingstoelagen van de universiteiten stijgen eveneens substantieel. Dat is noodzakelijk om zowel de kwaliteit van het onderwijs als de onderzoekscapaciteit te verstevigen. We steunen de doelstelling om voor de universiteiten een meer geïntegreerd beleid na te streven waarbij de globale financiering bekeken wordt en een aanzet gegeven wordt tot het wegwerken van een aantal onevenwichten, zoals dat tussen de basisfinanciering, de werkingstoelagen en het contractonderzoek. Een ander onevenwicht situeert zich op het vlak van de kredieten voor onderzoek op initiatief van de vorser zelf en die waarvan de opdrachtgever het onderwerp bepaalt. De kredieten van het bijzonder onderzoeksfonds worden verhoogd. Daardoor kunnen de universiteiten zelf een eigen onderzoeksbeleid voeren.
Tijdens de besprekingen in de bevoegde commissie nam minister Vanderpoorten regelmatig de woorden traject en evaluatie in de mond. Het onderwijs heeft nood aan permanente bijsturing en evaluatie om nieuwe ontwikkelingen te toetsen. Het heeft ook baat bij duidelijkheid over de toekomst waarvoor de uit te tekenen trajecten dienstig kunnen zijn. De VLD-fractie zal u volmondig steunen in de uitbouw van een kwaliteitsvol onderwijs. We zijn verheugd met uw engagement om het parlement van zeer nabij te betrekken bij de uitbouw van uw beleid. U kan op onze steun rekenen. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Voor een efficiënt beleid zijn er niet alleen centen en percentages nodig, maar ook een kwaliteitsbepaling en een inhoudelijke visie. De woordenschat van minister Vanderpoorten is er een van iemand die het veld kent. Ik waardeer het enorm dat ze door een eigen visie veranderingen in het onderwijs wil brengen. De vraag rijst evenwel of een dergelijke grootmoedige maar tevens kwetsbare ingesteldheid effect kan uitoefenen op de tegenstrijdige meningen binnen de meerderheid, de vastgeroeste structuren en de hooggeleerde maar wereldvreemde bastions.
Ik ga niet aan afbraakpolitiek doen. Ik wil enkel beklemtonen wat ik inhoudelijk in deze onderwijsbegroting mis : evenwicht. Ik geef enkele voorbeelden.
Zo is er beroering binnen de hogescholen. Dat is altijd een aanwijzing van ongenoegen, vaak een product van bestaande onevenwichten. Er is inzake de hogescholen een onevenwicht tussen de gesloten enveloppe en de werkelijke behoeften, tussen de werkelijke budgetten en de bedragen die overblijven na aftrek van de vooraf te verwerven gelden, tussen de werkelijke budgetten en de nieuwe maatschappelijke uitdagingen, tussen de opvattingen over lokale autonomie en de beschikbare administratieve omkadering, tussen de bestaande enveloppe en het sterk stijgend aantal studenten en tussen de sociale voorzieningen aan de hogescholen en die aan de universiteiten. Dergelijke onevenwichten cultiveren naijver en ongenoegen.
Dergelijke onevenwichten stel ik ook vast bij het item zorgverbreding. De minister schenkt daar terecht veel aandacht aan. Onder het hoofdstuk zorgverbreding worden drie welafgebakende projecten gegroepeerd : het onderwijsvoorrangsbeleid sedert 1991, het deelpakket zorgverbreding sedert 1993 en het deelpakket voor de Nederlandstalige scholen in de rand- en taalgrensgemeenten sedert 1997. Deze hebben hun doelstellingen en aanpak inderdaad grotendeels gemeen : een kwaliteitsverhoging van het aanbod in de scholen die het moeilijk hebben wegens een achterstand van de allochtone schoolpopulatie. Het zijn ook innovatieprojecten die veel middelen vergen maar die zeer eenzijdig gericht zijn wat doelstellingen en actieterrein betreft.
Om die onevenwichten op te heffen moet de zorgverbreding veralgemeend worden. Er moet een evenredig en uitgebalanceerd beleid worden gevoerd dat zich richt tot alle actoren. Daarbij denk ik onder meer aan ouderschapstraining en opvoedingsondersteuning. Ook de algemene schoolparticipatie moet inhoudelijk breder worden dan de leerlingenparticipatie waarvan sprake is in de begrotingsnota. Dit moet alle actoren van het schoolgebeuren verenigen : ouders, leerlingen en leerkrachten. Dit kan niet de schoolparticipatie zijn van de grote en de kleine conflicten, die kenmerkend zijn voor een klimaat van verkeerd begrepen mondigheid, maar de schoolparticipatie van de strikte regels en de strikte afspraken, waarin het algemeen belang primeert, waarin opvoedkundige regels heilig zijn, die een kordate leiding centraal stelt en waarbij orde en tucht synoniem zijn van een humane en serene opvoeding en van een begripsvolle genegenheid. Dergelijke items heb ik in deze begroting niet teruggevonden. Dit zou nochtans voor de nodige evenwichten kunnen zorgen.
Het project zorgverbreding moet opnieuw bekeken worden. Het element participatie staat uitgebreid beschreven in de beleidsnota, en daar gaat het niet alleen over leerlingen, maar ook over ouders en leerkrachten. Het betreft niet enkel rechten, maar ook verantwoordelijkheden.
Ik beoordeel nu de begroting en niet de beleidsnota, die ik pas gisteravond heb kunnen inkijken.
Met evenwicht inzake de infrastructuur bedoel ik onder meer het evenwicht tussen de doelgroepen en de commerciële krachten en tussen de moderne vloedgolf van informatica en de werkelijk pedagogisch nuttige effecten.
In dit laatste voorbeeld wil ik waarschuwen tegen commercieel gestuurde overacting die kan leiden tot een geldverslindend electronica-aanbod dat onvoldoende gebruikt wordt. Er wordt bijvoorbeeld 50 miljoen frank begroot voor een electronisch leerplatform in het BIS. Bovendien is er sprake van een netoverschrijdend communicatienetwerk dat zou uitgebreid worden tot alle middelbare scholen en dat zelfs internationaal zou opgevat zijn.
Ik meen dat dit inderdaad commerciële overacting is. Hierbij wil ik uiteraard enkel waarschuwen tegen een overdadig budget dat een geleidelijk groeiproces zou verstoren. Deze inhoudelijke kritiek moet gezien worden als een geheel van evenwichtsvoorstellen die aansluiten bij de bezwaren van mijn inleiding.
Men moet bedenken dat deze begroting totaal verschillend is van die van de andere beleidsdomeinen omdat ze geen materie maar de geest behelst. Men mag niet vergeten dat het belangrijkste opvoedingsorgaan niet het hoofd maar het hart is. Een goede begroting moet steunen op een evenwicht tussen het hoofd en het hart. Ook dat evenwicht is afwezig in deze begroting en dat is jammer, want het is de sleutel van het hele verhaal. (Applaus bij het VB)