Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de beleidsnota Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen 1999-2004, ingediend door mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen.
De bespreking is geopend.
Minister Vogels wordt over enkele minuten verwacht. Ik stel voor de vergadering gedurende vijf minuten te schorsen.
De vergadering wordt geschorst om 14.06 uur.
De vergadering wordt hervat om 14.09 uur
Minister Vogels had een symfonie aangekondigd. De eerste noten klinken werkelijk veelbelovend, maar het geheel blijkt toch onvoltooid te zijn en af en toe is er zelfs sprake van gebrek aan harmonie of zelfs kakafonie. Het euvel van de begroting wordt herhaald : de tekst van de beleidsnota is vaag en onduidelijk.
Wij zouden graag bevestigen dat het een degelijk werkstuk is. Er worden inderdaad vele problemen aangehaald en ook sommige knelpunten gaat men niet uit de weg. Door het gebrek aan uitdieping en concretisering creëert men onzekerheid en voedt men de antipolitieke stemming. Ik geef enkele voorbeelden van de genoemde vaagheid en dubbelzinnigheid.
De beleidsnota stelt de vermarkting aan de orde maar zegt niets over de beleidskeuze tussen particuliere en openbare initiatieven. Het onderdeel zorgaanbod voor ouderen is concreter : basiszorgaanbod door de overheid en supplementaire dienstverlening op de vrije markt. Alleen : dat kan nu toch ook al? Welke keuze maakt de minister terzake in de eerstelijnsgezondheidszorg, het integratiebeleid of de kinderopvang? Beken kleur.
Een ander voorbeeld : de minister wil de overgang van een aanbod- naar een vraaggestuurd beleid bewerkstelligen. Hoe zal de vraag bepaald worden? Door zorgindicatie? Wat is de plaats daarin van de gebruikersrechten? Wat bedoelt de minister precies met het middenveld waarop de beleidsnota de klemtoon legt? Hoe wil zij de participatie organiseren? Het regeerakkoord lanceerde het zogenaamde sociaal huis, terwijl de beleidsnota suggereert dat de minister er niet echt achter staat. Als men de OCMW's wil verfijnen tot een fysiek loket waar elke burger terechtkan, heeft men dan het model van minister Sauwens, dat van minister Landuyt of dat van minister Vogels voor ogen?
Het blijft wachten op concrete voorstellen. Dat geldt evenzeer voor het beloofde stappenplan ter uitvoering van het decreet op de zorgverzekering. Wij blijven in elk geval voorstander van een solidaire zorgverzekering, die rekening houdt met draagkracht, inkomen en leeftijd.
Al sinds het regeerakkoord belooft de minister dat ze de resolutie van het Vlaams Parlement inzake de Bijzondere Jeugdbijstand zal uitvoeren. We wachten op concrete voorstellen in het parlement en niet in de pers. Of verwacht de minister dat wij dat werk verderzetten vanuit de bevoegde commissie? Wij zijn daartoe bereid indien dat kan in een constructieve sfeer en over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, zoals in het verleden. Mevrouw Merckx-Van Goey zal verder ingaan op het thema van de Bijzondere Jeugdzorg.
We missen ook concrete acties inzake ouderenbeleid. We horen niets concreets over wonen voor ouderen of over het nieuwe rusthuisconcept. De beleidsnota is tegenstrijdig : enerzijds wil de minister leeftijdsdiscriminaties tegengaan, anderzijds beperkt ze een aantal programma's inzake borstkanker of baarmoederhalsscreening tot 65 of 70 jaar. Ze haalt aan dat ze coördinerend minister is voor het ouderenbeleid. Het is dan ook jammer dat die horizontale bevoegdheid niet doorgetrokken wordt in de andere beleidsnota's. Alleen minister Stevaert geeft een aantal cadeaus aan ouderen, maar dan alleen aan diegenen waarvoor een lijnbus beschikbaar is.
De beleidsnota lijkt zich ook weinig te bekommeren over de betaalbaarheid van het gezondheids- en welzijnsbeleid. Er wordt geen enkel cijfer genoemd over de financiële repercussies van de beleidsintenties. Ik denk daarbij onder meer aan een operationeel gemaakt persoonsgebonden assistentie-budget.
Voor minister Vogels heeft het blijkbaar ook geen belang of ze bevoegd is voor een bepaalde materie of niet. De ene keer getuigt ze van een grote expansiedrang, de andere keer van een te grote bescheidenheid.
Enerzijds wil ze de federale regering overstemmen. Haar benadering inzake de combinatie van gezin en arbeid ligt in het verlengde van het reeds jaren gevoerde beleid en is positief. Daarbij is er onder meer aandacht voor onthaasting en zorgkrediet en voor de uitbreiding van een dienstenpakket. Maar heel wat aspecten ontsnappen aan haar bevoegdheid. Wat ze met de nieuwe naam zorgkrediet aanduidt, is hetzelfde als wat reeds jaren werd opgebouwd op federaal niveau, namelijk de verschillende systemen van loopbaanonderbreking en de uitbreiding van het familiaal verlof, die onder impuls van CVP-minister Miet Smet werden uitgebouwd. Tien dagen verlof om dwingende redenen, mochten die betaald zijn, zijn trouwens reeds meer dan een jaar zorgverlof. De problemen terzake hebben trouwens minder te maken met de afwezigheid of de onvolkomenheid van de regelgeving, dan met de concrete mogelijkheid om dat verlof op te nemen. Op arbeidsrechtelijk vlak is de collega van het federale niveau bevoegd en noch minister Vogels noch minister Landuyt.
De minister plaatst de vrijwilligers op het voorplan. Ze verklaart dat ze iets wil doen aan hun statuut. Het fiscaal statuut is tijdens de vorige legislatuur op het federale niveau geregeld. Ook het sociaal statuut vergt maatregelen op het federale en niet op het Vlaamse vlak. Ze heeft het echter niet over een regeling van het ingebouwde vrijwilligerswerk en over de bijbehorende financiering, iets waarvoor ze wel bevoegd is. We vinden de aandacht voor de vrijwilligers bovendien niet terug in het onderdeel over de gezondheidszorg, hoewel vrijwilligers een zeer belangrijke rol spelen op het vlak van de preventieve gezondheidszorg.
Anderzijds laat ze zich dicteren door de federale overheid en mis ik haar gedrevenheid om mee een stempel te drukken op het beleid. Haar aandacht voor een beleid rond jeugddelinquentie is positief, maar ze rept met geen woord over een mogelijk overleg met de federale overheid over de hervorming van de wet op de jeugdbescherming. Ze laat minister Verwilghen dicteren welke marge haar wordt toegemeten inzake preventie van jeugddelinquentie. Is hij van plan zijn beleidsnota naar voren te brengen in de Kamer of de Senaat? Dat zou het goede moment zijn voor minister Vogels om haar ideeën naar voren te brengen. Indien het Vlaamse gezins- en gezondheidsbeleid behoefte-gestuurd wil werken, dan wordt het gekortwiekt, aangezien een belangrijk financieringsinstrument, namelijk de kinderbijslag, federaal is.
Bovendien werden sommige thema's onvoldoende uitgewerkt. In het raam van de begrotingsbesprekingen onderstreepte de minister dat ze coördinerend minister is voor het gezinsbeleid. Een uitgewerkte visie, vertaald in een stappenplan, ontbreekt echter volkomen. Ze stelt dat de beleidsnota op vele plaatsen verwijst naar de plaats van kinderen en gezinnen in het welzijns- en gezondheidsbeleid. Waarom is er dan niets terug te vinden over gezins- en relationeel werk? Daarbij heb ik het zeker niet alleen over scheidingsbemiddeling, maar ook en vooral over huwelijks- en relatiebemiddeling en -begeleiding.
Reeds enkele maanden ligt er een beleidsbrief over kinderopvang in het verschiet. Jammer genoeg vertelt de minister hierover bijna niets in haar beleidsnota. Blijkbaar wil minister Landuyt daarover meer vertellen. Of beide ministers het met elkaar eens zijn, is een andere vraag. Overigens mengt ook minister Sauwens zich in het debat. Hij wil van de buitenschoolse kinderopvang een sportief gebeuren maken. Een ding is zeker : vernieuwing is tegenwoordig hetzelfde als het uitdelen van cheques. Minister Landuyt heeft het duidelijk over cheques. Minister Vogels is op dat vlak veel onduidelijker. Bovendien rept ze met geen woord over de herkomst van de middelen en over de stroomlijning van de financiering.
U voorziet in een uitbreiding van het kinderopvangaanbod, maar het budget is onvoldoende. Ook maakt u niet duidelijk over hoeveel plaatsen het gaat. Hoe wil u concreet de problemen aanpakken, zoals bijvoorbeeld de noden van gezinnen met zieke kinderen? Hoe ziet u de verhouding tussen private en gesubsidieerde erkende kinderopvang? We hopen in ieder geval dat naar aanleiding van de begrotingscontrole voldoende middelen voorzien worden.
Ook het probleem van de opvoedingsondersteuning komt in de beleidsnota te weinig aan bod. Dat Kind en Gezin als coördinator aangeduid wordt, is verre van voldoende. Ouders stellen zich niet alleen vragen bij de opvoeding van hun peuters van drie tot zes jaar, maar ook bij het opgroeien van hun tieners.
Er moet duidelijk gewerkt worden aan het opnieuw ter sprake brengen van de opvoedingsproblematiek. Opvoeding moet een beleidsthema worden, zoals bijvoorbeeld de verkeersveiligheid, de agressie, de stress en het vliegtuiglawaai op en rond de luchthaven van Zaventem. De opvoedingscapaciteit van de ouders moet versterkt worden, niet door er therapeuten op af te sturen, maar wel door het natuurlijk netwerk tussen mensen nog meer te ondersteunen en te stimuleren.
In een volgende fase kan worden gedacht aan een opvoedingswinkel of aan therapeutische hulpverlening. Dat vergt een geïntegreerde aanpak waarin alle partners hun plaats krijgen. Wij wachten op een concreet initiatief.
Tot slot wil ik het nog even hebben over de social-profitsector. In de beleidsnota staat daarover erg weinig. Er is geen spoor van engagement van de regering en de problematiek lijkt helemaal te worden doorgeschoven naar de sociale partners. Met een aantal belangrijke vragen blijven we zitten. Waarom is er bijvoorbeeld in de begroting 2000 niets vastgelegd om de meerkost te dekken, als vanaf september verschillende DAC-deelsectoren worden geregulariseerd? Wanneer zullen de loonverschillen in de sector worden weggewerkt? Daar is een engagement van de regering nodig omdat de werkgevers deze meerkost niet kunnen dragen.
Tevens rijst de vraag welke stappen u zal ondernemen tot herwaardering van de sector en van de diverse zorgberoepen op het vlak van het loon, het statuut en de arbeidsvoorwaarden? Wil u alle partijen achter uw beleid scharen, dan zal u daarover erg snel duidelijkheid moeten geven.
De beleidsnota leek op het eerste gezicht harmonisch en zelfs vernieuwend, maar bij nader inzien zitten er heel wat onduidelijkheden en onvolledigheden in. Het is absoluut nodig om die weg te werken, wil uw beleid geloofwaardig blijven. Wij zullen over de beleidsnota een met redenen omklede motie indienen. (Applaus bij de CVP
Ook onze fractie is weer op volle kracht en heeft voor de bespreking van de beleidsnota voor het getal veertien gekozen. Minister Vogels heeft haar beleidsnota aan de pers voorgesteld in onvervalste Rob Van Oudenhoven-stijl onder de ronkende titel "De XII werken van Mieke Vogels." We hebben in de nota zeven deugden en zeven ondeugden vastgesteld.
De eerste deugd is de uitgebreide aandacht voor opvoedingsondersteuning. Eindelijk komt er aandacht voor het voorkomen van opvoedings-problemen en voor het steunen, bijsturen en beïnvloeden van de sociale context waarin kinderen zich ontwikkelen. Opvoedingsondersteuning is gericht op de participatie van kinderen in het gezin en dat als basis voor hun participatie in andere sociale contexten. Het is dan ook belangrijk dat het participatievermogen van kinderen zo vroeg mogelijk in de opvoeding benut wordt. Wij zijn zeer tevreden met de mogelijkheden die de beleidsnota voor opvoedingsondersteuning biedt. Wij kijken uit naar de concrete invulling ervan.
De eerste ondeugd is dat u moeilijk kan omgaan met de vermarkting van het aanbod. U neemt een zeer defensieve houding over dat thema aan door er alleen wat vragen over te stellen. Het Vlaams Economisch Verbond (VEV) stelt terecht dat u reflecteert over het fenomeen, maar dat u het niet als een instrument ziet om tot een kwaliteitsvolle dienstverlening te komen via een efficiënte besteding van de middelen. Toch zou het een logische stap zijn om een plaats te geven aan de markt in een beleid dat behoeftengestuurd wil zijn.
In afwachting van uw beleidsplan kinderopvang wil mijn fractie u nog even wijzen op de noodkreet van de particuliere kinderopvang. De overheid verstoort de particuliere markt heel grondig door bepaalde vormen van opvang te subsidiëren. Daardoor wordt de particuliere opvang kapot geconcurreerd.
De tweede deugd is de grote aandacht voor mantelzorgers. De minister verheft de mantelzorger tot een van de natuurlijke partners voor menselijk welzijn. Terecht, want zij staan in voor een uniek contact met de verzorgden.
De tweede ondeugd is het sociaal huis. Dat is een ambitieus element uit het regeerakkoord. De uitvoering ervan vergt een aanpak op lange termijn. Stellen dat het lokale bestuur en de OCMW's partners zijn, is niet genoeg. Stap voor stap zou moeten beschreven worden hoe de bestaande instanties zo zullen omgevormd worden dat de burger er voor alle administratieve en sociale zaken terechtkan.
De derde deugd is de herwaardering van de vrijwilliger. Ook vrijwilligers zijn scharnierpunten in een welzijns- en gezondheidsbeleid. Niets dan lof voor de uitvoerige beschrijving in de beleidsnota.
De derde ondeugd betreft de inburgering. Het regeerakkoord heeft het over inburgering via twee sporen, namelijk de individuele benadering via een inburgeringscontract en de dialoog via overleg en responsabilisering. In de beleidsnota wordt alles afgeschoven op een gebrek aan aanbod en dat is geen erg constructieve zienswijze.
De vierde deugd is de keuze voor een meer individuele aanpak in de gehandicaptenzorg. Dat punt juichen wij toe.
De vierde ondeugd is dat personen met een auditieve handicap en met autisme niet worden vermeld.
De vijfde deugd bestaat erin dat de veiligheid niet wordt beschouwd als verboden terrein en uitvoerig aan bod komt in de beleidsnota. We verheugen ons dat de Vlaamse regering een omvattend welzijnsgericht beleid rond criminaliteit, onveiligheid en slachtofferzorg zal voeren.
De vijfde ondeugd is dat er geen sprake meer is van een steunpunt voor bijzondere jeugdzorg. Dat wakkert onze waakzaamheid aan.
De zesde deugd is het ouderenbeleid. De beleidsbrief is op dat vlak onovertroffen.
De zesde ondeugd is de quota, die ik altijd al een artificiële opdeling van de maatschappij heb gevonden.
De zevende deugd is de manier waarop minister Vogels voorstelt het VIPA-dossier aan te pakken. Het is ons helemaal niet duidelijk waarom voor bepaalde persoonsgebonden aangelegenheden een beroep kan worden gedaan op het VIPA en voor andere niet. Minister Vogels belooft meer duidelijkheid en zal zelfs rekening houden met bepaalde parlementaire aanbevelingen.
De zevende ondeugd is de zorgverzekering. Anders dan in het regeerakkoord vermeldt deze beleidsnota dat de zorgverzekering stapsgewijs zal uitgebreid worden en daarna gekoppeld worden aan een persoonlijke bijdrage. Dat stemt niet overeen met het decreet op de zorgverzekering
Maar dat komt toch overeen met uw standpunt : de bijdragen zijn afhankelijk van de draagkracht.
Inderdaad, maar als we de zorgverzekering zonder bijdragen opstarten zondigen we tegen het algemene principe van de zorgverzekering
Bent u bereid het VIPA uit te breiden tot de buitenschoolse kinderopvang? Het decreet op de zorgverzekering verplicht ons niet bijdragen te innen vanaf het moment dat de overheidsfinanciering start
Wij willen eerst en vooral een debat over het VIPA zodat de situatie duidelijk wordt. Op dat moment zullen wij een standpunt innemen.
De zorgverzekeringsbijdragen zijn voor ons niet onbelangrijk. Misschien zijn er redenen om geen bijdragen te vragen : ik denk bijvoorbeeld aan het vernietigende OESO-rapport. Daarom vragen wij de Vlaamse regering een ontwerp van minidecreet voor te leggen. Wij willen immers niet dat we nu van start gaan met een zorgverzekering die niet volledig overeenstemt met het decreet. Het risico bestaat immers dat we er nooit meer in zullen slagen die situatie recht te trekken. Het zorgfonds moet kunnen reserveren en kapitaliseren, maar het systeem dat daarbij gevolgd wordt, moet in een minidecreet vastgelegd worden
Mag ik daaruit afleiden dat uw stemgedrag beïnvloed werd door de verkiezingskoorts
U maakt de zorgcheques met de grond gelijk, terwijl u dat idee in uw oorspronkelijk voorstel van decreet hebt gelanceerd
Ik heb meermaals gezegd dat zorgcheques voor mij alleen maar een term waren. Ik heb er nooit een breekpunt van gemaakt
Wie het verslag naleest, zal onmiddellijk merken dat wij geen voorstander waren van de zorgcheques. Alleen de SP hield daaraan vast
Was dat ook onder druk van de verkiezingen
Ik was bereid de zorgcheques te laten vallen en met mevrouw Demeester-De Meyer naar een andere financieringswijze te zoeken, maar de SP wilde het idee niet loslaten.
Het VEV is voorstander van een vrijwillige zorgverzekering op basis van individuele bijdragen. Is dat ook uw standpunt
Een vrijwillig systeem zal ertoe leiden dat risico's zullen geselecteerd worden. Daarom pleiten wij voor een verplichte verzekering. Maar als de Vlaamse regering van start wil gaan zonder bijdragen, moeten de regering en het parlement de gewijzigde context vastleggen in een minidecreet. Wij willen vermijden dat al het geld gebruikt wordt om een nieuwe administratie op te zetten
Het VEV wil een illusie opbouwen : een zorgsysteem zonder persoonlijke bijdragen. Het OESO-rapport vermeldt overigens alleen maar de hoge sociale bijdragen, maar zegt niets over de hoge sociale uitkeringen, die bij ons gemiddeld 2,5 percent hoger liggen dan in de omringende landen
We mogen niet de indruk wekken dat de zorgverzekering gratis is. Een gratis zorgverzekering moet uiteindelijk betaald worden uit de algemene middelen
Ik kan alleen namens de VLD spreken : de zorgverzekering moet verplicht zijn. De charme van de persoonlijke bijdrage zit hem in de kapitalisatiemogelijkheden. Daarin zit precies de sterkte van het hele systeem.
Aan de hand van een minidecreet willen wij voor duidelijkheid zorgen. Ons aanbod is oprecht. Later kunnen we dan zonder problemen op de oorspronkelijke principes terugkomen aan de hand van een maxidecreet.
De manier waarop de minister haar beleid toelicht in de commissie is een ware verademing. Ze spreekt duidelijke taal en komt authentiek over. Er zit voldoende muziek in de beleidsnota. De VLD zal tijdens de volgende regeerperiode een duchtig partijtje meeblazen.
De beleidsnota oogt mooi en bevat enkele goede ideeën, maar schiet toch tekort. De nota staat bol van algemeenheden en vage ambities. Een plan voor een ander, minder bitter Vlaanderen ontbreekt. Terecht pleit de minister voor een coherente en inclusieve aanpak. Dat is echter niet mogelijk zonder dat Vlaanderen alle bevoegdheden krijgt op het vlak van gezinsbeleid, in afwachting van een onafhankelijk Vlaanderen. De huidige bevoegdheidsversnippering maakt een coherent gezinsbeleid onmogelijk. De kinderbijslag moet worden gedefederaliseerd.
Hoewel het Vlaams Blok het eens is met bepaalde voorstellen uit de beleidsnota, zijn er nog te veel leemtes; anderzijds krijgen bepaalde groepen te veel aandacht.
Waar blijft het gezinsbeleid? We blijven op onze honger zitten. Een gezinsbeleid is echter meer dan ooit noodzakelijk : de heer Vandenbroeke heeft vorige week nog gewezen op de toenemende vergrijzing. Zijn ernstige waarschuwingen werden echter geridiculiseerd door de minister-president. De weinige maatregelen die de regering al heeft getroffen, waren allerminst gunstig voor de gezinnen.
Het gezin is bijzonder belangrijk in onze samenleving. De beleidsnota wijst erop dat het traditionele gezin dat berust op de duurzame relatie tussen een man en een vrouw, meer en meer in de verdrukking komt. Het klopt dat het aantal echtscheidingen en eenoudergezinnen is toegenomen. Ik wil daarover geen waardeoordeel uitspreken. De overheid mag die situatie echter niet zomaar als feit aanvaarden : ze moet er integendeel voor zorgen dat die evolutie wordt omgebogen. De overheid moet daartoe alle nodige steun geven aan het gezin.
Uw pleidooi voor het gezin en de bescherming van kinderen is hypocriet. Volgens uw zeventigpuntenprogramma mogen migrantengezinnen immers geen kinderbijslag meer krijgen vanaf het vierde kind.
Dat staat niet in ons programma. Alle kinderen hebben recht op kinderbijslag
Het staat er wel degelijk in. Ik zal het programma onmiddellijk gaan halen
Er is nood aan een inclusief gezinsbeleid. Gezinnen hebben recht op de steun van de overheid. Kinderen zijn de verantwoordelijkheid van de hele maatschappij. Vlaanderen moet ten volle van haar bevoegdheden inzake gezinsbeleid gebruik maken. Gezinnen moeten worden gehoord bij alle relevante beslissingen van de overheid. Daarom pleit ik voor de invoering van een zogenaamd gezinseffectenrapport.
De minister pleit voor een verdraagzaam Vlaanderen, maar moet daarbij consequent zijn. Niet alleen minderheidsgroepen mogen worden ondersteund. Het gezin en het huwelijk worden in dit land nog steeds gediscrimineerd. Er moet een einde komen aan de fiscale discriminatie van gehuwden. De minister moet dit probleem voortdurend onder de aandacht brengen van haar federale ambtsgenoten en zoveel mogelijk eigen maatregelen treffen.
De minister wil de kwaliteit van het gezinsleven verbeteren door de zogenaamde onthaasting te bevorderen en mensen meer tijd voor hun gezin te bieden. De minister wil de combinatie van arbeid en gezin vergemakkelijken. Ze verliest echter uit het oog dat ook de thuiswerkende ouder volwaardige arbeid verricht. Het Vlaams Blok pleit voor een volwaardig statuut voor de thuiswerkende ouder en voor een toelage. Als mensen vrijwillig kiezen om hun kinderen thuis op te voeden, moeten ze financiële steun krijgen.
Voorts wil ik de minister waarschuwen voor het pleidooi voor verdraagzaamheid in de beleidsnota: ze wil de strijd aanbinden met racisme en discriminatie. Op die manier dreigt men echter nieuwe vormen van discriminatie in het leven te roepen, die een voedingsbodem vormen voor racisme. De tekst heeft grote aandacht voor allochtonen, asielzoekers, mensen zonder papieren, zigeuners en dergelijke. Men wil voor hen het lokale minderhedenbeleid ondersteunen, impulsprogram-ma's voor allochtone jongeren en tewerkstellingsplannen uitwerken. Men zal meer geld besteden aan het onthaal en de integratie van nieuwkomers, meer bepaald : 1,3 miljard frank. Gaat men ook een dergelijk onderzoek organiseren voor de vierde wereld en de eigen gezinnen? Daarover staat er niets in de nota
Alle problemen oplossen is uiteraard een nobel doel, maar tegelijk bestrijdt u dat men aandacht en middelen besteedt aan buitengewoon zichtbare maatschappelijke problemen. En ik weet ook waarom : de partij van mevrouw Dillen leeft namelijk van die problemen
Mevrouw Dillen haalt voortdurend alle groepen door elkaar. Zij creëert bewust permanente verwarring. Ik kan nu al aankondigen dat onze fractie een tegengesteld standpunt zal verdedigen.
Ik ben niet tegen het oplossen van problemen; ik bestrijd alleen de bijzondere aandacht voor bepaalde groepen, die andere moeten ontberen. Hoe zit het met de aandacht voor onze mensen uit de vierde wereld?
De kansarmoede komt wel degelijk aan bod in de beleidsnota. Ik verwijs bij wijze van voorbeeld naar de citaten uit de kansarmoedeatlas. De lezing van mevrouw Dillen is eenzijdig
In deel 5.3 komt de kansarmoede inderdaad ter sprake. Het is een schande dat in onze samenleving nog 5 tot 7 percent armen zijn. Hun afkomst is daarbij irrelevant.
Waarom krijgen alleen de vreemdelingen extra aandacht
Pleit u voor een hoofdstuk over blanke armen
Ik vraag om een specifieke oplossing voor het vierde-wereldprobleem
In het zeventigpuntenprogramma pleit het Vlaams Blok voor het beperken van de kinderbijslag van niet-Europese vreemdelingen tot drie kinderen (punt 54), voor de afschaffing van de kinderbijslag voor in het buitenland opgevoede kinderen (punt 55) en voor de verplichte terugkeer van allochtonen die 5 maanden werkloos zijn. Tegelijk houdt mevrouw Dillen een pleidooi voor het gezin als morele waarde. Ofwel kent zij haar eigen partijprogramma niet - wat ik betwijfel - ofwel staat zij hier te liegen.
Alle Belgen van welke afkomst ook krijgen kinderbijslag voor al hun kinderen. Als ik in Marokko of in de Verenigde Staten ging wonen, dan zou ik voor mijn kinderen geen kinderbijslag krijgen. (Samenspraken)
Toch wel. Als men beroepshalve in het buitenland verblijft, neemt men dat recht gewoon mee.
Het gaat hier om mensen die bijdragen aan ons sociale-zekerheidssysteem.
Als die mensen willen genieten van de voordelen van onze sociale zekerheid, moeten zij maar Belg worden. Dat is heel makkelijk de dag van vandaag
Tegelijk beweert uw partij in een ander punt van haar programma dat de naturalisering van allen die sinds de migratiestop Belg werden, weer in vraag moet kunnen gesteld worden. Eerst haalt u de kinderbijslag uit de sociale zekerheid en maakt u er een nationaliteitskwestie van, en vervolgens wil u die nationaliteit van de allochtonen afnemen of hen na vijf maanden werkloosheid het land uitzetten.
Een van de coalitiepartners heeft ook zijn ideeën over de manier waarop de nationaliteit de laatste jaren werd verleend. Ik denk aan de uitspraken van de heer De Gucht
Ik ken in mijn streek vier Pakistaanse kinderen, die alle vier de eerste zijn van hun klas in twee verschillende onderwijsnetten. Zij zijn prima geïntegreerd in het verenigingsleven en erg geliefd. U wil het vierde kind zijn kinderbijslag ontnemen? Speel geen toneel en beken kleur.
De problemen zijn bekend. Sommigen zijn op zoek naar menselijke oplossingen. Durft u als moeder hardop zeggen dat het vierde kind geen recht heeft op kinderbijslag?
Het voorbeeld dat u geeft, toont een gezin dat perfect in aanmerking komt voor regularisering.
Dus u pleit voor regularisering?
In een aantal gevallen
Mevrouw Dillen pleit voor een zorgverzekering en voor een sociaal welzijnsbeleid. Moet de Vlaamse overheid dan verschillende verzekeringsstelsels en welzijnsorganisaties opzetten? Ze wil immers een onderscheid maken in de behandeling van Europese gerechtigden en van niet-Europeanen.
Wie bereid is van de voordelen te genieten en wie zich wil aanpassen, heeft de mogelijkheid om Belg, of later eventueel Vlaming, te worden. Wie dat niet wil, moet daarvan de gevolgen dragen.
De minister stelt in haar beleidsnota dat ze iets wil doen aan het probleem van de minderheden. Ze stipt aan dat er daarover verschillende opvattingen bestaan. Ze wil daarover met de bevolking te communiceren. Dat juich ik toe, maar dan moet de overheid ook oor hebben naar de verzuchtingen en noden van de Vlamingen. Het moet gaan om een open communicatie, waarbij alle informatie en alle gegevens worden verstrekt en waarbij ook de allochtonen gewezen worden op hun plichten. Men moet ook luisteren naar de bevolking. Communicatie is een kwestie van een verkeer in twee richtingen.
De minister stelt daarover een afzonderlijke beleidsnota in het vooruitzicht, die ze in het voorjaar van 2001 wil voorstellen. Als ik me niet vergis, dan is dat de enige afzonderlijke beleidsnota die wordt aangekondigd. Welnu, ik ben tegen elke vorm van discriminatie. Men mag ook geen positieve discriminatie voeren voor bepaalde groepen in onze samenleving. De Vlamingen in de kansarme buurten zullen daarvoor immers geen begrip kunnen opbrengen.
Er zal een aparte beleidsnota uitgewerkt worden over kinderopvang en er komt een strategisch plan voor de strijd tegen de kansarmoede.
In elk geval is er geen afzonderlijke beleidsnota voor gezinsbeleid, wat toch een van de essentiële bevoegdheden is van de minister. Er is evenmin aandacht voor de ouders van drugsverslaafden die niet weten hoe ze de problemen van hun kinderen kunnen aanpakken.
De minister is bevoegd voor de medische preventie. Ze twijfelt echter aan het nut van preventieve gezondheidscampagnes. Volgens mij blijft preventie belangrijk, maar de overheid mag niet betuttelend optreden. Naast de twee vormen van kanker die in de nota vermeld worden, vraag ik aandacht voor huidkanker, de grootste doodsoorzaak van jongeren in de Verenigde Staten
De frequentie van huidkanker in de VS en in Australië heeft te maken met de zon. De blanken die in die landen wonen, zijn daar minder goed tegen bestand. Wij zullen van dat probleem minder last hebben, tenzij het de bedoeling is de zonnebanken te subsidiëren.
Ik heb daarover een belangrijk Antwerps huidspecialist geraadpleegd. Die was van mening dat het probleem ook bij ons niet mag onderschat worden.
De beleidsnota wil het probleem van de zwaarlijvigheid bestrijden door jongeren te leren omgaan met hun lichaam. Rond is dus gezond. Het probleem is echter complexer. Tien percent van de kinderen heeft werkelijk last van overgewicht. Daarom vraag ik een dringende en volledige aanpak. Ook over roken is er in de beleidsnota weinig te vinden. Andere belangrijke tekorten zijn de strijd tegen drugs en tegen aids. De cijfers over de besmetting met aids evolueren opnieuw in negatieve zin : jongeren onderschatten de risico's.
Ondanks een aantal goede ideeën blijven de leemtes in deze beleidsnota te groot. Bepaalde groepen krijgen te veel aandacht in vergelijking met andere. Daarom zal mijn fractie de beleidsnota niet goedkeuren. (Applaus bij het VB
De minister heeft gevraagd opmerkingen te maken over haar beleidsnota. Ze omschreef die nota als een partituur die de kwaliteit van het leven in Vlaanderen wil verhogen. Wat werd aangekondigd als een harmonische symfonie, leek me echter veleer een atonaal muziekstuk van Arnold Schönberg. Het is niet gebaseerd op een strategische planning met duidelijk omschreven doelstellingen en een effectenanalyse. Dat vraagt een duidelijke missie, waarbij de minister de strategische doelstellingen voor vijf jaar formuleert in haar beleidsnota. Dan moet men kritische succesfactoren bepalen, het beleid sturen in hoofdlijnen, de effecten van het beleid onderzoeken en de resultaten evalueren. Het gaat tenslotte om 350 miljard frank voor de hele regeerperiode.
Bij het bestuderen van de beleidsnota kreeg ik de indruk dat de minister wil optreden als de wilde weldoenster, die, naar het voorbeeld van Lambik in een album van Suske en Wiske, gul schenkend het land rondvloog. Die rol is de minister op het lijf geschreven. De vraag rijst echter of er op de markt van welzijn en geluk niet eerder met vaardige vingers gesnoeid moet worden om alle wildgroei op te ruimen en om daarna weloverwogen te planten en te telen.
De preventieve gezondheidszorg kent tal van organisaties waar veel vrijwilligers bij betrokken zijn, maar er wordt nauwelijks resultaat geboekt. Door hun loodzware administratieve structuur kunnen de LOGO's (lokaal gezondheidsoverleg) daar nauwelijks wat aan veranderen. De gebruikte communicatietechnieken zijn primitief, zodat vele organisaties meer bezigheidstherapie voor hun medewerkers creëren dan zinvolle en effectieve acties.
Op het vlak van de secundaire preventie en de vaccinaties is er geen overeenstemming tussen Kind&Gezin en de gezondheidswerkers van de zogenaamde eerste lijn. Het resultaat daarvan is dat die gedemotiveerd raken. Nochtans is de oplossing eenvoudig : voer een preventieboekje in met preventiecheques die de ouders kunnen gebruiken om de gestandaardiseerde zorgen, onderzoeken en vaccinaties te laten verrichten waar zij dat wensen. De cheque kan dan verzilverd worden door diegene die de zorg of het onderzoek werkelijk verricht. Kind&Gezin kan controle uitoefenen en tegen de nalatigheid van een van de partijen optreden. Het is tijd dat er orde komt in de chaos omdat er een stijging van het aantal vaccinaties te verwachten is door de toenemende resistentie van bacteriën tegen antibiotica. Duitsland past een dergelijk systeem overigens al jaren met succes toe. Op het vlak van de preventie mis ik trouwens een belangrijke doelgroep : de kinderen van ouders met relationele problemen. Verplichte kinderbegeleiding bij echtscheiding door gespecialiseerde therapeuten van Kind in Nood is een zinvolle maatregel die u kan nemen.
Op het vlak van de eerste lijn is de minister met handen en voeten gebonden en dat betreur ik. Het is de hoogste tijd dat de organisatie en de financiering van de gezondheidszorg een verantwoordelijkheid van de gemeenschappen wordt. In de beleidsnota worden een aantal concrete voorbeelden gegeven van knelpunten in de relatie met de federale overheid. Maatregelen nemen kan, maar geld is er niet. Dat geldt bijvoorbeeld voor borstkankerscreening, de zogenaamde echelonnering van de gezondheidszorg. De minister zegt terecht dat het invoeren van een verplicht en patiëntgebonden medisch dossier een eerste stap zou zijn. Ze heeft ook gelijk door te stellen dat het huidige financieringssysteem per prestatie de huisarts niet beloont voor zijn inspanningen inzake preventie, het beheer van de dossiers en dergelijke meer. Bovendien is er tegenstrijdigheid tussen het Vlaamse decreet inzake de kwaliteit en de federale reglementen inzake de werking van de federale en de Vlaamse inspecteurs.
De minister wil voorrang geven aan de ziekenhuizen die op één campus zitten. Dat is begrijpelijk, maar wel moet erop toegezien worden dat de kleinere regionale ziekenhuizen bij fusies hun diensten rationeel organiseren zodat patiënten er snel terechtkunnen. Verder is het duidelijk dat kleinere ziekenhuizen drempelverlagend werken. Het is mijn overtuiging dat de overheid een duidelijke visie moet ontwikkelen en een helder beleid moet voeren, ook mogen de fusies niet aan de ziekenhuizen zelf worden overgelaten.
In de paragraaf over ethisch verantwoorde keuzes in de gezondheidszorg mis ik een aantal heikele thema's, zoals euthanasie en therapeutische hardnekkigheid, waarover een Vlaams standpunt niet mag ontbreken.
Het concept van het sociaal huis is mij niet helemaal duidelijk. Zal het georganiseerd worden naast de OCMW's, de Centra Algemeen Welzijnswerk en de ziekenfondsen? Ofwel werken de bestaande diensten niet naar behoren en moeten ze worden aangepakt, ofwel creëert de minister de zoveelste toegangspoort die de verwarring alleen nog vergroot. Bovendien is een sociaal huis nogal stigmatiserend. Het zou beter zijn om de verschillende diensten optimaal met elkaar te laten communiceren door ze on line met elkaar te verbinden. Op die manier creëert men een virtueel sociaal huis. Het zou overigens jammer zijn om belangrijke partners als de ziekenfondsen hun slagkracht te ontnemen : over hen wordt er met geen woord gerept.
Het hoofdstuk over forensisch welzijnswerk uit de beleidsnota verdient een pluim. Het is dringend noodzakelijk dat aan de toestand van de geïnterneerden in de Vlaamse gevangenissen iets gebeurt. Het netwerk voor de opvang van geesteszieken die misdrijven hebben gepleegd, krijgt te veel patiënten te behandelen en te weinig waardering. Hier ligt nochtans het belangrijkste obstakel voor een mogelijke veilige maatschappelijke integratie.
Uit de beleidsnota zoals hij nu voorligt, komt u vooral als een gulle geefster naar voren. Om het beleid echt concreet te doen slagen, is meer nodig. Een duidelijke visie waarin af en toe iets wordt doorgedrukt, is noodzakelijk. Alle werknemers van de socialprofitsector doen gevaarlijk, ongezond en noodzakelijk werk voor de toekomst en de waardigheid van onze maatschappij. Jonge mensen moeten worden gestimuleerd om dat werk aan te pakken, maar dat kan alleen als zij daardoor status en waardering verwerven. Daarom pleit ik ervoor de gezondheidszorg zo te organiseren dat werknemers na verloop van jaren een uitgroeibaan kunnen vinden in de administratie of in de opleiding van nieuwe gezondheidswerkers waarin hun kennis en ervaring optimaal benut zullen worden. Bovendien moeten we nu al plannen maken voor de immigratie van mensen die dergelijke zorgtaken op zich zullen willen nemen. De demografische evolutie zal een dergelijke immigratie onafwendbaar maken. Het verzorgen van zieken en bejaarden vraagt echter bijzondere communicatieve vaardigheden en een grondige kennis van onze cultuur en taal.
Ik heb deze beleidsnota met de ogen van een jongere, een oudere, een allochtone medeburger gelezen. Vanuit hun positie doe ik een aantal bijkomende aanbevelingen die de minister weinig of geen geld kosten, alleen maar een serieuze inspanning. Omdat de bevoegdheden van minister Vogels danig uitgebreid zijn, zal ik niet volledig zijn. De minister is er overigens in geslaagd drie apart uitgewerkte beleidsdomeinen in één consistent beleid te gieten. Wij staan achter de vijf prioriteiten en vinden het een goede zaak dat u die als uitdagingen beschouwt.
Zijn jongeren voldoende bij het welzijns- en gezondheidsbeleid betrokken? Preventie staat terecht op de eerste plaats in de beleidsnota. Een mens is immers geen passieve consument van de gezondheidszorg, maar is zelf verantwoordelijk voor zijn of haar gezondheid. Preventiecampagnes sloten totnogtoe nooit aan bij jongeren en gaan steeds uit van de zorgen van ouders en volwassen begeleiders. Jongeren moeten een plaats krijgen in het preventielandschap.
Bovendien moet er meer aandacht worden besteed aan de positie van jongeren in de hulpverlening. Iedereen is er ondertussen al van overtuigd dat het gezin een belangrijke rol vervult in die hulpverlening. Het jongerenwelzijnscongres vraagt expliciet om ook de positieve kracht van vriendschap te erkennen. Peer education staat bij ons nog in de kinderschoenen en moet maximaal gesteund worden. Jongeren moeten positief benaderd worden. De ondersteuning moet uitgaan van de noden van jongeren zelf; ze mag niet vertrekken vanuit de probleemdefinities van volwassenen. De minister moet daarover een gesprek aangaan met de jongeren. Wij zullen haar daarin steunen.
Hoe zouden ouderen deze beleidsnota evalueren? Menswaardig ouder worden betekent meer dan goed verzorgd worden. Het is blijvend rekening houden met zelfwaarde en zelfrespect. Ouderen betuttelen en wegsteken aan de rand van de samenleving kan niet langer.
Door de vergrijzing en de gewijzigde familiale en arbeidsomstandigheden zal de vraag naar formele zorg sterk toenemen. Niet-overdraagbare zorgrechten uitbreiden voor werkende mannen en vrouwen en het zorgkrediet uitbouwen kunnen ervoor zorgen dat kinderen later voor hun ouders zorgen. Maar dat zal lang niet volstaan. De zorgverzekering moet werkbaar en betaalbaar worden gemaakt, en mag niemand uitsluiten. Het onderscheid tussen basiszorg, en extra hulp en zorgverlening moet de zorg voor iedereen garanderen en dualisering vermijden. Dat vereist uiteraard veel bijkomende middelen en daarvoor is heel de regering verantwoordelijk.
De lat tussen alle voorzieningen moet gelijk gelegd worden. Ook de sector verwacht dat de contingent-uren op een objectieve manier toegekend worden. Daarnaast verwacht men een positieve inhaalbeweging. Er zijn voorstellen nodig om een gelijke toegankelijkheid te garanderen en om in het basispakket ook op levensbeschouwelijke hulpvragen in te gaan. Ik reken erop dat minister Vogels de scheeftrekkingen zal aanpakken.
Het debat over inburgering en de inburgeringsplicht van allochtonen is op een pijnlijke en enge manier gevoerd. Enerzijds is het ook voor democratische politici gemakkelijker om de migratie en de vluchtelingenstromen als een probleem voor te stellen, anderzijds handelen veel politici alsof allochtonen geen deel uitmaken van de samenleving. Een kind van Turkse ouders dat hier geboren wordt, moet later evenveel kansen krijgen op de arbeidsmarkt als een autochtone jongere. Dat is de echte inburgeringstest. Zolang men het migrantenthema blijft gebruiken om zich te profileren, is een sereen en respectvol debat onmogelijk.
Ik pleit voor een toekomstverkenning van de sociale samenhang van onze samenleving. Een cultuur die geen aansluiting zoekt bij de objectief vaststelbare leefwereld, is gedoemd folklore te worden. In 1997 heeft het Nationaal Instituut voor Statistiek in Vlaanderen 24.000 nieuwkomers geregistreerd en in 1998 nog eens 25.000. Ongeveer 11.000 van hen waren inwoners van een EU-lidstaat; 2000 kwamen uit een ander Europees land. De rest kwam uit Azië, Afrika en Amerika. Voor wie wensen wij een onthaalproject uit te werken? Wie wordt verplicht dat te volgen?
Een rapport van het VN-Bevolkingsbureau wijst er ons op dat het Westen er slechts door een massale immigratie in zal slagen zijn welvaartspeil op het huidige niveau te houden. In de bedrijfswereld dringt men er al op aan de migratiestop ter discussie te stellen. Als we dringend vreemdelingen uit de armere landen moeten binnenhalen om ons welvaartssysteem op peil te houden, zullen de debatten over de nieuwkomers volledig anders klinken.
Een debat over het onthaalbeleid is nodig. Ondertussen kunnen we rekenen op het bestaande onthaalbeleid. De regering moet voor de nodige middelen zorgen. De afzonderlijke beleidsnota over het onthaalbeleid is aangekondigd voor 2001. Ondertussen kan de Vlaamse regering voor de volgende begrotingsjaren 1,4 miljard frank uittrekken voor de uitwerking van het onthaalbeleid. Het Vlaams Parlement kan intussen, zonder electoraal opbod, het onthaal van nieuwkomers vorm geven.
Deze beleidsnota is inspirerend en prikkelend voor beleidsvoorstellen en discussie. Er is werk aan de winkel. Minister Vogels kan op ons rekenen. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID
Gezondheid is ons meest kostbare bezit. De duidelijke keuze om preventieve gezondheidszorg te ondersteunen zal de betaalbaarheid van ons gezondheidssysteem ten goede komen. Die betaalbaarheid handhaven is een enorme uitdaging. Geneesmiddelen worden door sommigen geconsumeerd als snoep. Het voorschrijfgedrag van sommige artsen werkt dat in de hand. Dat moet veranderen. Er moet nagedacht worden over de relatie huisarts-patiënt. Dat proces kan worden gestuurd via de LOGO's, die modellen en acties kunnen ontwikkelen in het kader van een preventief beleid.
Er moeten afspraken gemaakt worden met de minister bevoegd voor het sport- en het jeugdbeleid, zodat een integraal gezondheidsbeleid mogelijk wordt. Er moeten gezondheidsdoelstellingen worden vooropgesteld. Er moet aandacht worden besteed aan de relatie tussen gezondheid en milieu. De complementariteit van de verschillende beleidsdomeinen mag niet uit het oog worden verloren. De eerstelijnszorg moet de nodige aandacht krijgen. De rol van de huisarts wordt alsmaar kleiner. Patiëntentrouw moet worden ondersteund. Daartoe kan worden gewerkt met een centraal medisch dossier. De minister mist de ambitie om van gezondheidszorg een volledig Vlaamse bevoegdheid te maken.
Met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van 1988 werd het begrip inclusief beleid geïntroduceerd. Intussen is het begrip volledig ingeburgerd. De beleidsnota toont dat eens te meer aan. Ik ben voorstander van een inclusief beleid, maar het mag geen lege doos blijven. Het beleid voor personen met een handicap wil breken met een beperkte categoriale aanpak. Een categorisering heeft nochtans haar nut : voor de patiënt is ze vaak de eerste stap naar erkenning. Na die categorisering kunnen de beperkingen van een omschrijving worden overstegen.
Toegankelijkheid is een volgende belangrijke doelstelling. Ruimte, aandacht en toegang voor iedereen moeten centraal staan. De minister belooft terecht maatregelen om de toegankelijkheid te verhogen. Ook op andere beleidsdomeinen moet daar de nodige aandacht aan worden besteed. Structurele maatregelen op lange en korte termijn moeten de toegankelijkheid verhogen. Het argument dat het allemaal te veel kost, houdt geen steek. Toegankelijkheid vanaf het begin kan immers latere problemen voorkomen. Het gaat niet alleen om fysieke toegankelijkheid : het begrip moet worden geïnterpreteerd in ruime zin. Het Steunpunt Toegankelijkheid, de provinciale coördinatoren, maar ook de lokale besturen, moeten controle uitoefenen op de toegankelijkheid.
De heer André Denys, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Volgens de beleidsnota moet de hulpbehoevende gehandicapte steeds meer als een cliënt worden beschouwd. Zorgverlening als marktgerichte activiteit is dan ook in opmars. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat zorgverlening in de eerste plaats te maken heeft met persoonlijke relaties. De zorgsector is geen economische sector.
Het bestaande zorgaanbod moet zoveel mogelijk worden bewaard. Tegelijk is er echter behoefte aan vernieuwing. De bestaande regels zijn vaak moeilijk toepasbaar. Het vernieuwingsbeleid moet goed worden onderbouwd. Het kwaliteitsdecreet kan daarbij een belangrijke rol spelen. Nooit mag uit het oog worden verloren dat het relationele aspect van zorgverlening niet meetbaar is. Er moet ethisch worden omgegaan met de trend naar meer marktgerichtheid.
In de beleidsnota wordt een pleidooi gehouden voor de gelijke behandeling van zorgaanbieders en -ge-bruikers in de netwerken. Men mag daarbij niet vergeten dat er grote verschillen zijn tussen de hulpbehoevenden. Van niemand mag de persoonlijke vraag om hulp vergeten worden. Het komt erop aan dat de gehandicapte zelf zijn nood formuleert. Daarbij kan soms een zorgbemiddelaar nodig zijn, eventueel een familielid. In elk geval moeten we de zorgbehoevende losmaken van de afhankelijkheidsrelatie. Gunsten moeten eigen keuzes worden. Van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap (VFSIPH) wordt veel verwacht. Daarbij moet men rekening houden met het feit dat die jonge instelling in haar tienjarig bestaan al heel wat hervormingen en aanpassingen moest ondergaan. Misschien kan ook daar, zoals in de gezondheidssector, aan visitatie worden gedacht.
Er is werk aan de winkel. Werk voor gehandicapten moet men bekijken vanuit het perspectief van arbeid als universeel gegeven. Elke menselijke activiteit is een vorm van arbeid, als men ze bekijkt uit het oogpunt van haar sociaal nut. Men moet er wel voor opletten dat men het karakter van de onafhankelijke dienst niet aantast door de samenvoeging van oriëntering, begeleiding en opleiding in de centra voor professionele integratie. Dat staat immers haaks op de persoonlijke behoeftevraag van de cliënt. De idee van een inclusieve zorgtrajectbegeleiding is een hele verbetering voor de zorgvrager. Het pleidooi voor doorstroming naar het reguliere arbeidscircuit is lovenswaardig. In dat verband signaleer ik het Duitse systeem waarin nalatige bedrijven beboet worden.
Overal in de beleidsbrief wordt terecht aandacht besteed aan het vrijwilligerswerk, onder meer in de vorm van mantelzorg. Trouwens, ook buiten de verzorgings- en welzijnssector spelen vrijwilligers een steeds belangrijkere rol. De VN wil 2001 zelfs uitroepen tot Jaar van de Vrijwilliger. Ter gelegenheid daarvan zouden problemen zoals de verzekering en de ondersteuning van de koepels moeten aangepakt worden.
De bijzondere jeugdzorg mag niet het kind van de rekening worden. In het najaar van 1998 richtte het Vlaams Parlement een commissie terzake op, waarvan de werkzaamheden resulteerden in een probleemanalyse en een reeks aanbevelingen. Er kwamen alarmerende berichten uit de sector : er zijn meer aandacht en middelen nodig. Helaas verdween de idee van een gesloten internaat in Mechelen van het toneel. Het wordt tijd dat er orde wordt geschapen in de chaos van de preventie. In die sector kunnen niet alle taken worden overgedragen op de vrijwilligers. Een fikse ondersteuning, vorming en opvolging moeten op een professionele manier gebeuren.
Wat de senioren betreft, waait er gelukkig een frisse wind door het beleid. De nota presenteert een visie die uitgaat van hun competenties en kracht. Binnen de groep van ouderen zijn er meerdere generaties, elk met eigen mogelijkheden en bekwaamheden om op te komen en te zorgen voor zichzelf. Daardoor situeren de behoeften van die bevolkingsgroep zich op verschillende beleidsdomeinen. De solidaire invoering van de zorgverzekering wordt een zware opdracht.
De minister vindt het goed dat de senioren terechtkunnen in één gemeentelijk loket, het zogenaamde sociaal huis. Wij pleiten voor een sociaal huis voor alle hulpbehoevenden. Hoe zal dat er concreet uitzien? Kan de minister een en ander wat concreter maken? Tegen 2002 wordt een samenwerkingsconcept met de verschillende actoren beloofd. Men kan daarbij zeker niet om de OCMW's heen. Die krijgen steeds meer federale opdrachten, maar de federale overheid moet ook haar financiële verantwoordelijkheid nemen door daaraan mensen en middelen te verbinden. In dat verband dringt de defederalisering van de gemeente- en provinciewet zich op.
Gelijke kansen moeten een basiswaarde zijn in onze democratie. Toch bekleden vrouwen nog niet zoveel topfuncties als mannen. Voor het bereiken van pariteit op dat vlak zullen er nog jaren nodig zijn. Het verheugt me dan ook dat de minister die doelstelling in concrete acties wil omzetten.
Het is de vraag of de markante verschillen tussen arm en rijk kunnen hersteld worden zonder een decreet dat dwingt tot afspraken. Doet men het regeerakkoord geen geweld aan door geen gewag te maken van de inburgeringscontracten? Ook vergeten zijn de resoluties betreffende de personen met een auditieve handicap en met autisme.
Al bij al vertoont deze beleidsnota dus nog enkele leemtes en tekortkomingen. Het is echter nog mogelijk daaraan te verhelpen. VU&ID wensen de minister daarbij van harte succes. (Applaus bij de VLD, de SP, Agalev en VU&ID)
De vergadering wordt geschorst om 16.47 uur.
De vergadering wordt hervat om 16.52 uur.
De heer Johan de Roo, eerste ondervoorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op
Ik wil ingaan op het gezondheids- en het gehandicaptenbeleid. Nu de regering een inwerkperiode van negen maanden achter de rug heeft, hoopte ik het beleid concreet te kunnen beoordelen. Tijdens het begrotingsdebat werd immers nog verwezen naar de te beperkte regeerperiode. Ik stel vast dat er ook nu weinig concrete daden gepland worden. Wellicht moeten we wachten op de uitvoering, maar ook daarbij stel ik me vragen. Er is immers grote onduidelijkheid over de financiering.
Er werden veel waardevolle dingen uit het verleden overgenomen. Er zijn echter ook belangrijke leemtes : de defederalisering van de gezondheidszorg, het Vlaamse drugsbeleid en de palliatieve zorg. Dat laatste is zeker belangrijk nu het euthanasiedebat vooraan op de agenda staat.
De minister pleit voor een coherent gezinsbeleid. Dat is slechts mogelijk als de volledige verantwoordelijkheid bij één overheid ligt. Ik vrees dan ook dat het bij mooie intenties zal blijven.
Momenteel is er een opsplitsing tussen een preventief en een curatief gezondheidsbeleid. De investeringstoelagen komen van de ene en de werkingstoelagen van de andere overheid, soms van twee andere overheden. Ook is de regelgevende en de toetsende overheid niet dezelfde. De huidige toestand kan dus slechts een tussenstap zijn in de uitbouw van een degelijk gezondheidsbeleid. Ik begrijp niet dat de minister niet sterker aandringt op homogene bevoegdheidspakketten.
De minister wil een rechtvaardige, efficiënte en toegankelijke organisatie van de gezondheidszorg, waarbij de patiënt en zijn behoeften centraal staan. Dat betekent dat de financiering vertrekt van de noden van de patiënt en niet van het aanbod. Een wijziging van het financieringsmechanisme is dus noodzakelijk. Het rapport-Peers dat nu in de senaat aan bod komt, stelt dat er in de gezondheidszorg keuzes moeten gemaakt worden. De CVP gaat ervan uit dat die keuzes op Vlaams niveau moeten ingevuld moeten worden. Bij de aanvang van de Costa werd gesteld dat de defederalisering van de kinderbijslag in het laatste deel van de besprekingen zou zitten. Nu horen we daar helemaal niets meer over. Over welke termijn wil de minister haar beleid uitvoeren? In de krant heb ik immers gelezen dat ze burgemeester van Antwerpen wil worden.
In 1985 zegde mevrouw Vogels dat ze gedurende twee legislaturen actief wilde blijven. Nu wil ze al tot 2010 minister blijven.
Ik heb woord gehouden. Ik bedoelde twee legislaturen als parlementslid. In 1985 was er trouwens nog geen sprake van ministers voor Agalev
Heeft minister Vogels niet aangekondigd dat ze haar verantwoordelijkheid wil opnemen als burgemeester als de Antwerpenaar haar roept,?
Het is belangrijk te weten over welke periode de minister haar beleid denkt te realiseren. Het gezondheidslandschap voor de eenentwintigste eeuw werd de voorbije jaren uitgetekend.
Er was sprake van een nieuw ziekenhuisconcept, maar daarover horen we niets meer. Er zou gestreefd worden naar een duurzaam kwaliteitsdenken en er zou een doelgerichte en performante preventieve gezondheidszorg uitgebouwd worden.
Er zijn drie punten in de beleidsnota waarover ik vragen heb. Eerst is er het deel preventie. Qua financiering verbleekt die post bij de 500 miljard frank die voor de ziekteverzekering werd uitgetrokken. Hoeveel preventieprojecten zullen worden gefinancierd, staat niet in de nota. Prioriteiten zoals gezondheid en milieu moeten door een nieuw instituut worden behandeld. Maar hoe zal dat worden gefinancierd?
Ook de kwaliteitstoetsing vind ik alleen in vage termen terug. In de vorige regeerperiode werd al begonnen met een systeem om de levenskwaliteit van een individu te toetsen. Het is een subjectief, uiteraard, moeilijk te toetsen gegeven, maar toch gaan er meer en meer stemmen op om het in een evaluatiedossier op te nemen. Daar is echter research voor nodig.
Verder is de plaats van de huisarts niet duidelijk omschreven. Zijn plaats op het gebied van ziektepreventie en gezondheidspromotie is cruciaal. De herpositionering van de huisarts blijft een heikel dossier, waarin recent geen enkele vooruitgang werd geboekt.
Minister Aelvoet wilde graag naar de commissie komen om het door haar gevoerde beleid toe te lichten. Dat idee is echter volledig gekelderd door het Bureau. Vroeger wilden de federale ministers niet komen en nu mogen ze niet.
Allerlei initiatieven zijn uiteraard welkom, maar ze moeten natuurlijk ook overeenstemmen met de grondwet. Een federale minister naar het Vlaams parlement laten komen, houdt het gevaar in dat een minister gecontroleerd wordt op een niveau waartoe hij niet behoort. Communicatie over de beleidsniveaus heen is natuurlijk toe te juichen, maar het parlement is niet de plaats om dat te doen. Interparlementair overleg is mogelijk in een parlementaire commissie
Huisartsen zijn de dupe van communicatieproblemen op de beleidsniveaus. Interparlementair overleg is een goed idee. De gesplitste bevoegdheden geven sowieso aanleiding tot problemen
Een gedachtewisseling met een federaal minister blijkt niet tot de mogelijkheden te behoren. Nochtans herinner ik mij dat de heer Karel Van Miert twee keer door het Vlaams Parlement werd ontvangen.
Dat klopt. De heer Van Miert is hier een keer geweest in verband met de subsidiëring van de Boelwerf en een keer in verband met het opheffen van een monopolie in de Vlaamse media. Mag ik erop wijzen dat het toen over dossiers ging waarin de bevoegdheden van de federale minister gevolgen had op de Vlaamse wetgeving?
Over het Vlaamse drugbeleid vind ik bitter weinig terug in de beleidsnota. Het lijkt alsof u een afwachtende houding wil aannemen en dat op het moment dat de federale regering heel wat werkzaamheden op dit gebied plant. De federale regering wil aanbevelingen doen op het gebied van preventie, nazorg en integratie. Hulpverlening en preventie zijn Vlaamse bevoegdheden. De beleidsnota laat de mensen in Vlaanderen in de steek. Een doeltreffend drugbeleid vergt een geïntegreerde aanpak tussen de verschillende beleidsdomeinen maar ook over de verschillende beleidsniveaus heen. De Vlaamse regering moet een plaats opeisen aan de onderhandelingstafel.
Ook over de palliatieve zorgen vind ik bedroevend weinig terug in de beleidsnota. Toch is het een prioriteit, en niet alleen voor de CVP. Meer en meer hoor je vanuit de samenleving de roep om bijstand en hulp voor terminale patiënten. De basisstructuur van het palliatieve landschap is tijdens de vorige regeerperiodes al gelegd, maar ze moet door de huidige regering verder onderhouden en uitgebouwd worden. Palliatieve teams moeten beter gefinancierd worden. In de Rust- en verzorgingstehuizen (RVT's) moet de palliatieve zorg beter worden uitgebouwd.
Het persoonlijk assistentiebudget werd door de vorige regering uitgetekend. U wil het snel op grote schaal lanceren en dat lijkt mijn fractie een risico. Het statuut van de assistenten, de samenwerking met andere diensten en de precieze verantwoordelijkheden zijn nog niet helemaal duidelijk.
Tot slot wil ik benadrukken dat de hele beleidsnota te vaag en te weinig concreet is. Wij blijven wachten. Ondertussen kunnen we weinig anders doen dan de concrete uitvoering van de nota nauwlettend volgen en evalueren. (Applaus bij de CVP)
Mijn collega en commissievoorzitster heeft de volgens ons zeven deugden en zeven ondeugden van het beleidsplan toegelicht. Ik zal mij beperken tot twee belangrijke deugden: de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg. Verder wil ik ingaan op een paar ondeugden zoals de nepstatuten van bepaalde werknemers en de omvorming van OCMW's naar echte sociale huizen.
Het beleid dat u aankondigt voor de komende vijf jaar, is wat de ouderenzorg betreft samen te vatten als de oudere van zijn negatief imago afhelpen. Het beleid gaat er dus gelukkig van uit dat bejaarden in de eerste plaats mensen zijn en pas daarna oudere mensen. Voor de promotie van hun imago doet de minister een aantal goede suggesties. Ik wil aan die suggesties toevoegen dat ouderen een actievere rol in vrijwilligerswerk, mantelzorg en kinderopvang spelen. Niet alleen welzijn moet een positief imago van de bejaarden verspreiden, ook volksontwikkeling kan daartoe een bijdrage leveren.
In Vlaanderen hebben we altijd sterk de nadruk gelegd op zorg op maat. Minister Vogels trekt de lijn door, maar voegt er een nuance aan toe. Het kan niet dat een bejaarde nog vijfmaal van opvangcentrum moet veranderen. De VLD stemt in met de optie van de minister.
Minister Vogels wil het beleid evalueren. Waaraan is er echt nood? Welke rol spelen de rusthuizen nog? Deze evaluatie houdt ook verband met de aangekondigde decentralisatie. In het regeerakkoord wou men het aanbod evalueren en afstemmen op de noden. Naar welk niveau zal gedecentraliseerd worden? Wellicht naar de zogenaamde welzijnsregio. Toch moet een totaalbeeld bewaard blijven opdat we de kosten in handen kunnen houden. Bovendien moet een welzijnsregio groter zijn dan een gemeente.
We mogen evenwel niet vergeten dat de bejaardenzorg gefinancierd wordt door het federale Riziv. Decentralisatie is alleen maar mogelijk als het federale niveau daarvoor voldoende middelen heeft. Vorig jaar werd het budget voor de ziekteverzekering al met zes tot acht miljard frank overschreden.
Wij gaan ermee akkoord dat ook bejaardenvoorzieningen een zorgstrategisch plan moeten opstellen, maar we koppelen daar wel een paar voorwaarden aan. Wij willen in de eerste plaats vermijden wat er in de ziekenhuissector gebeurd is. Daar zijn alleen maar enkele studiebureaus beter geworden van de zorgstrategische plannen. Precies daarom moet het systeem eerst grondig geëvalueerd worden. Het moet doorzichtiger worden.
In de ouderensector moet men nu ook al een zorgstrategisch plan opstellen. U hebt gelijk dat het huidige systeem traag werkt en heel omslachtig is, maar de achterliggende doelstellingen blijven goed.
Ouderenvoorzieningen die een beroep willen doen op het VIPA, moeten een zorgstrategisch plan opstellen. Als we dat niet vragen, kunnen we immers geen ouderenbeleid voeren. We zijn druk bezig de administratie klantvriendelijker te maken. Het kan inderdaad niet dat alleen studiebureaus er beter van worden.
We zijn daar inderdaad bezorgd over, maar rekenen erop dat de administratie eenvoudiger zal worden.
De regering heeft inderdaad aangekondigd dat ze de administratie zou vereenvoudigen. Maar ik vind daarover maar weinig terug.
De visitatiecommissies vragen niet langer dikke rapporten. Voortaan zal het visitatieteam samen met de voorziening zoeken naar kwaliteitsverbetering. We mogen evenwel niet vergeten dat deze aanpassing niet van de ene op de andere dag kan ingevoerd worden
In de gehandicaptensector staat de mens voortaan centraal. Het beleid wordt bepaald door de concrete vragen. Zo past de persoonsgebonden benadering van de tewerkstelling perfect in de VLD-visie. Iedere gehandicapte kan zich voortaan bij een werkgever aanbieden met een rugzak. Daarin steekt alle informatie over de tegemoetkomingen waarop de gehandicapte kan rekenen. Nu moet iedere werkgever dat zelf aanvragen.
De administratie moet daarom ook gebruiksvriendelijker worden. De federale Rijksdienst voor Kinderbijslagen heeft alle formulieren herschreven in functie van diegene die ze moet invullen. Het is een feit dat veel gehandicapten niet krijgen waar ze recht op hebben. Zo is het idee ontstaan dat iedere gehandicapte begeleid moet worden in het administratieve doolhof. Door de administratie te vereenvoudigen zou een gehandicapte ook krijgen waar hij recht op heeft.
Ik pleit ook voor een gerichte uitbreiding van de residentiële zorgsector, vooral dan voor posttraumatici.
Palliatieve zorg komt onvoldoende aan bod in de beleidsnota. We moeten een kwalitatief palliatief zorgaanbod uitbouwen en ik verwijs in die zin naar het VLD-voorstel van resolutie. Meer dan zeventig percent van de bevolking wil thuis sterven, terwijl meer dan zeventig percent van de bevolking precies in een ziekenhuis sterft. Door vergrijzing, kanker en aids zal de nood aan een goed uitgewerkt aanbod nog toenemen.
De onregelmatige manier waarop initiatieven gefinancierd worden is evenmin bevorderlijk. Bovendien worden mensen die zich thuis laten verzorgen, financieel benadeeld. Als we het recht op vrije keuze willen respecteren, zal palliatieve thuiszorg eveneens meer middelen moeten krijgen.
Omdat de bevoegdheden verdeeld zijn tussen de gemeenschappen en de federale overheid moeten beide niveaus samenwerken om een netwerk uit te bouwen. In ons voorstel van resolutie dringen wij er bij de Vlaamse regering op aan een samenwerkingsakkoord af te sluiten met de federale overheid. Wij vragen de Vlaamse regering ook een beleidsplan te ontwikkelen.
De recente besmettingen met de legionellabacterie hebben aangetoond dat er nood is aan een ernstig preventiebeleid. Er moet een Vlaams crisiscentrum worden opgericht met een vast oproepnummer en een vaste procedure om crisissituaties aan te pakken. Nu bestaat er slechts een zeer beperkt noodscenario voor rampen met besmettelijke ziektes. We wachten vol spanning het draaiboek af. Er moet werk gemaakt worden van een eigen urgentiedienst van de gezondheidsinspectie. Er is nood aan duidelijke richtlijnen voor de organisatoren van Batibouw. Ik ben blij dat de verantwoordelijken intussen al een brochure gekregen hebben over de legionellabacterie en dat de artsen nog deze maand een themanummer over legionella van het epidemiologisch bulletin zullen ontvangen.
De omvorming van het OCMW tot een sociaal huis wordt in de beleidsnota nogal stiefmoederlijk behandeld. Het sociaal huis moet een centraal aanspreekpunt worden voor de bevolking. Het moet een wegwijzerfunctie vervullen.
Welke opdrachten zal het krijgen? Hoe zit het met het personeel en de middelen? Welke stappen zal de regering zetten om de nepstatuten om te zetten in reguliere tewerkstelling?
De beleidsnota bevat heel wat interessante ideeën over de organisatie van de gezondheidssector. De balans valt positief uit. Ik hoop dat bepaalde mistoestanden uit het verleden kunnen worden rechtgezet. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU-ID)
De gezondheidszorg moet een volledig Vlaamse bevoegdheid worden. De vorige minister van gezondheid pleitte nog voor defederalisering. De huidige minister heeft het slechts over een onvoltooide symfonie. Ook de sociale zekerheid moet een Vlaamse bevoegdheid worden.
We moeten de negatieve beeldvorming over ouderen ombuigen tot een positieve waardering. Onze moderne maatschappij huldigt drie waarden : arbeid, jong zijn en gezond zijn. De ouderen dreigen daardoor uit de boot te vallen. De meerderheid van de ouderen is gezond en actief. Het Vlaams Blok betreurt dat veel gezonde ouderen veroordeeld worden tot een leven van niets doen. Gelukkig zal het systeem van het brugpensioen worden hervormd. We moeten gebruik maken van de ervaring van ouderen. Discriminatie op basis van leeftijd moet wettelijk worden verboden. Ouderen vormen een-derde van het kiezerspubliek en eenvierde van de bevolking.
Het belangrijkste veiligheidsprobleem voor ouderen is de straatcriminaliteit. Dat probleem moet dringend aangepakt worden. Ouderen moeten zich bovendien op een veilige manier kunnen verplaatsen : het openbaar vervoer moet afgestemd worden op hun noden; de oversteektijd aan de verkeerslichten moet worden verhoogd; er is nood aan goede fiets- en zebrapaden.
De armoede bij ouderen moet worden aangepakt. Er moet een einde komen aan de politieke willekeur bij de toekenning van sociale woningen. Er is een gemeentelijke huisvestingsambtenaar nodig die de ouderen kan adviseren.
De OCMW's moeten bijzondere aandacht besteden aan thuisverzorging, poets- en waakdiensten, warme maaltijden enzovoort. Gezinnen die voor hun hulpbehoevende ouders zorgen, moeten de nodige ondersteuning krijgen.
De gemiddelde leeftijd waarop bejaarden in een rusthuis terechtkomen is 81 jaar. De gemiddelde leeftijd van de residenten bedraagt 84 jaar. De rusthuizen moeten voor iedereen betaalbaar zijn. Vlaanderen moet ook bevoegd worden voor de ziektekosten. Veel rusthuizen zijn in feite RVT's, hoewel ze niet als dusdanig erkend worden.
Ook op het vlak van de palliatieve verzorging moeten bijkomende inspanningen worden gedaan. De Vlaamse regering heeft in 1995 beslist om de palliatieve netwerken te erkennen en te subsidiëren. Dat is positief. Niet een wet op euthanasie, maar een behoorlijke palliatieve zorgverlening moet de belangrijkste prioriteit zijn.
De pensioenen zijn ontoereikend. De minimumpensioenen moeten worden opgetrokken. De pensioenbevoegdheid moet Vlaams worden. Wij pleiten voor de gelijkschakeling van de basispensioenen van werknemers en zelfstandigen. De minimale uitkeringen moeten omhoog.
In de beleidsnota staat ook veel goeds over de gehandicaptenzorg. Gelukkig, want zij zijn de echte kansarmen van onze samenleving. Hopelijk wordt er werk gemaakt van de vele goede voornemens. Zo worden de gehandicapten geconfronteerd met twee instanties die over hun dossier beslissen, wat de zaak administratief ingewikkeld maakt. Zonder een goede maatschappelijk assistent kan men zijn rechten niet afdwingen. Aan de ene kant beslist namelijk het federale ministerie van Sociale Zaken over de graad van de handicap en over de uitkering, terwijl aan de andere kant het VFSIPH zich over de integratie uitspreekt. Daartoe behoren onder meer de hulpmiddelen. Vaak moeten de betrokkenen lang wachten op resultaten. Klopt het dat de minister het VFSIPH de opdracht gaf te besparen in de sector hulpmiddelen? Weliswaar werd het budget verhoogd van 368 tot 500 miljoen frank, maar dat laatste bedrag was vorig jaar al onvoldoende. Men kon de laatste maanden zelfs niet meer uitbetalen en men wachtte tot het nieuwe budget voor 2000 beschikbaar was. Dat is toch niet toelaatbaar. In datzelfde verband blijkt de versoepeling van de regeling voor elektronische rolstoelen aanleiding te geven tot misbruik. De prijzen worden nodeloos opgedreven. Daar moet paal en perk aan gesteld worden, maar niet ten koste van de gebruiker : men moet veeleer het voorschrijfgedrag van de revalidatieartsen aanpakken.
Wij zijn voorstander van het persoonsgebonden assistentiebudget, evenals van de provinciale coördinatiepunten inzake toegankelijkheid. Er is echter nog veel werk aan de winkel.
Ik heb tot slot nog een voorstel in verband met de parkeerplaatsen voor gehandicapten. Die zijn in het centrum van de stad vaak moeilijk te vinden in de buurt van de woning. In sommige Duitse steden moet men een aanvraag indienen bij het stadsbestuur, dat - na controle ter plaatse - een metalen paaltje met het inschrijvingsnummer van de betrokkene aanbrengt waardoor alleen hij de plaats nog kan gebruiken. Kan de minister dat verdedigen bij de verschillende instanties? (Applaus bij het VB
Volgens Van Dale is een symfonie ofwel een veelstemmig muziekstuk ofwel een harmonieus geheel. Er zit heel wat muziek in de beleidsnota, maar een symfonie is het niet. Veeleer iets tussen een symfonie en kakafonie in. Er zijn namelijk degelijk uitgewerkte onderdelen, zoals de gehandicapten- en de ouderenzorg, terwijl andere onderdelen veel zwakker zijn. Sommigen wijten dat aan de bestaffing van het kabinet van de minister : de medewerkers zouden vooral voor hun sector hebben gezorgd. Dat is oude politieke cultuur, tenzij u mij van het tegendeel overtuigt
Dat is onjuist. In mijn afgeslankte kabinet zitten twee raadgevers : een voor de gehandicaptenzorg en een voor de ouderen- en gezinszorg. De beleidsnota werd door hen voorbereid in samenwerking met de administratie tijdens dagenlang overleg
U hebt mij van het tegendeel overtuigd.
Deze beleidsnota bevat, in tegenstelling tot de andere, geen strategische planning. Die wordt nochtans aanbevolen omwille van de objectiviteit, de transparantie, de meetbaarheid, de controlemogelijkheden en de duidelijkheid.
Ik heb die methode bewust niet gebruikt in de beleidsnota. Ik deed het wel voor de begroting 2000 en voor de toelichting.
In de commissie bleek echter dat de duidelijkheid er niet mee gebaat was. De strategische planning wordt immers uitgewerkt door externe bureaus, die daar overigens veel geld mee verdienen. Zij zijn niet vertrouwd met de sector en leggen er een keurslijf aan op, wat de zaak niet bepaald verheldert. Wel kan die planning nuttig zijn in de fase van de uitvoering, voor de formulering van strategische doelstellingen en de berekening van hun kostprijs.
Waarom doen de andere ministers het dan wel? Wilde u misschien de handen vrijhouden?
Ook ik had het kunnen doen. Het aanbod was vrij. Denkt u dat de minister-president bijvoorbeeld meer gebonden is door zijn strategische doelstellingen dan ik?
Er worden in zijn beleidsnota toch targets vooropgesteld?
De zin en onzin van strategische planning is een discussie op zich. De manier waarop targets worden geformuleerd, resulteert vaak in holle frasen. Ik zal u daarvan morgen een paar voorbeelden geven.
Ik merk wel dat de minister met de administratie samengewerkt heeft. Zo zijn er immers veel vaktermen in de beleidsnota geslopen, wat de tekst minder begrijpelijk maakt voor mensen die niet vertrouwd zijn met de sector.
De nota is herschreven precies met de bedoeling die vaktermen er gedeeltelijk uit te halen. Dat is echter niet wat de heer Swennen bedoelt. In een strategische planning zal er immers nog meer vakterminologie binnensluipen, al is die dan vooral afkomstig uit de wereld van het management.
Men kan toch niet ontkennen dat de beleidsnota getuigt van planning. Zo wordt voor maart 2000 het strategisch meerjarenplan voor de armoede in het vooruitzicht gesteld.
De minister erkent dat ze niet werkt met de methode van strategische planning en ze zegt erbij waarom. Het verbaast me wel dat sommige ministers zweren bij die techniek en dat andere dat helemaal niet zien zitten. Ik beschouwde de strategische planning als een objectief instrument om de uitvoering van het vooropgestelde beleid te meten.
Men vindt in deze beleidsnota alleen alarmerende berichten over kindermishandeling, hooliganisme enzovoort. Een echte probleemanalyse ontbreekt. Dat betekent dat de minister in een ambtsperiode van vijf jaar meer dan 350 miljard frank gaat besteden op basis van een schrale diagnose. Exacte gegevens, een oorzaak-gevolganalyse of een rapport over effecten van het totnogtoe gevoerde beleid is er niet. Dat is weliswaar een gevolg van een oud probleem: de problemen met de gegevensregistratie blijven aanslepen. En dan gaat het nog maar over de registratie van de meest essentiële gegevens, zoals het geslacht en de leeftijd van de cliënten.
Het informaticabeleid van de voorbije jaren moet dringend geëvalueerd worden. Het is te betwijfelen of men wel altijd de goede beslissingen genomen heeft. Zo heeft men de OCMW's gevraagd een aantal gegevens te registreren, maar men is er blijkbaar niet in geslaagd die ook te verwerken. Daarom moeten we een inhaaloperatie uitvoeren. Volgens minister Sauwens, die bevoegd is voor het informaticabeleid, ligt het probleem bij het outsourcen van de gegevensverwerking naar een zogenaamd gespecialiseerd bedrijf dat zijn beloften niet nagekomen is.
Het is een feit dat de sector welzijn en gezondheid daarvan de gevolgen draagt. Er is geen degelijke diagnose dat als basis kan dienen voor het beleid. Dat wordt lukraak gevoerd.
Bij een werkbezoek aan de administratie hebben we al gehoord over de problemen die het gevolg zijn van de zogenaamde outsourcing die door voormalig minister Van den Bossche werd ingevoerd. De administratie probeert nu op eigen kracht uit de problemen te komen. Ik heb goede hoop dat dat tot resultaat zal leiden.
Volgens de minister is vooral de verwerking van de gegevens een probleem. Men heeft me evenwel gezegd dat ook de gegevensregistratie zelf een probleem is. Daarom vragen we ons af of het contract met Cipal, dat moet instaan voor de gegevensregistratie, niet moet worden geschrapt of herzien. Moet de minister ook niet meer mensen en middelen ter beschikking stellen voor het uitwerken van een analyse van de problemen?
Van de geformuleerde uitgangspunten (overgang van een aanbod- naar een behoeftegestuurd beleid, toegankelijkheid, vermarkting, het belang van vrijwilligers, van mantelzorg en van zorg op maat) vinden we slechts af en toe de concrete uitvoering terug in de beleidsnota.
Alleen de hoofdstukken over ouderen en gehandicapten zijn concreter uitgewerkt. In de overige onderdelen houdt men zich niet aan dezelfde systematiek. Daardoor boet de nota aan diepgang en overzichtelijkheid in.
Van de zogenaamde vermarkting van de welzijnssector is eigenlijk een bijkomende analyse nodig. Wat komt in aanmerking voor vermarkting? Hoe wordt de cliënt of de patiënt een consument? Wat wordt aan de concurrentie overgelaten : alleen kwaliteit of ook de prijs-kwaliteitverhouding? Hoe wordt concurrentie verzoend met coördinatie en samenwerking in de welzijnssector - zaken waarvan iedereen vindt dat ze moeten worden opgevoerd?
De vernieuwing van de organisatiestructuren uit de vorige regeerperiode wordt voortgezet. In dit halfrond heeft men er vaak op gewezen dat de sector moe wordt van het gesleutel aan structuren en dat men veeleer verlangt dat de inhoud wordt vernieuwd. Ook deze beleidsnota besteedt veel aandacht aan structuren. Er worden nieuwe taken toebedeeld aan afdelingen en instellingen; er worden nieuwe afdelingen en nieuwe instellingen opgericht. Wat de inhoud van het werk betreft, is er weinig concreets te lezen. Vooral in het gezondheidsbeleid is het aantal nieuwe structuren te groot om werkbaar te blijven. In dat verband verbaast het ons dat de Gezins- en Welzijnsraad en de Vlaamse Gezondheidsraad niet aan bod komen in die nota. Beide nieuw gecreëerde instanties kampen met zware problemen. De Gezins- en Welzijnsraad heeft een veel te logge structuur en de Vlaamse Gezondheidsraad heeft af te rekenen met personeelsgebrek. De plannen van de minister met deze raden moeten zo snel mogelijk duidelijk worden.
Ten slotte blijft er onduidelijkheid bestaan over bepaalde kwesties, zoals de zorgverzekering. Daarover zijn er in de beleidsnota iets meer dan twee pagina's opgenomen, die alleen de principes van het decreet herhalen. Dat is positief. In de beleidsnota krijgen we echter geen informatie over de uitvoeringsbesluiten. Groot was mijn verbazing toen ik gisteravond in het VRT-radionieuws hoorde dat minister Vogels een nieuw financieringsmechanisme heeft uitgewerkt voor de zorgverzekering. Ze pleit naar verluidt voor een systeem in twee fasen waarbij de financiering in een aanvangsfase zou gebeuren met algemene middelen en later met bijdragen. Daarover hadden we informatie moeten vinden in de beleidsnota. Het is trouwens niet nieuw, want het is ook in de memorie van toelichting bij het decreet te lezen.
De VRT heeft het vanochtend inderdaad voorgesteld alsof ik vandaag in het parlement een decreet inzake de organisatie van de zorgverzekering zou voorstellen. Die verklaring werd gevolgd door een interview met iemand van het VEV. Ik heb zelf geen enkele verklaring aan de media afgelegd
Het is een wonder hoe de minister zonder nieuwe voorstellen te doen toch de media haalt. Ik sta huiverachtig tegenover het idee van een minidecreet, dat door de VLD wordt geopperd. De basisprincipes van de zorgverzekering staan in het decreet dat door dit parlement met een ruime meerderheid werd goedgekeurd : een verzekering met ruime dekking op basis van verplichte, solidaire en substantiële bijdragen. Waarvoor kan een dergelijk minidecreet anders dienen dan om af te wijken van het bestaande decreet
Wij hebben geen persmededeling gedaan, dus het bericht moet afkomstig zijn van Belga. Het is ondertussen duidelijk geworden dat er vijf of zes uitvoeringsbesluiten nodig zijn om met de zorgverzekering van start te gaan. Afwijken van het decreet zal onafwendbaar zijn. De doelgroep van zwaar hulpbehoevenden bestaat uit niet meer dan 40.000 mensen en we moeten beslissen of daarvoor een nieuw meetinstrument moet ontwikkeld worden of dat een bestaand instrument zal worden gehanteerd, welke instanties zullen instaan voor de controle en voor de procedures in beroep. Het lijkt ons beter daarvoor een minidecreet aan het parlement voor te leggen. Uiteraard moet de verzekering voor die beperkte groep passen in het geheel van de zorgverzekering, die daarna zal worden uitgebouwd
De zin van het minidecreet was me ook onduidelijk. Wij hebben er altijd op aan- gedrongen dat ook de uitvoeringsbesluiten aan het parlement zouden worden voorgelegd. Een mini-decreet kan dan ook voor niet veel anders dienen dan om het decreet te wijzigen dat werd goedgekeurd door het parlement
Vanzelfsprekend moet men bepaalde meetinstrumenten uitwerken om de zorgverzekering op te zetten. Dat zou allemaal geregeld worden door de uitvoeringsbesluiten. Het voorstel van mevrouw Ceysens om de zorgverzekering voor de beperkte doelgroep nu te regelen met een minidecreet kan het gevaar inhouden dat het stelsel van de zorgverzekering gefragmenteerd wordt in afzonderlijke dossiers. Dan zou de motivatie om het hele stelsel volledig op te zetten, wel eens veel kleiner kunnen worden. Ik blijf het daarom een gevaarlijk idee vinden
Maar achter het mini-decreet moet niets gezocht worden. Het is gewoon een manier om met een tijdelijk stelsel van start te gaan voor een beperkte doelgroep. Het is correcter om een minidecreet voor te leggen aan het parlement dan dat met vijf of zes uitvoeringsbesluiten te regelen
Wat wil de meerderheid in feite? Hoe lang moeten we nog wachten op het plan waarin de verschillende invoeringsfasen van de zorgverzekering worden voorgesteld? Wanneer krijgen we een duidelijk antwoord op de vraag in hoeverre de plannen van de meerderheid in overeenstemming zijn met de principes uit het decreet?
Op die vragen heeft mevrouw Becq een antwoord gekregen in de bevoegde commissie tijdens de bespreking naar aanleiding van haar interpellatie. Ons standpunt is in elk geval duidelijk : wij geven de voorkeur om de tijdelijke regeling in te voeren met een minidecreet
Hopelijk verdwijnt de onduidelijkheid over de betekenis van dat mini-decreet zeer snel. De ongerustheid van onze fractie is in elk geval nog niet verdwenen.
Hoewel we enkele bezwaren hebben geopperd tegen de beleidsnota, zal onze fractie die goedkeuren. De kwaliteiten ervan zijn immers veel groter dan de gebreken, vooral inzake de ouderen en de gehandicapten. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID
Een van de nieuwe begrippen die in deze beleidsnota gebruikt wordt, is zorgvernieuwing. De kwaal van onze tijd is de snelheid waarmee we leven. Onthaasting, meer tijd voor het gezin is nodig opdat de kwaliteit van het leven en het welzijn zou verbeteren. Dat is immers in belangrijke mate een kwestie van tijd. Op verschillende plaatsen in de beleidsnota pleit minister Vogels voor een zorgkrediet : werknemers zouden tijdens hun carrière in totaal een jaar vakantie kunnen nemen om voor iemand anders te zorgen. De minister wil kinderopvang, voor- en naschoolse opvang, opvang van bejaarden verder uitbouwen, maar de overheid kan niet alles organiseren. Wie de kans krijgt zelf een ziek kind te verzorgen, zal dat ook doen. Zorgkrediet geeft zowel mannen als vrouwen de kans een ziek kind te verzorgen. We moeten dat idee verder uitwerken. Wellicht is het een federale bevoegdheid, maar dat belet ons niet om het onder de aandacht te brengen van de bewindvoerders en van de publieke opinie.
Een andere nieuwe zinswending is : van diagnose naar dialoog. Zo beschikken opbouwwerkers over voldoende knowhow om een nieuwe communicatie- en samenwerkingsvormen uit te werken. In Brussel bereiken we immers niet altijd de beoogde doelgroepen. Dat zal er ook toe leiden dat een zogenaamd aanbodgestuurd beleid vervangen wordt door een zogenaamd behoeftegestuurd beleid dat ook minder betuttelend is. Tijdens de bespreking van de begroting heb ik op het belang van integratie gewezen, opdat gehandicapten zichtbaar zouden blijven in ons straatbeeld. Als we erin slagen een persoonsgebonden financieringssysteem in te voeren, verwezenlijken we een echte radicale vernieuwing.
Welzijnswerkers blijven belangrijk. Ik vind het volkomen terecht dat ze de voorbije weken hun ongenoegen geuit hebben. Het is onaanvaardbaar dat taken waarvan we allemaal erkennen dat ze noodzakelijk zijn, uitgevoerd worden door mensen met een nepstatuut. Het gaat niet op dat mensen een verschillend loon ontvangen voor hetzelfde werk. Bepaalde welzijnswerkers worden zelfs ziek omdat hun taak te belastend is. Bovendien zal zorgvernieuwing ervoor zorgen dat hun job en hun verantwoordelijkheid wijzigt. Niet alleen de werkgevers, maar ook de werknemers moeten bij die vernieuwing betrokken worden. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)