Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de voortzetting van de bespreking van de beleidsnota Financiën en Begroting 1999-2004, ingediend door de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden
De CVP en de media hebben nogal wat kritiek op bepaalde begrotingstechnische aspecten uit de beleidsnota en op de begrotingsnormen die deze regering hanteert. Ik vind dat minister-president Dewael zich van deze kritiek moet distanciëren. Deze regering wenst de beschikbare ruimte immers maximaal en optimaal te gebruiken en kan daarbij op onze steun rekenen. Wij weten immers dat er een aantal pijnpunten zijn.
Het is belangrijk om de beleidsruimte maximaal te benutten en tegelijkertijd bekommerd te zijn voor de evoluties op langere termijn. Het jaar 2010 is een scharnierjaar. Men dient attent te zijn voor het feit dat de toenemende vergrijzing zal leiden tot een conservatiever gedrag en een daling in het consumptiepatroon. Dat zal vanaf 2010 conjuncturele spanningen tot gevolg hebben. Het is goed om niet te ver te projecteren omdat er een nieuw landschap uitgetekend wordt. Het is de bedoeling van de Costa-onderhandelingen om te streven naar een zo groot mogelijke autonomie.
Een cruciaal punt in de zeer synthetische beleidsnota is de uitnodiging om een kerndebat te voeren. De beleidsnota is niet te nemen of te laten, maar een invitatie om suggesties in te dienen. Ik denk dat de minister-president het eerlijk meent. Hij heeft positief geantwoord op een uitnodiging van de heer Karel Vinck om een Vlaamse conferentie te organiseren. Het is een oproep aan diverse organisaties om ideeën te lanceren geven zodat het beleid voor de komende vier jaren optimaal kan uitgetekend worden.
Volgens de inleiding van de beleidsnota betekent dat het streven naar een actieve welvaartsstaat die attent is voor ethische en ecologische gegevens en de kwaliteit van het leven vooropstelt. Wat betekent dat? U biedt 26 beleidsnota's aan maar uw ambitie is de kwaliteit van het leven. We moeten durven en kunnen antwoorden op de vragen voor wie en voor wat de kwaliteit beoogd wordt. Concreet betekent dat de kwaliteit van het leven voor de hele Vlaamse bevolking. Dat is een cruciaal punt. Momenteel zijn er 6 miljoen Vlamingen, maar we zullen dat aantal nooit meer bereiken. Vanaf 2010 daalt de Vlaamse bevolking immers. Als men een beleid met kwaliteit wil uittekenen, moet men rekening houden met de vergrijzing van de Vlaamse bevolking. We dringen erop aan dat er een supplementaire beleidsnota over het gezins- en bevolkingsbeleid zou komen. De bevolking moet oordeelkundig gestuurd worden met respect voor de privacy. Er moet een eind komen aan de veroudering. Momenteel is het gezinsbeleid verspreid over de verschillende beleidsnota's. Het is nodig om er één geheel van te maken. Het is opvallend dat er anderhalf jaar geleden een resolutie over gezinsbeleid goedgekeurd is en dat er daarmee nog niets gebeurd is. Als men spreekt over kwaliteit, is het voeren van een verantwoord gezinsbeleid een kerntaak
Ik ben het volledig eens
Vervolgens rijst de vraag wat men met de mensen doet. Ik verwijs naar artikel 1 van de Universele Verklaring van Rechten van de Mens waarin staat dat alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren worden. Dat is niet altijd het geval. Als we jongeren maximale kansen willen geven, moet er geïnvesteerd worden in het onderwijs op alle niveau's. Dat gebeurt nog onvoldoende. Omdat er minder kinderen zijn, vindt men het logisch om te rationaliseren wat minder scholen en minder leerkrachten betekent.
Een bevolking met een beperkte instroom van actieven moet het hebben van productiviteit. Vandaar dat we maximaal moeten investeren in alle vormen en niveaus van het onderwijs. Momenteel wordt ondermaats geïnvesteerd. De voorziene 20 miljard frank is veel te weinig, het dubbele of het driedubble is nodig om het onderwijs op peil te brengen. Pas dan zullen de ontwikkelingskansen van alle kinderen gegarandeerd zijn. Onze ambities gaan overigens nog verder. Fabrimetal wil leerkrachten, techniek en informatica leveren aan de scholen. Op zich is dat een goed initiatief, maar er dreigt een gevaar. Wij staan voor de kennismaatschappij en het zou wereldvreemd zijn om die evolutie te trachten te kenteren. Maar het kan ook niet de bedoeling zijn het onderwijs te robotiseren. In het onderwijs moet naast een duidelijke wetenschappelijk en technische input aandacht zijn en blijven voor filosofische en culturele inbreng.
In de maatschappij van de toekomst is er veel werk te leveren, maar ook veel vrije tijd te besteden. Wij pleiten voor een breed onderwijs en geen eenzijdig. Zonder culturele en filosofische input is een zinvolle besteding van de vrije tijd niet waarschijnlijk. Zonder de juiste bagage kan een initiatief als de cultuurcheques nooit vruchten afwerpen.
Mijn fractie wil zich achter het beleid scharen. Accenten moeten in overleg met de bevoegde ministers worden gelegd. Wij hebben vertrouwen in de toekomst. (Applaus)
: Ik wil het hebben over de tweede strategische doelstelling van de beleidsnota, namelij
het verhogen van de graad van aanvaarding van het fiscale beleid door de burger.
Fiscale maatregelen sorteren slechts effect wanneer ze door de belastingsplichtige geaccepteerd worden. Naarmate de Vlaamse overheid meer fiscale autonomie verwerft, kan het verband tussen de inkomsten en het Vlaams beleid duidelijker worden. De geringe aanvaarding van het fiscale beleid in ons land wordt in de literatuur omschreven als de Pigouviaanse distortie, een begrip dat wijst op de onevenredigheid tussen de belastingdruk enerzijds en het gevoerde overheidsbeleid anderzijds. Deze onevenredigheid zorgt voor ongenoegen bij de burger omdat hij vindt dat hij niet genoeg in ruil krijgt voor al het afgedragen geld.
Dit ongenoegen kan op allerlei manieren verminderd worden. Een eerste evidente maatregel is uiteraard de verlaging van de belastingdruk, zoals bijvoorbeeld de afcentiemen op de personenbelasting.
Een andere maatregel is het responsabiliseren van de overheidsuitgaven. De burger verdenkt de Belgische overheid ervan een slechte bestedingspolitiek te voeren.
Een derde mogelijke maatregel is de burger de zinvolheid van de belastingen aan den lijve te laten ondervinden. De VLD-fractie steunt het initiatief om de burger via communicatiecampagnes te informeren. Die campagne moet professioneel worden gevoerd en liefst verder gaan dan de traditionele folder bij het aangifteformulier. Ook het Vlaams aanspreekpunt, één geïntegreerd loket voor alle Vlaamse belastingen, zal het verband tussen de belastingen en het overheidsbeleid duidelijker maken.
Een vierde maatregel is de klantvriendelijkheid van de belastingdiensten en de intrincieke kwaliteit van de belastingwetgeving op te voeren. De vereenvoudiging van de wetgeving en het drastisch beperken van de administratieve formaliteiten zijn sleutelelementen. Objectiviteit, rechtvaardigheid, continuïteit en rechtszekerheid in de belastingwetgeving zijn een grondrecht voor alle Vlamingen.
Ten slotte moet de globale fiscale druk afgestemd zijn op de draagkracht van de burgers. Structureel overleg tusen de verschillende beleidsniveaus moet ervoor zorgen dat de druk niet nog hoger wordt.
Indien hogergenoemde maatregelen toepast worden, dan kan het huidige conflictmodel tussen fiscus en belastingplichtige omgevormd worden tot een samenwerkingsmodel. Uiteindelijk zal dat resulteren in hogere belastingontvangsten en dus ook in een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van de Vlaamse beleidsnota's. (Applaus)
Ik merk dat veel van de interpellanten van vanmorgen van het toneel verdwenen zijn. Ik wil me nu vooral richten tot de heer Vandenbroeke
Het belang van het onderwijs- en het cultuurbeleid staat uiteraard buiten kijf, maar het is niet mijn taak daar beleidsmatige standpunten over te ventileren. Daarvoor moet u bij mijn collega's Vanderpoorten en Anciaux zijn. Mijn taak is om de budgettaire ruimte aan te geven waarbinnen deze mensen zich kunnen bewegen.
Verder is de demografische ontwikkeling een een voortdurende bekommernis van de Vlaamse regering. Maar het is ook zo dat de situatie in 2008 of later eigenlijk niet precies voorspeld kan worden.
In de vorige legislatuur werd met ruime parlementaire meerderheid een decreet goedgekeurd waarin wordt gestipuleerd dat in de begroting 2000 vier miljard wordt uitgetrokken voor de implementatie van het zorgbeleid. Een verdrievoudiging van het budget voor onderwijs is op dit moment gewoon niet realistisch.
Inzake de begrotingspolitiek moeten we durven afstappen van het constant beleid. Traditioneel wordt per begrotingspolitiek een bepaald saldo binnengehaald waarmee het bestaande beleid verdergezet wordt. Is er dan nog wat extra beleidsruimte, dan voorziet men nieuwe initiatieven. De stelling dat dit de enige mogelijke manier van werken is, is een dwaling. Elke minister moet zijn individuele verantwoordelijkheid dragen, maar men moet bepaalde bestaande begrotingsposten durven afbreken. Het is niet omdat de regering voor een bepaalde post minder geld voorziet, dat de regering die post niet belangrijk vindt. Niet elke heroriëntering van middelen is per definitie negatief en niet elke heroriëntering moet in het parlement dus een storm van protest veroorzaken.
Men mag er niet bij elke vermindering van kredieten vanuit gaan dat het gaat om een onderdeel van het beleid dat de regering niet meer belangrijk vindt. Om nieuwe initiatieven mogelijk te maken zal men nog vele dingen moeten afbouwen. Dit geldt ook voor onderwijs en voor cultuur. Wat opgestart werd als experiment kan niet zomaar blijven bestaan. Er moeten keuzes gemaakt worden. De ambtenaren zullen moeten leren om het constant beleid maximaal te realiseren en daarbovenop supplementair beleid binnen te halen. Met enige creativiteit kan men door onderwijs en cultuur de mensen een houvast bieden om de toenemende stroom van communicatie aan te kunnen en kan men dualisering vermijden.
Sommigen menen dat de regering nog nergens staat. Op de vraag van de heer Vandenbroeke zou ik willen antwoorden dat de regering ervan uitgaat dat de essentiële componenten van het regeringsbeleid niet uitsluitend aan de regering zelf toebehoren. We vragen aan het parlement om actief te participeren aan het kerntakendebat. In 1997 werd hierover al een debat gevoerd. We willen dit debat benaderen in die context. Welke zaken zijn fundamenteel? Welke taken kunnen worden afgestoten? Wat kan er toevertrouwd worden aan de VOI's? Door het autonome Vlaamse beleid werden er een aantal organisaties gecreëerd. Een zekere regeldrift was daar niet vreemd aan. Binnen een eenkamerstelsel komt een decreet trouwens snel tot stand. Later komt dan de vraag of dit wel uitvoerbaar is. In het regeerakkoord staat dat het de bedoeling is het aantal decreten te verminderen en decreten die niet operationaliseerbaar zijn te vereenvoudigen. We hebben dus eigenlijk nood aan een soort decreetsactueel. In een parlementaire democratie maakt het parlement de decreten. Binnen het administratief systeem kunnen heel wat beslissingen genomen worden om te komen tot een drastische vereenvoudiging van de decreetgeving. Anderzijds moeten er bepaalde nieuwe decreten gestemd worden. We kunnen de dadenkracht van de regering niet afwegen aan het aantal ingediende ontwerpen van decreet. We dienen het algemene beleid meer met het debat over kerntaken en vereenvoudiging.
Aansluitend bij de tussenkomst van de heer Vandenbroeke en bij de repliek van de minister-president wou ik eraan herinneren dat men tot 2020 exact weet hoe de verhouding tussen de actieve en de oudere bevolking er zal uitzien. Dit heeft niets te maken met een positief of negatief inschatten van deze evolutie. Deze omgevingsfactor is volgens mij het belangrijkste hiaat in de beleidsbrief Financiën en Begroting. Wat de minister-president zegde over het constant beleid is zeer juist. Men moet echter realistisch blijven. De regeerverklaring gaat ervan uit dat de ZBB een bepaald bedrag zal opleveren. Intussen is echter gebleken dat dit niet mogelijk is. Uit het antwoord van de minister-president aan de heer Vandenbroeke blijkt dat een analyse van deze situatie nodig is. De minister van Financiën en Begroting of de minister-president hoeft het beleid van de andere ministers niet te bepalen. Hij moet echter wel een kader creëren waarbinnen de regering kan opereren. Daarom hoop ik dat deze analyse tegen de volgende keer wel zal opgenomen zijn.
Ik ben gecharmeerd door de uitnodiging van de minister-president aan het Vlaams Parlement om samen te werken rond het cruciale debat over de kerntaken. Door daaraan te participeren kan het parlement zichzelf bewijzen.
We zijn uiteraard geen vragende partij voor een decretale diarree. Deze regering heeft van bij de aanvang gezegd dat ze een trendbreuk wilde realiseren. Nu stellen we echter vast dat die trendbreuk niet tot stand komt.
Dit debat sterkt mij in de overtuiging dat de originele visie van het paarsgroene project een onduidelijke zaak blijft. Wat zijn nu eigenlijk de prioriteiten? Waar staan de cijfers? Misschien krijgen wij die nog in de loop van de komende viereneenhalf jaar, maar nu al van een trendbreuk gewagen is voorbarig. (Samenspraken
Het verbaast mij niet dat het nieuwe van ons beleid aan de heer Van Rompuy ontgaat. De beleidsnota is bewust synthetisch gehouden. Natuurlijk is de tekst onvolledig : wij willen de ruimte voor het debat openhouden. Dat debat wordt niet gestimuleerd door de traditionele oppositierol waarin men voortdurend op zoek is naar barsten in de coalitie. Ons uitgangspunt is het regeerakkoord. Tijdens het investituurdebat werd daarop weinig inhoudelijke kritiek geleverd. Hoogstens werd opgemerkt dat men hier of daar verder wilde gaan of juist niet. Ik begrijp dat men zit te wachten op onze ontwerpen, maar men moet beseffen dat voor sommige belangrijke hervormingen, die miljarden frank kunnen genereren, niet eens decreten nodig zijn. Nu al kan men perfect vormen van PPS in de schoot van de administratie opstarten.
Wat de prioriteiten betreft, moet de oppositie consequent zijn. Men kan niet tegelijk voor een strenge norm pleiten en toch met alle mogelijke maatschappelijke behoeften bij de regering komen aankloppen. Als het beleid de optelsom van al uw verlangens moet zijn, eindigen we in de onbetaalbaarheid. Daarom opteert de regering voor het debat over de kerntaken : prioriteiten krijgen steun en minder relevante zaken worden afgebouwd. Er was in dat verband een oproep van werkgeversleider Vinck. De regering is bereid om te praten : het regeerakkoord is geen bijbel, het blijft principieel bijstuurbaar. Inmiddels werd de heer Vinck echter teruggefloten door de SERV, die het nu zelf zal proberen. Ik wens hen veel succes, want het wordt een lastig debat.
Tot mijn verbazing kwamen de VOI's niet aan de orde in het debat. Nochtans vertrouwen wij tientallen miljoenen frank aan hen toe, zonder dat wij nog rechtstreeks democratische controle kunnen uitoefenen. Er zijn weliswaar raden van bestuur, regeringscommissarissen en beheersovereen-komsten, maar toch is er sprake van verregaande verzelfstandiging. Ook daarover moeten wij het debat durven voeren : misschien moeten sommige beleidsaspecten weer aan de gewone administratie toevertrouwd worden, terwijl weer andere beter aan de markt worden uitbesteed.
De kritiek op het ontbreken van cijfers is niet terecht. Dit is geen begrotingsbespreking. De volgende begroting wordt meerjarig : men zal er cijfers voor de komende drie jaar in vinden : de ramingen voor 2001 en de extrapolaties naar de twee volgende jaren. Vandaag hebben wij een ander onderwerp : hoe verhouden zich de verantwoordelijkheden van de administratie, de VOI's en de regering? Daarbij kiezen wij voor de primauteit van de politiek ten aanzien van de bepaling der prioriteiten.
De subcommissie voor Financiën en Begroting neemt elk jaar de verschillende VOI's onder de loep. Dat zal ook dit jaar zo zijn, en dat krachtdadiger dan ooit
Onze partij wil meepraten. Wij hebben echter de ervaring dat grote herstructureringen, zoals de omvorming van de VRT, regeringswerk zijn. Met de herstructurering van Aquafin, bijvoorbeeld, zal dat niet anders zijn. Dat neemt niet weg dat het parlement kan inspelen op de regeringsinitiatieven.
Ook het omgekeerde is mogelijk. Tijdens de vorige regeerperiode bakende het Vlaams Parlement duidelijk de verantwoordelijkheden van Bloso, de gemeenten en de sportfederaties af. De regering implementeerde het voorstel van resolutie dat hieruit resulteerde vervolgens in het Strategisch Plan voor de Sport. Het parlement kan wel degelijk het kerntakendebat aan
We kunnen daar creatief in zijn. Toen ik als minister van Cultuur tot de minderheid behoorde werd het beleid voor een groot stuk geregeld door voorstellen van decreet. De ervaring leert dat het voor sommige aangelegenheden sneller gaat om te werken met voorstellen van decreet. Ik wil af van het politieke systeem waarbij de regering alleen het beleid bepaalde. Regering en parlement moeten actief samenwerken.
Er zullen tegenstrijdigheden blijven bestaan in de houding van de verschillende ministers. Dat is logisch. Enkel daarop wijzen, is een al te gemakkelijke manier van oppositie voeren. De debatcultuur moet een kans krijgen. De kiezers zien daarin geen probleem. Het aandeel van de binnenlandse politiek in de media is nooit zo groot geweest. (Rumoer)
Het kerntakendebat is bijzonder belangrijk. We willen daaraan meewerken. Voor de sportresolutie was er echter een stevige onderbouw : er was eerst een audit verricht in de sportsector. Zal deze discussie ook door de nodige studies worden ondersteund?
: Op de agenda van de ministerraad van vrijdag staat de oprichting van een dienst voor interne audit. De inspectie voor financiën houdt zich bezig met concrete dossiers. De interne audit zal onderzoek verrichten over de hele administratie. De bevindingen van de audit zullen bijzonder interessant zijn voor het beleid. De regering is bereid om het debat in te leiden.
Mevrouw Demeester-De Meyer heeft gelijk : de demografische ontwikkeling kan met een vrij grote zekerheid worden voorspeld. We moeten vooruitkijken. De vraag rijst : als Vlaanderen niet tekort schiet op zo vele tereinen, waarom in de echtelijke sponde dan wel?
Een van de grote frustraties van de vorige regeerperiode was de keizer-kostermentaliteit van sommige ministers. Het charmeert me dat deze regering het parlement wel de nodige ruimte geeft.
Door de heer Van Rompuy en door de heer Vermeiren werden tot besluit van de behandeling van deze beleidsnota met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten uiterlijk donderdag 10 februari 2000 om 17 uur zijn ingediend.
Wij zullen op woensdag 23 februari 2000 om 16 uur de hoofdelijke stemmingen over de moties en de beleidsnota houden.
De bespreking is gesloten.