Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2000
Verslag
Aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 2000 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting.
Ik dank de administratie van dit parlement voor haar medewerking en wens mij te verontschuldigen voor het nachtelijke uur waarop de vorige vergadering is geëindigd. (Applaus
Ik dank alle tachtig collega's die tijdens deze marathondiscussie zijn tussengekomen. Omdat een aantal sprekers meerdere keren is tussengekomen, kan ik onmogelijk op alle vragen antwoorden. De andere ministers zijn evenwel geregeld tussengekomen in het debat en ook in de commissies werd grondig gediscussieerd.
Dit debat is geen volmaakt debat. Mevrouw Demeester-De Meyer had het zelfs over een democratisch deficit en ik moet haar gelijk geven. Amper negen percent van de totale begroting genereren wij door middel van eigen fiscaliteit en dan nog beschikken we niet over de belastbare basis. We kunnen niet discussiëren over hoeveel we precies aan de burger zullen vragen. We kunnen ons enkel buigen over de vraag wat we met de beschikbare middelen zullen doen. We noemen dat uitgaven- of dotatiefederalisme, een soort federalisme dat leidt tot maximale uitgaven.
Precies daarom moeten we de bijzondere financieringswet aanpassen en zo voor fiscale autonomie zorgen. Niet dat alle financiële beperkingen daardoor verdwijnen, maar wel omdat we zo efficiënter en democratischer kunnen besturen. Ook de overheidsschuld zal besproken worden, iets wat we niet over het hoofd mogen zien.
We hebben deze begroting in heel positieve omstandigheden kunnen opmaken. De effecten van de dioxinecrisis ebben stilaan weg. Onze economie zou met drie percent groeien en ook de rente evolueert gunstig. De laatste zes maanden is het vertrouwen van de bedrijfsleiders groter geworden en de sterke dollar stimuleert onze export. Ook het consumentenvertrouwen is groot. De inflatie blijft onder controle.
Vanop de oppositiebanken werd ik vaak een gelukskind genoemd. Ik wil dit relativeren omdat de financieringswet ons parten speelt. Bovendien profiteren wij maar in beperkte mate van de positieve conjunctuur. Vooral de federale regering voelt de positieve gevolgen van een werkloosheidsdaling. Precies daarom blijf ik ervoor pleiten de financieringswet te herzien.
Het is een realistische begroting omdat we alle economische parameters voorzichtig inschatten. Volgens mevrouw Demeester-De Meyer wordt deze begroting trager uitgevoerd en vastgelegd dan de vorige. Volgens de informatie waarover ik beschik, ligt ons ritme hoger. Nog volgens mevrouw Demeester-De Meyer moet elke frank gebruikt worden. Deze uitspraak verrast me omdat zij ook stelt dat ministers meer middelen vragen dan ze eigenlijk nodig hebben. Die plannen zijn dan niet altijd uitvoerbaar, wat spijtig is voor de minister in kwestie maar goed voor de minister van Begroting.
Ik heb hier vaak kritiek gehoord op ministers als zouden zij voortdurend plannen lanceren die we niet ernstig kunnen nemen. Maar een nieuw plan zorgt altijd voor beweging en zo lang het plan past binnen het regeerakkoord zie ik daar geen graten in. Zo heeft minister Vanderpoorten recent een plan gelanceerd waarop de sociale partners heftig gereageerd hebben. Zij heeft hun reactie vooraf willen toetsen
We moeten inderdaad geen verantwoording afleggen als we maar negen percent van de totale begroting rechtstreeks van de burger ontvangen. Maar een begroting die dit parlement heeft goedgekeurd is wel een engagement ten aanzien van de burger dat de regering getrouw en correct moet uitvoeren.
Als een bepaalde begrotingspost meer middelen krijgt dan een andere, dan kan dit nadelig zijn. Als we extra middelen uittrekken om te investeren in onze wegen, dan moeten we die extra middelen correct begroten. Het vastleggingsritme is te traag, maar we zullen dit later kunnen evalueren naarmate de begroting wordt uitgevoerd.
U hebt allebei gelijk. De minister-president spreekt over de beleidsnota, terwijl mevrouw Demeester-De Meyer het heeft over de begroting. De beleidsnota is een kader dat keuzes toelaat, terwijl bij de begroting de verwachtingen moeten ingelost worden
Ik ben niet van mening dat we elkaar tegenspreken. Ik reageer alleen op de uitspraak van mevrouw Demeester-De Meyer dat de ministers de neiging hebben meer te vragen dan ze nodig hebben. Ik weet niet of ik daaruit moet afleiden of u zich hebt laten verschalken. De begroting dient inderdaad zo waarachtig mogelijk opgesteld te worden om onevenwichten te vermijden. U stelt dat het vaststellingsritme zo traag is dat we zonder problemen de euromeesternorm zullen bereiken
Het is goed dat we dit debat gevoerd hebben. Ik wou alleen even reageren op de kritiek dat er onvoldoende middelen zouden geweest zijn in de vorige regeerperiode. De SP heeft namelijk gesteld dat we te weinig geïnvesteerd hebben
De SP heeft alleen willen zeggen dat in een periode van zware besparingen een aantal realisaties niet gebeurd zijn, zoals bijvoorbeeld infrastructuurwerken
De uitspraak van mevrouw Demeester-De Meyer dat de mogelijkheid bestaat om uit Aquafin miljarden frank te puren, heeft me trouwens nieuwsgierig gemaakt.
U vindt dat we tot een normering moeten komen. U geeft vier criteria waaraan die norm dient te beantwoorden. Toevallig beantwoorden die aan de euromeesternorm. Deze regering heeft geopteerd voor de strengste norm van de Hoge Raad voor Financiën. Ik benadruk dat we verder gaan met de schuldafbouw. Dit debat is evenwel relatief. Er bestaat immers een collectieve wil om de financieringswet af te schaffen. Een langetermijnplanning is dan ook zinloos. Men kan geen prognoses maken tot het jaar 2010 als er binnenkort een nieuwe financieringswet met andere criteria en principes komt.
Er is geen sprake van dat we het pad van de budgettaire orthodoxie verlaten. Ik wil wel duidelijk stellen dat we in het federale staatsverband niet katholieker moeten zijn dan de paus. Het feit dat België voldoet aan de stabiliteitsovereenkomst, is vooral een verdienste van het in het verleden gevoerde Vlaamse budgettaire beleid. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Wallonië zijn op dat vlak duidelijk in gebreke gebleven. Door het volgen van de meest strenge norm zetten we de anderen uit de wind
Dat is een verkeerde redenering. Op het federale niveau zijn er inspanningen geleverd om te voldoen aan de Maastricht- en Amsterdamakkoorden. Ook de gewesten en gemeenschappen dienen hun steentje bij te dragen. In het overleg zijn er daarover akkoorden gesloten, maar iedereen gaat zijn eigen weg. Het klopt niet dat men door meer inspanningen te leveren de anderen uit de wind zet. Men mag niet vergeten dat het gaat om een geconsolideerd resultaat, meer bepaald de optelsom van het federale niveau en van de gewesten en gemeenschappen
Dat is precies wat ik zeg. Er is wel een probleem : als we spreken over de norm van het stabiliteitspact, dan heeft dat betrekking op de Belgische situatie. Ik stel vast dat Vlaanderen een strikt budgettair beleid gevoerd heeft. Het is niet omdat Wallonië veel minder streng tewerk gaat dat we de teugels moeten vieren. Er is een nieuwe samenwerkingsovereenkomst opgesteld waarin bepaald wordt dat de strengste norm voor iedereen geldt. De Hoge Raad van Financiën oefent de controle uit. We kunnen verder gaan, maar dat is weinig zinvol in het kader van de huidige financieringswet, die een dotatiefinanciering is.
Het risico van een dotatiesysteem bestaat erin dat men uitgeeft wat er beschikbaar is. Daarom is het belangrijk om eigen normen uit te stippelen
We hebben inderdaad een strenge norm nodig. Als we die volgen, zitten we op de juiste koers. We mogen echter niet blind zijn voor het feit dat een aantal noden dringend gelenigd moeten worden om te vermijden dat er een nieuwe maatschappelijke schuld ontstaat. Dat is een fundamenteel verschil in onze benadering. De begrotingsnorm mag nooit een doel op zich zijn.
Ik stel vast dat in de verschillende tussenkomsten vaak de vraag gesteld werd of er een trendbreuk is gerealiseerd. Volgens de meerderheid is dat wel gebeurd, volgens de oppositie niet.
De begroting is amper twee maanden na het investituurdebat opgesteld. De verschillende ministers hebben verschillende accenten gelegd. Sommigen vinden dit verwaarloosbaar, anderen vinden dat de verschillen duidelijk waarneembaar zijn. Men kan geen vernieuwing inluiden, zonder respect te hebben voor wat de vorige ploeg gedaan heeft. We moeten de budgettaire ruimte zelf verdienen. Er is wel een aangroei voorzien in de financieringswet.
Het was nooit onze bedoeling om de GIMV op twee maanden tijd ten gelde te maken. We beschikken hier wel over een instrument, dat op de beurs genoteerd is en goed is voor 70 miljard frank. De Vlaamse overheid is voor 70 percent aandeelhouder. Het is de bedoeling om deze aandelen geleidelijk aan ten gelde te maken.
We moeten ons voortdurend bezinnen over de kerntaken van de overheid, de taken van de VOI's, enzovoort. Vooral op milieugebied is dit belangrijk maar ook moeilijk. We moeten duidelijk aflijnen wat de privésector kan doen, op basis van een duidelijk en resultaatsgerichte overeenkomst. Dit zal duidelijk worden in het debat over de beleidsnota's.
We zullen altijd proberen de technieken van de heroriëntering van de uitgaven en de zero-basebudgetting toe te passen. Nieuw beleid kan niet indien we al het bestaande behouden en enkel een aantal elementen toevoegen. Ook dit kan niet gerealiseerd worden op twee maanden tijd.
De uitgaven liggen vaak vast in decreten en reglementaire besluiten. Er zijn 127 adviesorganen, die vaak opgericht zijn bij decreet. Wij zijn dus verplicht hun advies in te winnen. We kunnen de decreten niet aanpassen op twee maanden tijd maar zijn zeker van plan de adviesraden te hergroeperen.
Inspraak is belangrijk, maar de politici moeten ook de kans krijgen uitspraken te doen. We hebben het college van administrateurs-generaal de opdracht gegeven om een éénloketsysteem uit te werken, maar dit kan niet op twee maanden tijd.
Wij zouden alle protesten van de CVP kunnen afdoen met het flauw argument dat zij aan de oorzaak ligt van alle moeilijkheden omdat zij decennialang aan de macht was. Wij doen dit niet maar verwachten van de CVP dat zij ook begrip opbrengt voor het feit dat wij de doelstellingen voor een hele regeerperiode niet kunnen realiseren op enkele maanden tijd.
Wij hadden nooit een volstrekte meerderheid
Gelukkig maar
Dit bedoel ik ook niet. Ik wijs er enkel op dat het herwinnen van de maagdelijkheid meer tijd vraagt.
Wij hebben die ambitie niet
Dit is dan ook een trendbreuk.
Ik verwacht van het Vlaams Blok geen alternatieve voorstellen. De heer Dewinter neemt plaats op de tribune, kijkt rond en als er pers aanwezig is neemt hij de woorden één pot nat een aantal keer in de mond. Van de CVP-fractie verwacht ik echter een constructieve oppositie. Zij pleit voor de strengste begrotingsnorm. Dit heeft gevolgen voor de uitgaven. Toch wil ook zij meer middelen voor allerhande initiatieven.
Het is echter niet zo dat zij voor elke uitgave, die ze voorstelt, ook een corresponderende schrapping voorstelt. Misschien heeft de VLD dit ook niet gedaan toen wij in het begin in de oppositie zaten, maar later hebben wij dit principe consequent toegepast.
De heer Denys heeft ooit een volledige alternatieve begroting opgesteld. Na afloop van de besprekingen heeft hij gezegd dat hij dit nooit meer zou doen
Indien wij meer uitgaven voorstelden, hebben wij steeds een ander amendement ingediend, om deze uitgaven te compenseren
De heer Daems heeft nochtans ooit in de federale commissie voor Financiën een belangrijke verlaging van de sociale lasten met 154 miljard frank voorgesteld, zonder in compenserende maatregelen te voorzien.
Indien wij vanuit de oppositie via tewerkstellingsprogramma's de sociale lasten wouden verlagen, hebben wij altijd een volgens ons sluitende financiering voorgesteld. Omdat de terugverdieneffecten niet mogelijk zijn binnen de Vlaamse begroting is het de plicht van de oppositie om tegenover elke voorstel ook compenserende schrappingen te plaatsen
Wij hebben nu amendementen ingediend ter waarde van ongeveer 1,8 miljard frank. De verschillende ministers daarentegen hebben aanpassingen met een waarde van 6 miljard frank in het vooruitzicht gesteld voor de begrotingscontrole. Vanuit de trekkingsrechten komt 1,2 miljard frank voor de legalisering van de nepstatuten, maar dan is er nog 4,5 miljard frank nodig. Waar die moeten vandaan komen is niet duidelijk. Wij zijn dus zeer bescheiden geweest.
Deze regering kan starten met een zeer goede economische situatie. De stijging van de uitgaven voor de expansiesteun heeft precies te maken met de gunstige situatie. Nochtans voorspelde de heer De Gucht dat 1999 een rampjaar zou worden en dat er 10.000-den jobs verloren zouden gaan. Hij zei dat we aan de vooravond van een zware economische recessie stonden
Ik heb dit liedje al dikwijls gehoord, maar wat u beweert is niet juist. Ook bij de begrotingscontrole zullen keuzes gemaakt worden. Wij zullen hierbij rekening houden met de budgettaire mogelijkheden van dat moment. Nu debatteren we over deze begroting en vraag ik dat de oppositie consequent zou optreden. U zegt dat de 1,8 miljard frank bijkomende uitgaven, die u voorstelt miniem zijn. U wil ook meer middelen voor infrastructuur. Hoeveel middelen wilt u hiervoor uitgeven en waar zal u de middelen halen?
We vragen dat er eindelijk een vijfjarenplan voor infrastructuur opgesteld wordt, waar prioriteiten in vastgelegd worden en waaruit duidelijk blijkt hoe men dit wil financieren, in plaats van een tarievenpolitiek te voeren
Wij hebben gisteren tot diep in de nacht de details van de begroting behandeld. Vandaag zijn we toe aan een beoordeling van het geheel : laten wij ons daaraan houden. Na de uiteenzetting van de minister-president hebben de fracties trouwens nog recht op een repliek
Als de heer Van Rompuy meer geld voor infrastructuur wil, waarom diende zijn fractie dan geen amendement terzake in? Omdat hij ook niet weet waar dat geld nu vandaan zou moeten komen. In de toekomst zal het wel mogelijk zijn. De opbrengst van de privatisering van de GIMV moet van de Europese Commissie immers niet noodzakelijk voor verdere schuldafbouw gebruikt worden : duurzame investeringen in infrastructuur zijn wellicht ook aanvaardbaar. De opmerking van de heer Van Rompuy is symptomatisch voor de houding van zijn fractie : het is altijd en overal te weinig. Het is sloganesk en getuigt van weinig realiteitszin om tegelijk meer middelen voor alle begrotingsposten te eisen én een toepassing van de strengste begrotingsnormen.
Bovendien is het fout om ervan uit te gaan dat bestuurlijke vernieuwing alleen kan door ergens meer geld te gaan uitgeven. Ik geef twee voorbeelden van hoe het anders kan. Het eerste betreft het zeer actuele thema van opleiding en vorming. Volgens de heer Van Rompuy hebben wij daarvoor geen aandacht, want wij schaffen Vlamivorm af. Wel integendeel, volgens ons heeft de overheid een onvervangbare taak inzake opleiding en vorming. Tegelijk moet men echter oog hebben voor de verheugende inspanningen die de privé-sector doet : 13 percent meer investeringen terzake in 1998. Vlamivorm was bovendien geen geschikt instrument. Alleen de grotere bedrijven trokken er profijt uit. Daarnaast was de procedure al te omslachtig. Wij willen het beleid vernieuwen, niet door de vele Vlaamse overheidsinstellingen terzake stuk voor stuk meer geld te geven -al doen we dat wel voor het VIZO - maar wel door de onefficiënte af te schaffen en de andere beter op elkaar af te stemmen.
De economische expansiesteun is mijn tweede voorbeeld. Die is inderdaad nodig, maar niet alleenzaligmakend. Men mag hem namelijk niet los zien van de ecomische conjunctuur. Toen ondernemers en investeerders geconfronteerd werden met te hoge loonkosten, begon men dat te corrigeren door middel van subsidies. Men vraagt echter niet zozeer om subsidieloketten als wel om een algemene verbetering van het fiscale en parafiscale klimaat.
Ik heb niet beweerd dat de economische expansiesteun het enige motief voor buitenlandse investeerders is om naar hier te komen. Er zijn er ook andere, zoals de aanwezige kennis, de kwaliteit van het beschikbare personeel, de ligging enzovoort. In gevallen als dat van Ford Genk was de steun evenwel doorslaggevend
Investeerders beslissen op grond van een kijk op het geheel. Daarin vormden de Belgische loonkosten tot nu toe een handicap. Als compensatie voor het niet-competitieve fiscale en parafiscale klimaat werden verschillende vormen van steunmaatregelen uitgewerkt door de dienst Investeren in Vlaanderen.
Vandaag is de context evenwel aan het veranderen. Een heroriëntatie van de expansiesteun, die ooit broodnodig was, dringt zich op. Wij verwachten immers voor volgend jaar een groei van 3 percent. De federale overheid, waarvan de regering onze uitgangspunten deelt, gaat de loonkosten verlagen. Men beweert dat de verlaging een druppel op een hete plaat is, maar men vergeet dat tegelijk op federaal vlak 1,9 miljard frank gaat naar de verbetering van de zichtbare inkomens in de laagste schijven, de belastingsschalen opnieuw volledig geïndexeerd worden, de crisisbelasting geleidelijk afgeschaft wordt en de aftrekbaarheid van kosten voor kinderopvang verbeterd wordt. Men mag de Vlaamse maatregel niet van die federale context abstraheren.
Ik ben het eens met de heer Voorhamme dat er een werkgelegenheidsbeleid moet worden gevoerd dat rekening houdt met de verschillen tussen de regio's. We moeten streven naar een werkzaamheidsgraad van 65 percent. Voor de leeftijdsgroep tussen 25 en 50 jaar is er geen enkel probleem. Voor de minvijfentwintigjarigen zitten we op de goede weg. Het probleem ligt bij de leeftijdscategorie boven de 50. Het beleid van de voorbije jaren heeft ervoor gezorgd dat er te veel menselijk kapitaal werd verkwanseld.
Het werkgelegenheidsbeleid moet Vlaams worden. Het zogenaamde Rosettaplan, dat helemaal geen rekening hield met de Vlaamse situatie, heeft dat aangetoond. In afwachting mogen we echter niet bij de pakken blijven zitten. Dat Vlaanderen autonoom gebruik kan maken van de trekkingsrechten is een eerste belangrijke stap. Het is essentieel voor de regularisering van de nepstatuten. Natuurlijk zal dat geld kosten.
Herscholing en vorming moeten echter ook bij deze werknemers verschuivingen mogelijk maken. Het decreet van de Vlaamse CAO's is een belangrijke stap in de goede richting. De mentaliteit van de Vlaamse sociale partners is aan het veranderen.
De politiek vermag niet alles. Ze kan enkel een kader scheppen. In het verleden oordeelden de sociale partners te veel alleen op basis van de belangen van de eigen achterban. Karel Vinck heeft terecht opgemerkt dat de werkgevers oog moeten hebben voor het algemeen belang. Ik steun de oproep voor de oprichting van een Vlaamse conferentie waaraan naast de traditionele sociale partners bijvoorbeeld ook academici deelnemen.
De begroting gaat uit van een algemene visie. We bevinden ons in een snel veranderende wereld. De technologische evolutie biedt enorme mogelijkheden die onze manier van leven en werken voortdurend zullen wijzigen. Ook het politieke landschap is voortdurend in beweging. Het oude ideologische discours en de traditionele politieke tegenstellingen vervagen. De macht verschuift naar internationale en supranationale instellingen. De politici moeten een nieuwe synthese maken; ze moeten de burger een nieuw houvast bieden. Het comfort van de oude zekerheden is immers langzamerhand weggevallen.
Het concept van de actieve welvaartsstaat is een realiteit aan het worden. Er bestaat geen tegenstelling tussen economische groei en sociale bescherming. Integendeel : economische groei en een hoge werkgelegenheidsgraad garanderen de beste sociale bescherming. Economische groei, sociale bescherming en respect voor het leefmilieu zijn elkaar ondersteunende doelstellingen. Uitkeringen mogen geen doel op zich zijn.
Er moet een actief werkgelegenheidsbeleid worden gevoerd. We moeten streven naar duurzame groei door nieuwe technologie, nieuwe informatie en nieuwe kennis te verwerven. We bevinden ons momenteel immers in een knowledge based economy. Kennis is de belangrijkste grondstof.
Mensen leven niet van brood alleen. Er is ruimte nodig voor warmte en intermenselijke contacten. Daarom moet er voldoende aandacht worden besteed aan cultuur en onderwijs. We kunnen niet zonder de producten van de geest. Toen Einstein stierf, droeg hij zijn ontzaglijke kennis over aan zijn collega's-academici; toen moeder Teresa overleed bleef alleen de herinnering aan haar menselijke grootheid. Tussen kennis en ethiek is er een enorm verschil. Vandaar het belang van cultuur en onderwijs.
Om dat alles te kunnen verwezenlijken, vraag ik het Vlaams Parlement om de voorliggende begroting goed te keuren. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID
De algemene bespreking is gesloten.
Ik stel voor om de artikelsgewijze bespreking uit te stellen tot na 14 uur, zodat alle amendementen kunnen worden gegroepeerd. (Instemming