Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de actuele vraag van de heer Tobback tot de heer Keulen, Vlaams minister van Wonen, Media en Sport, over het garanderen van het recht van sociale huurders om hun woning aan te kopen.
Deze week heb ik gehoord dat een deel van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij besloten heeft om de wetgeving naast zich neer te leggen wat betreft het kooprecht van huurders in sociale woningen. Ik heb hier weinig sympathie voor. Ik vind dat besturen en organisaties die leven op basis van een Vlaamse wetgeving en op basis van Vlaamse subsidies, zich beter ook houden aan de wetgeving van wie hen subsidieert, al was het maar voor de duidelijkheid en de rechtszekerheid.
Ik heb de volste sympathie voor hun budgettaire problemen en voor hun eisen om daaraan iets te doen. Ik denk dat deze regering reeds een aantal stappen heeft gezet, die nog verder moeten gaan. Maar als men zich verzet tegen het kooprecht van huurders die in sociale woningen zitten, dan is men een kortzichtig en is men een niet-sociaal beleid aan het voeren. Men is kortzichtig omdat het nogal wiedes is dat het in de eerste plaats voor de huurders goed is om op lange termijn eigenaar te worden van hun woning, indien zij over de nodige financiële middelen beschikken. Dat is een belangrijke sociale garantie. Voor de huisvestingsmaatschappijen is het ook een goede zaak, omdat men precies vermijdt dat er in een aantal wijken getto's ontstaan. Eigendomsverwerving is immers een goede manier om een sociale mix te creëren.
Het argument van de maatschappijen is slecht in de optiek van de bestaande wachtlijsten. Hun argument is vals en niet sociaal. Wat is het belang voor een gezin dat op de wachtlijst staat, dat men in de bestaande woningen van de huisvestingsmaatschappij blijft verhuren aan mensen die in staat zijn om die woning te kopen? Ik ben voorstander om bij verkoop één-op-één te realiseren. Het Vlaams Gewest moet daarvoor de middelen uittrekken. Het is belangrijk dat er nu een duidelijk signaal komt.
Op basis van de huidige wetgeving, decreten en besluiten van de minister en de Vlaamse regering bestaat het recht om aan te kopen wanneer men dat wil. Dat is ook duidelijk meegedeeld. Huisvestingsmaatschappijen kunnen dat op dit moment niet weigeren. Ik hoor dat er nu zelfs maatschappijen zijn die weigeren te registreren dat er vragen zijn. Ik zeg dat dit niet kan.
Afgezien van het resultaat van de procedure bij het Arbitragehof en in sommige gevallen bij de Raad van State, vraag ik wat u kan en wil doen om de rechten te waarborgen van diegenen die gebruik willen maken van het kooprecht?
Ik ben blij met de steun van uw fractie voor die maatregel. Ik betreur de hele gang van zaken. Dit is de wereld op zijn kop.
De regelgeving is tot stand gekomen volgens alle geldende procedures. Tot op vandaag krijg ik iedere dag brieven van huurders die al zo veel keer aan hun maatschappij gevraagd hebben om hun woning te mogen kopen en iedere keer opnieuw bot vangen. De droom van elke Vlaming om eigenaar van een huis te worden wordt door die maatschappijen resoluut van de hand gewezen.
Met dat kooprecht ben ik eigenlijk tegemoetgekomen aan de vraag van huurders-bewoners. Toch spannen de huisvestingsmaatschappijen bij het Arbitragehof een procedure in tegen de minister van Huisvesting.
Ik verwacht een uitspraak in deze zaak in de loop van juni. Ik heb het volste vertrouwen in de goede afloop. Ik ben immers niet over één nacht ijs gegaan. Ik heb het advies van de Raad van State nagenoeg woordelijk in de besluitvorming verwerkt. Dat advies stelt dat het woonbeleid wordt gevoerd door de Vlaamse regering. Welnu, deze regering heeft in haar beleidsverklaring eigendomsverwerving als principe ingeschreven. Bovendien zijn deze woningen vaak voor een groot deel gebouwd met Vlaams geld.
Op dit ogenblik verliezen we inderdaad tijd, maar dat is het gevolg van de actie van de huisvestingsmaatschappijen. Intussen heb ik via de VHM een circulaire verspreid naar de huisvestingsmaatschappijen, waarin ik stel dat alle voorbereidende handelingen die nodig zijn voor het verlijden van de verkoopakte, ondertussen al moeten gebeuren, precies om het tijdverlies te beperken. Het gaat om het schattingsverslag van de ontvanger van de registratie en eventueel ook om een opmetingsplan van de landmeter. Indien de huisvestingsmaatschappijen dit niet doen, dan vraag ik aan de VHM de positieve voogdij uit te oefenen, wat betekent dat ze beslissen in de plaats van de betrokken huisvestingsmaatschappijen.
Essentieel in deze discussie is de vraag wie centraal staat in het socialehuisvestingsbeleid, de bewoner-huurder of de maatschappij. Voor mij is het duidelijk dat de verzuchtingen van de bewoner-huurder centraal moeten staan. De maatschappij is slechts een instrument om een woonbeleid te voeren.
Moet men niet zorgen voor een centrale lijn waar men de klachten van de huurders registreert?
Deze tip is zeker het overwegen waard. Ik wil het kooprecht zo snel mogelijk in de praktijk omzetten. Vermits we in een rechtstaat leven, mogen we de verkoopakte voorlopig niet verlijden. Intussen kunnen we wel alle voorbereidende handelingen stellen om het tijdverlies zoveel mogelijk te beperken.
Het incident is gesloten.