Verslag plenaire vergadering
Voorstel van decreet houdende organisatie, erkenning en subsidiƫring van wijkgezondheidscentra
Verslag
Ontwerp EN Voorstel van decreet
Eerstelijnsgezondheidszorg en wijkgezondheidscentra
Algemene bespreking
De voorzitter : Aan de orde zijn het ontwerp van decreet betreffende de eerstelijnsgezondheidzorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders en het voorstel van decreet van mevrouw Ingrid van Kessel c.s. houdende organisatie, erkenning en subsidiëring van wijkgezondheidscentra die door de commissie in samenhang werden behandeld, met dien verstande dat het ontwerp van decreet als basis voor de bespreking werd genomen. Wij volgen hier dezelfde werkwijze.
, verslaggever : Ik verwijs naar het schriftelijke verslag.
Het voorliggende ontwerp van decreet kan worden opgesplitst in twee belangrijke delen, de eerstelijnsgezondheidszorg en de goede samenwerking in de thuiszorg.
Zoals mevrouw Van Den Heuvel zei, is het een verdienste van dit ontwerp van decreet dat de term eerstelijnsgezondheidszorg wordt vermeld. Veel meer dan dat gebeurt er echter niet. De eerstelijnsgezondheidszorg wordt in dit ontwerp niet versterkt.
De Vlaamse overheid zoekt wanhopig naar wegen om de huisartsengeneeskunde te versterken en dat is ook nodig. Steeds meer huisartsen werken deeltijds of verlaten vroegtijdig het beroep. Er is ook een evolutie naar groepspraktijken. Dit alles heeft onder meer te maken met de feminisering van de beroepsgroep. De evolutie naar groepspraktijken verdient de ondersteuning van de overheid, maar die ondersteuning heeft tot nog toe inhoudelijk weinig betekenis.
Ook op het federale niveau wordt gezocht naar wegen om de eerstelijnsgezondheidszorg te ondersteunen. Er is echter geen afstemming tussen de initiatieven op federaal en op Vlaams niveau. De wanhopige pogingen op Vlaams niveau zijn bovendien te beperkt.
Een belangrijk punt dat uiteindelijk geschrapt werd - wat volgens ons ook nodig was - was de mogelijkheid om infrastructuursubsidiëring te geven aan bepaalde vormen van samenwerking inzake praktijkvoering op de eerste lijn. Het betekende dat daarvoor VIPA-middelen konden worden vrijgemaakt. Met het VIPA-budget van jaarlijks 55 miljoen euro moet de infrastructuur van de ziekenhuizen en de ouderenvoorzieningen worden gefinancierd. Dit bedrag is sowieso nu al onvoldoende. Aan de ouderenvoorzieningen werden - voor een bedrag van 150 miljoen euro - beloften gedaan die nog niet konden worden nagekomen. In mijn eigen voorstel van decreet op de wijkgezondheidscentra is ook voorzien in een mogelijkheid van infrastructuursubsidiëring. Dat is echter van een andere orde, want er zijn slechts zes of zeven wijkgezondheidscentra. Het aantal groepspraktijken dat mettertijd kan ontstaan, is evenwel onbekend.
De infrastructuursubsidiëring is uit het ontwerp van decreet gehaald. Wat blijft er dan nog over van het ontwerp van decreet? Wij hebben meteen gezegd dat we de voorkeur geven aan de informatiseringstoelage voor de registratie, die een extra belasting betekent voor de huisartsenpraktijk. Meer dan dat is in dit ontwerp van decreet eigenlijk niet terug te vinden.
Er zijn te weinig afspraken met het federale niveau. Vlaanderen beschikt trouwens over onvoldoende bevoegdheden om een daadkrachtig gezondheidsbeleid te voeren en er worden geen initiatieven genomen om daar verandering in te brengen.
Samenwerkingsinitiatieven in de thuiszorg (SIT's) worden nu samenwerkingsinitiatieven in de eerstelijnsgezondheidszorg (SEL's) en hebben als taak te coördineren tussen de zorgverleners om zo de thuiszorg te optimaliseren. Er zijn meer middelen nodig, dus klopt Vlaanderen aan bij het federale niveau, dat een budget geeft aan geïntegreerde diensten voor thuiszorg (DDT's). Alleen al de terminologie is verwarrend.
De SEL's krijgen meer taken dan de SIT's, bijvoorbeeld gegevensregistratie, maar de middelen nemen onvoldoende toe. Ons voornaamste bezwaar is echter dat de thuiszorg te weinig middelen krijgt om voldoende te kunnen groeien. Bij het begin van deze regeerperiode is decretaal verankerd dat een groei van 4 procent nodig was om de thuiszorg uit te bouwen. Die groei bedraagt echter nauwelijks 1 procent. Samenwerking is goed, maar zinloos als het aanbod te klein is. Daarom zal mijn fractie dit ontwerp niet goedkeuren.
Samenwerken is een nobel streven maar ook een moeilijke uitdaging. Het is goed om de zorg aan te passen aan de behoeften van de patiënt en dicht bij hem te organiseren. Door een multidisciplinaire eerstelijnszorg is goede zorg mogelijk en worden een aantal doorverwijzingen overbodig. Meer overleg en gegevensuitwisseling maakt de zorg doelmatiger en transparanter.
Het ontwerp bevat dus lovenswaardige principes. Maar zolang Vlaanderen niet over voldoende bevoegdheden beschikt, zijn grondige wijzigingen in het gezondheidsbeleid moeilijk. In Vlaanderen is een consensus mogelijk. Er is alleen politieke onwil bij de traditionele partijen om de gezondheidszorg daadwerkelijk te defederaliseren.
Daarenboven zijn er onvoldoende financiële middelen om het ontwerp uit te voeren. Het is aan de volgende regering om daarvoor te zorgen. In ieder geval biedt dit ontwerp een goed kader. Het is geen mijlpaal en evenmin een lege doos, het is wel een aanzet om een bepaalde visie op één aspect van de eerstelijnsgezondheidszorg gestalte te geven. We zullen dit ontwerp dan ook goedkeuren. (Applaus bij het VB)
Het ontwerp van decreet bevat een aantal belangrijke liberale principes. Het komt erop aan de vrije keuze van zorg en zorgverstrekker uit het ontwerp nu ook in de praktijk te garanderen. Ook de zelfzorgzaamheid is een belangrijke voorwaarde voor efficiënte zorg. Patiënt en zorgverlener moeten verantwoordelijkheid nemen. Voorts benadrukt dit ontwerp het belang van thuiszorg.
Het ontwerp biedt ook een goede basis voor samenwerking tussen zorgverstrekkers. Een gedetailleerd zorgplan is een meerwaarde voor de patiënt. Het feit dat de hulp van een geneesheer-specialist kan ingeroepen worden, kan de eerstelijnszorg versterken.
Voor de VLD is de financiering van de samenwerkingsverbanden op niveau van de praktijkvorming belangrijk. De arts heeft een centrale positie in de eerstelijnszorg en moet ondersteund worden, zowel door de federale overheid als door de gemeenschappen. Er is behoefte aan een bijkomende forfaitaire vergoeding en een financiering van taken die de artsen nu kosteloos uitvoeren. Ook moet hun rol als spil in de eerstelijnsgezondheidszorg gewaardeerd worden.
De VLD is blij dat het amendement op artikel 7 aanvaard is. Zo worden ook de solopraktijken betrokken bij de eerstelijnszorg en kunnen ze genieten van een bijkomende vergoeding.
De middelen van de Vlaamse Gemeenschap moeten de patiënt ten goede komen. Dit kan door de artsen die door hun samenwerking een meerwaarde bieden aan de patiënt, naar behoren te vergoeden. De manier waarop zij zich organiseren speelt daarbij geen enkele rol.
Ik hoop dat de minister zinvol zal omspringen met de mogelijkheden die dit ontwerp van decreet biedt. Om de eerstelijnszorg verder te versterken, moet ze ook overleggen met de federale overheid.
Dit decreet mag echter niet misbruikt worden om de artsengroepspraktijken op te dringen aan de Vlaamse artsen. Ze moeten vrij voor die werkvorm kunnen kiezen. Groepspraktijken bieden trouwens geen soelaas voor problemen als een te beperkt inkomen, een gebrek aan respect of administratieve beslommeringen.
Ik hoop overigens dat de samenwerking tussen zorgverstrekkers geen aanleiding zal geven tot nog meer administratie. De zorgverstrekkers kreunen nu al onder de administratieve rompslomp die de overheid hen oplegt. Het gebruik van nieuwe telecommunicatiemiddelen kan trouwens een en ander voorkomen.
Een tweede belangrijke amendering houdt de schrapping van de VIPA-tussenkomst bij investeringen in. Het VIPA staat voor belangrijke uitdagingen in de sectoren van de ziekenhuizen, de rusthuizen en de bijzonder jeugdbijstand. Het is dus goed dat zijn middelen niet aangewend worden voor huisartsenpraktijken.
Dit ontwerp van decreet vormt de SIT's om tot SEL's en geeft de SEL's heel wat bijkomende opdrachten. Bij de besprekingen van dit ontwerp van decreet vernamen we echter ook dat de SEL's bijkomende middelen zullen ontvangen. De federale overheid zal ook meer financiële middelen toekennen aan de GDT's. De toekomst moet uitwijzen hoe realistisch dit takenpakket is en in hoeverre het datgene wat op federaal vlak geregeld werd, zal overlappen. Ik denk hierbij aan de permanentieregeling van de zorgaanbieders.
De patiënt moet centraal staan. Voor hem is de rol van de SEL's bij het bewaken van de praktische organisatie en ondersteuning van de multidisciplinaire samenwerking cruciaal. De financiële waardering die de artsen voor het uitvoeren van die opdracht krijgen, zal bepalen of de SEL's beter functioneren dan de SIT's. De SIT kan de rol van de arts in de eerstelijnsgezondheidszorg bevestigen door de samenwerking met de andere zorgverstrekkers te versterken. (Applaus bij VLD en VU&ID)
Dit ontwerp van decreet zorgt voor de eerste keer voor een goede decretale onderbouw van de eerstelijnsgezondheidszorg. Het ontwerp regelt zorg op maat. Dit is van essentieel belang.
Dit ontwerp van decreet legt twee belangrijke accenten. De zorg moet dicht bij de mensen gebracht worden. Hij moet ook aangepast worden aan de noden van de mensen, en niet omgekeerd.
Voor het eerst ook krijgt het multidisciplinaire karakter van de zorgvorm gestalte. Dit is een grote stap vooruit. We opteerden er niet voor om nieuwe structuren te creëren. Voor de bestaande structuren werken we daarentegen een goed samenwerkingsverband uit.
Dit ontwerp is essentieel om de multidisciplinaire samenwerking en de zorg op maat gestalte te geven. Het ontwerp is een noodzakelijke eerste stap en een mijlpaal. Wie kan hier tegen zijn?
We kunnen het ons niet permitteren om een bepaalde werkvorm vooruit te schuiven. We moeten enkel kiezen voor zorg aan mensen. Alle mogelijke werkvormen zijn toegelaten. De groepspraktijk is echter waarschijnlijk wel de werkvorm van de toekomst. Uit de praktijk blijkt immers dat eerstelijnsartsen de groepspraktijk verkiezen om op een behoorlijke, evenwichtige manier hun beroep uit te oefenen.
Groen! is bijzonder blij met dit ontwerp. Het is immers een goed ontwerp waarop verder kan gewerkt worden. (Applaus)
Ik ben ook zeer tevreden met dit ontwerp van decreet. Bij mijn aantreden verbaasde het me immers dat er voor de eerstelijnszorg nog steeds een decretale basis moest gecreëerd worden. Vandaag kan dit eindelijk gebeuren.
Op het terrein bestaan er nu al heel wat samenwerkingsverbanden. Die worden nu eindelijk door de overheid erkend en ondersteund.
In de commissie werd heel uitvoerig ingegaan op de eerstelijnssamenwerkingsinitiatieven, de zogenaamde SEL's. Zij vormen de hoeksteen van dit decreet en combineren de SIT's met de door de federale overheid gefinancierde GDT's. We zorgden er voor dat de werkdomeinen van de GDT's samenvallen met de SIT's. Door middel van de SEL's wordt dus al samengewerkt met de federale overheid.
Ook de opmerking over een verzwaring van het takenpakket is onterecht. De praktijk zal uitwijzen dat de SEL's voor een administratieve vereenvoudiging zorgen en overlappingen doen verdwijnen.
Mijn opmerkingen over het gebrek aan afstemming van het Vlaamse beleid op het federale beleid hadden geen betrekking op de SIT's en de SEL's. Deze regering heeft nagelaten om de decretale verankering van de 4 procent groei te realiseren.
Voor de eerstelijnsgezondheidszorg moet er veel meer met de federale overheid samengewerkt worden. Federaal minister Demotte benadrukt steeds dat er meer samenwerking moet komen tussen oude en jonge artsen. Sinds 1997 werden er allerlei KB's ter ondersteuning van de artsengroepspraktijken uitgewerkt. Ik krijg echter nooit antwoorden op de vraag wat volgens de minister groepspraktijken zijn of dit ontwerp van decreet afgestemd zal worden of de bestaande federale KB's. Hoe kunnen we dit ontwerp van decreet dan ons vertrouwen schenken? De minister versterkt de eerstelijnsgezondheidszorg enkel met woorden. In de praktijk gebeurt er echter niets.
Los van de vraag of het VIPA groepspraktijken moet betalen, hebben we steeds gezegd dat het VIPA over onvoldoende middelen beschikt om ook nog eens die groepspraktijken te financieren. De informatiseringstoelage voor de registratie beschouw ik als het beste voorstel, maar daarom zou ik het nog niet als een mijlpaal bestempelen.
Artsen, verpleegkundigen en thuisverzorgers zullen inderdaad afspraken moeten maken. Een andere en belangrijkere zaak is ervoor te zorgen dat de patiënten genoeg hulp krijgen. Trots zijn op een groei van één naar anderhalf percent is volkomen onterecht. Iedereen weet dat de middelen met 5,5 percent moeten groeien om in 2010 genoeg thuiszorg te kunnen aanbieden. Van afstemming met het federale niveau, is geen sprake. Daarom zullen wij dit ontwerp van decreet niet goedkeuren.
Wij pleiten niet alleen voor groei, wij zorgen er ook voor. Alleen kan dat niet van de ene dag op de andere. Welzijn ligt bij ons op de bovenste plank.
We werken samen met de federale overheid over zorgregio's en dossiers. Als wij zeggen dat huisartsen forfaitair en prestatiegericht betaald worden, is dat omdat we merken dat op federaal niveau gelijk gedacht wordt.
Dit ontwerp van decreet beperkt samenwerking zeker niet tot een groepspraktijk. Alle samenwerkingsvormen moeten op elkaar afgestemd zijn, maar elk particulier initiatief is mogelijk. Belangrijk is wel dat alle initiatiefnemers op de hoogte zijn van elkaar. Uiteindelijk gaat het om de zorg op maat ten behoeve van de cliënt. Geïntegreerd werken zal de kwaliteit van de zorgverlening alleen maar ten goede komen.
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet betreffende de eerstelijnsgezondheidzorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders.
- De artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.