Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de uitspraken van verschillende ministers aangaande het dragen van hoofddoeken door allochtone meisjes
Actuele vraag over een eventueel verbod op het dragen van religieuze symbolen in het algemeen en in het onderwijs in het bijzonder
Actuele vraag over de problematiek van de hoofddoek
Actuele vraag over een eventueel verbod op het dragen van religieuze symbolen op school
Verslag
Het belangrijkste argument voor een verbod op het dragen van een hoofddoek is dat in Europa een aantal waarden en normen worden gerespecteerd die essentieel zijn voor de samenleving. Een daarvan is de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. In het debat worden een aantal valse argumenten genoemd. De hoofddoek is geen religieus symbool. Het heeft dan ook geen zin om die te vergelijken met bijvoorbeeld het kruisteken. De hoofddoek is vooral het symbool van de radicalisering, opgelegd door de conservatieve vleugel binnen de islam. De laatste jaren dragen meer en meer islammeisjes een hoofddoek. Dat heeft te maken met de weigering om onze waarden en cultuur te aanvaarden. Het is een teken van verzet tegen onze samenleving.
Verder wijs ik erop dat de hoofddoek geen geïsoleerd fenomeen is. Het is een onderdeel van de islamisering van bepaalde wijken, zelfs van stadsdelen en gemeenten. Het gaat om meer dan een lapje textiel en om meer dan de neutraliteit van de gemeenschapsscholen of de ambtenarij. In Vlaanderen is een pasfoto van een vrouw met een hoofddoek toegestaan, terwijl dat in Turkije verboden is.
Ik wil een aantal argumenten van de voorstanders weerleggen. Diegenen die er prat op gaan voorstander te zijn van antiracisme, multiculturaliteit, pluralisme en tolerantie zijn door het toelaten van de hoofddoek juist voorstanders van het grootste symbool van discriminatie van vrouwen.
Chokri Mahassine is fout als hij beweert dat een hoofddoek te vergelijken is met een hanenkam van een punker of een rastakapsel : het gaat echt over veel meer.
AEL en andere minderheidsorganisaties vinden dat het dragen van de hoofddoek een recht is op vrijheid van godsdienst in onze democratie. Maar hoe staat het dan met het recht op gelijkheid tussen man en vrouw? Op het progressieve front is antiracisme aldus een alibi voor discriminatie.
Toen de heer Dewael het debat lanceerde en daarbij een zeer duidelijk standpunt innam verklaarde de heer Degucht prompt dat hij niet in naam van de partij, noch in die van de regering had gesproken. Even later bleek hij het ineens toch weer in naam van de partij, maar niet in naam van de regering gedaan te hebben. Er heerste een enorme onduidelijkheid binnen de VLD.
Het is nu aan mevrouw Vanderpoorten om de geloofwaardigheid van die VLD te redden of te fnuiken. Zij pleitte onlangs voor de neutraliteit van ambtenaren en leraars, maar vond dat betreffende de leerlingen eerst nog een fundamenteel debat moet gevoerd worden. Wellicht is dit gewoon om de hele zaak tot na de verkiezingen te kunnen uitstellen. De andere meerderheidspartijen houden zich eerder op de achtergrond : de Sp·A vindt dat de school zelf moet beslissen, en mevrouw Byttebier ziet geen probleem.
Ik vraag de minister of zij hic et nunc het dragen van de hoofddoek op school al dan niet zal verbieden. De heer Dewael was daar zeer duidelijk over. Zal de minister haar vroegere minister-president en partijgenoot hierin volgen?
In Nederland, Duitsland en Frankrijk heeft men al een duidelijk standpunt ingenomen. Daar spreekt men van de chadoroorlog, juist omwille van de symboliek die erachter schuilt.
Kalim Siddiqui, stichter-voorzitter van het Britse moslimparlement zei daarover het volgende : een vrouw die de hidjaab draagt, draagt de vlag van de Islam, en verklaart daarmee dat ze de Westerse maatschappij onaanvaardbaar vindt, en dat enkel de Islam de mens waardigheid kan geven; de hoofddoek geeft de maat aan van het verschil tussen de Islam en het Westen.
Het dragen van de chador of de hidjaab staat gelijk met het dragen van een bruin of een rood hemd in de jaren dertig. Het is een teken van de verwerping van onze samenleving. Indien wij onze samenleving en onze waarden willen beschermen moeten wij de hoofddoek verbieden.
Ik stel mijn vraag ook aan mevrouw Byttebier omdat dit thema ook aansluit bij het minderhedenbeleid.
De heer Dewinter opende zijn tussenkomst met het citaat van één vrouw; ik begin de mijne met het standpunt van een vrouwengroepering, bij monde van de voorzitter van Vrouwenstem, een vereniging die werkt aan de emancipatie van Maghrebijnse kansarme vrouwen. Zij verklaarde dat het verbieden van de hoofddoek grote onzin is : de vrouwen moeten hun eigen oorlog voeren, en zouden veel meer gebaat zijn met structurele maatregelen die hen daarbij kunnen helpen.
De manier waarop de heer Dewael het debat voerde was slecht; onze minister van onderwijs doet het een ietsje beter. Aar het echte, zinvolle debat moet niet over de hoofddoek gaan, maar wel over de etnische discriminatie, de oververtegenwoordiging in de werkloosheid, de te lage doorstroming naar het hoger onderwijs, de discriminatie in verband met huisvesting en de ontoegankelijkheid van de gezondheidszorg.
De multiculturaliteit is een realiteit; verbod van de hoofddoek heeft totaal geen zin, en is bovendien in strijd met de grondwet en met de rechten van het kind.
Het is duidelijk dat het onderwijs van de overheid neutraal moet zijn. Maar die neutraliteit kunnen we niet van de kinderen verwachten. Zij moeten aan hun eigenheid en hun diversiteit uiting kunnen geven. Het verbod op de hoofddoek staat gelijk met het beletten van de emancipatie van de vrouw : heel wat meisjes zullen zonder hoofddoek niet meer in het openbaar mogen verschijnen en dus ook niet meer naar school kunnen. Dit is uiteraard een slechte zaak.
Recht op gelijke onderwijskansen moet voorop staan omdat wat jongeren in hun hoofd hebben belangrijker is dan wat ze op hun hoofd hebben. Een hoofddoek dragen is een eigen keuze, waar wij respect voor moeten opbrengen. Voor een aantal vrouwen leidt een hoofddoek bovendien tot meer bewegingsvrijheid. Of is het de bedoeling van de heer Dewinter dat ze niet geëmancipeerd raken? Een verbod werkt polariserend.
Welke houding neemt minister Byttebier aan? Hoe helpen we allochtone vrouwen en meisjes het beste te emanciperen?
Dit debat heeft iets surrealistisch. Voor het Vlaams Blok is het standpunt van federaal minister Dewael de aanleiding tot een debat, terwijl het nauw aanleunt bij wat ze zelf vragen. Op die manier creëert minister Dewael een maatschappelijk probleem dat in de praktijk vlot opgelost zou kunnen worden door overleg.
Eigenlijk nemen we dit thema zonder enige voorbereiding over uit Frankrijk. We beperken het bovendien tot onderwijs, terwijl we het over het volledige emancipatie- en integratiebeleid zouden moeten hebben. Waarom begint men dit irreële debat zo plots en onvoorbereid? Wellicht uit electorale overwegingen. Dit debat moet de nederlaag van het migrantenstemrecht op de achtergrond doen verdwijnen. Of probeert de VLD zijn onderlinge verdeeldheid over het migrantenstemrecht te verbergen. Of wil men alleen maar de angst voor de islam aanwakkeren om uiteindelijk alles wat met godsdienst te maken heeft uit het publieke leven te bannen.
Het is heel merkwaardig dat uitgerekend het Vlaams Blok zich zorgen maakt over onze rechtstaat en democratie. Hoe geloofwaardig is het Vlaams Blok nu het plots opkomt voor de emancipatie van de vrouw? Een hoofddoek kan wijzen op onderdrukking, en dan moeten we dat bestrijden. Maar dat is zeker niet altijd het geval. Toen CD&V tijdens de vorige regeerperiode inspanningen leverde om een minderhedenbeleid te voeren, botste het altijd op tegenstand van het Vlaams Blok.
Dit debat gaat over een detail in vergelijking met de kern van het probleem. Het emancipatie- en integratiebeleid gaat over de toegang tot de arbeidsmarkt, gelijke onderwijskansen, huisvesting, enzovoort. Wie daaraan niet mee wil werken, moet over de rest zwijgen.
Dit debat versterkt alleen maar de angst voor de andere. Levensbeschouwing werkt ook bindend. Mensen worden tegenover geplaatst. Men reageert alleen op basis van gevoelens en vergeet alle redelijkheid. We stimuleren de moslimgemeenschap om zich in haar eigen instellingen terug te trekken. Dat is niet onze visie.
CD&V pleit voor gezond verstand en overleg om onze oriënterende beginselen alle kansen te geven. Ik denk daarbij aan vrijheid, gelijkheid, actief en positief pluralisme en de neutraliteit van de openbare dienstverlening. Een algemene wet heeft geen zin. In het Laatste Nieuws zegt minister Vanderpoorten dat ook. Met nieuwe wetten en regels komen we nergens. Overleg is aangewezen.
Welk standpunt neemt minister Vanderpoorten in? Wat is het standpunt van de Vlaamse regering en van de VLD? Want ook daarover bestaat onduidelijkheid.
Het is mij opgevallen dat de heer Martens het vooral heeft over een debat, terwijl dit de actuele vragen zijn. Eigenlijk beperkte hij zich vooral tot het verkondigen van de CD&V-visie. Zowel de heer Dewinter als de heer Martens zijn van oordeel dat minister Dewael uit is op een electoraal succes. Dat is echter niet het geval omdat minister Dewael heel goed beseft dat Vlaanderen met enkele vragen zit.
Het Franse voorbeeld klakkeloos overnemen zou een blaam zijn voor Vlaanderen en voor dit Parlement. Ik denk dat we er beter aan doen dit thema vooraf eens grondig te onderzoeken.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Ik ben voorstander van een onderzoek om na te gaan wat de Vlaming denkt. Eén van de vragen moet handelen over de integratie van de allochtonen, na het gelijkekansen- en het integratiedecreet. We staan verder dan Frankrijk, maar we kunnen het nog beter doen. Voorts moeten we nagaan of moslimvrouwen inderdaad onderdrukt worden. We kunnen ook vragen hoe de autonomie van de scholen moet beschouwd worden. Tot slot moet er duidelijkheid komen of niet-gesluierde meisjes voor moslimmannen inderdaad lustobjecten zijn, die naar de hel moeten gestuurd worden en dus seksueel misbruikt worden.
Zal de minister het Franse voorbeeld volgen of een serene beslissing nemen na een grondig debat met alle betrokkenen? (Applaus bij de VLD)
De minister van Binnenlandse Zaken, die zelf Kleurrijk Vlaanderen promootte, heeft het nodig geacht om een steriele neutraliteit te eisen van de openbare scholen. Hoe denkt hij dan over andere uiterlijkheden, die afwijken van de norm zoals kaalgeschoren skinheads en rastafarikapsels. Zelfs de stropdas zou een fallussymbool zijn.
Ik vraag me af waarom de heer Dewael stokebrand speelt over een eerder miniem probleem. Het verbod voor het dragen van een hoofddoek zou enkel moeten gelden als de veiligheid van de kinderen in het gedrang komt, bijvoorbeeld in de turnles.
Nu tracht men de definitie van het pluralisme uit te hollen en komt de godsdienstvrijheid in het gedrang. Men kan fundamentalisme niet met verboden bestrijden. Gelijke kansen, opvoeden tot mondige burgers en opvoeding in het algemeen dragen wel bij tot emancipatie. De moslima zijn trouwens zichzelf al aan het ontvoogden. Natuurlijk moet onderdrukking, maar ook van andere vrouwen en mannen, bestreden worden.
Het is vreemd dat de neutraliteit versmald wordt tot het verbod op het dragen van een hoofddoek. Een verbod brengt de allochtone groepen in een isolement dat radicalisering en de roep om aparte islamscholen aanmoedigt.
We mogen geen godsdienst stigmatiseren. Openbare scholen moeten neutraal zijn, maar niet steriel. Het enige geldige criterium is de veiligheid, andere argumenten grijpen in op de persoonlijke levenssfeer en de vrijheid van meningsuiting. Pluralisme moet bruggen bouwen : anders zijn verrijkt onze samenleving.
Wat is de mening van de minister over de uitspraken van de heer Dewael? (Applaus bij sp·a, Groen! en VU&ID)
De minister van Onderwijs is geen inrichtende macht. De discussie betreft leerkrachten en leerlingen in de officiële scholen. In het vrij onderwijs kan de inrichtende macht in het schoolreglement de kwestie regelen.
In het officiële onderwijs is een verbod op het dragen van een hoofddoek bij leerkrachten mogelijk. De Europese rechtspraak gewaagt immers van het neutrale karakter van de publieke ruimte. Daarvoor is echter een decreet nodig. In onderwijsdecreet 14 is al bepaald dat de gewone leerkrachten in het officiële onderwijs zelf geen levensbeschouwelijk vakken mogen geven. In gemeentelijke scholen bijvoorbeeld zijn daarvoor aparte leerkrachten aangeworven.
Ook een federaal initiatief is mogelijk. Het federale niveau is immers verantwoordelijk voor de algemene principes van het ambtenarenstatuut.
Voor de leerlingen is men het erover eens dat de veiligheid en hygiëne steeds moeten primeren. Het probleem heeft ook niets te maken met de eindtermen. Het Europees Verdrag voor de rechten van de mens stelt dat beperkingen van de godsdienstvrijheid slechts toegelaten zijn bij wettelijke norm. Nu zou dergelijke beperking dus strijdig zijn met het Europese verdrag en de benuttinggelijkheid van de openbare dienst. Noch een beslissing van de minister, noch van de inrichtende machten van het officiële onderwijs, kan daarvan afwijken. Enkel dit parlement kan bij decreet een en ander wijzigen. Het is trouwens goed dat er geen verschillen kunnen zijn in het officiële onderwijs. Dat zou de aanleiding kunnen zijn voor het uitsluiten van bepaalde bevolkingsgroepen. Een regeling bij decreet geldt voor alle officiële scholen.
Het allerbelangrijkste voor mezelf en de VLD is dat we verder werken aan integratie, emancipatie en gelijke onderwijskansen. Maar alle democratische partijen steunen die doelstellingen. Ze verschillen echter van mening over de manier waarop ze hen denken te kunnen verwezenlijken. Zo is de VLD van mening dat de hoofddoek een verdere integratie in de weg kan staan. Anderen zijn dan weer de mening toegedaan dat precies een algemeen verbod op de hoofddoeken de integratie in de weg kan staan en wijzen erop dat een algemeen verbod de oprichting van islamscholen kan stimuleren. Ik ben echter een uitgesproken tegenstander van de oprichting van dergelijke scholen.
Als minister van onderwijs wens ik een voorzichtige en serene houding aan te nemen. Er bestaan in de politieke partijen en organisaties uiteenlopende meningen over deze kwestie, ook bij de allochtone organisaties zelf. Ik stel voor dat ik in een debat de verschillende visies in kaart probeer te brengen. Laat ons daarbij onder meer de leden van de Vlor betrekken, maar ook juristen en wetenschappers. Uitgaand van de conclusies kan het parlement dan zelf beslissen of er al dan niet een decreet moet komen, op grond waarvan het genoemde verbod mogelijk is. Maar eerst moet er een sereen debat komen. (Applaus bij de VLD, sp·a
, Groen! en VU&ID)
Ik wil de vraag over de hoofddoek niet uit de weg gaan, al was het debat in de media de laatste tijd vaak ergerniswekkend. Wat is dat doekje op het hoofd? Zie ik een hoofddoek, dan denk ik aan verschillende zaken. Zo denk ik aan zuster Monica uit mijn kleutertijd, aan Touriah, een geëmanicipeerde Marrokaanse vrouw uit Kuregem die op sommige plaatsen lastig gevallen wordt omdat ze geen hoofddoek draagt, aan mijn Turkse kotbazin Bulbahar uit Schaarbeek, die uit traditionele overwegingen een sjaal draagt of aan de Marrokaanse Sjarima die een hoofddoek draagt als uiting van een subcultuur.
Een hoofddoek kan dus een religieuze dimensie hebben en kan een uiting zijn van een bepaalde traditie of subcultuur. In een aantal gevallen is hij echter ook het symbool van onderdrukking.
Is dit alles nu een probleem voor de overheid? Als symbool van de onderdrukking is de hoofddoek uiteraard een probleem. De Vlaamse regering beschikt over het strategisch plan Minderheden. Met dit plan wil de regering voornamelijk werken aan de onderdrukking op het vlak van huisvesting, onderwijs en arbeids waarmee minderheden geconfronteerd worden. Daarnaast wil het plan de lijn van de multiculturele samenleving doortrekken.
De genoemde problemen zijn reëel. Een onderzoek van de huurdersvereniging toont aan dat te Brussel 60 procent van de potentiële huurders gediscrimineerd worden. De Internationale Arbeidsorganisatie heeft aangetoond dat er een etnische discriminatie bestaat van 40 procent. Het werkloosheidscijfer bij mensen van Turks-Marrokaanse origine is liefst 3 maal hoger dan bij de ander bevolkingsgroepen. Slechts 2 procent van de studenten van het hoger onderwijs is van allochtone afkomst.
Met het beleid kunnen we evenwel de onderdrukking aanpakken. We beschikken over een draagvlak bij de allochtone gemeenschap, bij allerlei organisaties en in dit parlement. Laat ons deze krachten bundelen om een betere samenleving tot stand te brengen. (Applaus bij Groen!)
Ik val van de ene verbazing in de andere. Het verbaast me niet dat verschillende regeringsleden elkaar tegenspreken. Dit hoort nu eenmaal bij de bestuursstijl van paars-groen. Het verwondert me echter wel dat de minister van Onderwijs het omgekeerde vertelt van wat haar eigen gewezen minister-president de voorbije dagen verklaarde. Dit is ontluisterend voor de VLD. De ene dag lanceert men, onder een grote media-aandacht, een bepaald standpunt. De andere dag, wanneer er echt beslissingen moet genomen worden, zwakt men de kordate uitspraken af.
Minister Vanderpoorten beweert dat een algemeen verbod de integratie in de weg zou staan omdat het de oprichting van moslimscholen zou stimuleren, is gewonnen voor een verbod van hoofddoek voor de leerkrachten maar niet voor de leerlingen, wil, liefst tot na de verkiezingen, gaan praten met het veld en wil een debat organiseren. De hete brij schuift ze voor zich uit. Door dit te doen verliest ze echter elke geloofwaardigheid. Dit is pijnlijk en schokkend. Het is echter een manier van regeren die kenmerkend is voor paars-groen. Misschien overtuigt deze beleidswijze wel een aantal goedgelovige journalisten en burgers. Een groot deel van de publieke opinie laat zich hierdoor echter niet om de tuin leiden.
Ik blijf erbij dat de hoofddoek geen religieuze uiting is. Het is een instrument van de onderdrukking van de vrouw die zo kenmerkend is voor een bepaalde strekking van de islam. Uitgerekend minister Byttebier, de vaandeldraagster van het progressieve Vlaanderen, wil dit symbool van discriminatie verdedigen door het een soort van hippe subcultuur te noemen. Het toont echter duidelijk aan dat, wanneer het er echt op aan komt, hyperprogressieven omgeturnd worden tot hyperconservatieven.
In de bijna religieuze dwang en drang om, tegen beter weten in, de multiculturele samenleving te verdedigen, zijn we zover gevorderd dat Groen! het symbool van discriminatie gaat verdedigen. Wat is het volgende dat we zullen we moeten slikken? Wat volgt er na het gescheiden zwemmen, de moskeeën en minaretten en het rituele slachten? Polygamie? Het dragen van de burka? Aparte erfenisrechten? U bevindt zich op het hellend vlak van het anti-racisme en bereikt in feite het omgekeerde van wat u wenst te bereiken.
Wij blijven voorstander van een verbod op dit alles. De minister zegt dat een decreet noodzakelijk is. Wel, wij hebben hierover al een voorstel van decreet ingediend in december, nadat er over deze kwestie in Frankrijk en Duitsland een wijze beslissing was genomen.
Aan al diegenen die een hoofddoek dragen, moeten we durven zeggen dat ze hier niet thuishoren. Als ze een hoofddoek blijven dragen en aldus hun verzet tegen onze samenleving ostentatief blijven afficheren, tekenen ze een contract voor een begeleide terugkeer naar het land van herkomst. Zo niet zal men steeds verdere toegevingen moeten doen.
Het antwoord van de minister brengt de hypocrisie van de VLD duidelijk in beeld. Deze kwestie is niet veel meer dan een vroege verkiezingsstunt. Meer hadden we trouwens niet verwacht. (Applaus bij het VB)
De heer Dewinter wil alleen een polarisering op gang brengen. Mensen steunen in hun emancipatie kan alleen wanneer men dat doet met hen en op hun voorwaarden. Dat is bij de heer Dewinter niet het geval. Zijn pleidooi tegen de discriminatie van de allochtone vrouw is makkelijk te doorprikken.
Aan de minister van onderwijs en aan de collega's wil ik zeggen dat een debat daarover kan en misschien zelfs wenselijk is. Om een verbod door te voeren is inderdaad een decreet nodig. Als een dergelijk voorstel voorlag, zou mijn fractie dat echter niet steunen. Wat we wel willen steunen is een pedagogisch project om de waarde van verscheidenheid te promoten. Zo kan men echt werk maken van de gelijkwaardigheid van man en vrouw.
Met de benadering van de minister heb ik eigenlijk geen probleem, wel met de dubbelzinnigheid van het publieke discours van de VLD. Na de tussenkomst van de heer Callens kan ik alleen het verwijt herhalen dat ik naar aanleiding van de begrotingsbespreking al eens heb geuit, namelijk dat de VLD aan dyspraxie lijdt : eerst worden er grote verklaringen afgelegd en later wordt geprobeerd om die standpunten te onderbouwen. Een partij die een marktpartij wil zijn en die alleen producten slijt die door de markt worden gevraagd, is weinig ambitieus.
Het Vlaams Blok probeert voortdurend haat te propageren in deze samenleving. Het probeert mensen te stigmatiseren om zo een open samenleving onmogelijk te maken. Het Vlaams Blok is blijkbaar voorstander van een verschraalde monocultuur. Dan begrijp ik des te meer waarom het cordon sanitaire niet mag doorbroken worden. (Applaus bij CD&V, sp·a en Groen!)
Ook ik ben tevreden met het antwoord van de minister.
Het Vlaams Blok heeft de term hyperconservatisme gehanteerd. Als er één partij hyperconservatief is, dan is dat wel het Vlaams Blok. Wij proberen deze kwestie op een serene manier te onderzoeken om de uitspraak van de heer Dewael op een verstandige manier in te vullen. (Hilariteit)
Het antwoord van de minister was voldoende genuanceerd en staat het voeren van een sereen debat niet in de weg. Centraal in een dergelijk debat staan de termen emancipatie, integratie en gelijke onderwijskansen. De verscheidenheid moet juist een garantie zijn voor meer democratie. Het opwekken van angst tegenover bepaalde segmenten van de bevolking heeft een averechts effect. De muren in de hoofden van de mensen moeten worden gesloopt.
De minister van Onderwijs is geen inrichtende macht en kan dus geen eenzijdig verbod opleggen. Ik wil mijn vaststellingen voorleggen in een debat om op basis daarvan conclusies te trekken. Dat is mijn recht en mijn plicht als minister van Onderwijs.
Het incident is gesloten.