Verslag plenaire vergadering
Verslag
Gevolgen van het federale akkoord inzake de dienstencheques voor het systeem van kinderopvang
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de heer Van Dijck tot de heer Somers, minister-president van de Vlaamse regering, over de eventuele gevolgen van het federale akkoord inzake de dienstencheques voor het nieuwe systeem van flexibele kinderopvang.
Indien we de berichtgeving van vandaag mogen geloven, is er een einde gekomen aan de saga van de dienstencheques. In hoeverre heeft het akkoord over de dienstencheques repercussies op het beleid zoals dit door de Vlaamse regering uitgestippeld werd?
De Vlaamse regering had, in kader van de tewerkstellingsconferentie, het voornemen om de betaling van de dienstencheques toe te vertrouwen aan de federale overheid. Op die manier zou er een budgettaire ruimte vrijkomen van 13.8 miljoen euro. Vlaanderen zou met dit bedrag nieuwe initiatieven voor kinderopvang ontplooien.
Wat is de huidige stand van zaken? Blijft het engagement van de federale regering overeind? Wat is het gevolg van dit alles voor het beleid van de Vlaamse overheid? Blijft er ruimte over voor nieuwe initiatieven? Op welke manier kan de Vlaamse regering op dit alles inspelen?
Op 10 oktober heeft de Vlaamse regering, in het kader van de tewerkstellingsconferentie, ermee ingestemd om het systeem van de dienstencheques over te hevelen naar het federale niveau. Dit is een zeer succesvol systeem omdat Vlaanderen voor een flexibel kader heeft gekozen. Dat blijkt ook uit de cijfers. Meer dan 90 procent van de tewerkstelling wordt in Vlaanderen gerealiseerd. Ons constitutioneel stelstel brengt echter met zich mee dat de lasten voor Vlaanderen zijn maar de lusten voor de federale overheid.
Vanuit zijn ambitie om meer werk te creëren, heeft de federale minister van Werk Vandenbroucke zich geëngageerd om met het systeem van de dienstencheques 25.000 banen te creëren. Dat is haalbaar, op voorwaarde dat men op het federale niveau dezelfde flexibiliteit hanteert als op het Vlaamse niveau. Daarnet beweerde de federale minister dat er een akkoord was. Ik wens echter geen uitspraken te doen vooraleer ik een definitieve tekst heb gezien.
Indien men op federaal vlak dezelfde flexibiliteit van het Vlaamse niveau wil bereiken, moet men voldoen aan twee voorwaarden. Vooreerst moet men ook een beroep doen op uitzendarbeid. Verder moet men ook met kortetermijncontracten durven werken. Op die manier wordt een hefboom naar meer tewerkstelling gecreëerd.
De vrijgekomen middelen zal de Vlaamse regering proberen te gebruiken voor een systeem van dienstencheques in de kinderopvang. Vooreerst wordt er op die manier immers weer meer tewerkstelling gecreëerd. Verder draagt dit ook bij tot de ondersteuning van een positief economisch klimaat. Tweeverdieners zullen zich met dit systeem immers meer kunnen engageren op de arbeidsmarkt.
Moet ik uit dit antwoord afleiden dat, indien de flexibiliteit niet kan worden gegarandeerd, Vlaanderen heel de materie weer naar zich toetrekt?
Dat is correct. Gedurende de tewerkstellingsconferentie hebben de regionale en federale overheden zich geëngageerd om een systeem uit te werken dat dezelfde graad van flexibiliteit kent als het Vlaamse systeem.
Indien deze flexibiliteit wegvalt, moet Vlaanderen alles opnieuw naar zich toetrekken. Het zou echter veel beter zijn dat alle federaal georganiseerd werd. Hoe meer dienstencheques er zijn, hoe meer mensen een job hebben, hoe minder middelen de sociale zekerheid moet uitgeven en hoe meer middelen er vrijkomen. In totaal zouden er 25.000 nieuwe jobs gecreëerd kunnen worden.
Er is echter nog steeds geen volledige duidelijkheid omtrent het engagement over 13.8 miljoen euro dat de Vlaamse minister van Werkgelegenheid op 4 november heeft genomen.
Het is een kwestie van uren vooraleer er duidelijkheid is. De regering zal zich buigen over de formele tekst. Gelet op de uitspraken van de federale minister zal het gaan om een flexibel systeem dat ook in Vlaanderen zal kunnen worden aanvaard.
Het incident is gesloten.