Verslag plenaire vergadering
Verslag
ONTWERP VAN DECREET EN VOORSTELLEN VAN DECREET
Organisatie van de ruimtelijke ordening
Algemene bespreking
De voorzitter : Aan de orde zijn het ontwerp van decreet houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, het voorstel van decreet van de heer Decaluwe c.s. houdende wijziging van artikel 145bis, § 1, 3°, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, het voorstel van decreet van de heren Van Duppen en Vandenbossche houdende de verplichting om een visuele afscherming aan te brengen bij bepaalde vergunningsplichtige werken, het voorstel van decreet van de heren Van Malderen, Kindermans, Matthijs, Decaluwe en Laurys houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, wat de wachtgevels van zonevreemde woningen betreft, en het voorstel van decreet van de heren Lachaert en Tobback, mevrouw Dua en de heer Lauwers houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, die door de commissie in samenhang werden behandeld met dien verstande dat het ontwerp van decreet als basis voor de bespreking werd genomen. Wij volgen hier dezelfde werkwijze.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Patrick Lachaert, verslaggever : Ik verwijs naar het schriftelijke verslag.
De heer Johan De Roo, eerste ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.In een interview in De Morgen noemt VLD-voorzitter De Gucht
'méér laisser faire inzake ruimtelijke ordening' een van de VLD-eisen voor de Vlaamse verkiezingen van 2004. De gemeenten moeten weer soepeler woongebieden en industriezones kunnen afbakenen. De VLD wil volgens haar voorzitter oorlog voeren met de administratie Ruimtelijke Ordening, want die zou het liberale beleid tegenwerken.
Zes maanden voor het einde van een liberaal mandaat stellen dat het nodig is voor de volgende regeerperiode om ruimtelijke ordening als een prioriteit te beschouwen, getuigt van het falen van de paars-groene meerderheid.
Minister Van Mechelen zou in vijf jaar tijd een einde maken aan de overdreven regelneverij en werk maken van administratieve vereenvoudiging. Nog nooit werd zo luid geroepen om administratieve vereenvoudiging, maar nog nooit zijn er zoveel wetten en decreten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Het voorliggende ontwerp van decreet werd neergelegd op 10 juli 2003. In deze teksten worden al aanpassingen voorgesteld die werden goedgekeurd in het decreet van juni 2003, dat pas verschenen is in het Belgisch Staatsblad op 22 augustus 2003. Nog voor de publicatie in het Belgisch Staatsblad komt de paars-groene meerderheid tot de conclusie dat de wijze waarop de tekst is geformuleerd in het decreet van juni 2003 voor misverstanden kan zorgen. Met betrekking tot het attest van conformiteit zou men kunnen besluiten dat er voor werken waarvoor een architect nodig is, steeds een financiële waarborg moet gevraagd worden en dat die pas vrijkomt na opmaak van het stedenbouwkundig attest van conformiteit. Die bedenking had men enkele weken voordien blijkbaar niet gemaakt. Dat voorbeeld is tekenend voor de manier hoe regelgeving inzake ruimtelijke ordening sinds 1999 totstandkomt.
Het voorliggende ontwerp van decreet behelst 58 artikelen, die het resultaat zijn van een systematisch bijhouden sinds de inwerkingtreding van het nieuwe decreet van 18 mei 1999 van een resem van vragen, gesteld door adviserende administraties en instanties, de VVSG en vele anderen.
De voorgestelde decreetwijziging is grosso modo onder te verdelen in twee delen : de technisch-juridische aanpassingen en de inhoudelijke operationele aanpassingen. Het is daarom dan ook volstrekt onbegrijpelijk dat dit ontwerp van decreet in de commissie op een drafje werd aangepast met 23 amendementen vanuit de meerderheid, die werden meegedeeld tijdens de besprekingen in de commissie.
Het decreet van 18 mei 1999 is ondertussen al 10 maal gewijzigd. Een inflatie van wijzigingen gaat in tegen de oorspronkelijke doelstelling van transparantie. Het is niet verwonderlijk dat de regelgeving die tot stand komt vaak kunst en vliegwerk is. Hoe kan de burger zijn weg vinden in de regelgeving, als zelfs leden van de commissie de draad kwijt zijn? Wat voor nut heeft een staatssecretaris voor administratieve vereenvoudiging, als de decreetgever teksten blijft produceren die nauwelijks onderzocht zijn?
Het volume van een zonevreemde woning wordt in het voorliggende ontwerp opnieuw gewijzigd, dit keer tot 1000 kubieke meter. Na vragen in de commissie moest de minister verduidelijken of buitenmuren al dan niet inbegrepen zijn.
Ik dring aan op enige consequentie. Het decreet over de zonevreemde woningen is eenparig goedgekeurd. In het groot wijzigingsdecreet van 26 april 2000 om de werkbaarheid van het oorspronkelijke decreet te verbeteren, is een tweede groot wijzigingsdecreet aangekondigd met technische en juridische aanpassingen en een aantal duidelijke keuzes.
Twee duidelijke opties zijn de vijftigdagenregeling en de uniforme norm voor het volume bij her- en verbouwing, namelijk 1000 kubieke meter bruto boven het maaiveld. Dit is een gezamenlijk streven naar een verbetering van de regelgeving. Bij mijn weten was iedereen het hiermee eens.
Ik heb soms medelijden met de minister, die pogingen doet om een en ander ten beste te keren, maar telkens weer door zijn eigen meerderheid en vooral de voorzitter van zijn partij in zijn hemd gezet wordt. In de media zegt de heer De Gucht dat de regels voor ruimtelijke ordening verstikkend zijn. Volgens hem wordt Vlaanderen bezet door een dictatuur van bureaucraten die circulaires van de bevoegde minister aan hun laars lappen. De liberale partijvoorzitter zegt dus dat het liberale beleid gefaald heeft.
In de ruimtelijke ordening zijn er twee grote onderdelen. Op het vlak van het vergunningenbeleid hebben we de werkbaarheid en de rechtszekerheid van het decreet van 18 mei 1999 verhoogd door de vele wijzigingen. De ambitieuze doelstellingen van het RSV en het decreet van 18 mei 1999 over het planologisch kader kunnen niet snel genoeg bereikt worden omdat de afbakeningen zo moeizaam verlopen. Daardoor waren tal van versoepelingen nodig. Dat is de kritiek van mijn voorzitter.
Meer en meer ontstaan er op de verschillende beleidsniveaus discussies tussen planners en politici. Sommige planners blijven uitgaan van hun eigen gelijk. De dossiers worden naar Brussel gestuurd zonder consensus. Het is onaanvaardbaar dat de stedelijke afbakening niet kan rekenen op de politieke steun. Op alle niveaus moet voor de uitvoering van het RSV en de diverse afbakeningen het primaat van de politiek gelden.
De partijvoorzitter van de VLD was heel scherp voor de ambtenaren. Wat is de houding van hun voogdijminister? Voor de afbakening van het stedelijk gebied Kortrijk wacht men nog altijd op de ministeriële handtekening.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
De afbakening van het stedelijk gebied is een voorbeeld van een conflict tussen de planners en de politieke verantwoordelijken. Hetzelfde doet zich voor in andere steden. Dat is niet houdbaar. Zonder stedelijke afbakening is de invulling van de taakstellingen over wonen en werken onmogelijk. Er zullen knopen doorgehakt moeten worden.
Ik zal mijn ambtenaren altijd verdedigen. Ik bespreek problemen tussen het ambtelijke en politieke niveau met de betrokkenen en zal steeds mijn verantwoordelijkheid nemen.
De VLD heeft in het regeerakkoord noodgedwongen aanvaard dat het decreet van 18 mei 1999 het uitgangspunt van het beleid over de ruimtelijke ordening was. De minister heeft die tekst proberen uit te hollen. Daarom is het geheel nu onleesbaar en onbegrijpelijk.
Het regeerakkoord is duidelijk : het decreet van 18 mei is het uitgangspunt van het beleid. De inhoud van het decreet is correct. Er zijn echter twee problemen : de timing en de snelheid. Het was bijvoorbeeld onmogelijk om een vergunningenregister binnen de twee jaar op te stellen. Het was trouwens bedroevend dat dergelijk register op dat moment nog niet bestond.
Het opstellen van de diverse plannen is een immens moeilijke opdracht. Daar moet dus bijgestuurd worden. Bij het vergunningenbeleid hebben we gestreefd naar transparantie en rechtszekerheid. Het in kaart brengen van de gegevens over de zonevreemde bedrijven door het Strategisch Plan Ruimtelijke Economie is een goed voorbeeld. Daardoor was het mogelijk om rechtszekerheid te bieden in het decreet. Zonevreemde bedrijven worden nu ook niet meer in de ruimteboekhouding over de nieuwe taakstelling van 7000 hectare geteld. We weten waar we mee bezig zijn en gaan door tot alles onder controle is.
Het feit dat 850 m³ nu plots 1000 m³ wordt, bewijst dat we de decreten veel te snel aanpassen.
In het artikel 45, dat na hernummering het artikel 54 is geworden, worden strafbepalingen met terugwerkende kracht ingevoerd.
Het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1984 houdende het vergunningsplichtig maken van sommige gebruikswijzigingen wordt door een arrest van het hof van beroep te Antwerpen als onwettig beschouwd.
Het is bijzonder gevaarlijk dat de overheid ingrijpt in hangende procedures door het artikel met terugwerkende kracht tot 9 september 1984, dag van de inwerkingtreding van het bewuste besluit, toe te passen. De Raad van State ziet niet de zwaarwichtige maatschappelijke belangen in die deze retroactieve wijziging zouden kunnen verantwoorden. Een fout van de overheid kan omwille van de rechtszekerheid niet retroactief worden rechtgezet. Om die redenen heeft onze fractie een amendement ingediend dat hier vandaag wordt hernomen om het nieuwe artikel 54 te schrappen.
Vanuit onze fractie werden twee voorstellen van decreet neergelegd, het ene met betrekking tot de heropbouw van een bestaand zonevreemd gebouw op een gewijzigde plaats en het andere met betrekking tot de problematiek van de wachtgevels van zonevreemde woningen.
Wat het eerste voorstel van decreet betreft kan ik beamen dat deze problematiek werd opgelost in het nieuwe artikel 45.
Wat ons voorstel van decreet met betrekking tot de wachtgevels betreft meen ik dat dit voorstel volledig in de lijn ligt van hetgeen de heer De Gucht 'laisser faire' inzake ruimtelijke ordening noemt.
Die wachtgevels werden vroeger opgericht met de bedoeling dat er later een ander gebouw zou tegen geplaatst worden. Stedenbouwkundig zijn die wachtgevels nu echter een verschrikking.
We hebben allen vastgesteld dat er reden zijn om een zonevreemde op een andere plaats her op te bouwen. Ik ben blij dat CD&V daarmee instemt.
We hebben beslist om geen uitdoofbeleid te voeren voor de zonevreemde woningen. CD&V gaat een stap verder : naast een zonevreemde woningen met een wachtgevel mag een nieuwe woning gebouwd worden.
Storende regels zijn al altijd versoepeld om tot een menselijke ruimtelijke ordening te komen. Niemand begrijpt waarom eerst een lelijke wachtgevel gebouwd moet worden als ernaast toch geen huis meer gebouwd mag worden. Het heeft nochtans enkele voordelen. Het onesthetisch karakter van de blinde gevels verdwijnt. Een bouwproject naast een wachtgevel verdicht de omgeving niet. Wachtgevels zijn slechts tussenwanden waardoor een aanliggend pand komt het vocht- en warmteisolerend vermogen verhoogt. Veel wachtgevels liggen aan uitgeruste wegen waardoor de nieuwe woningen onmiddellijk kunnen aansluiten op nutsvoorzieningen. Er worden geen nieuwe eisen aan de omgeving gesteld. Het draagt ook bij tot een verbetering van de sociale controle.
In de door ons voorgestelde tekst worden voorwaarden gesteld aan de mogelijkheid om aan een wachtgevel te kunnen aanbouwen. Het moet gaan om de bouw van een woning en het volume van de woning mag maximaal twee keer het volume van de zusterwoning bedragen. Het kan uiteraard ook niet de bedoeling zijn een wachtgevel aan een wachtgevel te bouwen.
We dienen dit amendement vandaag opnieuw aan.
Ik roep de meerderheid op het gezond verstand te laten zegevieren. We kunnen niet blijven wachten op een menselijke ruimtelijke ordening.
Het is altijd onze bedoeling geweest om voor rechtszekerheid te zorgen voor alle vergunde zonevreemde woningen en bedrijven. Het is nooit onze bedoeling geweest het aantal zonevreemde woningen te verhogen.
Liever een nieuwe woning koppelen aan een wachtgevel, dan nieuwe woongebieden aansnijden.
Het is de taak van de steden en gemeenten om dat op te lossen. Dat kan onder meer in het bindend gedeelte van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.
Dat is niet wat u gezegd hebt tijdens de discussie over de zonevreemde woningen. (Applaus bij CD&V)
Sedert 18 mei 1999 werd het decreet betreffende de ruimtelijke ordening al tienmaal gewijzigd. Het oorspronkelijke decreet was al ingewikkeld, maar nu gaat het van kwaad naar erger. Een aantal wijzigingen is positief, maar andere wijzigingen zijn voor ons onaanvaardbaar. Het Vlaams Blok zal zich daarom onthouden. (Applaus bij het VB)
Samen met de heren Bex, Maes en Kindermans en met mevrouw Dua heb ik een amendement ingediend op artikel 45 dat bepaalt dat de bepalingen van artikel 45 pas van toepassing zijn vanaf de inwerkingtreding van dit decreet. De dossiers die worden ingediend tot de inwerkingtreding van het decreet, worden dus behandeld volgens de oude regelgeving. Zo hebben we willen voorkomen dat bepaalde mensen een nieuwe aanvraag moeten indienen.
De vroegere regelgeving bepaalde dat een zonevreemd gebouw dat door heirkracht, bijvoorbeeld door brand, werd vernield, wel mocht verbouwd worden, maar niet herbouwd. De nieuwe wetgeving maakt het wel mogelijk om te herbouwen, maar bepaalt dat de woning ook bij het herbouwen voor drie vierden moet samenvallen met de oorspronkelijke woning. Is daaraan iets veranderd met dit decreet?
Artikel 45 in zijn nieuwe vorm is volledig van toepassing in deze situatie.
Dit is de tiende wijziging van het decreet Ruimtelijke Ordening. Eigenlijk gaat het om twee grote technisch-juridische wijzigingsdecreten. Op basis van vier grote inhoudelijke decreten hebben we geprobeerd meer rechtszekerheid te creëren voor zonevreemde woningen, zonevreemde bedrijven, met betrekking tot het certificaat van vergelijk en met betrekking tot het handhavingsbeleid.
Vandaag zetten we een stap verder. Ik denk dat we de regelgeving hiermee niet ingewikkelder maken. Met het beperken van de adviestermijn van de gemachtigde ambtenaar tot vijftig dagen spelen we in op een basisidee van het decreet van 18 mei 1999, namelijk een grotere verantwoordelijkheid van steden en gemeenten voor het vergunningenbeleid inzake ruimtelijke ordening.
Daarom hebben we in deze decreetswijziging ook een aantal bepalingen opgenomen die het de steden en gemeenten mogelijk moeten maken om sneller aan de vijf voorwaarden van ontvoogding te voldoen : het beschikken over een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, over een register van onbebouwde percelen, over een planningenregister, over een voldoende gekwalificeerd stedenbouwkundig ambtenaar en over een goedgekeurd vergunningenregister. Een gemeente of stad die beschikt over een register vanaf 1 januari 1990 wordt geacht aan deze voorwaarde te voldoen indien ze retroactief verder werkt en de nieuwe vergunningen invoert. Een stad als Gent zal met de goedkeuring van dit decreet als eerste beschikken over de volledige bevoegdheid met betrekking tot het vergunningenbeleid op haar territorium.
De tweede grondslag van het decreet van 18 mei 1999 was dat de administratie veel meer de coach diende te worden van steden en gemeenten en van provincies en minder de betuttelende overheid in Brussel. Alle tussenstappen die we met het oog daarop hebben genomen, functioneren goed in de praktijk.
Hiermee kunnen we het luik vergunningenbeleid uit dat decreet definitief afsluiten, al kunnen er mettertijd nog anomalieën blijken. Deze herziening is volgens mij een heuglijk feit. (Applaus bij de VLD
De voorzitter : De algemene bespreking is gesloten.)
Artikelsgewijze bespreking
Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996.
Het amendement dat ik had ingediend betreffende de mogelijkheid om fotografisch bedrukte afschermingsdoeken aan te brengen op bepaalde gebouwen, is op advies van de minister niet weerhouden.
Met mijn tussenkomst wilde ik aan steden en gemeenten de mogelijkheid bieden om de langdurige afschermingen van een groot en gezichtsveldbepalend gebouw te laten voorzien van een fotografische weergave of een artistieke impressie van het toekomstige uitzicht van het gebouw. Met het oog op de financiering zou een vierde van de afscherming kunnen dienen als publiciteitsruimte. Als gezichtsbepalende gebouwen kunnen worden gebruikt als reclamedragers, is regelgeving vanuit de overheid noodzakelijk. Dergelijke afschermingsdoeken worden in Vlaanderen zelden aangebracht. Met dit amendement wilden we zorgen voor een stimulus vanuit de overheid naar die Vlaamse ondernemers die dat kunnen realiseren.
In de commissie heb ik al gezegd dat ik het een goed idee vind de visuele afscherming van bepaalde werken aan te moedigen. Ik meen echter niet dat dit moet worden ingeschreven in het decreet betreffende de organisatie van de ruimtelijke ordening. Dergelijke maatregelen kunnen worden genomen via een gemeentelijke verordening of met een aparte bepaling in de bouwvergunning zelf. In sommige gevallen kan het trouwens beter zijn een neutrale afscherming te gebruiken.
De stemming over het amendement tot invoeging van een nieuw artikel 45bis wordt aangehouden.
De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.