Verslag plenaire vergadering
Verslag
RAPPORT VAN DE VLAAMSE REGERING
Samenstelling van de kabinetten van de Vlaamse ministers
Antwoord van de minister-president
De voorzitter : Aan de orde is de voortzetting van de bespreking van het rapport van de Vlaamse regering tot uitvoering van het protocol van 17 april 2001 tussen het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering betreffende de jaarlijkse rapportering over de samenstelling van de kabinetten van de Vlaamse ministers. Toestand op 31 december 2002. Toestand op 31 december 2001.
Reeds voor de derde maal moet ik dezelfde tussenkomst houden over dit onderwerp. Verleden week kon minister Landuyt mijn vraag niet beantwoorden en werd die overgemaakt aan de minister-president.
Deze regering had aangekondigd dat het aantal kabinetsleden met dertig procent zou verminderen, nadat in de vorige periode het aantal kabinetsmedewerkers trouwens al met een derde verminderd was.
Die aankondiging hing samen met een belangrijke bestuurlijke hervorming, Beter bestuurlijk Beleid, die vanaf 1 januari 2003 volledig operationeel had moeten zijn. Belangrijke uitgangspunten waren daarbij het primaat van de politiek en het vertrouwen in de ambtenaren. Nu weten we dat deze bestuurlijke hervorming de hele administratie op zijn hoofd zet, grote onzekerheid creëert en in het beste geval pas tegen 1 januari 2007 operationeel zal kunnen zijn.
We stellen evenwel vast dat de huidige Vlaamse regering 472 kabinetsmedewerkers telt. Dat zijn er dus meer dan op het einde van de vorige regeerperiode. Op dit ogenblik zijn er 12 kabinetschefs en 24 adjunct-kabinetschefs. Meer dan ooit worden er experts aangetrokken die twee of driemaal zoveel kosten dan een normale kabinetsmedewerker. Dat getuigt niet bepaald van vertrouwen in de administratie. Sommige van deze vergoedingen werden recent trouwens nog met duizend euro per maand opgetrokken. De totale kostprijs van de kabinetten is met een derde gestegen in vergelijking met eind 1998. Toen bedroeg de kostprijs 15,91 miljoen euro, nu is dat opgelopen tot 23 miljoen euro, ongeveer één miljard Belgische frank.
De laatste tijd lanceert ieder kabinet zijn eigen voorstel om de werkgelegenheid te bevorderen, het ene al gekker dan het andere. Daarmee worden geen bijkomende jobs gecreëerd en evenmin wordt een duurzame economie gecreëerd.
In 1999 heeft de Vlaamse regering het bestaande kabinetsbesluit gewijzigd. De rigide structuur van honorering van de kabinetsleden werd vervangen door een meer soepel systeem waarbij de ministers -zoals in de privé-sector- binnen een strikte budgettaire enveloppe de honorering van hun medewerkers zouden kunnen bepalen. Deze aanpassing gebeurde onder meer omdat bleek dat ministers anders moeilijk goede medewerkers konden aantrekken. In globo mocht dit geen meeruitgave betekenen voor de Vlaamse begroting.
Op 17 april 2001 werd een protocol goedgekeurd waardoor het Vlaams Parlement alle informatie krijgt over de samenstelling van de kabinetten.
De Vlaamse regering heeft ook beslist om op tijdelijke basis experts in te schakelen die op specifieke deeldomeinen advies kunnen geven. Per kabinet wordt daarvoor een bedrag van negen miljoen Belgische frank uitgetrokken. Met het oog op de onderhandelingen met het federale niveau werd er bijvoorbeeld een expert aangetrokken om het Kyotodossier op te volgen.
Volgens de Vlaamse administratie telden de Vlaamse kabinetten in 2002 420,95 medewerkers, in voltijdse equivalenten. Volgens het besluit mogen dat er 448 zijn. Het verschil tussen deze regering en de vorige is dat deze regering 10 leden telt en de vorige negen, waarvan één een onvolledig kabinet had, de minister bevoegd voor Brusselse Aangelegenheden.
Het aantal kabinetschefs en adjunct-kabinetschefs kan inderdaad gestegen zijn. Deze regering bestaat uit vier partijen. Daarom zijn er vier ministers die een kabinet algemeen beleid hebben. De vorige regering had trouwens al in de mogelijkheid voorzien dat elke coalitiepartner een kabinetschef voor algemeen beleid kon krijgen indien meer dan twee partijen zouden deelnemen aan de regering. Daardoor zijn er twee kabinetschefs meer dan in de vorige regeerperiode, toen de regering uit twee partijen bestond. Als minister-president met beperkte functionele bevoegdheden beschik ik trouwens over slechts één kabinetschef.
Het aantal adjunct-kabinetschefs is te verklaren vanuit de bekommernis om de soepelheid van besluit. Bepaalde detacheringen, bijvoorbeeld vanuit het Rekenhof, zijn trouwens onmogelijk indien men aan de betrokkenen niet de rang van adjunct-kabinetschef toekent.
Op de schriftelijke vraag van de heer Van den Brande over het loon van de kabinetschef kan ik antwoorden dat de vaste regel dat de kabinetschef het loon ontvangt van een directeur-generaal van de administratie, niet meer geldt. Dat past in het streven naar een grotere flexibiliteit van de verloning, weliswaar binnen de strikte budgettaire enveloppe.
Eigenlijk heeft de minister-president op de eerste drie vragen bevestigend geantwoord. De cijfers over het aantal kabinetsleden kunnen we nog naast elkaar leggen.
Hij heeft niet gereageerd op de opmerking dat de totale uitgaven met ongeveer en derde zijn gestegen. Ik heb deze cijfers gewoon uit de begroting gehaald.
Ik heb deze cijfers niet bij de hand. Indien u die uit de begroting hebt gehaald, zullen ze wel juist zijn. Ik wil u daarover alle verdere mondelinge en schriftelijke informatie geven maar ik moet ze eerst opvragen.
Het antwoord van de minister-president heeft mijn zorg bevestigd. Hij verklaart dat deze regering de regels heeft aangepast omwille van de flexibiliteit. Er zijn meer adjunct-kabinetschefs omdat er meer coalitiepartners zijn. Dit is echter niet in overeenstemming met de hervorming Beter Bestuurlijk Beleid. Als de flexibiliteit tot een dergelijke stijging van de uitgaven leidt, dan is het ver gekomen.
Onder de regering Dewael waren er 421,95 voltijdse equivalenten, onder de regering Van den Brande 464, 31. Daarbij moet men eind 2002 nog de 12,6 experts bijtellen en de 19,5 voltijdse equivalenten die ontstaan zijn ten gevolge van de beslissing van de regering-Van den Brande om de uittredende ministers van de vorige legislatuur te ondersteunen.
Dat zal niet leiden tot een verschil in kostprijs van 320 miljoen Belgische frank.