Verslag plenaire vergadering
Verslag
ACTUALITEITSDEBAT
Vlaams ondernemerschap
De voorzitter : Aan de orde is het actualiteitsdebat over Vlaams ondernemerschap ter voorbereiding van de Vlaamse ondernemerschapsconferentie.
De bespreking is geopend.
Ik had gehoopt dat minister-president Somers hier aanwezig zou zijn.
Ik stel voor om te wachten tot minister-president Somers aanwezig kan zijn. We bespreken een belangrijk onderwerp waarover hij de voorbije dagen een aantal belangrijke verklaringen heeft afgelegd in de media.
De minister-president neemt op dit moment deel aan het Overlegcomité. Iedereen weet dat wij geen vat hebben op de agenda van het Overlegcomité. Bovendien buigt het Overlegcomité zich vandaag over een aantal belangrijke onderwerpen.
Minister-president Somers benadrukt voortdurend het belang van de ondernemerschapsconferentie. Als we daar op een ernstige manier over willen debatteren moet hij aanwezig zijn.
Ik vraag toch enig begrip. Minister-president Somers zou hier graag aanwezig zijn, maar hij is op het Overlegcomité om er de Vlaamse belangen te verdedigen. Iedereen weet dat we de agenda van het Overlegcomité niet in eigen handen hebben. Ik stel voor dit actualiteitsdebat van start te laten gaan. Van zodra het Overlegcomité is afgerond, zal minister-president Somers hier aanwezig zijn.
Ik ben het daar volledig mee eens. Minister-president Somers moet aanwezig zijn op het Overlegcomité omdat er een aantal belangrijke thema's besproken worden. Ik stel voor van start te gaan want uiteindelijk zijn toch drie betrokken ministers aanwezig. Ik zal ondertussen informeren hoever het staat met het Overlegcomité.
Ik stel voor aan te vangen maar ik dring er op aan dat minister-president Somers ons zo snel mogelijk vervoegt : als we de actualiteitsdebatten ernstig nemen, moet er een confrontatie met het parlement zijn, niet alleen met de media. Nieuwe ideeën moeten hier eerst besproken worden. Anderzijds begrijp ik goed dat onze belangen verdedigd moeten worden op het Overlegcomité. Maar in België zou men onderhand al moeten weten dat het Vlaams Parlement op woensdag vergadert.
Wij hebben drie weken geleden beslist om deze vergadering te organiseren. Vrijdag gaat de Vlaamse ondernemerschapsconferentie van start. Minister-president Somers lanceert al enkele dagen allerlei ideeën in de media. Wij vragen daarom een rechtstreekse confrontatie.
Wij beginnen het debat niet zonder hem en stellen daarom voor de vergadering te schorsen tot 11 uur. Ondertussen kan minister-president Somers op de hoogte gebracht worden.
Het overlegcomité start om 8 uur en duurde onder premier Dehaene één tot anderhalf uur. (Rumoer) Ik stel voor om de vergadering te schorsen tot 11 uur.
De agenda voor het overlegcomité is bepaald op 29 oktober. Meestal vinden die vergaderingen inderdaad plaats op vrijdag om 8 uur. Vandaag is het aanvangsuur 10 uur. Er is geen sprake van kwade wil, we hebben enkel het werk verdeeld. We willen zo veel mogelijk tegemoetkomen aan de verzuchtingen van het parlement.
Ik stel voor om tot elf uur te schorsen. (Instemming)
- De vergadering wordt geschorst om 10.20 uur.
- De vergadering wordt hervat om 11.05 uur.
Ik verontschuldig mij omdat ik niet aanwezig was bij de start van het debat. Ik heb de voorzitter gisteren op de hoogte gebracht van het feit dat ik om 10 uur op het Overlegcomité moest zijn. De regering was vertegenwoordigd door de ministers van Economische Zaken en Werkgelegenheid. In de tijd van premier Dehaene duurden overlegcomités inderdaad maar een half uur, maar nu wordt er gevochten voor de Vlaamse belangen. (Rumoer)
Er stonden zeer belangrijke punten op de agenda, onder meer over de loopbaanonderbreking. Op de 15 minuten dat ik aanwezig was, zijn we erin geslaagd om de federale regering van het voornemen af te brengen om de kosten daarvoor eenzijdig op deelstaten en gemeenten af te wentelen. Voorts staan de wapenuitvoer en Elia op het programma. Desalniettemin vind ik het een eer dat het parlement zo veel belang hecht aan mijn aanwezigheid. (Applaus bij de VLD)
De reactie van de minister-president is zijn ambt onwaardig. Dat zegt veel over het belang dat hij hecht aan dit thema. Uitlatingen in de media staan duidelijk hoger op zijn prioriteitenlijstje.
CD&V is er zelf over begonnen. Het is de eerste keer dat het parlement een materie bespreekt vooraleer er afspraken zijn met alle partners. De ondernemersconferentie heeft tot doel een concreet actieplan op te stellen. Misschien kan het parlement ook al twee dagen voor de Septemberverklaring erover debatteren.
Ondanks zijn grotere interesse voor media-aandacht, hoort de minister-president in de eerste plaats verklaringen af te leggen in het parlement.
Op 23 oktober is er een discussienota aan de vakbonden en werkgevers bezorgd. De ondernemersconferentie zal nog deze maand afgesloten worden. Men wil nu op 3 weken tijd een coherente economische politiek uitwerken, terwijl dat al 5 jaar onmogelijk lijkt. Zeven maanden voor de verkiezingen is trouwens ver van ideaal. Waarom heeft men zo lang gewacht?
Nu regent het plots mededelingen en voorstellen. De minister van Economie behartigt niet de belangen van de NV Vlaanderen, maar wil een kindercrèche opstarten. Dat is echter niet de prioriteit. De Vlaamse kwaliteiten worden ondergesneeuwd door een aantal structurele handicaps en andere regio's imiteren en overtreffen onze troeven.
Ik schets nu het antwoord van CD&V op de uitdagingen. Elk jaar verdwijnen 8.000 banen door het dalend aantal starters. De bedrijven kampen met een imagoprobleem. We vinden dat niet alleen een tewerkstellingsbeleid in niet-marktdiensten de desindustrialisering kan tegengaan.
Daarom is het nodig om een aantal voorwaarden te scheppen om innovatie te stimuleren. Uit de studie van professor Sleuwagen blijkt dat Vlaanderen minder middelen in onderzoek en ontwikkeling investeert dan andere regio's. Catalonië evolueert tussen 1995 en 2004 van 0,6 procent tot 1,4 procent, Vlaanderen moet het stellen met 0,7 procent overheidsinvesteringen tegen 2010. Dat zal de kloof met de topregio's niet dichten. CD&V heeft voor Vlaanderen volgende voorstellen : bijkomende investeringen; steunen van risicovolle innovatie; doctoraatsbeurzen voor toepasbaar onderzoek; stimuleren van buitenlandse investeringen in kennisintensieve sectoren door het creëren van kennisclusters. Een kenniseconomie kan niet zonder een kennissamenleving. Het is jammer dat het Pact van Vilvoorde dode letter blijft.
CD&V doet twee concrete voorstellen die de bedrijven rechtstreeks helpen : vooreerst een Vlaamse korting op de vennootschapsbelasting. Vlaanderen scoort immers vijf punten hoger dan het Europese gemiddelde. Eén punt minder vennootschapsbelasting is goed voor vijf procent extra buitenlands investeringen. We betreuren dat dat geen regionale bevoegdheid is, ondanks de resoluties van het Vlaams Parlement van 1999.
We stellen ook voor om de kinderlast en de gezondheidszorg uit de loonlast te halen en met algemene middelen te financieren. Dat drukt de kost van de arbeid. Minder uitgaven voor de sociale zekerheid is ook een vereenvoudiging. Het leidt eveneens tot meer homogene beleidspakketten. Ook hierin volgt de meerderheid de resoluties van dit parlement niet, het was bovendien geen onderwerp van de werkgelegenheidsconferentie.
Ondanks de beloften wordt de administratieve rompslomp niet kleiner. De minister-president is de eerste die dat toegeeft. Hij wil dan maar de bedrijven helpen om hun weg in de chaos te vinden door investeringscoördinatoren ter beschikking te stellen voor investeringen boven de 5 miljoen euro. KMO's hebben daar dus nauwelijks iets aan : hun investeringen zijn meestal kleiner.
Na kritiek op dat systeem wordt het denkspoor gevolgd om de administratieve last van starters één jaar weg te nemen. En nu wil de minister-president de starters plots een werkloosheidsuitkering voor een jaar geven. De concrete realisatie daarvan stuit op heel wat bezwaren, ook vanuit Europa. Ik begrijp ook niet dat de VLD-fractie dergelijk voorstel, dat haaks staat op het ondernemersschap en de markt, ernstig wil nemen.
Het vademecum voor ondernemen telt 800 pagina's, waarvan 230 handelen over steunmaatregelen. Het is tijd om de wildgroei te stoppen en te focussen op een beperkt aantal maatregelen.
De overheid moet een betrouwbare partner zijn voor de ondernemingen. Uit een bevraging van Unizo blijkt dat 41 procent van de problemen van ondernemingen te maken hebben met de overheid. De Arkimedesregeling is nog altijd niet besproken.
Ze is ingediend in het parlement.
Ze is nog niet besproken en we zijn aan het einde van de regeerperiode. Er is te lang getalmd. We stellen trouwens een aantal vragen bij de regeling. We zijn wel verheugd dat de minister een CD&V-voorstel om leningen van familie aan starters fiscaal te honoreren, overneemt.
Uiteraard is de zelffinanciering van de KMO's belangrijk. In de lijn van de resoluties van 1999 stellen we dan ook voor om de belasting op de eerste winst van jonge ondernemingen in de tijd te spreiden. Vele ondernemingen worden in de startfase immers geconfronteerd met problemen. Geef deze ondernemingen dus wat zuurstof om hun groei zelf te financieren.
Alle SERV-partners zijn het er over eens dat het huidige economische ondersteuningsbeleid de Vlaamse KMO's een nieuwe handicap oplevert ten opzichte van buitenlandse concurrenten. Investeringsprojecten voor KMO's worden immers gekoppeld aan het callsysteem. Daardoor wordt onzekerheid gecreëerd voor de kandidaat-investeerder. Hetzelfde project levert voor het ene bedrijf wel en voor het andere bedrijf geen steun op, terwijl de administratieve procedure nog verzwaard wordt. Bovendien wordt het call-systeem enkel gevolgd voor investeringen tot 8 miljoen euro. Eens te meer onderstreept men hiermee het KMO-onvriendelijke karakter van de regeringsaanpak. CD&V verdedigt investeringssteun aan bedrijven op voorwaarde dat ze rechtszekerheid biedt en transparant is. Het huidige callsysteem doet dit niet en moet dus herzien worden. In recente verklaringen neemt minister-president Somers afstand van de beleidslijnen die door minister Van Mechelen, Gabriels en Ceysens uitgestippeld werden. We zijn benieuwd wie hier het laatste woord krijgt.
Vlaanderen zal ook in de toekomst nog nood hebben aan buitenlandse investeerders. Niet voor niets zijn het de buitenlandse ondernemingen die instaan voor het grootste aandeel van de patentaanvragen. Bovendien moeten deze ondernemingen Vlaanderen opnieuw ontdekken als uitvalsbasis voor hun Europese activiteiten. Vandaag is Vlaanderen echter geen aantrekkelijke investeringsregio. Om buitenlandse investeerders aan te trekken moet de regering maatregelen nemen die gepaard gaan met goede internationale promotie en vertegenwoordiging. Het is bijzonder jammer dat de Vlaamse regering zo lang talmt inzake de fusie van Export Vlaanderen en de Dienst Investeren in Vlaanderen.
CD&V is ook voorstander van een goede zorg voor het leefmilieu. Een degelijk milieubeleid moet echter ingebed zijn in een internationale aanpak. Vlaanderen moet internationale overeenkomsten nakomen. Een bedrijfsvriendelijk milieubeleid impliceert echter dat internationale maatregelen niet strenger worden toegepast dan in de ons omringende regio's, dat het principe van 'de vervuiler betaalt' correct wordt toegepast en dat men meer de nadruk op overeenkomsten legt.
Wij hebben ervaren dat de nieuwe minister-president zich snel heeft aangepast aan de werkwijze van deze Vlaamse regering. Hij beheerst het principe van 'government by announcement' volkomen. Intussen is er echter nog steeds geen Arkimedesregeling, geen decretale basis voor de huizen van de ondernemingen, staat het economisch ondersteuningsbeleid op losse schroeven, wordt de beloofde afbouw van de administratieve rompslomp niet gerealiseerd en is er nog steeds geen duidelijkheid voor de VDAB en VIZO. Het verwerven van nieuwe regionale bevoegdheden inzake het economische beleid is al helemaal geen thema meer.
Een conferentie van 3 weken zal in dit alles geen verandering brengen.
(Applaus bij CD&V en N-VA)
De minister-president heeft in zijn regeerverklaring de vinger op de wonde gelegd. Vlaanderen is niet langer het land van de ondernemers. In Vlaanderen start slechts 4,1 procent van de volwassenen een zaak. In 16 Europese landen is dat gemiddeld 8 procent, in de Verenigde Staten en Canada zelfs 11 procent. Een land als Ierland dat in 1995 nog ver achter ons stond, bekleedt op het vlak van de levensstandaard nu de tweede plaats in Europa.
Een vergelijking met de 4 Europese motorregio's valt negatief uit voor Vlaanderen. Lombrdije, Baden-Württemberg, Rhone-Alpes en Catalonië blinken vooral uit in die sectoren en activiteiten waar de jongste jaren ook de grootste groei werd gerealiseerd. De economische structuur van deze regio's is dan ook veel beter aangepast aan de eisen en noden van de moderne wereldeconomie.
Vlaanderen heeft dus nood aan meer ondernemerschap en een duidelijke visie. Waar willen we naartoe? Waar liggen onze sterktes en zwaktes? Op al deze vragen zou de ondernemersconferentie een antwoord moeten bieden. Vlaanderen moet weer een Europese groeimotor worden. Eigen ondernemerschap is de basis hiervan.
Op een commissiebijeenkomst stelde GIMV-voorzitter Daems gisteren dat Vlaanderen nog steeds een economische groei kent maar dat die altijd 0.2 tot 0.3 procent lager ligt dan die van de andere regio's. Vlaanderen verliest dus steeds een stukje competitiviteit, onder meer omdat onze industrie zich in een niche bevindt waar de toegevoegde waarde zeer klein is, in het meest competitieve segment. Door onze loonhandicap halen we de vereiste groei niet.
Het is voor alle partijen duidelijk dat er een actieplan moet ontworpen worden. Politici mogen de ondernemers echter niet vervangen. Ze moeten zich beperken tot het uitvaardigen van regels die de voorwaarden scheppen om goed ondernemerschap mogelijk te maken. Ik ben ervan overtuigd dat onze ondernemers slim en ijverig genoeg zijn om hierop in te spelen.
Het gebrek aan dynamisme en ondernemerschap is echter geen typisch Vlaams probleem. Lectuur van het Europees groenboek leert me dat Europeanen de status van werknemer boven zelfstandige verkiezen. In Europa wil slechts 25 procent van de bevraagden ooit eens met een onderneming starten. In de Verenigde staten loopt dit cijfer op tot 67 procent. In Europa zet uiteindelijk slecht 4,5 procent de stap, in de Verenigde staten is dat 13 procent.
Dit alles heeft natuurlijk ook te maken met de (faillissements)wetgeving. Het Amerikaanse Chapter 11 is veel beter dan ons gerechtelijk akkoord. Terwijl Chapter 11 levensbegeleiding is, is ons gerechtelijk akkoord stervensbegeleiding en bovendien totaal ondoorzichtig.
Amerikaanse ondernemingen zijn bij hun oprichting ook kleiner dan hun Europese tegenhangers. Ze groeien echter sneller omdat nieuwe ideeën er meer kansen krijgen dan in Europese bedrijven. In Europa zijn wij in een overlegstructuur gesukkeld, we twijfelen te lang.
In Europa is faalangst een belangrijke factor. Men heeft geen geloof in het eigen kunnen. Is dit te wijten aan onze verzorgingsstaat? Moet de burger te weinig verantwoordelijkheden opnemen doordat er te veel vangnetten worden voorzien? De bedrijven in de Verenigde Staten kennen een veel snellere groei.
De essentie van de markteconomie is dat sommige startende ondernemingen slagen waar andere falen. Als men de starters een minimumloon geeft, sluit men elk risico uit voor slechte beginnende ondernemingen. Door het collectiviseren van het risico komt men tot een veredelde staatseconomie. Is dit het bewuste neoliberalisme? Uw beschouwingen over de Verenigde Staten zijn hier overigens niet van toepassing.
Ik maakte enkel een vergelijking tussen Amerika en Europa. Wij moeten ons beleid natuurlijk richten op de maatschappij waarin we leven.
De minister-president speelt in op de faalangst en spoort mensen aan tot ondernemen. Door deze springplank aan te bieden, geeft hij starters één jaar lang de mogelijkheid om uit het beschermd statuut te treden.
Het klopt dat de uitgaven voor onderwijs en onderzoek in Vlaanderen de voorbije jaren ondermaats waren. De jongste jaren scoorde echter enkel Finland beter dan wij. Met een groei van 10 procent van het budget voor onderwijs en onderzoek tijdens de jongste vijf jaar, kan Vlaanderen beschouwd worden als een koploper binnen Europa. De regering heeft een indrukwekkend inhaalmanoeuvre verwezenlijkt. Waar in andere landen het privé-kapitaal de belangrijkste motor was, heeft in Vlaanderen de overheid fors geïnvesteerd.
Tijdens de vorige regeerperiode werd er fors geïnvesteerd in onderwijs en onderzoek. In 1996 kende men op dat vlak een grotere groei dan vandaag. Europees onderzoek heeft uitgewezen dat Catalonië met een sprong in het BBP van 0.6 naar 1.4 procent de grootste groei van het overheidsbudget voor onderzoek en ontwikkeling kende in de periode 1995-2004. Vlaanderen heeft dus op dit vlak niet de beste resultaten.
Finland staat, wat groei betreft, op de eerste plaats, maar Vlaanderen neemt de tweede plaats in. Het is de verantwoordelijkheid van het Parlement om Vlaanderen op het juiste spoor te krijgen en te houden. Men moet een dynamiek creëren die ondernemen mogelijk maakt. Voor partijpolitiek is daarbij geen plaats.
In de regeringsverklaring heeft de minister-president verschillende voorbeelden gegeven van innovatieve ondernemingen. Dankzij het Innovatiepact zal men tot 2010 jaarlijks 60 miljoen euro extra uittrekken voor wetenschappelijk onderzoek. Volgend jaar wordt het budget verhoogd tot 90 miljoen euro.
Er is sprake van een hervorming van de expansiesteun, de aanpassing van de ruimtelijke ordening, het vrijmaken van 1000 ha industriegrond, de hervorming van de waarborgregeling en het invoeren van de Arkimedesregeling. De minister-president en minister Ceysens lanceren eveneens diverse nieuwe ideeën, zoals de investeringscoördinator, de Vriendenbank en het gewaarborgd inkomen. Deze ideeën verdienen een kans, aangezien ze noodzakelijk zijn om tot realisaties te komen.
De ondernemersconferentie kan een bijkomende impuls geven door de actoren bewust te maken van het belang van ondernemerschap. Ze zal het sluitstuk vormen van het huidige regeringsbeleid en voortbouwen op de bepalingen van het Pact van Vilvoorde, het Innovatiepact en de federale tewerkstellingsconferentie.
Wanneer bedrijven groeien, kan men een sterkere daling van de werkloosheid vaststellen. Het belang van het ondernemerschap voor de economie en het maatschappelijk weefsel mag niet onderschat worden. Gisteren zei een bedrijfsleider ook dat het noodzakelijk was de fabricage in dit land te behouden. Het grootste probleem van de Waalse economie is dat alle toeleveringsbedrijven er verdwenen, waarna de grotere bedrijven volgden. Vlaanderen mag niet in diezelfde val trappen. Een voorbeelden hiervan is de diamantsector. Door de fabricage in België te behouden, kan men de klant het gevoel geven dat hij met Belgische producten te maken heeft.
Men heeft nood aan twee soorten van ondernemerschap. Enerzijds zijn individuele ondernemers noodzakelijk, aangezien zij zorgen voor een grote jobcreatie. Zo konden 100 start-ups rond de universiteit van Twente op 5 jaar tijd 1500 jobs creëren. Hoewel deze ondernemingen slechts een kleine bijdrage leveren aan de economische groei, zorgen ze voor een grote groei in de tewerkstelling.
Anderzijds heeft men nood aan transitionele ondernemingen, die gefinancierd worden met extern kapitaal en een snellere groei kennen. Zij bieden nieuwe producten aan en richten zich vooral op de export. Het zal belangrijk worden ook diensten te exporteren, bijvoorbeeld in de gezondheidssector.
Zowel kwantiteit als kwaliteit blijven belangrijk. Indien er veel ondernemingen zijn, zal de concurrentie stijgen, wat een positieve invloed heeft op de efficiëntie. Op het vlak van kwaliteit is innovatie noodzakelijk. Het is nodig voortdurend nieuwe producten te testen.
Ondernemerschap betekent dus meer starters, meer doorgroeiers, meer innovatieve ondernemingen en meer nieuwe producten.
De laatste jaren heeft men veel gesleuteld aan productieprocessen, zonder altijd voldoende aandacht te besteden aan productvernieuwing. De productie van de Mondeo in Genk is daarvan een goed voorbeeld.
Ik hoop dat deze ondernemersconferentie een maatschappelijke bewustwording zal creëren en dat ze zal leiden tot de realisatie van politiek innovatieve ideeën.
De heer Denys zal het straks hebben over het aspect onderwijs.
De heer Van den Abeelen heeft niet veel gezegd over de expansiesteun, een instrument dat tot grote resultaten heeft geleid, vooral voor KMO's. Hoe moeten we dit instrument hanteren? Gebeurt dit best in een wedstrijdformule? Het VEV, waarnaar u vaak verwijst, en de andere sociale partners, zien deze werkwijze namelijk niet echt zitten.
Er is in het verleden misschien te veel expansiesteun gegaan naar bedrijven die geen innovatief product hadden en die werkten in een segment waar de competitie zeer zwaar was. Zo heeft men deze ondernemingen een betere uitgangspositie gegeven en heeft men tewerkstelling gered. Maar het geld is volgens mij niet optimaal gebruikt.
Als liberaal ben ik uiteraard voorstander van een wedstrijdformule. Ieder dossier moet op zijn merites beoordeeld worden. Hoe kan men beter bewijzen dat men de steun waard is dan door de beste te zijn?
Twee identieke projecten geven voor het ene bedrijf wel aanleiding tot een bepaalde steun en voor een ander bedrijf dat ook solvabel is, niet? Is dat uw visie op competitie?
Nee, de competitie zal uitwijzen wie de beste is.
De heer Van den Abeelen wordt blijkbaar niet gehinderd door kennis van het dossier. Er ligt immers een regeling voor voor KMO's die bedrijven afweegt naar hun financiële mogelijkheden. Als het bedrijf niet financieel performant is, valt het uit de boot, ook voor innovatieve en goede projecten.
Het is niet de bedoeling geld te steken in bedrijven die financieel niet performant zijn. Dat is een ander probleem.
Het welslagen van de ondernemerschapsconferentie is een opdracht voor alle betrokkenen. De overheid moet met flankerende maatregelen, innovatieve ideeën en financiële middelen over de brug komen. Niet alleen de werkgevers, maar ook de werknemers moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Alleen zo kan Vlaanderen één van de meest dynamische regio's van Europa worden, met een hoge welvaart. Zonder welvaart is er ook geen welzijn mogelijk. (Applaus bij de VLD)
Het gaat niet goed met onze Vlaamse economie en met ons ondernemingsklimaat. De conjunctuurnota's blijven pessimistisch. De werkloosheid blijft stijgen, al waren de cijfers van oktober iets gunstiger. Het aantal faillissementen neemt toe, het aantal starters ligt sinds maart stelselmatig lager dan in de vergelijkbare periode van vorig jaar, de investeringen dalen en ons concurrentievermogen gaat achteruit. De budgettaire ruimte van de regeringen is dan ook minimaal. Ik weet wel dat de crisis wereldwijd is, maar ik heb de indruk dat ze in Vlaanderen bijzonder sterk is.
Toch denk ik niet dat we moeten panikeren. In de meest duistere periodes zijn er altijd lichtpunten. Ook in Vlaanderen zijn er bedrijven en sectoren die het goed doen. Na een aantal flankerende maatregelen inzake de fiscaliteit en de parafiscaliteit vlaggen de rederijen terug in. De diamantsector herstelt zich na de zware klappen van de afgelopen jaren. Men wil niet alleen diamanten ontginnen en bewerken, maar ook verwerken in juwelen en de juwelen aan de man brengen. Het Antwerpse bedrijfsleven heeft zijn verantwoordelijkheid genomen in het dossier van de luchthaven van Deurne. In een mum van tijd heeft het de nodige financiële middelen op tafel gelegd. De binnenvaart neemt opnieuw een hoge vlucht, ook al werd het einde van de kleine binnenvaartsector voorspeld toen enkele jaren geleden het toerbeurtsysteem werd afgeschaft. Ook sommige individuele bedrijven doen het goed, bijvoorbeeld Melexis voor de spitstechnologie, Aluplast in de sector van de bouwmaterialen, Katoennatie in de distributiesector en Miko in de sector die verbonden is met de horeca.
Er zijn dus nog ondernemers die bewijzen dat ze zelfs in de donkerste tijden economisch kunnen overleven. Maar dan moet wel aan enkele randvoorwaarden voldaan zijn. De ondernemers laten ons weten dat de loonkost in Vlaanderen te hoog is. De loonhandicap met onze buurlanden bedraagt elf procent. De reglementering is te ingewikkeld en de fiscaliteit te hoog. Er is vaak onvoldoende geschoold personeel, de bereikbaarheid wordt problematisch, de toegang tot de kapitaalsmarkt moeilijk en er is onvoldoende bedrijfsruimte.
Om daaraan te remediëren zouden we moeten beschikken over instrumenten inzake loonkost en (para)fiscaliteit die we vandaag de dag niet hebben. Veel instrumenten zijn nog steeds in federale handen. Vlaanderen heeft er weinig of niets over te zeggen.
Wij hebben geen vat op het milieu- en het mobiliteitsdossier. Bovendien bedraagt de jaarlijkse transfer vanuit Vlaanderen liefst 5,43 miljard euro. Als we een goed economisch beleid willen voeren, dan zullen we moeten regionaliseren tot Vlaanderen onafhankelijk is. De ondernemingsconferentie zal pas slagen als Vlaanderen volledig bevoegd is en tegelijk over de nodige financiële middelen beschikt.
Dat betekent echter niet dat we ondertussen niets moeten of kunnen doen. De vraag is of de Vlaamse regering binnen haar bevoegdheden concrete maatregelen neemt. Doet de Vlaamse regering meer dan alleen maar vrijblijvend praten? Welke van de goede voornemens uit de Septemberverklaring heeft de regering al gerealiseerd? Hoe zit het met de bijkomende steun voor innovatie? Zijn er al handelsmissies gepland? Hoe zal deze regering de administratieve overlast aanpakken? Wanneer wordt er voor 1000 hectare bijkomende bedrijventerreinen gezorgd?
Dankzij prefinanciering boekt minister-president Somers vooruitgang in de spoorwegontsluiting van de Antwerpse haven. Ik feliciteer hem daarvoor, maar een spoorwegtunnel alleen zal niet volstaan. Wat met de verdieping van de Schelde of de IJzeren Rijn? Wat met de ontsluiting van de haven van Zeebrugge? Wanneer krijgt de haven van Gent een tweede sluis?
Zoals beloofd in de Septemberverklaring komt er een ondernemingsconferentie. Vooral de communicatie daarover boeit me. Minister Ceysens laat allerhande proefballonnetjes op om de aandacht af te leiden van de kern van de zaak. Eigenlijk heb ik nog maar vier concrete voorstellen gehoord. De ARKimedes-regeling, waar wij achter staan, is vergevorderd. In het kader van de administratieve vereenvoudiging gaat men werken met investeringscoördinatoren en verdwijnt de papierwinkel voor starters. Het callsysteem binnen de expansiesteun wordt toch bespreekbaar. Ten slotte zal werk gemaakt worden van een mentaliteitswijziging. Het idee van minister-president Somers om een startersloon uit te keren, krijgt van alle kanten kritiek.
Too little, too late? Ik denk van niet. Beter laat dan nooit. Beter iets dan niets. Ondanks mijn bezwaren wens ik de ondernemingsconferentie alle succes, omdat onze ondernemers elke opsteker kunnen gebruiken. (Applaus bij het VB)
Veel van wat ik tijdens het werkgelegenheidsdebat in februari van dit jaar heb gehoord, komt terug. Ik ben toen ook van start gegaan met een SWOT-analyse van de Vlaamse economie. We hebben ongetwijfeld enkele troeven : onze ligging, ons opleidingsniveau, het sociale kader, de mondiale evolutie naar een maatwerkeconomie, de opkomst van de kenniseconomie, het stijgende belang van de netwerkeconomie, enzovoort.
Daartegenover staan enkele bedreigingen. Europa schuift op naar het oosten, wat onze ligging in gevaar brengt.
Ik maak me daar ook zorgen over, maar uit studies blijkt dat het logistieke centrum van Europa toch in Vlaanderen, Nederland en Noord-Frankrijk zal blijven.
Ik ben geen doemdenker, maar denk toch dat we ons beleid zullen moeten aanpassen. Het zwaartepunt van Europa verschuift naar het oosten.
Ik heb in februari ook op enkele zwakheden gewezen. Onze economie is in de eerste plaats een uitvoeringseconomie. Omdat er maar weinig Vlaamse bedrijven zijn die productieprocessen uitvinden, creëren we niet genoeg toegevoegde waarde. Bedrijven investeren niet genoeg in opleiding.
We zijn er fier op een KMO-land te zijn, maar als ondernemingen niet willen of kunnen groeien, verdwijnt de economische dynamiek. De innovatiekracht van onze economie is niet zo sterk. We hebben onvoldoende ontwikkeld ondernemerschap. Sterke economische regio's hebben een overheid die duidelijke strategische keuzes maakt. Dat kunnen ondernemingen niet, ze zijn wel partners van de overheid. Ik ben dus blij dat de ondernemingsconferentie eindelijk daarop aanstuurt.
Tot voor kort debatteerden we nog over het feit of de overheid keuzes moest maken of alleen vergemakkelijken. Uit de nota van de regering en verschillende studies blijkt dat de eensgezindheid over de rol van de overheid groeit. Het tweejaarlijkse concurrentierapport van professor Sleuwaegen bevestigt die bevindingen. Gezien de snelle evoluties en het belang van goede keuzes, raad ik aan om dergelijk rapport jaarlijks op te maken.
De federale regering is pas van start gegaan en wil focussen op werk. De Vlaamse regering voltooit de laatste zeven maanden van de regeerperiode. Het is echter geen schande om mee te werken volgens de federale planning. Er is immers een duidelijke taakverdeling. Lasten op arbeid en de fiscale lasten voor ondernemingen zijn belangrijk, maar een opdracht van de federale overheid. Vlaamse maatregelen op die vlakken zijn verspilde middelen. Vlaanderen heeft een eigen rol. Volgens specialisten is die rol zelfs doorslaggevend voor een succesrijke economie. Er zijn te weinig middelen, maar het is belangrijk om op korte termijn te handelen.
De heer Voorhamme heeft een zeer conservatieve visie op de bevoegdheidsverdeling. Dat staat in schril contrast met de principes die hier in het parlement in 1999 aanvaard zijn. De Vlaamse regering heeft zelfs de eigen bevoegdheden niet uitgeput.
Ik wil erop wijzen dat er geen unanimiteit bestond over de resoluties.
Ondanks de verklaringen van de minister-president, die de transfers wil stoppen en bepaalde onderdelen van de sociale zekerheid regionaliseren, verwacht de sp·a geen verdere stappen in de staatshervorming. Sp·a is het trouwens niet eens met tal van zijn voorstellen, onder meer het minimuminkomen voor starters.
Professor Sleuwaegen zegt dat er geen goede of slechte sectoren zijn, maar dat er in elke sector kenniscomponenten aanwezig zijn. Hij pleit ervoor geen strategische keuzes te maken. Dat contrasteert met de opvattingen van de heer Voorhamme.
Ik heb gepleit voor strategische keuzes maar niet voor een bepaalde sectoren. De indeling in sectoren vervaagt immers. Het is verantwoord om in de laatste zeven maanden van de regeerperiode nog te starten : het betreft immers een langetermijnbeleid dat snel opgestart moet worden. De regering moet overleggen met de verschillende partners, maar moet dan keuzes maken. We pleiten voor het steunen van duurzaam ondernemen in alle sectoren.
Volgens sommigen zou de industriële sector niet meer belangrijk zijn en de tertiaire sector primeren. Die verschuiving is slechts een perceptie. De industrie verwaarlozen zou de potentiële ontwikkeling van de dienstensector hypothekeren.
Beide zijn immers vervlochten.
De drempels voor potentiële investeerders moeten verder weggewerkt worden. Laat ons goed voor ogen houden op welke wijze we de Kyotonorm gaan implementeren. Deze norm kan immers fataal zijn voor een aantal van onze ondernemingen die behoren tot onze spitsindustrie. We moeten hier niet flauw over doen.
Voor een aantal bedrijven moet de energierekening zeker gecorrigeerd worden.
We moeten weliswaar sturend optreden zodat men meer alternatieve energiebronnen gaat gebruiken en zuiniger gaat omspringen met energie. Het is echter niet goed dat, door onvolkomenheden van de energiemarkt, alle kosten aan de klant worden doorgerekend en de energieproducent buiten schot blijft. De liberalisering van de energiemarkt keert zich op dit ogenblik tegen onze industrie.
Ik deel uw mening. De lasten de energie zijn echter nog nooit zo hoog geweest. Ik heb al geregeld in de commissie gezegd dat men momenteel de voordelen die de liberalisering van de markt biedt, wegbelast. Men legt telkens nieuwe lasten op.
De voorganger van minister Bossuyt heeft zelfs een maximumprijs voor elektriciteit moeten bedingen. Dit staat in schril contrast met een markt waar men prijsdalingen verwacht. In de toekomst zullen we dus rekening moeten houden met een afstoot van werknemers uit energiebehoeftige sectoren.
Het zou fout zijn om de verantwoordelijkheid te leggen bij ons sturend beleid inzake energiezuinig gebruik en alternatieve energiebronnen. Tegelijk mag men niet blind zijn voor de vaststelling dat de liberalisering van de energiemarkt vandaag niet werkt. Het kan niet de bedoeling zijn dat de energiefactuur stelselmatig de hoogte in gaat. Dat is nooit de bedoeling geweest van de liberalisering.
Steunt u het voorstel van CD&V voor een maximumfactuur voor de bedrijven?
Vandaag las ik dat ook de regering regulerend wenst op te treden. We kunnen discussiëren over de technische aspecten. De sp.a-fractie vindt dat er iets dient te gebeuren. De tijd dringt omdat dit alles ook te maken heeft met het investeringsbeleid van de multinationals.
Een andere knoop die we moeten doorhakken is die van het gericht innovatiebeleid. Het is goed dat de regering 3 procent van het BNP wil besteden aan investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Dit is echter niet voldoende. We moeten ook selectief zijn en strategische keuzes maken. Waar willen we in de eerste plaats in innoveren? Innoveren inzake rationeel energiebeleid zou een keuzemogelijkheid kunnen zijn. Een goed innovatiebeleid moet ook gebed zijn in een beleid van maatschappelijke innovatie. Dit betekent ook dat werknemers betrokken worden bij de innovatiegolf. Indien dit niet gebeurt, is de innovatie bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Dit betekent echter ook dat de innovatiegerichtheid van bedrijven moet gestimuleerd wordt. Indien men wil dat bedrijven innoveren in verband met zuinig energiebeleid, moet men er ook voor zorgen dat er een regelgeving is die deze innovatie stimuleert.
Een volgende knoop wordt gevormd door vorming en opleiding. Vorming en opleiding zijn momenteel de Achileshiel van het bedrijfsleven. Vlaanderen bengelt op dit vlak nog altijd achteraan. Ik verwacht dat de ondernemingsconferentie meer verbintenissen van de ondernemers inzake vorming en opleiding oplevert. Eerder waren er weliswaar een aantal beloften op dit vlak, maar ze werden niet gerealiseerd. Men kan niet naar een progressieve, innoverende economie evolueren indien men niet meer investeert in opleiding en onderwijs. Op korte termijn moet men streven naar een verdubbeling van de ingezette middelen. Precies in tijden van economische recessie moet men in dergelijke zaken investeren. Vlaanderen telt een relatief hoog aantal oudere, laaggeschoolde werknemers. Bij de bedrijven bestaat er spontane tendens om deze werknemers af te stoten. Indien men wil komen tot een werkzaaheidsgraad van 70 procent, moet men ook investeren opleiding van deze oudere werknemers. De werkgevers spelen hierbij een cruciale rol.
Meer ondernemerschap is enkel mogelijk als er ook andere vormen van kapitaal aangetrokken worden. Iedereen is het hierover eens. Met de beursgang van de GIMV is een lacune ontstaan. Het is tijd dat deze lacune opgevuld wordt. Binnen PMV moet een tak gecreëerd worden die kan instaan voor de ondersteuning van de bedrijven die zich bezighouden met risicovolle innovatiestrategieën. Vandaag is echter niemand bereid om te investeren in iets waarvan men niet zeker is dat het binnen het half jaar zekerheid biedt. De GIMV heeft bewezen dat het kan. Laat ons dan ook een soort van talentenbank oprichten. De ARKimedesregeling moet beperkt worden tot de kleinere ondernemingen met investeringsplannen die niet groter zijn dan 500.000 euro.
Ten slotte moet men radicaal opteren voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. De hervorming van de expansiewetgeving moet gehandhaafd blijven. Het is immers een goed systeem. Het steunt immers die bedrijven die het door ons uitgestippelde economische beleid schragen en passen in de visie die door de ondernemingsconferentie zal uitgewerkt worden. Het callsysteem is de perfecte emanatie van de stimulering van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Wij verwachten veel van de ondernemingsconferentie en hopen dat de minister-president zich niet uit het lood zal laten slaan omdat zijn regeerperiode nog maar 7 maanden duurt. De volgende regering zal in ieder geval de resultaten van de ondernemersconferentie niet mogen veronachtzamen. (Applaus bij sp.a)
Mijn uitgangspunten zijn de volgende. Vooreerst heb ik niet de ambitie om op het einde van de regeerperiode een aantal globale plannen te lanceren.
Verder moet het regeerakkoord uitgevoerd worden. Het bevat heel wat zaken in verband met economie, werkgelegenheid en ondernemerschap. Er kan misschien geïnvesteerd worden in energie. Maar ook in 1999 was er geen geld beschikbaar voor startende of op duurzaamheid gerichte bedrijven.
Ik zal ten slotte ook geen voorstellen doen die de staatshervorming aanpakken. De ondernemingsconferentie heeft hier geen boodschap aan.
De studie van professor Sleuwaegen belicht de sterke en de zwakke punten van de Vlaamse economie. Vlaanderen scoort goed op de productiefactor infrastructuur, hoewel de Vlaamse overheid daarin de laatste jaren minder investeerde. De internationale oriëntatie is eveneens een sterk punt. Op vlak van de productiefactoren kapitaal en technologische vooruitgang scoort Vlaanderen middelmatig. Tot slot wordt een zwakke score behaald voor de factor menselijk kapitaal. Dit beïnvloedt ons concurrentievermogen, wat kan leiden tot achterstand inzake ondernemerschap en innovatie.
Het aantal ondernemingen dat wordt opgestart is de laatste jaren sterk gedaald. Vele mensen kiezen voor een vaste baan en nemen ondanks de aangeboden mogelijkheden geen risicovolle stappen. Het voorstel van de minister-president om een basisinkomen te verlenen aan nieuwe ondernemers zou niet noodzakelijk zijn indien men de bepalingen van eerdere decreten zou uitvoeren. Zo moet er werk worden gemaakt van de automatische waarborgregeling, zodat investeerders in mindere mate beroep moeten doen op hun eigen vermogen.
Uit de studie kan men eveneens afleiden dat de Vlaamse economie sterk geworden is door de aanwezigheid van buitenlandse ondernemingen. Tussen deze ondernemingen heerst een grote prijsconcurrentie, die verscherpt wordt door de opkomst van nieuwe economieën in Oost-Europa en Azië. Men zal minder naar prijs en meer naar kwaliteit moeten concurreren om ondernemingen in Vlaanderen te kunnen handhaven.
De dienstensector in Vlaanderen is vrij goed ontwikkeld voor niet-marktgerichte diensten, maar heeft nog gebreken op vlak van marktgerichte diensten zoals handel, horeca en communicatie.
Gebaseerd op deze vaststellingen zal ik enkele voorstellen lanceren die binnen 7 maanden realiseerbaar zijn.
Het verwondert mij dat men telkens verwijst naar de studie van professor Sleuwaegen, terwijl meer dan een jaar geleden de SERV in zijn sociaal-economisch rapport van Vlaanderen tot dezelfde conclusies kwam. Toen werden deze echter weggelachen door minister Gabriels en later ook minister-president Dewael. Zij beweerden dat het rapport waardeloos was aangezien het gebaseerd zou zijn op verouderde cijfers. Nu twee professoren tot dezelfde conclusies komen, kan men plots de problemen wel vaststellen. De Vlaamse regering heeft dus eigenlijk anderhalf jaar verloren.
Ik ga ervan uit dat de afspraken die werden gemaakt zullen worden uitgevoerd. Men heeft inderdaad pas een jaar na de voorstelling van het rapport ingezien dat de conclusies bruikbaar waren. Hoe men het rapport toentertijd behandelde is voor rekening van de betrokken personen. De reactie op de analyse was eerder politiek dan economisch van aard.
Het is toch bezwarend dat u nu vaststelt dat men anderhalf jaar geleden uit een analyse van dit belangrijk probleem politieke conclusies trok. Men speelt met de toekomst van Vlaanderen.
Enkele maatregelen die toen op punt stonden, zoals het ARKimedesplan en de waarborgregeling, zijn nu in een uitvoeringsfase. De uitvoering heeft vertraging opgelopen door de aanwezigheid van het Europese niveau.
De studie van professor Sleuwaegen stelt dat een kleine open economie als Vlaanderen behoefte heeft aan pro-actief stimuleringsbeleid en excellent ondernemerschap. Het beleid moet het juiste klimaat creëren voor excellent ondernemen. Allereerst moet men een klimaat hebben dat mensen aanspoort een bedrijf op te starten. Bovendien moet het klimaat de economische, ecologische en sociaal verantwoorde groei van ondernemingen bevorderen. Tot slot moet men het bedrijven gemakkelijk maken om zichzelf en hun producten te kunnen verbeteren.
Enkele drempels zullen moeten worden weggewerkt vooraleer men mensen kan uitnodigen om ondernemingen op te starten. Een belangrijk initiatief in die context is de maatregel die minister Sannen heeft genomen door de milieuvergunning af te schaffen voor 100.000 KMO's met de introductie van integrale milieuvoorwaarden. Unizo heeft berekend dat men op die wijze 2 miljard frank aan dossierkosten kan uitsparen. Ook investeringen in het onderwijs zijn nodig om het ondernemen te stimuleren. Goed onderwijs ontwikkelt creativiteit en kritische zin, twee essentiële kenmerken van een ondernemer.
Men moet ook impulsen geven om nieuwe niches in de markt te vinden. Duurzame bedrijven investeren in meerwaarden en hebben aandacht voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Door invoering van het BTW-tarief van 6 procent voor renovatiewerken zal men bijvoorbeeld meer investeringen aantrekken, wat nieuwe ondernemingen in het leven zal roepen.
Als men een economische, ecologische en sociaal verantwoorde groei wil bevorderen, moeten verschillende maatregelen worden genomen. Deze omvatten het opzetten van een flankerend beleid inzake ruimtelijke ordening, mobiliteit en werkgelegenheid. Professor Sleuwaegen stelt dat investeringen in zorgsectoren duurzame werkgelegenheid creëren. Doordat er meer mensen in de sector aan het werk kunnen vermindert de zorglast en komt er meer tijd vrij voor andere mensen om te werken.
Het op elkaar afstemmen van de eenloketsystemen van de verschillende ministers is een tweede belangrijk element voor het bevorderen van een sociaal-economisch en ecologisch verantwoorde groei van het ondernemen.
Een derde element is het verbeteren van de processen, de producten en de diensten. Prijsconcurrentie is voor de grote ondernemingen in Vlaanderen niet meer mogelijk gezien de concurrentie van de lageloonlanden. Daarom moeten de bedrijven concurreren met hun kwaliteit. Hier kan de overheid een stimulerende rol spelen. Ik verwijs hierbij naar de beweging die gestart is met het innovatiedecreet. Een goed voorbeeld is ook de actie van OVAM rond het investeren in eco-efficiëntie, wat niet alleen een ecologisch, maar ook een economisch effect zal hebben.
Wij menen dat er analoog met Flanders Drive een kennispool zou moeten ontstaan die Flanders Sustainability zou kunnen worden genoemd. Bedrijven, instituten, universiteiten, sociale partners, milieubewegingen en financiers zouden daarbij de handen in elkaar moeten slaan. Ook daaruit kunnen economische activiteiten ontstaan.
We pleiten dus voor een debat dat breder is dan het klassieke economische debat. Niet alleen de klassieke sociaal-economische partners moeten bij dat debat worden betrokken. De aanwezigheid van andere partners zoals het onderwijs en de milieubewegingen kan een winstpunt zijn. We hebben ook een aantal maatregelen opgesomd die nog tijdens deze regeerperiode op de sporen kunnen worden gezet. (Applaus bij sp·a, AGALEV en VU&ID)