Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Aan de orde is het ontwerp van decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse regering van 13 december 2002 betreffende de integrale jeugdhulp.
De algemene bespreking is geopend.
, verslaggever : De commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen behandelde dit ontwerp van decreet op 3 april en 13 mei 2003. Dit ontwerp van decreet is het gevolg van de motie van aanbeveling van het Vlaams Parlement tot besluit van de maatschappelijke beleidsnota inzake bijzondere jeugdzorg, dat inhoudelijke en procedurele lijnen vastlegde voor de uitbouw van de integrale jeugdhulp.
Begin 2001 werden pilootregio's samengesteld in de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen, Gent en Tongeren-Hasselt. Het decreet van 19 juli 2002 betreffende de integrale jeugdhulp maakt het mogelijk om gedurende twee jaar in bepaalde sectoren te experimenteren door de bestaande regelgeving opzij te schuiven.
Dit ontwerp van decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse regering van 13 december 2002 bakent het toepassingsgebied van het uitvoeringsbesluit af. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het kind is een belangrijker pijler van de integrale jeugdhulp. Het uitvoeringsbesluit voegt daar nog enkele klemtonen aan toe : het versterkt de handelingsbekwaamheid van de minderjarige en erkent hem als autonome hulpvragen.
Modulering moet het hulpaanbod over de sectoren heen transparanter maken, zodat cliënt én hulpverlener een beter zicht krijgen op het hulpaanbod. Het uitvoeringsbesluit bepaalt dat alle hulpaanbieders in de pilootregio's hun aanbod omzetten in modules.
Inzake de rechtstreeks toegankelijke hulp maakt het uitvoeringsbesluit netwerkvorming mogelijk en stimuleert het. De cliënt zou zo met zo weinig mogelijk tussenstappen bij de juiste hulp terechtkomen. Inzake de onrechtstreeks toegankelijke hulp legt het besluit de regels vast voor de werking van de toegangspoort. Belangrijk hierbij zijn : diagnostiek, indicatiestelling, toewijzing, trajectbegeleiding en bemiddeling. Over het algemeen moeten de administraties de nodige flexibiliteit aan de dag leggen om de regels aan te passen. Dit blijkt in de praktijk nogal vlot te verlopen.
Uit contacten met projectleiders en koepels blijkt het proces voor sommigen te snel en voor anderen te traag te gaan. Het komt erop aan een evenwicht te vinden.
Op dit ontwerp van decreet werd een advies gegeven door de Raad van State, de SERV, het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap en de Vlaamse Onderwijsraad. Het ontwerp van decreet werd in commissie met acht stemmen voor bij vijf onthoudingen aangenomen. (Applaus)
Op 9 juli 2002 vond de plenaire bespreking plaats van het ontwerp van decreet op de integrale jeugdhulpverlening. De hoorzitting en bespreking hebben CD&V ervan overtuigd dat het aangewezen is om de regering een decretale machtiging te geven om door middel van besluiten van bestaande decreetbepalingen af te kunnen wijken. Deze machtiging is zeer beperkt en CD&V zal er nauwgezet op toezien dat er geen misbruik van wordt gemaakt. Dit ontwerp van decreet is echter een logisch voortvloeisel uit de bepalingen van het ontwerp van decreet op de integrale jeugdhulpverlening.
De commissie heeft dit ontwerp van decreet op 13 mei besproken. Ik blijf het moeilijk hebben met de totstandkoming van het besluit en het bekrachtigingsdecreet. Niet alleen ontbreekt een eenduidig draagvlak, maar ook enkele zeer belangrijke adviezen missen we. Zo is er geen kindeffectenrapport, al is dit vereist bij elk decreet dat de belangen van minderjarigen raakt. Ook het advies van de kinderrechtencommissaris ontbreekt.
We staan wel achter het feit dat binnen de contouren van het decreet en het besluit wordt geëxperimenteerd in de proefregio's, maar verzetten ons uitdrukkelijk tegen een misbruik of overschrijding van de machtiging. Het argument dat ook de rechten van cliënten onderhevig kunnen zijn aan de trial- en errorbevindingen van tijdelijke proefregio's, staat haaks op de idee van een adequate rechtsbescherming.
Het komt de Vlaamse regering niet toe om de bepalingen 'rechten van de cliënt' op te nemen in een uitvoeringsbesluit. Verder stellen we vast dat hoofdstuk II, dat de rechten van de cliënt bevat, heel wat gebreken vertoont en vragen oproept waaraan kan worden verholpen door de normale parlementaire weg te volgen.
In zijn advies over het ontwerp van besluit stelde de Raad van State dat de bepalingen van hoofdstuk II, met uitzondering van artikel 4, geen rechtsgrond vinden in het decreet van 19 juli 2002 betreffende de integrale jeugdhulp. Verder stelt de raad dat het gaat over bepalingen die de rechtsverhouding tussen minderjarigen en hun ouders en de hulpverleners betreffen en die impliciet op een afweging van belangen steunen. Aangezien de decreetgever de regering daartoe niet heeft gemachtigd, kan die niet tot belangenafweging overgaan. Hoofdstuk II dient dus uit het ontwerp te worden weggelaten. De regering repliceerde dat er inderdaad een gebrek aan machtiging is, maar stelt dat het parlement de machtiging alsnog geeft door het ontwerp van bekrachtigingdecreet goed te keuren. Het parlement werd dus welbewust misleid. De regering lapt de machtigingen dus aan haar laars.
Gebruikersrechten of rechten van de cliënt horen principieel niet thuis in een uitvoeringsbesluit. Het is de taak van de decreetgever om deze rechten vast te leggen. Daartoe wordt een aanzet gegeven in het voorstel van decreet houdende de rechtsbescherming en de inspraak van de gebruikers van welzijnsvoorzieningen. Om een adhocregeling tegen te gaan en eventuele tegenspraak tussen aparte regelingen te vermijden is het noodzakelijk dat dit voorstel de enige basis vormt voor het vastleggen van gebruikersrechten.
Vandaar dat CD&V een amendement indient dat stelt dat het besluit van de Vlaamse regering van 13 december 2002 betreffende de integrale jeugdhulp, met uitzondering van de bepalingen van hoofdstuk II, wordt bekrachtigd met ingang van 1 januari 2003. Dit amendement strekt er niet toe de minderjarige en zijn leefomgeving rechteloos te laten in het kader van de integrale jeugdhulp. Desgevallend kan het decreet van 19 juli 2002 betreffende de integrale jeugdhulp worden aangevuld met een deel 'rechten van de minderjarige en zijn leefomgeving'. Daardoor kan het Vlaams Parlement zijn rol ten volle vervullen. Zo is duidelijk dat de bepalingen van hoofdstuk II veel onduidelijkheden vertonen en een discussie daarover noodzakelijk is. Het tussentijdse rapport 'Het juridisch statuut van de minderjarige in de jeugdhulpverlening' kan daarbij een passend instrument zijn. Het parlement wordt verondersteld om zonder meer in te stemmen met een aantal zaken. Zo krijgt men in de tekst bijvoorbeeld geen antwoord op de vraag wie de vertrouwenspersoon is en wie zeker niet.
Als we de rechten van de cliënt vergelijken met de reeds bestaande rechten, dan kunnen we alleen maar besluiten dat de cliënten er zeer bekaaid vanaf komen. Zo staat in artikel 8 bijvoorbeeld dat de minderjarige en de betrokken persoon uit zijn leefomgeving vrij en geïnformeerd kunnen instemmen met iedere tussenkomst van een hulpaanbieder. Een betrokken persoon kan iemand van de school, sport- of jeugdclub zijn, maar evengoed iemand uit uit een sekte of het drugsmilieu. Ook het inzagerecht is minder dan het bestaande recht op openbaarheid van bestuur. Volgens artikel 7 kan de minderjarige nooit alleen inzage krijgen, maar moet hij vergezeld zijn van een betrokken persoon uit zijn leefomgeving. Bovendien wordt zijn inzagerecht gereduceerd tot een recht op een goed gesprek maar het is niet duidelijk met wie en waarover. Ten slotte vestig ik er nog even de aandacht op dat de minderjarige in een bepaalde interpretatie alleen kan optreden, maar dat geldt dan ook voor de personen uit zijn leefomgeving. Die kunnen dan het recht op een goed gesprek uitoefenen zonder dat de minderjarige of de ouders daarvan op de hoogte zijn.
Mijn bijdrage is technisch omdat men in de commissie onmiddellijk tot de stemming wou overgaan en niemand op mijn opmerkingen wilde of kon ingaan. De decreetgever gaat duidelijk in de fout. De regering miskende zijn machtiging en de meerderheid keurt het ontwerp zonder enige discussie goed, hoewel ze weet dat er heel wat fouten in de tekst zitten. (Applaus bij CD&V)
Het klopt niet dat we in de commissie het ontwerp niet hebben besproken. Mevrouw Merckx-Van Goey heeft alleen gesproken over hoofdstuk II; het ontwerp bevat evenwel meer hoofdstukken. Zo zijn onder meer de opsplitsing van het hulpaanbod, het regionale netwerk van rechtstreekse en onrechtstreekse hulp, de indicatiestelling, de trajectbegeleiding voor minderjarigen grote verworvenheden die we in de integrale jeugdhulp proberen op te nemen. De meerwaarde die het ontwerp levert aan een beter hulpaanbod voor minderjarigen is dan ook groot. Blijkbaar vindt mevrouw Merckx-Van Goey dat ook. We vinden dat hoofdstuk II in dit experiment een plaats moet krijgen en dat we al de rest niet zomaar overboord kunnen gooien.
Het ontwerp van decreet integrale jeugdhulpverlening waarin een machtiging wordt gegeven aan de regering, hebben we net zoals de meerderheid, actief gesteund. Daarmee hebben we ook de rol van het parlement versterkt. We hebben er dus geen problemen mee dat de regering beslissingen neemt op basis van een machtiging.
De bekrachtiging moet echter binnen de machtiging blijven. We gaan akkoord met het hele besluit met uitzondering van hoofdstuk 2. Daarom hebben we een amendement ingediend dat ertoe strekte dat hoofdstuk uit het ontwerp te halen.
Sedert 5 december van vorig jaar kende de regering het advies van de Raad van State. Ze wist dus dat er een probleem was met de rechtsgrond voor de rechten van de cliënt. Daarom had ze in de bekrachtiging een tweede artikel moeten invoegen met de rechten van de cliënt. We vragen ons af waarom de minister dat niet heeft gedaan.
Het komt de minister toe op deze vraag te antwoorden. Nochtans zou ook het invoegen van een artikel in het decreet een eigenaardige oplossing zijn geweest.
Het verbaast me dat de Raad van State nu opmerkingen maakt. Ik had niet verwacht dat deze Raad zo soepel zou reageren op het machtigingsontwerp en dat hij genoegen zou hebben genomen met de beperking in tijd en ruimte en met de bepaling dat alles zou moeten worden voorgelegd aan het parlement. De Raad van State was zich ervan bewust dat de regering hiermee een machtiging kreeg om de bestaande decreten naast zich neer te leggen.
Hopelijk heeft de Raad van State toen geoordeeld dat het hoog tijd was om in te grijpen vermits de minderjarigen ten gevolge van juridische obstakels niet meer de juiste hulp konden krijgen.
Mevrouw Merckx-Van Goey maakt geen opmerkingen over de te verwachten evolutie in de integrale jeugdhulpverlening. Ze heeft het alleen over de vraag waar het hoofdstuk 2 moet staan, wat een louter legistieke discussie is.
Mevrouw Merckx-Van Goey meent dat dit een artikel van het ontwerp dient te worden. Wij menen dat dit in het besluit kan blijven staan. Deze rechten voor de minderjarigen gelden immers alleen voor een beperkte tijd en ruimte. Daarom menen we dat ze kunnen opgenomen worden in de experimentele regeling, zodat men er zeker kan van zijn dat ze in dat geval tenminste gelden.
Het belangrijkste verschil is dat wij van oordeel zijn dat er met rechten van cliënten niet mag worden geëxperimenteerd. In de commissie is er immers geen debat geweest over deze rechten. We beschikken niet over het document dat werd opgemaakt door de werkgroep Rechtspositie van de Minderjarigen. Wij menen dat niet het parlement maar de regering in gebreke is gebleven. Zij had in het voorstel van decreet inzake de gebruikersrechten een coherente regeling voor de rechten van de minderjarigen kunnen inlassen.
Het uitschrijven van de rechten van de cliënt in een ontwerp van decreet is niet zo gemakkelijk. Het verbaast me dat u het ermee eens bent dat dit in het ontwerp blijft staan en dat het voorwerp mag zijn van de experimenten in de regio's. Experimenteren met diagnostiek of met trajectbegeleiding is ook experimenteren met rechten.
Wij willen het coherente geheel in het besluit laten staan. Dan is er ten minste zekerheid dat we dit toelaten in dit experiment, dat beperkt is in tijd en ruimte.
Het is de essentie van wetgeving een belangenafweging te maken. Dit artikel kan in een ontwerp van decreet staan indien we hierover een debat hebben gevoerd in het parlement en een belangenafweging hebben gedaan.
Indien de teksten over de rechten perfect waren geweest, dan hadden we een amendement gemaakt om de passage over de rechten over te hevelen van het besluit naar het decreet en dan hadden we hieraan een uitgebreide discussie gewijd. De tekst is echter onvolkomen.
Er staat ook niets in de tekst over dwang. Ook dat is volgens ons een tekort. De regering beschikt over de nodige middelen om te weten wat men op het terrein aankan. Ik neem aan dat er nog een besluit zal volgen waarin nog een aantal andere zaken worden voorgelegd aan het Parlement. Ook dan zullen er juridische discussies volgen.
De gehanteerde werkwijze is ongebruikelijk, maar we hebben daarvoor de toelating van de Raad van State en we pakken het op een voorzichtige en verantwoorde manier aan.
Als we een einde willen maken aan de situatie waarbij de jongeren louter toevallig op een bepaalde plaats terechtkomen, dan moeten we zo handelen. (Applaus bij de VLD, sp.a, AGALEV en VU&ID)
Onze fractie erkent dat er vraag was om de integrale jeugdhulp van onderuit via experimenten gestalte te geven.
We kunnen ook in grote lijnen akkoord gaan met de fundamentele principes, zij het dat we de teksten hier en daar zouden willen aanpassen. We menen bijvoorbeeld dat de rechten van de ouders in hoofdstuk 2, artikel 7 fundamenteel worden beperkt. We zijn het ook niet eens met de vrijblijvendheid als basisprincipe bij de trajectbegeleiding in artikel 8.
De manier waarop deze problematiek door dit ontwerp van decreet wordt aangepakt, is echter een voorbeeld van slecht decretaal werk.
Aan de basis van dit ontwerp ligt het decreet van 19 juli 2002 betreffende de integrale jeugdhulp, waarin het Vlaams Parlement aan de minister de machtiging heeft gegeven om in bepaalde sectoren de bestaande regelgeving opzij te schuiven om zo te kunnen experimenteren via uitvoeringsbesluiten.
Onze fractie ging ervan uit dat de minister de uitvoeringsbesluiten op een grondige en juridisch correcte wijze zou uitwerken. Dat is echter niet het geval.
Wij hebben een aantal bedenkingen bij dit ontwerp van decreet. Het uitvoerige advies van de VLOR stelt dat dit ontwerp aanleiding geeft tot bezorgdheid over de eigenheid van de aanpak en over de autonomie van de CLB's. Het advies stelt voorts dat de school ontbreekt in de benadering van de integrale jeugdhulp en dat onverwachte neveneffecten mogelijk zijn.
Het uitvoeringsbesluit is een eerste stap in de verdere uitwerking van de integrale jeugdhulp. Het zal voor het parlement moeilijk zijn om daar nog fundamentele veranderingen in aan te brengen.
De minderjarige krijgt het recht om zich te verzetten tegen inzage van de ouders in het dossier. Hoewel het soms gerechtvaardigd kan zijn, is het een aantasting van de ouderlijke macht. Ik betreur ook dat er geen kindeffectenrapport is. Vooraleer de integrale jeugdhulp definitief geregeld wordt, moet er een grondige en wetenschappelijk verantwoorde evaluatie van de proefprojecten zijn.
Voor hoofdstuk twee van het uitvoeringsbesluit waarin de cliënt een grote handelingsbekwaamheid krijgt, bestaat geen rechtsgrond. Ook de Raad van State beklemtoont dat in een uitvoerig gemotiveerd advies. Om die reden zullen we ons dan ook onthouden. We steunen het amendement van CD&V dat stelt dat gebruikersrechten niet thuishoren in een uitvoeringsbesluit. Die moeten geregeld worden in een decreet, na een grondig en uitvoerig parlementair debat. De vertegenwoordiger van de minister wimpelde de kritiek van de Raad van State weg en verwees naar tegengestelde adviezen van andere juristen. Hij gaf echter geen verdere toelichting, wat mij deed twijfelen aan die zogenaamde adviezen.
In 2002 was er al een parlementair initiatief over de rechtsbescherming en de inspraak van gebruikers van welzijnvoorzieningen. De minister had zich daarop kunnen baseren om dit dossier op een correcte wijze af te handelen. Mijn fractie zal zich onthouden wegens het slordige uitvoeringsbesluit zonder juridische basis voor hoofdstuk 2. (Applaus bij het VB)
Eindelijk wordt de experimentele werkwijze decretaal geregeld. Hopelijk is het een belangrijke stap om de hulpverlening voor jongeren op een integrale wijze te organiseren.
Bij de rondetafelconferentie van 1998 over bijzondere jeugdbijstand werden een aantal knelpunten in de bijzondere jeugdzorg en de belendende sectoren duidelijk. Nog altijd zijn de sectoren niet in staat om geïntegreerd te werken. Ze organiseren gelijkaardige en zelfs concurrerende initiatieven. De cliënt wordt geconfronteerd met een onoverzichtelijk kluwen van hulpvormen en een aanbod dat niet noodzakelijk aangepast is aan zijn problemen. Het schrijnendste is dat er, ondanks het grote aanbod, bepaalde jongeren niet geholpen kunnen worden. De sectoren hebben wel gelijkaardige hulpvormen maar vaak andere spelregels en subsidievoorwaarden, wat de rechtszekerheid van de voorzieningen in het gedrang brengt. Daarenboven bepaalt het aanbod de hulp. Omdat de registratie per sector gebeurt, is er geen omvattend overzicht. Om al die redenen ben ik blij dat er eindelijk een decretale basis is voor het besluit.
Ik vind het goed dat experimenten over de rechten van de cliënt nu mogelijk worden. Zo kan nagegaan worden hoe die rechten in praktijk evolueren.
Bepaalde werkgroepen van de integrale jeugdhulp zijn niet tevreden over de huidige formulering van de rechten van jongeren. Het is niet goed dat men rechten experimenteel toekent. Aan een besluit kunnen parlementsleden daarenboven niets wijzigen. Wij gaan akkoord met experimenten in de integrale jeugdhulp maar niet met de werkwijze.
Wij houden er een andere mening op na, maar zowel het besluit als het ontwerp van decreet zijn op het Kinderrechtenverdrag gebaseerd. Dat moet toch een voldoende stevige basis zijn.
Dit ontwerp van decreet heeft maar een tijdelijke waarde en zal gevolgd worden door een nieuw ontwerp van de decreet waarin we de cliëntrechten definitief vastleggen. Tot juni 2004 hebben we de kans om onze bekommernissen kenbaar te maken.
Dit ontwerp van decreet moduleert het aanbod en maakt een duidelijk onderscheid tussen het rechtstreeks toegankelijke en het onrechtstreeks toegankelijke aanbod. Hulpverleners zullen hun kernopdracht duidelijk moeten omschrijven in het belang van de collega's en van de hulpvragers. Belangrijk is dat dure hulp niet rechtstreeks toegankelijk is. Minister Byttebier moet er wel op toezien dat de financiële draagkracht en de sociale status van de hulpvrager nooit een criterium worden om hulp toe te kennen.
Minister Vogels heeft er indertijd voor gekozen om van onderuit te werken om iedereen bij dit experiment te betrekken. Het klopt dat niet elk advies even positief is, maar deze werkwijze garandeert wel dat iedereen achter de definitieve versie van de integrale jeugdhulpverlening zal staan. Er is geen kindeffectrapport bij dit ontwerp van decreet omdat het maar een tijdelijke regeling invoert.
Dit ontwerp van decreet treedt op 1 januari 2003 in werking en loopt tot 30 juni 2004. Ondertussen moet minister Byttebier zoeken naar een nieuwe decretale basis. Wij zullen haar daarin steunen. Overigens roep ik minister Van Grembergen op werk te maken van algemene preventie, die ik voortaan opgroeiondersteuning zou willen noemen. (Applaus)
Integrale jeugdhulp betekent dat de vraag van de cliënt centraal staat. Het is niet evident om verschillende sectoren te doen samenwerken. Het Vlaams Parlement schaart zich eigenlijk expliciet achter aanbeveling 29 uit de maatschappelijke beleidsnota Bijzondere Jeugdzorg waarin de mogelijkheid om te experimenteren wordt vooropgesteld.
Minister Vogels heeft in 2002 geprobeerd deze aanbeveling uit te voeren door een experiment op te zetten in drie proefregio's. Dit experiment is zowel in ruimte als in tijd beperkt. Het besluit dat vandaag ter bekrachtiging voorligt, zorgt voor de juridische basis door toe te staan dat van de regels wordt afgeweken om nieuwe regels uit te proberen. Dankzij dit besluit kan het concept van de integrale jeugdhulp aan de praktijk getoetst worden.
Dit besluit is evenwel geen voorafspiegeling van de uiteindelijke regels. Niet de huidige regels, maar de evaluatie van het experiment zullen de uiteindelijke regels bepalen.
Alle decretaal noodzakelijke adviezen werden ingewonnen. Er is ook een kindeffectrapport gemaakt, waarmee in het decreet van 19 juli 2002 rekening gehouden werd. Voor het uitvoeringsbesluit werd geen kindeffectrapport gevraagd maar is er wel overlegd met de kinderrechtencommissaris.
Bij het volgende ontwerp van decreet, dat het resultaat zal zijn van de experimenten, moet het kindeffectrapport ten volle meespelen.
Bij het machtigingsdecreet van juli 2002 was inderdaad een kindeffectrapport gevoegd. Als we het besluit niet voor 13 juni bekrachtigen, is het alsof het nooit heeft bestaan. Het is essentieel om de procedure van de decretale onderbouw te respecteren. Bij dit ontwerp vind ik geen enkel kindeffectrapport. Ik zou daar mee akkoord kunnen gaan als het besluit zich had beperkt tot datgene waartoe het parlement machtiging had verleend.
Dat standpunt is aannemelijk, want over dit alles kunnen meningsverschillen bestaan. Maar de wijze waarop rechten in de integrale jeugdhulpverlening gestalte krijgen, moet uitgeprobeerd worden. Experimenten zijn nodig. Daarstraks heb ik echter al gezegd dat wanneer dit experiment definitief decretaal wordt onderbouwd er zeker kindeffectrapportage zal moeten uitgevoerd worden.
Wij vinden dat men met rechten van cliënten, rechten van minderjarigen niet mag experimenteren. Als men belangen moet afwegen, is dit de essentiële taak van het parlement. Het parlement moet beslissen.
De rechten kunnen toegekend worden tot op het ogenblik dat de experimentele fase voorbij is. Die rechten moeten echter onbetwist zijn en het resultaat vormen van een beslissing van het parlement en niet van een regering.
Dit is een belangrijke opmerking vanwege het parlement. Ook de Raad van State heeft trouwens geponeerd dat er geen rechtsgrond bestaat in het decreet voor hoofdstuk twee. De regering moet een goede argumentatie opbouwen.
Mevrouw Ceysens heeft daarnet al een mogelijke constructie uit de doeken gedaan. Sluit de minister zich daarbij aan?
Tijdens de commissiebesprekingen heeft de verantwoordelijke voor de integrale jeugdzorg nadrukkelijk gezegd dat hij beschikt over juridische adviezen die stellen dat de Raad van State het bij het verkeerde eind heeft. Dit is niet onbelangrijk. Kan de minister deze adviezen aan het parlement voorleggen? Zoals de zaken er nu voorstaan, beschikt de minister immers eenvoudig niet over een rechtsgrond. Duidelijker kan de Raad van State toch niet zijn?
Ik volg de redenering van mevrouw Ceysens. Men experimenteert inderdaad niet met rechten. Dit gebeurt hier dan ook niet. Indien we hoofdstuk twee hadden geschrapt, dan zou er pas een rechtsvacuüm ontstaan. We hebben de verantwoordelijkheid genomen om die rechten te specificeren. Hiervoor beschikken we over drie legitimeringsgronden. Voor dit decreet werd niets nieuws verzonnen.
Hoofdstuk twee is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat jongeren en jeugdhulpverleners die meestappen in het experiment, niet rechteloos worden. Ik herinner het parlement aan zijn optie om het experiment mogelijk te maken. In dat geval moet men ook garanties inbouwen dat mensen die deelnemen aan het experiment niet terechtkomen in een rechtsvacuüm. Dit is de eerste legitimeringsgrond.
Een tweede legitimeringsgrond bestaat in de rechten van het kind. In het internationale verdrag van de rechten van het kind staat heel duidelijk dat aan de mening van het kind een passend belang moet gehecht worden. Dit alles dient te gebeuren in overeenstemming met de leeftijd en de maturiteit van het kind.
De derde legitimeringsgrond is het bijkomende subjectieve criterium van de handelingsbekwaamheid. Bij een zwaar mentaal gehandicapte van 14 jaar houdt men daarmee rekening.
De minister beweert dat er met rechten niet geëxperimenteerd wordt. Dat is in tegenspraak met hoofdstuk twee van het ontwerp.
Ik wijs op twee punten. Zo krijgt de jongere uitdrukkelijk het recht om zich te verzetten tegen de toegang van zijn ouders of de wettelijke vertegenwoordiger tegen alle of bepaalde informatie uit de dossiers die over hem of haar gaan. In een aantal gevallen kan dit gerechtvaardigd zijn. Vooraleer men dit echter als besluit poneert, moet men weten waarover men spreekt. Er is echter geen debat of onderzoek geweest. Men experimenteert hier ten volle en men doet afbreuk aan de rechten van de ouders.
Verder poneert men het recht om geïnformeerd vrij in te stemmen in iedere tussenkomst van een hulpaanbieder of andere voorziening. Men geeft dus aan de minderjarige het recht om te bepalen of hij of zij al dan niet geïnteresseerd is in trajectbegeleiding bijvoorbeeld. Ook hier weer experimenteert men op een absoluut onverantwoorde wijze.
Dit alles kan niet ingeschreven worden in een uitvoeringsbesluit. Ik vraag nogmaals om het advies te geven van die juristen.
Ik kan enkel herhalen dat hoofdstuk twee een rechtsvacuüm voorkomt.
Als men aan het statuut van de minderjarigen sleutelt, is het duidelijk dat men ook oog moet hebben voor het statuut van de ouders, al moet men beide statuten niet noodzakelijk aan elkaar koppelen. Een sterker statuut van de minderjarigen vraagt echter ook een sterker statuut van de ouders. Wanneer we dit experiment volgend jaar evalueren, zullen we ook werken aan het statuut van de ouders.
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse regering van 13 december betreffende de integrale jeugdhulp.
Er is een amendement van mevrouw Merck-Van Goey op artikel 2.
Ik ben duidelijk geweest. Het amendement heeft tot doel om de puntjes op de i te zetten. De CD&V-fractie is een voorstander van volwaardige rechten van cliënten. Dit moet echter op een coherente manier gebeuren nadat er een belangenafweging heeft plaatsgehad. Dit alles moet gebeuren door het parlement. De regering heeft niet de taak om, los van een decretale onderbouw, zaken voor te leggen aan het parlement.
Hoofdstuk twee moet uit het besluit gelicht worden. Op basis van het decreet over gebruikersrechten of op basis van een voorstel van de regering met betrekking tot deze cliëntenrechten moet er in dit parlement een debat gevoerd worden. (Applaus bij CD&V en het VB)
- Artikel 1 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
- De stemmingen over artikel 2 en over het amendement op artikel 2 worden aangehouden.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
Ik stel voor om de stemmingen te houden na een schorsing van een tiental minuten. (Instemming)
- De vergadering wordt geschorst om 16.15 uur.
- De vergadering wordt hervat om 16.33 uur.