Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Aan de orde is het voorstel van decreet van de heren Lachaert, Wille, Devolder, mevrouw Guns en de heer De Gucht houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, wat het handhavingsbeleid betreft.
Ik wijs de vergadering tevens op de reflectienota die de heren Kindermans, Van Looy, Matthijs, De Meyer, Laurys en Decaluwe hebben ingediend en die krachtens artikel 56, punt 2 van ons Reglement mee de basis vormt voor de beraadslaging in plenaire vergadering.
De algemene bespreking is geopend.
,verslaggever : Ik verwijs naar het schriftelijke verslag.
Hoewel de verjaring van bouwmisdrijven al lang op het verlanglijstje van de liberalen stond, kwam er nooit enig initiatief. Toen vorig jaar een voorstel van het Vlaams Blok werd besproken, bleef de VLD strategisch afwezig zonder een alternatief aan te bieden. In het Zomerakkoord was er evenmin sprake van een verjaring van bouwmisdrijven.
CD&V legde in november 2002 een voorstel van decreet neer om te kennen te geven dat er een einde diende te komen aan het huidige non-beleid. De kern van het voorstel is dat het instandhouden van een gebouw dat zonder vergunning werd gebouwd, niet langer strafbaar is. Voor de zeer ernstige misbruiken uit het verleden of deze die te kwader trouw zijn gepleegd, krijgt de overheid twee jaar de gelegenheid om orde op zaken te stellen. Voor alle andere misbruiken wordt een vergelijk en/of regularisatie vooropgesteld. Verder stelt CD&V voor om een conformiteitsattest in te voeren, waarin wordt bevestigd dat het gebouw overeenkomstig de vergunning is gebouwd.
Binnen de paars-groene regering bleek er evenwel geen eensgezindheid te bestaan om de gevraagde verjaring in te voeren. De dag voor de bespreking van het CD&V-voorstel in de commissie kondigde de VLD een eigen voorstel van decreet aan, waarmee de regeringspartners helemaal niet akkoord gingen. Het VLD-voorstel stelt onder meer dat een bouwinbreuk van vóór 1 januari 1995 niet langer bestraft zou worden, behalve in de zogenaamde kwetsbare gebieden. Het denkspoor van de CD&V om de instandhouding van een bouwinbreuk uit het strafrecht te schrappen, is voor de VLD evenwel onaanvaardbaar.
Na zware kritiek op het eerste VLD-voorstel kwam de VLD met een totaal nieuw voorstel in de vorm van een amendement. De scharnierdatum wordt 1 mei 2000; de idee van een conformiteitsattest wordt overgenomen en er wordt niet alleen een uitzondering gemaakt voor de kwetsbare gebieden maar voor alle inbreuken die onaanvaardbare hinder veroorzaken voor de buren. Ook wordt de CD&V-techniek van het niet langer strafbaar stellen van de instandhouding van bouwmisdrijven overgenomen, maar die wordt steeds meer uitgehold door uitzonderingen. Ten slotte wordt ook de betaling van een waarborgsom ingevoerd.
Na een vernietigend spoedadvies van de Raad van State werd het VLD-voorstel opnieuw aangepast, maar zonder in te gaan op de meest essentiële kritiek van de Raad van State dat artikel 2 van het voorstel geen doorgang kan vinden.
Het derde VLD-voorstel holt de verjaringsregeling uit om sp·a en Agalev over de streep te trekken. Buren worden omwonenden en voor zonevreemde gebouwen wordt een uitzondering gemaakt. Omdat dit voorstel van decreet afwijkt van het oorspronkelijke voorstel en duidelijk in enkele uren werd geschreven, heb ik een reflectienota aangekondigd.
De wetgever wou in 1962 niet dat erfgenamen en rechtsopvolgers zich schuldig zouden maken aan het instandhouden zonder vergunning door eigenaar te worden. De wet van 1962 was een reactie op de ondermaatse handhaving en de korte verjaringstermijn. Maar ondertussen zijn de omstandigheden gewijzigd, waardoor de redenen om het strafbaar te stellen, eigenlijk niet meer gelden.
Dit geamendeerde voorstel van decreet is niet toepasbaar en biedt geen oplossing. De strafbare gedragingen moeten duidelijker omschreven worden. Omdat de categorieën die kunnen verjaren zo onnauwkeurig zijn omschreven, kan alleen de strafrechter bepalen of een misdrijf verjaard is. Deze regeling zal de toetsing aan het gelijkheids- en legaliteitsbeginsel niet doorstaan. Het advies van de Raad van State om het strafbare feit precies te omschrijven, werd niet nageleefd. Bovendien wordt de beoordelingsruimte van de strafrechter nog vergroot. Voldoet dit voorstel aan de opmerkingen van de Raad van State over de Hoge Raad?
Het begrip onaanvaardbare hinder op zich is al subjectief. Bovendien is het niet duidelijk op welk moment er sprake moet zijn van hinder.
Wat als een besluit die de bestemming van kwetsbaar gebied vastlegt, wordt vernietigd? Wat zijn vergelijkbare gebieden? Men heeft vier jaar lang gewacht om uiteindelijk enkele dagen voor de commissiebesprekingen snel een compromistekst te schrijven.
De enige reden waarom we ons vandaag over dit voorstel van decreet buigen, is het feit dat CD&V zelf een voorstel had ingediend. In de media werd echter de indruk gewekt dat paars-groen zorgt voor een verjaring van de kleine bouwmisdrijven. Alleen jammer dat CD&V ervoor gezorgd heeft dat pas na 18 mei gestemd kan worden.
Dit voorstel van decreet dat namens paars-groen werd ingediend door de VLD is een politiek compromis tussen de meerderheidspartijen. Dankzij Agalev verjaren bouwmisdrijven in kwetsbare gebieden niet. Dankzij sp·a verjaart onaanvaardbare hinder voor omwonenden evenmin. Dankzij de VLD kunnen eigenaars van zonevreemde woningen op beide oren slapen. Dat alles doet het ergste vermoeden.
Pleiten voor een algemene verjaring betekent helemaal niet dat om het even waar gebouwd kan worden zonder vergunning. Maar nu is het zo dat voor kastelen, villa's en kloosters een oplossing wordt gezocht, terwijl de werkman vervolgd wordt voor zijn weekendhuisje. Het Vlaams Blok is al langer voorstander van een algemene verjaring, maar stond lang alleen in zijn strijd. Onder druk heeft de paars-groene meerderheid nu zelf een voorstel ingediend.
Omdat het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens bepaalt dat iedereen recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, is verjaring niet meer dan logisch. Het kan toch niet dat de lokale overheid een overtreding jarenlang door de vingers ziet, om dan plots de afbraak ervan te vorderen. Binnen een periode van vijf jaar moet over het bouwmisdrijf geoordeeld worden. Nadien is vervolging of bestraffing onmogelijk.
Minister Van Mechelen pleitte tijdens de commissiebespreking voor duidelijkheid. Dit voorstel van decreet is echter te ingewikkeld. Men stelt dat een bouwmisdrijf niet strafbaar is, maar voegt er onmiddellijk een hele rist uitzonderingen aan toe.
Vindt het Vlaams Blok misschien dat bouwmisdrijven in natuurreservaten ook moeten verjaren?
Ja, want nu is het zo dat die bouwmisdrijven toch jarenlang gedoogd worden.
Het Vlaams Blok is dus voor een algemene verjaring.
Ja. Toen de VLD nog in de oppositie zat, heeft de heer Lachaert nog gepleit voor een structurele oplossing voor het probleem van de weekendverblijven. Eenmaal in de meerderheid maakt de VLD een bocht van 180 graden.
Dit voorstel biedt een structurele oplossing.
Het gaat hier niet over zonevreemde woningen of illegale weekendverblijven, maar over de eventuele verjaring van bouwmisdrijven. Dit voorstel van decreet introduceert een gebiedsgerichte aanpak. Het is niet zo dat een bouwovertreding in een kwetsbaar gebied automatisch aanleiding zal geven tot een herstel van de situatie in de oorspronkelijke toestand. Eventueel kan ook de betaling van de meerwaarde worden gevraagd.
De Vlaamse regering heeft een beleidsnota goedgekeurd over de weekendbedrijven en werkt op deze manier aan een structurele oplossing. Het is echter niet de bedoeling om een oplossing te bieden voor manifeste inbreuken, die steeds strafbaar zullen blijven.
Een bouwmisdrijf zal niet voor verjaring in aanmerking komen als het een ernstige inbreuk vormt op de essentiële stedenbouwkundige voorschriften of een onaanvaardbare hinder oplevert voor de omwonenden. Op de vraag wat deze vage bepalingen precies betekenen, kregen we in de commissie een al even vaag antwoord. Elke duidelijkheid ontbreekt.
De traditionele partijen hebben de algemeen geldende verjaringstermijn die door het Vlaams Blok werd voorgesteld, verworpen. Ere-senator Robert Van Rompaey beklaagt zich over het feit dat niet voor een eenvoudige regeling werd gekozen en dat de stafrechter een uitspraak zal moeten doen over de interpretatie van termen als onaanvaardbare hinder en ernstige inbreuken.
Het signaal op de betoging voor een leefbaar platteland van 11 mei was duidelijk, maar de paarse regering blijft in de boosheid volharden. Het Vlaams Blok zal dit voorstel van decreet niet goedkeuren : van de bescherming van de kleine man en van rechtszekerheid is nog steeds geen sprake. (Applaus bij het VB)
Op 11 mei werd niet betoogd voor de verjaring van alle bouwmisdrijven. Deze mars had niets te maken met de ruimtelijke ordening.
Over verjaringstermijnen voor bouwmisdrijven is al veel gepraat. Waar voor sommigen bouwmisdrijven een inbreuk zijn op de universele orde, zijn ze voor anderen een logisch gevolg van de onaantastbare privé-eigendom. Ik ben van mening dat we erin geslaagd zijn een rationele oplossing te vinden die de belangen van zoveel mogelijk mensen verzoent, al was dat niet makkelijk.
Wat is eigenlijk het probleem? De voorbije jaren is door de willekeur en het gebrek aan controle de indruk gewekt dat in de ruimtelijke ordening alles moest kunnen. Ik weet dat de bestuurders daarvoor verantwoordelijk zijn, heren van het Vlaams Blok, dat zal ik nooit ontkennen. De vraag is wie vandaag bereid is om zijn verantwoordelijkheid te nemen.
Het is duidelijk dat het Vlaams Blok de verdediging opneemt van degenen die menen dat alles moet kunnen in de ruimtelijke ordening. Ze stellen voor om overal de spons over te halen, ook over bouwmisdrijven die te kwader trouw zijn gepleegd. Deze partij neemt daarmee niet de verdediging op van de kleine man, want die ergert zich net dood aan degenen die denken dat alles maar moet kunnen.
Ik ben geen tegenstander van een verjaringstermijn die gekoppeld is aan een goed handhavingsbeleid, maar bij manifest storende inbreuken kan nooit sprake zijn van een verjaring of het ontnemen van de mogelijkheid om strafrechtelijk op te treden. Een goed handhavingsbeleid is daarbij van primordiaal belang en het is de bedoeling dat de overheid ook snel optreedt. Als zij dit niet kan doen door het gebrek aan middelen, moet zij toch nog over de mogelijkheid beschikken om na langere tijd op te treden. De drie uitzonderingsgevallen waarin bouwmisdrijven niet voor verjaring vatbaar zijn, zijn een vertaling van deze gedachtegang.
Dit voorstel van decreet zal natuurlijk staan of vallen met een goede handhaving en preventie door de overheid. Ik spreek de hoop uit dat de middelen van de bouwinspectie zullen worden uitgebouwd, zodat deze dienst overtredingen snel zal kunnen vaststellen, zodat met een minimum aan kosten een oplossing kan worden gevonden voor de problemen.
Wat denkt de heer Tobback over het feit dat de verjaring van een bouwovertreding niet afhangt van een concrete datum, maar van een rechterlijke beoordeling van het karakter van de overtreding?
Of een misdrijf verjaard is, hangt altijd af van de objectieve beoordeling van de rechter en niet van het subjectieve gevoel van de omwonenden. Hij beslist of burenhinder de objectieve rechten van een omwonende schendt.
De rechter doet de feitelijke toetsing. Hij heeft echter geen decretale criteria voor de beoordeling. Het volstaat niet nu te verwijzen naar het burgerlijk recht. De Raad van State is trouwens heel duidelijk, maar er is niet gereageerd op die kritiek.
Het klopt juridisch niet dat alle problemen van verjaring en uitzonderingen naar de rechtbank worden doorgeschoven. Het parket oordeelt als eerste over de opportuniteit van de vervolging. Pas dan komt er een dagvaarding door het parket. Uitzonderlijk wordt er rechtstreeks gedagvaard. Zoals bij andere misdrijven oordeelt de rechter steeds ten gronde.
We hebben het begrip buur vervangen door omwonende. Dat is een gangbaar juridisch begrip. Conform de rechtspraak van de Raad van State zijn de omwonenden diegenen die rechtstreeks belang hebben bij de oprichting van een gebouw. Ook de omschrijving van hinder in het Burgerlijk Wetboek als de maat die de gewone ongemakken van nabuurschap overschrijdt, behoort tot de constante rechtspraak.
Ruimtelijke ordening is een technische materie en vergt technische oplossingen.
Voor de gewone burgers is deze regeling onduidelijk. Het blijft de rechter die toetst of hinder onaanvaardbaar is. Hinder is een subjectief gevoel dat evolueert in de tijd. Het is ook nooit duidelijk of een misdrijf al dan niet verjaard is. Enkel diegenen met veel geld en een goed advocaat zullen nog gelijk halen. (Applaus bij CD&V en het VB)
De eigenaars van oude woningen met een onvolledige of helemaal geen vergunning zullen inderdaad niet 100 procent zeker zijn. De omwonenden mogen echter niet verplicht worden om de nadelen van een overtreding te ondergaan. Wij kiezen er eerder voor om de belangen van slachtoffers te verdedigen en hen rechtszekerheid te bieden, hoewel we ook eigenaars zo veel mogelijk rechtszekerheid willen geven.
Het is bijzonder jammer dat CD&V en het Vlaams Blok enkel de belangen van de overtreders en niet van de slachtoffers en de gemeenschap verdedigen.
Ook wij pleiten voor een correcte en strenge handhaving. Ook de heer Tobback heeft al meermaals kritiek geuit op de lakse handhaving van minister Van Mechelen. We willen vermijden dat bouwmisdrijven uit een ver verleden gebruikt worden voor afrekeningen. Voortaan willen we wel duidelijke regels. (Applaus bij CD&V)
Ook dit voorstel maakt een onderscheid tussen misdrijven van vroeger en nu. Overtreders mogen echter geen vrijgeleide krijgen.
Ik benadruk dat het antwoord van de minister bevredigend was. De recente evolutie is onomkeerbaar. Goede handhaving en een goed bemande bouwinspectie met duidelijke richtlijnen zijn belangrijk. Het conformiteitattest biedt rechtszekerheid aan de bouwer, en maakt het mogelijk om onmiddellijk te controleren of een gebouw voldoet aan de voorwaarden. De regering heeft steeds geijverd voor een goede preventie en controle gekoppeld aan straffen. Dit voorstel past in dat beleid. We zullen het dan ook goedkeuren. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Met schroom vervang ik hier mevrouw Vertriest. Zij heeft de evolutie van dit voorstel gedreven en constructief gevolgd en een aantal amendementen ingediend.
Dit voorstel van decreet is een poging om zinnig om te gaan met het verleden en met de toekomst, op een redelijke manier rekening houdend met de bewoners en met de omgeving. De reële bouwovertredingen uit het verleden bestaan meestal uit kleinigheden die niet eeuwig strafbaar moeten blijven. Voor deze kleine feiten zal er dus geen vervolging meer zijn. Voor overtredingen echter die een hinder vormen voor de omgeving of voor de omwonenden komt geen verjaring.
De handhaving is geenszins een strijd tussen de overheid en de burger, maar een teken van de zorg van de overheid voor de omgeving.
Dit voorstel van decreet is gestoeld op deskundigheid, getuige daarvan is bijvoorbeeld de Hoge Raad voor het Herstelbeleid.
Differentiatie is een sleutelwoord. Het heeft geen zin alleen de keuze te laten tussen de vrijspraak en de doodstraf; een genuanceerd oordeel moet ook mildere of alternatieve straffen mogelijk maken. In de toekomst echter moet de tolerantie nul zijn.
Zelfs de indieners van het voorstel van decreet zullen toegeven dat hiermee zeker niet alles is opgelost. Het probleem bij verkopen of erven blijft bestaan. Bovendien moeten we zeker oog hebben voor mogelijke ongewenste gevolgen van het voorstel. Ook juridische complicaties zijn niet uit te sluiten.
Deze lacunes nemen echter niet weg dat dit voorstel tot decreet zeer belangrijk is voor het ruimtelijk beleid : enerzijds geeft het rechtszekerheid, en anderzijds biedt het kwaliteitsgaranties voor onze leefomgeving in de toekomst.
België wordt wel eens het lelijkste land ter wereld genoemd. Ons beleid van ruimtelijke ordening moet hieraan verhelpen. We moeten niet alleen de trend ombuigen maar ook met de nodige omzichtigheid aan herstel gaan werken. Deze taak is zeker niet gemakkelijk en zal blijvende aandacht vergen. (Applaus bij VLD, sp×a, AGALEV en VU&ID)
Een nieuw decreet is zeker nodig : dat merkt men bijvoorbeeld als men met de trein van Brussel naar Antwerpen rijdt. Dan ziet men een ongelofelijk lelijke, ongeordende achterkant van Vlaanderen, waarbij bouwovertredingen legio zijn. Niemand vraagt alles af te breken. De hamvraag is wat wel en wat niet weg moet.
Binnen de meerderheid was men het eens dat er iets moest gebeuren. Het is uiteindelijk de verdienste van de heer Lachaert geweest iedereen op één lijn te krijgen. Dit ontwerp is niet zomaar een compromis tussen groen en blauw : er zit een zeer duidelijke logica in.
Juristen uitten de kritiek dat de term hinder onmogelijk te eenduidig te interpreteren is. Maar wat is het alternatief? Ook zogenaamde objectieve wettelijke normen zijn niet altijd logisch : een bouwovertreding van 10 m² is niet noodzakelijk minder storend dan een van 40 m².
Een kwaliteitsbeoordeling door een rechtbank is onvermijdelijk. Bovendien pleiten wij voor een systematische screening bij erven of verkopen, zodat de nieuwe eigenaar van een gebouw via een notariële akte de garantie heeft dat er geen sprake is van bouwovertreding.
U pleit dus voor een kwaliteitsbeoordeling door de rechtbank, geval per geval. Wie een overtreding heeft begaan, komt dus pas bij de rechter te weten of zijn inbreuk getolereerd wordt? Dat kan toch niet. Alleen een uniforme regeling geeft rechtszekerheid.
Het decreet legt toch beperkingen op. Lineaire maatregelen zijn ook niet dé oplossing.
Waarom heeft u het dan over een verjaring van bouwovertredingen? Een datum is toch ook lineair? In een rechtstaat moet de burger rechtszekerheid hebben : dat is essentieel.
Wat ik zeg is toch heel logisch? Ik begrijp niet dat u dat niet inziet. Het is dit of helemaal niets.
Dan zal het niets worden.
Moord mag verjaren, een bouwmisdrijf niet
"Moord mag verjaren, een bouwmisdrijf niet"
Het gaat om hier om overtredingen die kunnen worden rechtgezet : daarin verschillen bouwovertredingen van andere overtredingen.
De essentie van dit ontwerp van decreet is dat er iets gedaan wordt aan onze ruimtelijke ordening : ik zal dit voorstel hoe dan ook steunen.
Ik vind het oneerlijk dat hier een politieke en juridische discussie tegen elkaar worden uitgespeeld.
Het is toch ook de taak van het parlement juridisch werk te verrichten.
Men mag totaal verschillende misdrijven niet door elkaar klutsen. Dat is geen goede basis voor een debat.
Reeds jaren geleden leefde binnen de VLD de mening dat er iets moest gedaan worden aan de verjaring. Hierover hebben we eerder al voorstellen ingediend, maar toen waren die niet bespreekbaar. De CD&V wilde toen aan het decreet geen komma veranderen. Aan het Vlaams Blok wil ik zeggen dat we van de problematiek op de hoogte zijn, en dat we nog nooit voorstellen van andere partijen hebben afgeschreven.
Op 10 februari 2003 diende de VLD een voorstel van decreet in, nadat de CD&V ook al een voorstel had ingediend. Na een tweetal hoorzittingen werden enkele amendementen ingediend. Uit het advies van de Raad van State bleek dat een aantal aanpassingen van het voorstel van decreet noodzakelijk waren.
Dit kon technisch worden opgelost door amendementen en subamendementen, maar om de leesbaarheid te behouden hebben we besloten het voorstel van decreet via één amendement te herschrijven. Dit amendement werd ingediend op 24 april 2003. Na de stemming verscheen de reflectienota van de CD&V, die geen enkele juridische meerwaarde bleek te hebben. Het belangrijkste gevolg was dat men pas na de verkiezingen over het decreet kon stemmen.
Met ons voorstel wilden we twee essentiële problemen oplossen : het probleem van de instandhouding van de bouwwerken, wat van het stedenbouwkundig misdrijf een voortdurend misdrijf maakt, en de problematiek van het vergund geacht zijn van gebouwen. Over dit laatste heb ik de oppositie niet horen spreken.
Onze fundamentele opmerking over het voorstel van de CD&V is dat het alleen een oplossing biedt voor de instandhouding en niet voor het vergund geacht karakter van de gebouwen.
Het voorstel gaat uit van een aantal belangrijke principes. Constructies waarvan kan worden aangetoond dat ze gebouwd zijn na de wet van 1962 maar vóór de definitieve vaststelling van de gewestplannen, worden geacht vergund te zijn.
U zegt dat de oppositie geen standpunt innam omtrent het al dan niet vergund geacht zijn van een gebouw na een verjaring. Wij maken duidelijk een onderscheid tussen de strafrechtelijke vervolging met alle risico's op herstel en afbraak en het verkrijgen van een vergunning. In uw eerste voorstel waarvan nu eigenlijk niets meer overblijft, stond dat alles wat van vóór 1 januari 1995 dateerde, geacht werd vergund te zijn. Zo kreeg iedereen een beloning voor zijn overtreding. Wij stelden voor dat men niet meer strafrechtelijk vervolgd zou kunnen worden wanneer men in een ver verleden een overtreding heeft begaan, maar wij zouden overtreders geen vergunning geven. Ze moeten zich houden aan de wetgeving en proberen om een regularisatie te bekomen.
Wij willen geen sociale en financiële drama's teweegbrengen omwille van overtredingen uit een ver verleden, maar overtreders moeten niet gelijkgesteld worden met mensen die wel de wet hebben gevolgd. U bent daarop moeten terugkomen onder druk van uw coalitiepartners.
Ik heb grote bewondering voor het politiek talent van de heer Lachaert die erin geslaagd is om dit allemaal bij elkaar te schrijven, maar daarmee is dit nog geen juridisch goed werkstuk geworden. (Applaus bij CD&V)
Op deze opmerking zal ik antwoorden in de loop van mijn betoog. Eerst wil ik enkele principes van het decreet belichten. Het begrip instandhouden wordt weggelaten, zodat het stedenbouwkundig misdrijf zijn voortdurend karakter verliest en een aflopend misdrijf wordt. Enkele sprekers hebben reeds gewezen op de drie uitzonderingen : de stedenbouwkundige misdrijven met onaanvaardbare hinder voor de omwonenden, de ernstige inbreuken op de essentiële stedenbouwkundige voorschriften en de inbreuken in ruimtelijk kwetsbare gebieden.
Het decreet zorgt ook voor het invoeren van het voorafgaandelijk en eensluitend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid voor alle vorderingen van de stedenbouwkundige inspecteur en van het college van burgemeester en schepenen in verband met stedenbouwkundige misdrijven. Dit geldt voor zover de feiten dateren van vóór 1 mei 2000. Oorspronkelijk hadden wij een andere datum genomen, maar de Raad van State merkte op dat de datum moest overeenstemmen met verantwoorde criteria. Daarom hebben we gekozen voor de ingangsdatum van het decreet van 18 mei 1999 over stedenbouw.
Het decreet voert ook het principe in van de toepassing van de meerwaarde voor zover de misdrijven gepleegd zijn vóór 1 mei 2000. Hierop zijn drie uitzonderingen : indien men het bevel tot staking niet heeft nageleefd, indien er zware hinder is voor de omwonenden en indien er een onherstelbare inbreuk is op de essentiële stedenbouwkundige voorschriften.
De rechtbank bepaalt autonoom de wijze en de termijn voor de uitvoering van de herstelmaatregelen. Verder wordt een stedenbouwkundig conformiteitsattest ingevoerd met financiële waarborg.
Deze maatregelen zijn een belangrijke aanzet tot het opruimen van het contentieux uit het verleden en geven voor de toekomst een duidelijk richting aan waarbinnen een stedenbouwkundig misdrijf door de overheid wordt benaderd en gesanctioneerd.
De toepassing van het voorstel van decreet houdt een grote uitdaging in. Men zal natuurlijk proberen het decreet op allerlei wijzen te ondergraven. Nu reeds verneem ik vanuit de administratie dat bepaalde pistes worden bewandeld om dit te bewerkstelligen. Zo zou men bij verjaring van het stedenbouwkundig misdrijf een burgerlijke procedure instellen. Dit is uitdrukkelijk niet de bedoeling van de decreetgever.
Ik zal niet toelaten dat mijn administratie dit decreet niet zou respecteren, naar de letter of naar de geest. Daarvoor heb ik echter tot nu toe geen enkele aanwijzing.
Men beweert eveneens dat iemand die zonevreemd woont al een inbreuk begaat op een essentieel bestemmingsvoorschrift. Dit is evenmin naar de geest van het decreet. De bewuste administratie ziet dan over het hoofd dat dit parlement het decreet op de zonevreemde woningen en gebouwen heeft goedgekeurd.
Ook hier mag er geen onduidelijkheid bestaan over de bepaling essentiële inbreuk op de bestemmingsvoorschriften. Dit kan geen betrekking hebben op zonevreemde woningen. Een villa in een natuurreservaat is een essentiële inbreuk op een bestemmingsvoorschrift, maar het feit dat men zonder vergunning een aanbouw doet in landbouwgebied is dat niet.
Er kan alleen een probleem rijzen indien men te maken heeft met herbouwen in plaats van verbouwen. Hierbij verwijs ik naar de discussie die we hebben gevoerd op 13 juni 2001.
Een derde punt is dat in de tekst van het voorstel van decreet uitdrukkelijk staat dat voor misdrijven waarvan de eigenaar kan aantonen dat ze gepleegd zijn vóór 1 mei 2000, in principe steeds het middel van de meerwaarde kan worden aangewend. Ik hoop dat de administratie daarmee rekening zal houden.
Ik heb in de commissie duidelijk gesteld dat het plegen van bouwmisdrijven na de verstrakking van het handhavingsbeleid op 1 januari 1995 als een bezwarend element moeten worden ingebracht in de discussie in de Hoge Raad voor het Herstelbeleid.
Ik ben verbaasd over de techniek die door de VLD wordt gehanteerd. De indiener probeert de tekst in een meer liberale richting te duwen door verduidelijkingen te vragen van de minister. Waarom heeft de heer Lachaert niet meteen geprobeerd een goede tekst te schrijven? (Applaus bij de CD&V en het VB)
Iedereen heeft wel al ervaring met de administratie. Zo beoordeelde men vroeger het 'liggen aan de uitgeruste weg'aan het feit of de postbode daar al dan niet passeerde.
De voorzitter kan getuigen dat een aantal van zijn opmerkingen op basis van dezelfde techniek, hebben geleid tot een aanpassing van het voorstel van decreet. Zo werd er meer rechtszekerheid gecreëerd.
Belangrijk is dat het voorstel van decreet een aantal anomalieën verhelpt.
Vooreerst wordt het principe van de verjaring ingevoerd voor alle stedenbouwkundige misdrijven die de ruimtelijke ordening en draagkracht in Vlaanderen niet essentieel in het gedrang brengen. De misdrijven die wel een essentiële inbreuk betekenen op de goede ruimtelijke ordening, blijven wel beteugelbaar.
Het tweede uitgangspunt is dat de rechterlijke macht beschikt over een grotere autonomie en een omvangrijker instrumentarium om een herstelmaatregel te bevelen. Vroeger konden hoven en rechtbanken nagenoeg geen genuanceerde herstelmaatregelen bevelen.
Ten derde kan men ontkennen dat het al dan niet hebben van een bouwvergunning in de periode vóór de definitieve vaststelling van de gewestplannen een weinig relevant criterium is voor de ruimtelijke draagkracht. Vandaar dat in dit voorstel terecht het vergund geacht karakter van de constructies die vóór de definitieve vaststelling van de gewestplannen werden opgericht, wordt aangenomen.
Ten vierde wordt een voorafgaand en eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid ingevoerd voor het instellen van de strafrechterlijke procedure en voor de uitvoering van de definitieve gerechtelijke uitspraak voor de misdrijven van vóór 1 mei 2000. Deze raad moet een aantal criteria vastleggen waarop hij zich zal baseren voor het uitbrengen van adviezen.
Het voorstel van decreet is niet volmaakt, maar heeft de grote verdienste het begrip verjaring voor het eerst in de regelgeving van de ruimtelijke ordening en stedenbouw op de kaart te zetten. Bovendien is het voorstel een genuanceerde benadering, die rekening houdt met de verschillende stedenbouwkundige realiteiten.
De technische invulling van het nieuwe kader was soms moeilijker dan de politieke discussie erover, wat de oppositie ook beweert.
Voor de toekomst mag men geen vrijgeleide geven voor het plegen van allerlei stedenbouwmisdrijven op het gevaar af dat we binnen enkele jaren opnieuw dezelfde oefening moeten maken. De gemeenten moeten geresponsabiliseerd worden : zij zijn de eerste detectoren van stedenbouwmisdrijven en dienen die af te blokken. Ook de diensten van de stedenbouwkundige inspectie moeten worden uitgebouwd. Na 1 mei 2000 moet iedereen zich aan het bestaande instrumentarium houden.
Dit voorstel van decreet betekent een belangrijke stap in de herschikking van de regelgeving inzake stedenbouw. Het moet ongetwijfeld nog aan zijn toepassingswaarde worden getoetst. Indien nodig zullen we in onderling overleg nog aanpassingen aanbrengen.
Eerst en vooral wil ik de verslaggever bedanken voor zijn uitgebreide verslag. We staan voor de vierde substantiële aanpassing van het decreet van 18 mei 1999. Bij die vier wijzigingen hebben we telkens dezelfde logica gevolgd. De uitgangspunten waren telkens : het nastreven van redelijkheid en billijkheid, gekoppeld aan maatschappelijke aanvaardbaarheid.
Bij elke decreetswijziging hebben we geprobeerd rechtzekerheid te koppelen aan een goede en maatschappelijk aanvaardbare ruimtelijke ordening.
Ik dank iedereen die heeft bijgedragen tot de totstandkoming van dit voorstel van decreet. Ik roep alle democratische partijen op dit voorstel goed te keuren. We hebben lang gediscussieerd in commissie en er kan discussie bestaan over het peterschap van dit voorstel van decreet. Deze vraag doet echter niet ter zake. Elke democratische partij is verantwoordelijk voor het rechtzetten van de fouten uit het verleden.
Dit voorstel van decreet biedt het ideale kader om het historisch passief aan te pakken. Het spreekt voor zich dat eventuele uitspraken van hogere rechtscolleges dit voorstel van decreet verder zullen interpreteren.
Eén mei 2000 is voor mij de breuklijn. Alles van vóór die datum moet afgehandeld worden door de Hoge Raad voor het Herstelbeleid. Na die datum voeren we een zero-tolerancebeleid door een correct vergunningenbeleid te koppelen aan een doordacht handhavingsbeleid. De laatste jaren hebben we voor een soepel kader gezorgd waarbinnen een ordentelijk vergunningenbeleid gevoerd kan worden. Ik aanvaard geen nieuwe achterstand in het afleveren van bouwvergunningen.
Ik heb steeds gepleit voor preventie. Het conformiteitsattest in combinatie met het vergunningenregister vormt de ideale basis. We zullen niet nalaten repressief op te treden. Dat houdt in dat we snel optreden aan de hand van het stakingsbevel en dat de hoge boetes systematisch worden toegepast en geïnd. We blijven ook dwangsommen heffen. Door en agressief en sensationeel optreden dreigen we het maatschappelijk draagvlak te verliezen. Dat betekent echter niet dat we laks zullen worden. De slagkracht van de stedenbouwkundige inspectie moet vergelijkbaar worden met die van de milieu-inspectie om de gesel van de bouwovertredingen te stoppen.
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet van de heren Lachaert, Wille, Devolder, mevrouw Guns en de heer De Gucht houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, wat het handhavingsbeleid betreft.
- De stemmingen over de amendementen over de artikelen 2, 3, 4 en 7 en over de artikelen 2, 3, 4 en 7 worden aangehouden.
- De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 15 uur 30 de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.