Verslag plenaire vergadering
Voorstel van decreet houdende wijziging van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap en van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen, wat de taalregeling in het hoger onderwijs betreft
Voorstel van resolutie betreffende de implementatie van de Sorbonne- en Bolognaverklaring
Voorstel van resolutie betreffende het gebruik van Nederlandstalige graden voor het hoger onderwijs
Voorstel van resolutie betreffende het gebruik van het Engels in het hoger onderwijs
Verslag van het verzoekschrift over het behoud van het Nederlandstalig karakter van het hoger onderwijs
Voorstel van bijzonder decreet houdende opheffing van het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen, wat het Universitair Centrum Antwerpen betreft
Voorstel van decreet houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen
Voorstel van bijzonder decreet houdende de deelname van gemeenschapsinstellingen aan de associaties in het hoger onderwijs
Verslag
ONTWERP VAN DECREET, VOORSTELLEN VAN BIJZONDER DECREET, VOORSTELLEN VAN DECREET, VOORSTELLEN VAN RESOLUTIE EN VERZOEKSCHRIFT
Herstructurering van het hoger onderwijs
Algemene bespreking
De voorzitter : Aan de orde zijn het ontwerp van decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, het voorstel van decreet van de heer Sannen houdende wijziging van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap en van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen, wat de taalregeling in het hoger onderwijs betreft, het voorstel van resolutie van de heren Martens, Vanleenhove en De Meyer en mevrouw Heeren betreffende de implementatie van de Sorbonne- en Bolognaverklaring, het voorstel van resolutie van de heer Dewinter betreffende het gebruik van Nederlandstalige graden voor het hoger onderwijs, het voorstel van resolutie van de heren Librecht, Huybrechts en Van Hauthem betreffende het gebruik van het Engels in het hoger onderwijs en het verzoekschrift betreffende het behoud van het Nederlandstalig karakter van het hoger onderwijs, die door de commissie in samenhang zijn behandeld met dien verstande dat het ontwerp van decreet als basis voor de bespreking werd genomen. Wij volgen hier dezelfde werkwijze.
Ik stel voor dat we deze bespreking koppelen aan de bespreking van het voorstel van bijzonder decreet van de heer Voorhamme, mevrouw Demeester-De Meyer en de heren Lauwers, van den Abeelen en Vermeulen houdende opheffing van het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen, wat het Universitair Centrum Antwerpen betreft; het voorstel van decreet van de heer Voorhamme, mevrouw Demeester-De Meyer en de heren Lauwers, van den Abeelen en Vermeulen houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen en het voorstel van bijzonder decreet van de heren Martens, Van Baelen, Voorhamme, Holemans, De Cock en Callens houdende de deelname van gemeenschapsinstellingen aan de associaties in het hoger onderwijs. (Instemming)
De algemene bespreking is geopend.
verslaggever : Het constructieve debat dat we in de commissie hebben gevoerd over dit onderwerp heeft geleid tot een aantal belangrijke aanpassingen en tot een voorstel van bijzonder decreet.
In het kaderdecreet over de herstructurering van het Vlaams hoger onderwijs gaat men in op de Bolognaverklaring. Men gaat uit van één Vlaamse hogeschoolruimte. De instellingen kunnen het onderwijsaanbod optimaliseren door een betere regionale spreiding. Het decreet biedt kansen inzake herkenbaarheid, flexibiliteit en internationale mobiliteit. Het democratisch karakter van het hoger onderwijs komt niet in het gedrang.
Het ontwerp van decreet wil ook een systeem van accreditering invoeren. Dat is een formele erkenning van de basiskwaliteit van elke opleiding. Het accrediteringsorgaan legt zijn eindoordeel autonoom vast, los van de instellingen en van de overheid.
Er wordt extra geld uitgetrokken voor projectmatig wetenschappelijk onderzoek, voor de BAMA-hervorming en voor de universiteiten.
Over dit ontwerp van decreet werden enkele concrete opmerkingen gemaakt. Men vroeg zich af of er voldoende maatschappelijk debat is geweest over deze hervorming.
Sommige sprekers maakten opmerkingen over de snelle invoering van de hervorming, wat door anderen werd weerlegd gezien de lange voorbereidingstijd.
Men vroeg zich af of zestig studiepunten voldoende zijn voor het behalen van een mastersdegree. De discussie over de duurtijd van de studie hangt daarmee samen.
Er werden enkele amendementen ingediend op de taalartikelen in het ontwerp van decreet. In de bacheloropleidingen zijn de mogelijkheden voor anderstalig onderwijs minimaal. Voor de mastersopleidingen werd het vertrouwen in het bestuur van de instellingen bevestigd. Het Nederlands is en blijft de onderwijs- en bestuurstaal in Vlaanderen.
Voor het zomerreces zou er een specifiek decreet worden neergelegd waardoor de opleidingen van het OSP die in aanmerking komen voor accreditatie op dezelfde manier zullen worden behandeld als de andere opleidingen.
Het aantal opleidingen zou worden uitgebreid, vooral in West-Vlaanderen en in beperkte mate ook in Limburg.
Er was aandacht voor de moeilijke financiële situatie van de hogescholen, ondanks de bijkomende middelen.
Wie nu regent of licentiaat is, kan de titel van bachelor of master voeren.
Er zijn nog een aantal aanbouwdecreten nodig inzake flexibiliteit, studiefinanciering en lerarenopleiding. Een aantal opmerkingen en resoluties werden mee opgenomen in het ontwerp van decreet.
Het bijzonder decreet betreffende de deelname van de gemeenschapsinstellingen in het hoger onderwijs biedt de mogelijkheid om bevoegdheden in te brengen in het gemeenschappelijk beheer van de associaties.
Het voorstel van bijzonder decreet betreffende de universiteiten wil de vier Antwerpse universiteiten laten opgaan in één universiteit. Dat is een ongekend voorbeeld van rationalisatie. Deze samenwerking is een gevolg van het Bolognaproces. Dit voorstel van decreet is gekoppeld aan een regeling van de academische opleidingen en van de bestuursstructuur van de universiteiten.
Al deze voorstellen en ontwerpen van decreet werden met een ruime meerderheid goedgekeurd.
Namens mijn fractie wil ik dit ontwerp van decreet in een breder perspectief plaatsen. Na de tweede wereldoorlog is men -vanuit een economische invalshoek - begonnen met de Europese integratie.
Na vijftig jaar vertoont de Europese structuur evenwel nog steeds een democratisch deficit. Er is weinig aandacht voor het creëren van een culturele ruimte, wat niet betekent dat de culturele eigenheid van van de diverse landen en regio's zou moeten verdwijnen.
Onderwijs is binnen een culturele ruimte het geschikte instrument om het respect voor de verschillende culturen te realiseren. In het hoger onderwijs werden enkele elementen ingebouwd die daartoe kunnen bijdragen, onder meer het stimuleren van studenten om in een ander Europees land te studeren en de ECTS-studiepunten. Een voorwaarde is wel dat het onderwijs in de verschillende lidstaten een vergelijkbare structuur heeft.
Dergelijke ingrepen zijn ook noodzakelijk om het Europees hoger onderwijs internationaal interessanter te maken.
Ook binnen Europa vormt de ondoorzichtige diplomastructuur een rem. De uitbouw van de kenniseconomie vergt een grotere mobiliteit van de arbeidskrachten, zeker in de nieuwe sectoren. Ook de taalbarrière kan een rem vormen.
Deze doelstellingen, namelijk een internationaal herkenbare diplomastructuur en het invoeren van minimale kwaliteitsnormen, zonder daarom een eenheidsstelsel te realiseren, vormen de kern van het Bolognaproces.
Dit ontwerp van decreet legt de basis om het Vlaams Hoger Onderwijs in die grote Europese beweging in te schakelen. BAMA is ook een belangrijke inhoudelijke operatie. Opleidingen worden opnieuw geformuleerd. Misschien zal een studieduurverlenging voor een aantal opleidingen opnieuw moeten worden overwogen.
Deze ontwikkeling houdt een aantal gevaren in. Een eerste gevaar betreft een mogelijke nivellering naar beneden. Het Vlaams hoger onderwijs behoort nu tot de koplopers in Europa. De accreditatie legt minimale standaarden vast. Het gevaar bestaat dat men dat minimum als de norm gaan aanzien. Wij menen dat men ook hoger moet durven mikken.
Wij vragen ons ook af of elke opleiidng aan elke instelling moet geaccrediteerd worden. Zullen de instellingen niet proberen om elke opleiding door de accreditering te halen?
Op korte termijn moet men een debat voeren over de wensbaarheid om naast het credit-systeem ook een post-secundaire volwasseneneducatie op te richten. In die nieuwe structuur zouden alle aanbieders in een duidelijk opleidingsprofiel worden samengebracht. Is het in dit licht wel mogelijk de hogeschoolstructuur verder te laten bestaan?
Het verbaast me dat u pleit voor een nieuwe structuur. De sterke kant van de huidige structuur is dat een aantal breuklijnen worden doorbroken en waarbij men een traject ontwikkelt waarin mensen op een bepaald moment kunnen inpikken om een attest te behalen. Nieuwe structuren zouden die dynamiek aan banden kunnen leggen en zorgen voor een versterking van de bureaucratisering. Momenteel heeft het hoger onderwijs veel zuurstof gekregen en kan men bouwen aan een eigen dynamiek.
Onze visies verschillen niet zo erg van elkaar. Het credit-systeem is belangrijk en kan kaderen in een project dat leidt tot levenslang leren. Verder komen de opleidingen in de hogeschool in een binair systeem terecht. Ik vrees dat er zo een spanningsveld zal ontstaan binnen de structuur van de hogescholen. Zouden de 2-cycliopleidingen niet snel universitair worden?
Men kan zich afvragen of alle opleidingen geacademiseerd of geaccrediteerd moeten worden. De verscheidenheid zou kunnen verloren gaan als iedereen door de academic drift tracht een BA te behalen. Een debat is ook noodzakelijk als we moeten vaststellen dat bepaalde opleidingen hun accreditatietest niet doorstaan.
Er dreigt ook een gevaar voor bureaucratisering door een ver doorgedreven kwaliteitsbewaking. In het Verenigd Koninkrijk werd duidelijk aangetoond hoe een dergelijk systeem kan ontsporen. Samen met Nederland opteert Vlaanderen om de accreditatie te laten aansluiten bij het reeds bestaande systeem van visitaties, en geen parallelstructuur op te richten. Men moet echter opletten dat dit geen zware bijkomende last wordt voor de instellingen. De minister moet naast een toenemende werkdruk ook een bijkomende financiële kost in rekening brengen.
Een ander probleem is het gevaar voor privatisering, hoewel dit los staat van de discussie rond de BAMA-hervorming. De Vlaamse overheid stelt als prioriteit om elke talentvolle jongere of volwassenen onderwijs te laten volgen zonder socio-economische hindernissen. Men kan zich afvragen of dit mogelijk is in de snel evoluerende Europese hoger onderwijsruimte.
Zal het masterniveau wel kunnen standhouden? Welk financieringssysteem zal men toepassen voor jongeren die in het buitenland willen studeren? Er bestaat het gevaar dat het hoger onderwijs zich met twee snelheden zal ontwikkelen, afhankelijk van het feit of een student om socio-economische redenen al dan niet naar het buitenland kan gaan om zijn opleiding te vervolledigen.
Associaties kunnen een goed instrument zijn tegen het watervalsysteem en het groot aantal mislukkingen. De concurrentie tussen de instellingen en het gebrek aan kennis over elkaars opleidingen hebben samen met een gebrekkige structuur van de studiepunten gezorgd voor een rem op het uitbouwen van geïndividualiseerde studietrajecten en brugprogramma's. Doordat instellingen binnen een associatie niet langer concurrenten zijn, zal men een groot deel van deze beperkingen kunnen opheffen. Hopelijk komt men zo tot rationalisatie en optimalisatie van de opleidingen. De associaties moeten de vrije toegang tot het hoger onderwijs vrijwaren en meer oog hebben voor flexibele studietrajecten die verspreid doorheen de tijd worden vervolledigd.
Er is een differentiatie tussen de instellingen en de opleidingen. Op Europees niveau werken instellingen steeds meer samen, zodat men stilaan komt tot de uitbouw van netwerken van Europese universiteiten. Instellingen moeten zich profileren binnen deze netwerken op vlak van onderwijs en onderzoek. Ook de Vlaamse universiteiten zullen hun eigen profiel moeten opbouwen. (Applaus bij de VLD, sp.a, Agalev en VU&ID)
- De heer Johan De Roo, eerste ondervoorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
De voorbije maanden zijn er veel voor- en tegenargumenten geuit over de Bologna-verklaring. Vlaanderen staat vandaag economisch sterk op Europees vlak, maar is politiek gezien nog steeds een dwerg. De positie van het onderwijs zal sterk afhangen van de handelingen die nu worden genomen met dit structuurdecreet. Dit decreet zal de opportuniteit bieden op Europees niveau om tot meer transparantie te komen.
Het debat rond de Bologna-verklaring was hevig. Er waren talrijke adviezen van de VLIR, de VLOR, de VLORA en verscheidene studentenorganisaties. De pers en studentenpublicaties hebben aan het onderwerp ruime aandacht geschonken. De oppositiepartijen N-VA en CD&V hebben verscheidene vragen en resoluties ingediend tijdens de hoorzittingen in de commissie.
Ik zal even in het Latijn antwoorden. 'Verba volant et scripta manent.'
Men kan zeker heel wat kritiek leveren op de manier waarop alles werd voorbereid. De minister heeft een inspanning geleverd om een brede werkgroep dit ontwerp te laten voorbereiden. Dit lukte met vallen en opstaan. Er waren zeker een aantal ongelukkige monumenten. De leden van de werkgroep toonden een groot engagement. De achterban werd echter niet altijd voldoende op de geïnformeerd.
Verder is er ook de verantwoordelijkheid van de universiteiten en de hogescholen. Ook zij communiceerden niet altijd even voldoende en even open. De discussies werden er pas laat gevoerd en raakten, door de zorgen van alledag, al snel op de achtergrond.
Ook de christen-democraten werden pas laat in het gesprek betrokken. Dit lag niet aan de minister maar wel aan haar voorzitter. De heer De Gucht had van de KUB immers een fetisj gemaakt. Gelukkig heeft mevrouw de minister haar verantwoordelijkheid opgenomen en heeft ze ervoor gezorgd dat de impasse doorbroken werd.
Het gesprek met CD&V kwam er op het ogenblik dat duidelijk werd dat zowel de universiteiten als de hoge scholen pertinente vragen stelden. CD&V wilde niet participeren om te particeperen. De christen-democraten beseften echter dat dit soort van decreetgeving een breed draagvlak vraagt. Meerderheid en oppositie moeten dan ook samenwerken voor deze grondige hervormingen. De materie immers te veel belangrijk.
In vergelijking met de Franstalige en Zuiderse landen, staat Vlaanderen er nog niet zo slecht voor. In Vlaanderen reageerde men immers behoorlijk allert en gevat en zit op het spoor van Nederland en de meer Noordelijk gelegen landen. Hier kijkt men in ieder geval niet de kat uit de boom en kan men aansluiten bij de cultuur die er in het eigen land en gemeenschap heerst. Het is een goede zaak dat wij proberen om een eigen koers te varen.
De huidige tekst is, al bij al, een verdedigbare vertaling van een aantal kernelementen van de Bolognaverklaring.
De huidige structuur is een soort van lappendeken. Dit heeft een zekere charme. Het is echter zeer de vraag of deze werkwijze ook kan toegepast worden op het onderwijs. Persoonlijk denk ik van niet. Breuklijnen breken carrières. Met de nieuwe structuur worden alvast een aantal breuklijnen verdund. Men zet een aantal stappen tot een zeker continuüm. Dit gebeurt zeker nog niet voldoende, maar de trend is alvast gezet.
Men moet er zich ook voor hoeden dat er langs de ene kant een proces van academisering ontstaat en dat er langs de andere kant opleidingen van één cyclus ontstaan waarbij men niet aan het grote verhaal kan deelnemen. Door de upgrading van de kwaliteitsgerichte dynamiek, kunnen een aantal jongere mensen met minder capaciteiten zich misschien minder ontwikkelen. Een zekere waakzaamheid is dus zeker geboden.
Breuklijnen moeten dus verder afgebouwd worden. Op termijn zou ook de breuklijn tussen professionele en academische bachelors schijn kunnen zijn. Vandaag stelt men immers alvast dat opdeling tussen de 'wetenschappelijke' universiteiten en 'beroepsgerichte' hogescholen niet meer klopt. Men heeft elkaar nodig. Vele opleidingen aan de universiteit hebben immers ook een bepaald deel van de arbeidsmarkt voor ogen.
Van in den beginne had men moeten werken met 'credits'. Bouwstenen zijn eigenlijk de actoren waarmee curricula kunnen opgebouwd worden. Men is er echter nog niet aan toe om deze oefening te maken. Men mag echter niet te lang wachten. Ik vraag dan ook dat er al een aantal stappen zouden gezet worden en dat er een kader zou geschapen worden om de credits goed te definiëren. Op die manier is er een nieuwe dynamiek mogelijk.
Collega Martens pleit voor de uitbouw van een 'academic dress'. Verder is hij er voorstander van om, op het niveau van de bachelors, tot een nauwe samenwerking te komen van de universiteiten en de hogescholen.
In mijn tussenkomst verwees ik naar de knelpunten. Ik vrees dat het model dat collega Martens voorstelt, de toegang tot het hoger onderwijs gigantisch zal bemoeilijken.
Ik begrijp de opmerking van collega Van Baelen niet. 'Credits' zijn net de basiselementen van waaruit men modules opbouwt en een breder traject definieert. Dit laat precies toe dat mensen op hun eigen ritme en met hun eigen mogelijkheden een eigen traject uittekenen. Aansluitend bij de Vlir benadruk ik precies het belang van de creditering.
Accreditatie is een tweede element van dit ontwerp van decreet. Het is een vorm van meta-evaluatie. Wij dreigen ons hier echter blind te staren op een model dat in Nederland al meer dan een jaar in werking is. We hebben op dit vlak nog veel werk te verrichten. Er is immers nog veel gedaan. Nederland kan een interessante partner zijn wegens de vergelijkbaarheid van het Nederlandse onderwijssysteem met het onze.
Men moet pogen om het netwerk van bondgenoten rond accreditering verder uit te bouwen. Met de accreditatie nadert het uur van de waarheid. De grote elementen van een opleiding zullen zich dan immers kristaliseren rond kwaliteit, doelmatigheid en maatschappelijke relevantie. Oude ideologische tegenstellingen zullen dan opgeborgen kunnen worden.
We moeten ons er wel voor hoeden om de hogescholen en universiteiten te gaan belasten met een reeks van bureaucratische procedures. Zij worden immers al geconfronteerd met een en ander. De te doorlopen procedures moeten dan ook goed op elkaar worden afgestemd.
Ook vanuit het oogpunt van de rechtszekerheid ben ik niet geneigd om de lasten voor de hogescholen en universiteiten te relativeren. Hoe complexer de rechtszekerheid is, hoe meer aanleiding er voor betwisting is. Een kaderwetgeving geeft het minst aanleiding tot betwisting.
Voor de akkreditatie moet er tevens een goede democratische controle uitgewerkt worden. De Taalunie is verdragsrechterlijk tot stand gebracht met een eigen parlement.
Een derde belangrijk element is het feit dat vrijheid en verantwoordelijkheid een hoger realiteitskarakter krijgen.
Ik stel voor om de accreditatie op de agenda van de interparlementaire commissie voor de Taalunie te plaatsen.
Vrijheid en verantwoordelijkheid zijn beduidend groter geworden. Ik denk daarbij aan de vrijheid om partners te kiezen binnen een samenwerkingsverband. Al wordt op dat punt één jammerlijke uitzondering gemaakt voor de KUB. De mate waarin geïntegreerd wordt is eveneens vrij waardoor de grote universitaire ruimte een stap dichterbij komt. Ook de besluitvorming is vrij.
Ondanks de vrijheid om een parter te kiezen zijn veel samenwerkingsverbanden op ideologische gronden gegroeid.
Dat is niet zozeer de schuld van de instellingen, maar wel van het beleid. Bovendien merk ik dat enkele katholieke hogescholen in een gemengd verband zijn gestapt. Voor de liberalen betekent vrijheid blijkbaar vrij zijn om te doen wat zij goed vinden.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
Het decreet bevat enkele beperkingen. Zo is de tijdsdruk groot, al kan enige tijdsdruk tot grote prestaties leiden. De discussie over de studieomvang en studieduur is nog lang niet afgerond. De heer Vandenbroeke pleit voor een lineaire verlenging, maar de VLIR pleit uit financiële en sociale overwegingen voor voorzichtigheid. Niet alleen de duur is van belang, ook de last.
De financiering van de hogescholen vormt echter het grootste probleem, ondanks de inspanningen van deze en de vorige regeringen. Er is een probleem op het niveau van de basisfinanciering en op het niveau van de academisering. Voorts zorgen concrete opdrachten als visitaties en omvorming voor een grote financiële belasting. Er is de financiële factuur, de vergrijzing, de manke indexering, de gesloten enveloppe ondanks het stijgend aantal studenten enzovoort.
Op deze manier worden de hogescholen de zwakke schakel in elke associatie. Per hogeschoolstudent wordt 5500 euro uitgetrokken. Per universiteitsstudent 13.000 euro. Omdat we de werkdruk van het personeel niet opnieuw kunnen verhogen is een financiële injectie nodig en moeten we afstappen van de geslotenenveloppefinanciering. We hebben herhaalde malen gevraagd om een symbolische inspanning te leveren tijdens de begrotingscontrole. Dat zou bewijzen dat de Vlaamse regering het probleem erkent en bereid is op korte termijn substantiële stappen te zetten. Dat is helaas niet gebeurd omdat deze regering zich vergallopeerd heeft.
Het regeerakkoord bepaalt dat de sociale voorzieningen gelijkgeschakeld zouden worden voor alle studenten. Het basisonderwijs zou kosteloos worden. Alle kinderen zouden gelijk behandeld worden. Gelijke kansen en zorgverbreding zouden uitgebouwd worden. Ik vrees dat deze regering er niet meer in zal slagen extra middelen vrij te maken voor het onderwijs. Hoe kijkt minister Vanderpoorten aan tegen deze problemen? Kan zij het onderwijs nog enig perspectief bieden?
De positie van het hoger onderwijs voor sociale promotie (HOSP) ligt gevoelig. In het decreet van 1994 over het hoger onderwijs zijn we er niet in geslaagd het HOSP een nieuwe positie te geven. In het decreet van 1998 over het volwassenenonderwijs evenmin. Deze keer slagen we er wel in om het HOSP perspectief te bieden, ook al blijven er nog enkele vragen open. Het HOSP kan zich aan dezelfde kwaliteitscontrole onderwerpen als de andere hogescholen. Als ze even goed scoren, kunnen ze in een associatie stappen. Dat is een hoopvol perspectief mits we studenten en instellingen op korte termijn zekerheid bieden dat de diploma's volwaardig erkend zullen worden.
Het kunstenonderwijs heeft het decreet van 1994 nog altijd niet verwerkt. Het heeft geen zin hun nog meer tijd te gunnen. We moeten ze in het water duwen en ze zullen wel zwemmen. Academisering betekent wetenschap en wetenschappelijk onderzoek. Maar wat betekent dat precies in de kunstensector?
Het structuurdecreet is nog niet af. CD&V is er in overleg met het kabinet en de meerderheid in geslaagd enkele substantiële wijzigingen aan te brengen. Ik denk aan de versterking van de associatie, de optimalisering van het onderwijsaanbod, de verstering van de financiering van het 1-cyclusonderwijs en de bescherming van het Nederlands. Ik ben ervan overtuigd dat we op het goede spoor zitten.
Dit ontwerp van structuurdecreet is een nieuwe uitdaging, die kans op slagen heeft als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt. Een aantal voorwaarden moeten wel vervuld zijn, onder meer moeten er voldoende financiële middelen zijn. Ik hoop dat de minister ons op dat vlak kan geruststellen. (Applaus bij CD&V en VU&ID)